direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen - 1
Plan: Puttense Dreef oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80193-0301

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor `Wonen - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen, paden e.d ;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  • c. binnen een bouwperceel mag slechts één woning worden gerealiseerd;
  • d. een hoofdgebouw mag uitsluitend uit 2 bouwlagen bestaan;
  • e. de goothoogte mag niet bedragen dan 3,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • g. de dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder dan 35o en niet meer dan 50o bedragen;
  • h. de dakvorm dient een gelijkbenig zadeldak te zijn;
  • i. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding -1 geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw is zoals aangegeven in bijlage 3 van deze regels;
  • j. maximaal 70% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bebouwd worden ten behoeve van het hoofdgebouw;
  • k. een kelder mag gerealiseerd te worden ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen' en 'bouwvlak'.
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen' en 'bouwvlak';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m2 voor de bouwpercelen tot 750m2 en voor de overige bouwpercelen maximaal 10% van het bouwperceel, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 60% van het binnen gelegen gedeelte van het bouwperceel;
    • 2. de oppervlakten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd, worden in mindering gebracht op de in dit lid genoemde oppervlaktematen en percentages;
  • c. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • d. indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een kapconstructie worden gebouwd dan dient dit een gelijkbenig zadeldak te zijn;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding onbebouwde zijde' dient het perceel onbebouwd te blijven.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 2 m.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:

  • a. de in lid 6.2.2 onder a voor overschrijding van de bebouwingsgrenzen met ten hoogste 1 meter ten behoeve van erkers, balkons, luifels en reclametoestellen, alsmede naar de aard daarmee vergelijkbare delen van bouwwerken.
  • b. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
    • 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    • 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    • 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
    • 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:

de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:

  • a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  • c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  • e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
  • f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.