direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk - 2
Plan: Halve Maan 2013 (De Lieven-Drents Dorp)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80182-0301

Artikel 10 Maatschappelijk - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Maatschappelijk - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in artikel 1.44 geen geluidgevoelige functies zijn toegelaten;

met daarbij behorende:

  • b. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en dienstverlenende bedrijven voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bijgebouwen en aan-en uitbouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  • b. als maximale bouwhoogte van gebouwen geldt de hoogte die op de verbeelding is aangegeven binnen de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de goot- en bouwhoogte, kapvorm, dakhelling en nokrichting van het hoofdgebouw dient te worden uitgevoerd conform de bestaande situatie;

10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen' en 'bouwvlak';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m2 met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 65% van de oppervlakte van het bouwperceel voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak';
    • 2. 100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 % van de oppervlakte van het bouwperceel voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'en voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. in afwijking van het bepaalde onder sub b geldt het bebouwingspercentage dat op de verbeelding is aangegeven binnen de maatvoering 'maximale bebouwingspercentage';
  • d. de oppervlakten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd, worden niet in mindering gebracht op de in dit lid genoemde oppervlaktematen en percentages;
  • e. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder sub d geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de goot- en bouwhoogte, alsmede de dakvorm, dakhelling en nokrichting van het bijgebouw dient te worden uitgevoerd conform de bestaande situatie;
  • g. voor zover bestaande situatie afwijkt van het bepaalde onder a, en/of b, en/of d, gelden die afwijkingen als maxima.

10.2.3 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m2 bedragen.

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m mag is;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:

  • a. de in lid 10.2.2 onder d genoemde maximale goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen, indien zulks wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van de aan-/uitbouw of het bijgebouw bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
  • b. het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
    • 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    • 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    • 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
    • 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3,5 m bedraagt.

10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
10.5.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen;

10.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 10.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. sloopwerkzaamheden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  • b. sloopwerkzaamheden als gevolg van het normale onderhoud en beheer;
  • c. sloopwerkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen was verleend;
  • d. sloopwerkzaamheden die op het moment van kracht worden van dit plan reeds in uitvoering zijn.
10.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die sloopwerkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden ontstaan of kunnen ontstaan.