direct naar inhoud van 9.3 Burgerparticipatie
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80096-0301

9.3 Burgerparticipatie

9.3.1 Informatie-avond

Om betrokkenen in een vroeg stadium te informeren over het nieuwe bestemmingsplan Binnenstad is voorafgaand aan de samenspraakprocedure op dinsdag 6 november 2012 een informatieavond gehouden over het concept van het plan. Deze avond dat vanaf 19.30 uur tot 21.30 uur plaatsvond in de Bibliotheek in de 'Witte Dame' aan de Emmasingel werd goed bezocht. Omdat slechts een beperkt aantal belangstellenden de presentielijst hebben ingevuld kan niet exact worden bepaald de grootte van de opkomst en tot welke geleding (bewoners, ondernemers, belangengroeperingen) de belangstellenden behoren. Ruw geschat waren er ongeveer 100 belangstellenden waarvan een groot aantal bewoners van de binnenstad zijn. Van de overige geledingen was er, behoudens van belangengroeperingen op het gebied van cultuurhistorie, slechts een klein aantal aanwezig. De uitnodiging voor deze avond is middels een wijkinfo op alle adressen binnen het plangebied bezorgd. Ook zijn de diverse ondernemersverengingen en instellingen zoals onder andere woningbouwverengingen, Trefpunt Groen Eindhoven, Van Abbestichting etc. voor deze avond uitgenodigd.

Conform het programma van de avond, zoals is aangekondigd in de wijkinfo, is na een introductie een tweetal presentaties gegeven en aansluitend de inloopavond.

De eerste presentatie is van de heer Paul Meurs van SteenhuisMeurs BV uit Schiedam over het cultuurhistorisch onderzoek van het plangebied dat als onderlegger heeft gediend voor het bestemmingsplan. Daarbij is het onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van Eindhoven en de verschillende fases van de groei tot de huidige binnenstad geschetst. Tevens is gewezen op de verschillende cultuurhistorisch waardevolle structuren en objecten uit het verleden. De kenmerken van de cultuurhistorische waarden zijn beschreven en gewaardeerd. Het resultaat daarvan en aanbevelingen voor de input voor het bestemmingsplan zijn in het onderzoeksrapport vastgelegd.

Bij de tweede presentatie, die werd verzorgd door mevrouw Solange Beekman, hoofd van de afdeling Stedenbouw van de sector Openbare Ruimte Verkeer & Milieu van de gemeente Eindhoven, is ingegaan op de aanleiding, het karakter en de procedure van het bestemmingsplan. Bij de toelichting over de aanleiding voor het maken van het bestemmingsplan Binnenstad is gewezen op de wettelijke plicht om het gehele gemeentelijke grondgebied te beleggen met actuele bestemmingsplannen. Voor de bestemmingsplannenpraktijk betekent dit dat bestemmingsplannen om de tien jaar geactualiseerd dienen te worden. Omdat het huidige bestemmingsplan voor de binnenstad al langer dan deze termijn van kracht is, is het noodzakelijk dat het wordt geactualiseerd. Als andere aanleiding voor het maken van dit bestemmingsplan is genoemd de status van het huidige bestemmingsplan. Door enkele rechterlijke uitspraken zijn bepaalde onderdelen van het bestemmingsplan onverbindend verklaard. Als laatste onderdeel van deze presentatie is de procedure beschreven die moet worden doorlopen om in juli 2013 te kunnen voorzien in een geactualiseerd bestemmingsplan. Daarbij is medegedeeld dat op korte termijn na de informatieavond en in het vervolg van de procedure het bestemmingsplan met de toelichting digitaal raadpleegbaar en beschikbaar zal zijn. Na afsluiting van de presentatie is gewezen op de daaropvolgende inloopavond waar men voor eventuele vragen over het bestemmingsplan en de procedure bij de aanwezige medewerkers van de gemeente terecht kan. Ook is gewezen op de formulieren voor op- en aanmerkingen om een reactie op het bestemmingsplan schriftelijk kenbaar te maken. Voor de inloopavond zijn in de ruimte van de bibliotheek een aantal plankaarten en informatieborden opgesteld en een aantal exemplaren van de regels en toelichting van het bestemmingsplan en de rapportage van het cultuurhistorisch onderzoek ter raadpleging neergelegd. Vele aanwezigen zijn door alle medewerkers van de gemeente te woord gestaan en geïnformeerd. Bij de inventarisatie van de reacties over het bestemmingsplan na afloop van de inloopavond bleek dat slechts 4 formulieren met op- en aanmerkingen zijn ontvangen. Enkele reacties zijn door de betrokken medewerkers schriftelijk vastgelegd.

9.3.2 Samenspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Binnenstad heeft in het kader van de samenspraak vanaf donderdag 6 december 2012 voor een periode van vier weken tot en met 2 januari 2013 voor een ieder ter inzage gelegen op het Inwonersplein in het Stadskantoor. Ook was het bestemmingsplan digitaal te raadplegen en beschikbaar via de gemeentelijke website http://www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Gedurende de inzage termijn is het voor iedereen mogelijk om schriftelijk een mening over het voorontwerp van dit bestemmingsplan kenbaar te maken. De bekendmaking van de ter inzage legging van het bestemmingsplan met de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen is gepubliceerd in de editie van het weekblad Groot Eindhoven van 5 december 2012. De bekendmaking heeft tevens digitaal plaatsgevonden in de rubriek officiële publicaties onder nieuws van de gemeentelijke website.

Naar aanleiding van de ter inzage legging zijn de volgende reacties ontvangen:

  • 1. D. en P. Bosman, Stratumsedijk 6, 5611 ND Eindhoven, bij brief van 21 december 2012, ontvangen op 24 december 2012 en geregistreerd onder nr.12ink19287;
  • 2. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven, De Stoutheuvel 92a, 5632 MS Eindhoven, bij brief van 28 december 2012, ontvangen op 31 december 2012 en geregistreerd onder nr. 12ink19523;
  • 3. Ir. Jaap Krantz i.o.v Prism Investments BV, Pasteurlaan 73, 5644 JB Eindhoven, bij brief van 29 december 2012, ontvangen op 2 januari 2013 en geregistreerd onder nr. 13ink00010;
  • 4. Henri van Abbestichting, Postbus 9657, 5602 LR Eindhoven, bij brief van 11 januari 2013, ontvangen op 11 januari 2013 en geregistreerd onder nr. 13ink00547.

Ad. 1 reactie D. en P. Bosman

D. en P. Bosman wijzen in hun reactie op de plannen die zij samen met het Van Abbemuseum hebben voor een ontwikkeling op de locatie Bilderdijklaan 2, 4 en 6. De ontwikkeling is er op gericht om ter plaatse meer functies mogelijk te maken en het bouwvolume daarvoor te vergroten. De functies die dienen ter ondersteuning van de museumfunctie betreffen een restaurant, een ontmoetings- en presentatieruimte, een depot voor particuliere kunstverzamelingen, een restauratieruimte, een museumwinkel en een voorziening voor short stay voor kunstenaars met atelierruimte c.q. een hotel en eventueel appartementen/kantoor. Met deze reactie vragen zij de beoogde ontwikkeling in het bestemmingsplan vast te leggen.

Standpunt

Het bestemmingsplan Binnenstad betreft een bestemmingsplan dat in het kader van de actualisatie is opgesteld. Daarbij wordt als uitgangpunt genomen het vastleggen van de bestaande situatie en het geldend beleid. Nieuwe ontwikkelingen worden daarbij uitsluitend meegenomen indien deze voldoende concreet zijn en zijn voorzien van een bestuurlijk akkoord. Beperkte veranderingen ten opzichte van de bestaande situatie zijn wel toegelaten en worden in de bestemmingsplannen in het kader van de actualisatie ook mogelijk gemaakt. De door reclamanten beoogde ontwikkeling is zowel qua functie als qua bouwmassa niet aan te merken als een verandering van beperkte omvang. Deze ontwikkeling is niet eerder beoordeeld en door ons akkoord bevonden. Beoordeeld dient te worden of dit plan vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel is en overeenstemt met het geldend beleid. Omdat de locatie van de beoogde ontwikkeling is gelegen nabij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dient te worden afgewogen welke consequenties vanuit cultuurhistorisch oogpunt er zijn. Ook dienen de consequenties vanuit verkeersoogpunt (verkeersintensiteit en parkeerdruk) vooraf te worden bezien. Daarnaast dient te worden onderbouwd dat de beoogde ontwikkeling in een actuele behoefte voorziet. Tot slot dient de financiële haalbaarheid en het kostenverhaal inzichtelijk te worden gemaakt. Al deze aspecten zijn van belang bij de beoordeling van de haalbaarheid van de beoogde ontwikkeling. Het ontbreken van de informatie daarover strookt niet met het door ons bij de actualisatie van bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied van Eindhoven gehuldigde planfilosofie. De huidige regelgeving en jurisprudentie vereisen voor dergelijke ontwikkelingen een goede ruimtelijke onderbouwing waarbij de betrokken belangen van genoemde aspecten zijn afgewogen. Wij zien daarom thans (nog) geen redenen om de beoogde ontwikkeling in het bestemmingsplan Binnenstad in te passen. Gelet hierop wijzen wij vooralsnog het verzoek af. Het initiatief van reclamanten hebben wij via het vaste traject (intake) voor initiatieven voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeentelijke organisatie doorgeleid ter beoordeling.

Ad 2 reactie Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven

De Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven (de Stichting) geeft te kennen betrokken te willen worden bij de bestemmingsplanprocedure. De Stichting wijst op haar doelstelling, deskundigheid en activiteiten gericht op het wederopbouwerfgoed in Eindhoven en in dit kader in het bijzonder het wederopbouwerfgoed in de binnenstad. Kort samengevat richt de Stichting zich in haar reactie op het volgende.

De Stichting refereert naar eerdere verzoeken om bescherming van de bebouwing c.q. het straatbeeld van Demer en Hermanus Boexstraat en wijst daarbij op de daaraan toegevoegde nota met criteria voor het handhaven van het straatbeeld.

Verder wordt gewezen op de noodzaak om het begrip ruimtelijke kwaliteit nader te omschrijven ter bevordering van eenduidigheid in de interpretatie bij de uitvoering van dit bestemmingsplan. In relatie hiermede spreekt de Stichting haar bezorgdheid uit over de wijze waarop met het wederopbouwerfgoed zal worden omgegaan. Met name het gebrek aan voldoende deskundigheid/capaciteit in deze bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit draagt daaraan bij.

De Stichting merkt op, dat een aantal aanduidingen op de verbeelding slecht leesbaar zijn en dat het apart presenteren van de afzonderlijke delen van de compositie tot verbeteringen zal leiden. De Stichting vraagt om de panden aan de noordwest-wand Kerkstraat en de zusterflat aan de Vestdijk op de plankaart als 'Karakteristiek' aan te duiden. De Stichting merkt verder op dat nergens is vermeld wat onder 'karakteristiek' wordt verstaan en dat rijksmonumenten geen bijzondere aanduiding op de plankaart hebben. Tot slot wordt opgemerkt dat de hoven achter Demer, Hermanus Boexstraat en Vestdijk en de hof van het Krabbendampad een bestemming zouden moeten krijgen die inspeelt op toekomstig wonen boven winkels.

Standpunt

Met de door de stichting aangereikte nota met criteria voor het handhaven van het straatbeeld van Demer en Hermanus Boexstraat is in het cultuurhistorisch onderzoek, dat als bijlage is gevoegd bij het bestemmingsplan, nadrukkelijk rekening gehouden. In het rapport van SteenhuisMeurs wordt deze bebouwing aangemerkt als icoon van de Wederopbouw. In het bestemmingsplan is behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van het ensemble gewaarborgd. Bovendien dient de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit bij eventuele ingrepen aan deze bouwwerken om advies te worden gevraagd.

De noodzaak om het begrip ruimtelijke kwaliteit nader te omschrijven delen wij niet. Ruimtelijk kwaliteit is niet te vatten in één eenduidige omschrijving. Het is een relatief begrip dat afhankelijk vanuit welk gezichtspunt en situatie dient te worden bezien. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied voldoende omschreven in het cultuurhistorisch onderzoeksrapport van SteenhuisMeurs. Bezien vanuit de bestemmingsplanpraktijk behoeft het begrip ruimtelijke kwaliteit geen nadere omschrijving. In de planregels van het bestemmingsplan is hoofdstuk 1 Inleidende regels geheel gewijd aan de omschrijving van in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten met het oog op eenduidigheid in de interpretatie bij de toepassing van het bestemmingsplan. Het begrip ruimtelijke kwaliteit komt in de planregels niet voor behoudens in de naam Commissie Ruimtelijke kwaliteit. In dit geval behoeft het begrip ruimtelijke kwaliteit geen nadere definiëring. Het pleidooi van de stichting over de samenstelling van de commissie raakt niet de inhoud van het bestemmingsplan. Wij zijn van mening dat de kwaliteit van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit als deskundige adviescommissie van het gemeentebestuur hier niet ter discussie staat.

Wij bestrijden niet dat aanduidingen op de analoge verbeelding niet altijd goed leesbaar zijn. In deze versie van de verbeelding hebben wij echter geen gebreken geconstateerd. Teneinde uniformiteit en eenduidigheid te bevorderen bij het maken van een bestemmingsplan zijn er krachtens de wet regels gesteld waaraan de verbeelding en de planregels dienen te voldoen. Deze regels zijn vervat in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. De wijze van ontwerpen en presentatie van de verbeelding, zowel digitaal als analoog, ligt voor alle overheidsbesturen vast. De verbeelding van het bestemmingsplan Binnenstad is conform de voorgeschreven standaard gemaakt. Bij eventuele verschillen tussen de analoge en digitale verbeelding is juridisch vastgelegd dat de digitale verbeelding bepalend is. Daarom wordt ook aangeraden om de digitale versie te raadplegen.

De opvatting over een ongelijke afweging ten opzichte van functionele en economische aspecten als het gaat om de dubbelbestemming is ongegrond. De in de regels van de dubbelbestemming gestelde criteria zijn specifiek er op gericht om te voorkomen dat de voor de cultuurhistorische waarde kenmerkende elementen op onaanvaardbare wijze worden verstoord. De dubbelbestemming is specifiek toegespitst op de het wederopbouwerfgoed in de binnenstad. In de toelichting op het bestemmingsplan is de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie nader toegelicht. Met de toepassing van dubbelbestemmingen wordt beoogd om ruimtelijk relevante belangen veilig te stellen die niet of onvoldoende met de primaire bestemming worden gewaarborgd. In de regel gaat het om belangen die gronden bestrijken waarop meerdere bestemmingen zijn gelegd. Zoals hiervoor al is aangehaald is de gemeente bij het maken van een bestemmingsplan onderworpen aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. In een van de standaarden, t.w. de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008), is de toepassing van dubbelbestemming verklaard. Het bestemmingsplan Binnenstad is gebaseerd op de SVBP 2008.

Het rapport van SteunhuisMeurs heeft als onderlegger gediend bij het maken van het bestemmingsplan Binnenstad. Op basis daarvan zijn planregels opgenomen specifiek gericht op de daarin genoemde historisch waardevolle objecten in het plangebied. Van deze objecten zijn de beeldbepalende panden/ensembles op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Omdat de zusterflat Vestdijk in tegenstelling tot de Noordwest-wand Kerkstraat in genoemd rapport is vermeld als beeldbepalend pand, is op de verbeelding ter plaatse voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Omdat de Noordwest-wand Kerkstraat niet als beeldbepalend is aangemerkt is het op de verbeelding ook niet voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. In eerdergenoemde SVBP 2008 is de toepassing van aanduidingen verklaard en tevens bevat het een opsomming van de soorten aanduidingen en van de aanduidingen. Voor het aanduiden van de beeldbepalende panden/ensembles is hier gebruik gemaakt van de bouwaanduiding 'karakteristiek'. Het begrip karakteristiek heeft hier in deze functie inhoudelijk geen specifieke betekenis.

Het klopt dat rijksmonumenten op de verbeelding geen bijzondere aanduiding hebben. Omdat de bescherming van deze monumenten geheel onder het regiem vallen van de monumentenwetgeving is vanuit het oogpunt van vermindering regeldruk afgezien van regulering in het bestemmingsplan.

Het wonen boven winkels is een speerpunt in het volkshuisvestingsbeleid. In het kader van het project wonen boven winkels, waar de gemeente samen met woningcorporatie en private partijen in deelneemt, worden initiatieven daartoe in de binnenstad gestimuleerd en gefaciliteerd. Omdat er thans nog geen concrete plannen zijn, kan daarop nog niet worden vooruitgelopen en is het opnemen in de planregels van bebouwingsmogelijkheden voor de expeditiehoven niet aan de orde.

Ad. 3 reactie ir. Jaap Krantz i.o.v. Prism Investments BV

In zijn reactie wijst de heer Krantz op het verzoek van Prism Investments, eigenaar van het perceel aan de Vestdijk 9, om het gebruik van het terrein ter plaatse, gelegen naast de “Groene Toren”, als een laad- en loszone te gebruiken. Dit met oog op de toekomstige hotelfunctie. Daarbij wordt gewezen op de volgende voordelen als gevolg van het voorgenomen gewijzigd gebruik van het terrein:

  • medegebruik laad- en losplaats door gebruikers omliggende panden en het hotel aan de andere zijde van Vestdijk;
  • indien voor één in plaats van twee rijbanen wordt gekozen, komt de situering van de laad- en loszone op deze locatie de doorstroming van het verkeer ten goede;
  • er komt meer ruimte over aan deze zijde van de Groene Toren dan aan de andere zijde;
  • de logica van de aanwezige en toekomstige verkeersrichting billijkt deze zijde.

Reclamant vraagt om dit verzoek bij de advisering te betrekken.

Standpunt

De betreffende locatie naast de 'Groene Toren' - in het bestemmingsplan is aangewezen al Verkeer – Verblijfsgebied - betreft een voetgangersgebied/trottoir. Het toelaten van expeditieverkeer strookt niet met deze functie. Deze locatie is niet ingericht voor extra verkeersbewegingen door expeditieverkeer en bovendien doen deze afbreuk aan de verkeersveiligheid. De ruimte ter plaatse is te beperkt voor een laad- en losplaats. Ook heeft het consequenties voor de aanwezige fietsenrekken, de nabij gelegen drukke voetgangersoversteekplaats en de daar aanwezige bushalte. De door reclamant aangevoerde voordelen doen daar niets aan af. Overigens zij ten aanzien daarvan nog opgemerkt dat er (nog) geen concrete plannen zijn tot opheffen van een rijstrook op de Vestdijk. Voor een eventuele hotelfunctie is niet vereist dat ter plaatse in een expeditieruimte c.q. een laad- en losplaats dient te worden voorzien. Wij zien geen reden om de gevraagde voorziening in het voorliggend bestemmingsplan vast te leggen en wijzen daarom het verzoek van reclamant af.

Ad 4 reactie Henri van Abbestichting

De Henri van Abbestichting (de Stichting) spreekt haar waardering uit over het streven naar bescherming dat met het bestemmingsplan wordt beoogd. Desondanks behoeft naar de mening van de Stichting de instrumenten daartoe versterking en concretisering. In dit verband haalt de Stichting de taak van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit aan en wijst tevens op reactie die de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven daarover heeft gemaakt. De Stichting is, net als de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven in haar reactie, van mening dat de begrippen “ruimtelijke kwaliteit” en “dubbelbestemming” nadere toelichting vereisen. De regeling in artikel 26 van de planregels over de bescherming van archeologische waarden is niet geheel juist en stemt niet overeen met het Archeologiebeleid 2008-2012. Tot slot merkt de Stichting op dat het aanbeveling verdient in de toelichting te vermelden dat het doel van het bestemmingsplan mede is gericht op het zichtbaar en beleefbaar maken van de rijke cultuurhistorie van het gebied.

Standpunt.

De opmerkingen die de Henri van Abbestichting (de Stichting) in haar reactie heeft gemaakt over de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en over de begrippen ruimtelijke kwaliteit en dubbelbestemming zijn identiek aan de opmerkingen die daarover zijn gemaakt door de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven. Het standpunt dat wij daarover hebben ingenomen kan daarom hier als ingelast en herhaald worden beschouwd. De opmerkingen over het bepaalde in artikel 26 van de bestemmingsplanregels over archeologische waarden zijn terecht. Intern was al geconstateerd dat de redactie van deze planregel niet geheel juist is. Abusievelijk is destijds bij het opstellen van het concept bestemmingsplan niet de juiste tekst verwerkt. Inmiddels is dit gecorrigeerd. De aanbeveling om in de 'Toelichting' op te nemen dat de doelstelling van het bestemmingsplan het zichtbaar en beleefbaar maken van de rijke cultuurhistorie van het gebied is, nemen wij niet over. Neemt niet weg dat de cultuurhistorie in dit bestemmingsplan een belangrijke plaats inneemt. Cultuurhistorie op zich zelf is geen doelstelling; het betreft wel een facet waar in een bestemmingsplan rekening mee wordt gehouden. De aanwezigheid van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied noopt er toe om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan een onderzoek te doen naar deze waarden. In dit verband zijn deze waarden geïnventariseerd en beschreven en uiteindelijk vastgelegd in het rapport Cultuurhistorisch onderzoek Eindhoven – Binnenstad & Tramstraatkwartier van SteenhuisMeurs Dit rapport heeft als onderlegger gediend voor het bestemmingsplan Binnenstad en is als bijlage gevoegd bij de toelichting en maakt in dit verband deel uit van de onderbouwing van de gemaakte keuzes aangaande cultuurhistorie. Wij zijn van mening, dat de wijze waarop de cultuurhistorie in het bestemmingsplan is vastgelegd volstaat. Buiten het bestemmingsplan om is het rapport als informatiebron van de rijke cultuurhistorie van de eindhovense binnenstad digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld