Plan: | I Stratum buiten de Ring 2004 (Animali) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80055-0501 |
In opdracht van de ontwikkelaar HEJA Projectontwikkeling is door Lankelma Geotechniek Zuid een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (opdrachtnummer 61446; d.d. 25 juli 2006). Het onderzoek is uitgevoerd conform NEN 5740, volgens de onderzoeksstrategie 'Onverdachte locatie (ONV)'. Zintuiglijk worden lokaal in met name de toplaag resten puin aangetroffen. In de grond worden in met name de toplaag, in een aantal mengmonsters een lichte verhoging aan zink, PAK en minerale olie aangetroffen. In de ondergrond wordt, behoudens PAK in mm5 (boring B23) geen verhoging van de onderzochte stoffen aangetoond.
De onderzoeksresultaten wijken, behoudens PAK in grondmengmonster mm5 en nikkel in grondwatermonster B22, niet significant af van de resultaten van het eerder uitgevoerde bodemonderzoek (Adviesbureau voor Milieutechniek Groenholland, 1997). De sterke verhoging van PAK ter plaatse van boring B23 zal naar verwachting zeer lokaal zijn. De peilbuis 22 is geplaatst nabij peilbuis 1 van Groenholland. In het grondwatermonster uit peilbuis 1 werd destijds een sterke verhoging aan cadmium, koper en zink aangetroffen. Deze verhoging wordt nu niet aangetoond in grondwatermonster B22. De gehalten aan zware metalen kunnen in tijd en ruimte variƫren. In de rapportage van Groenholland uit 1997 wordt aangegeven dat de verhoging aan metalen in het grondwater geen belemmering zal vormen voor een eventuele bouwaanvraag ten behoeve van woningbouw. Wel zijn er mogelijk beperkingen indien grondwater wordt opgepompt ten behoeve van een kelder.
In het kader van de bouwaanvraag dient er op een aantal punten nader onderzoek te worden gedaan (onder meer analyse op PAK, aanvullende boringen rond B23, herbemonstering van peilbuis 22). In het rapport van Groenholland uit 1997 wordt aangegeven dat er lokaal op maaiveld zinkkassen worden aangetroffen. Door de flinke begroeiing was het in de huidige situatie niet mogelijk om na te gaan of deze reeds zijn verwijderd; een groot deel van de paden lijkt inmiddels verwijderd te zijn. Ook dit dient bij de bouwaanvraag nagegaan te worden.
In het kader van dit onderzoek is niet specifiek onderzoek gedaan naar het voorkomen van asbest in de grond. Echter ten tijde van het veldonderzoek is in de uitkomende grond geen asbest-verdacht materiaal aangetroffen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er vanuit bodemgesteldheid geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van dit project.