Plan: | Blixembosch Noordoost |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80027-0501 |
Doel
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Wettelijk kader
Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (augustus 2004; gewijzigd en verlengd augustus 2008). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen dient te worden getoetst aan de circulaire 'zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' uit 1984. Hierin zijn criteria opgenomen voor de afstand tussen buisleiding en bebouwing .
1. Plaatsgebonden Risico (PR):
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
2. Groepsrisico (GR):
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt de verantwoordingsplicht.
Visie Externe Veiligheid
Het College van b&w van de Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie Externe Veiligheid ('Risico's de maat genomen') vastgesteld. Het is een kaderstellend beleidsstuk. Dit betekent dat locale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd. Met de Visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkelingen passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant Veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het “aanpakken” van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
In de visie is een algemeen verantwoordingskader groepsrisico voor ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen. Dit verantwoordingskader dient bij de besluitvorming van ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied betrokken te worden.
Voor de naast en in de directe nabijheid van het plangebied gelegen hoofdtransportassen (A58/A50) geldt het volgende:
Zone I: 0 – 100 meter: binnen deze zone moet rekening worden gehouden met extra veiligheidsverhogende maatregelen (kosten) om zelfredzaamheid en beheersbaarheid te garanderen (bovenwettelijke plusmaatregelen en beter dan het basisbeschermingsniveau). Binnen deze zone geldt het volgende:
Gevolgen voor plangebied
De afstand, gemeten vanaf de zijkant van de weg tot aan de functie voor wonen, is nergens in het plangebied minder dan 30 m. Daarnaast is in het bestemmingsplan binnen deze zone uitsluitend een woonfunctie toegestaan. Daarmee is voldoende rekening gehouden met de zelfredzaamheid van personen.
Zone II: 100 – 200 meter: deze zone hangt samen met het invloedsgebied van brandbare gassen (BLEVE) en toxische gassen. Voor zone II geldt het volgende:
Gevolgen voor plangebied
In gehele plangebied worden binnen deze zone geen functies toegestaan met beperkte zelfredzaamheid.
Bij nieuwe woningen, zoals in onderhavig plangebied zullen worden gebouwd, is sprake van een steeds betere isolatie die zorgt voor een goed bescherming tegen het binnendringen van toxisch gas. Nieuwe woningen die zijn voorzien van een luchtbehandelingsinstallatie waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met een druk op de knop uit te schakelen.
Zone III: 200 – einde invloedsgebied: deze zone hangt samen met het invloedsgebied voor toxische gassen. Zone waarbinnen in principe geen beperkingen gelden voor het gebruik. Bij verantwoording kan worden volstaan met de standaard eisen en een algemene ramp bestrijdingsaanpak. In dit gebied is geen nader advies van de brandweer nodig.
Voor lokale wegen geldt het volgende:
Verantwoording van groepsrisico bij 50 of meer woningen en/of bij functies bestemd voor specifieke hulpbehoevende of minderjarige doelgroep (niet/beperkt zelfredzame personen) langs locale wegen in de zone van 0 – 200 meter: voor deze ontwikkelingen wordt steeds maatwerk gehanteerd ten aanzien van de toepassing van de verantwoordingsplicht. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid zal tenminste worden voldaan aan de 'Beleidsregels bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid gemeente Eindhoven'.
Bedrijven
Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vanwege de aanwezigheid of het werken met gevaarlijke stoffen, beperkingen opleveren voor de omgeving. In de omgeving zijn wel bedrijven aanwezig die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het betreft de volgende bedrijven:
Deze bedrijven zijn op dermate grote afstand gelegen van het te ontwikkelen gebied, dat deze geen belemmering vormen voor deze ontwikkelingen.
Eén bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Besluit Risico's Zware Ongevallen. Het betreft distributiebedrijf v/d Anker, Ekkersrijt 7604 te Son en Breugel. Het groepsrisico ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico zal alleen significant worden beïnvloed door verdichting van de bevolking binnen 800 meter van de inrichting. Aangezien het te ontwikkelen gebied op een grotere afstand is gelegen, vormt dit bedrijf geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen. De QRA is als bijlage toegevoegd.
Transport over de weg
Nabij het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de A58, de A50 en de Kennedylaan. Deze wegen grenzen aan het plangebied. Op basis van de risicostudie 'Externe Veiligheid Blixembosch Noordoost' (14 augustus 2009) van de Milieudienst-SRE kan worden geconcludeerd dat voor de PR geen 10-6/jr contour voor het plaatsgebonden risico kan worden berekend en dat voor wat betreft het groepsrisico de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
De bebouwing in Blixembosch Noordoost draagt bovendien niet tot nauwelijks bij aan de hoogte van het GR.
Transport door buisleidingen
Plaatsgebonden risico
Er bevindt zich een buisleiding (12 " 66,2 bar) aan de noordzijde van het plangebied. Nieuwe ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de circulaire 'zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' uit 1984. Hierin zijn criteria opgenomen voor de afstand tussen buisleiding en bebouwing .
Het plangebied Blixembosch NO is nabij de gastransportleiding A-521-07-KR-010t/m015. Door de Gasunie zijn plaatsgebonden risicoberekeningen (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) uitgevoerd. De risicoberekening zoals vastgelegd in dit memorandum is conform PGS 3 uitgevoerd met PIPESAFE, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransport. Voor de GR-berekening is gebruikgemaakt van de bevolkingsgegevens zoals aangeleverd door de gemeente Eindhoven, zie Appendix A. Het rapport is als bijlage weergegeven. Het betreft informatie over de personendichtheden langs de gasleiding ter hoogte van het plangebied. In de berekening is gerekend met een toevoeging van 328 personen overdag en 470 personen 's nachts binnen het invloedsgebied van de gasleiding in verband met de ontwikkeling van de woningen in het onderhavig plangebied.
Het groeprisico blijft voor zowel de huidige situatie als voor de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Uit berekeningen van KEMA is gebleken dat het groepsrisico gelijk blijft. De extra woningen zorgen niet voor een toename van het groepsrisico.
Uit de berekening is gebleken dat het plaatsgebonden risico van de leidingen 0 meter bedraagt binnen het plangebied. Hierdoor zou volgens het nieuwe beleid op de leiding kunnen worden gebouwd. Echter blijft een bebouwingsvrije zone van 5 meter gelden. Omdat het nieuwe beleid nog niet van kracht is, is er getoetst aan de circulaire van 1984. In tabel 4.1 zijn de relevante leidinggegevens alsmede de veiligheidsafstanden van de betreffende leidingen opgenomen. Langs deze gasleidingen liggen beschermingszones die mogelijk van invloed zijn voor de voorgenomen ontwikkeling van Blixembosch NO. Door de Nederlandse Gasunie NV zijn gegevens ter beschikking gesteld met betrekking tot deze aardgastransportleidingen. Aangezien dit hogedruk aardgastransportleidingen zijn, bestaat er een risico op lekkage of leidingbreuk, waarbij dodelijke ongelukken kunnen voorkomen. Er zijn dan ook minimale afstanden tot de leidingen die in acht genomen moeten worden.
Tabel 4.1 Afstanden leiding Z-506-01, Z-519-01 en A-521-07
Leidinggegevens | Toetsingsafstand | Minimale afstand tot Woonwijk & flatgebouw & bijzondere objecten categorie I | Minimale afstand tot Incidentele bebouwing & bijzondere objecten categorie II | Afstand tot overige gebouwen |
12 inch; 66,2 bar (A-521-07-KR-01 t/m 015 | 40 m | 17 m | 5 m | 5 m |
De in deze tabel genoemde afstanden zijn gebaseerd op de richtlijnen 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' (ministerie van VROM, 26 november 1984). De begrippen verklaard:
1. Toetsingsafstand: afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan.
2. Minimale afstand: kleinste afstand tussen het 'hart' van de leiding en de buitenzijde van een gebouw.
3. Woonwijk: naast elkaar staande woningen die vooral een onderlinge afstand hebben van minder dan 10 meter.
4. Flatgebouw: gebouw met meer dan drie bovengrondse woonlagen.
5. Bijzondere objecten categorie I: bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria), scholen en winkelcentra, hotels en kantoorgebouwen (bestemd voor meer dan 50 personen), objecten met een hoge infrastructurele waarde (zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur), objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen (zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen).
Bijzondere objecten categorie II: sporthallen en zwembaden, weidewinkels, hotels en kantoorgebouwen (voor zover zij niet onder categorie I vallen), industriegebouwen (zoals productiehallen en werkplaatsen, voor zover zij niet onder categorie I vallen).
Incidentele bebouwing: vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding.
Overige gebouwen: schuren, opslagplaatsen, dierenverblijven, zomerhuisjes, kassen en dergelijke
Uit bovenstaande tabel valt af te lezen dat bij de realisatie van bebouwing op het terrein Blixembosch NO rekening moet worden gehouden met veiligheidsafstanden van de bebouwing tot de leiding.
De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico en ter verbetering van de bestrijdbaarheid.
Er zijn twee maatgevende scenario's die effecten hebben op het plangebied. Het betreft een (dreigende) BLEVE ('boiling liquid expanding vapour explosion') en een toxische wolk. Een Bleve (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie) is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt. Een voorbeeld daarvan zijn brandbare gassen in een tankauto die voor een explosie kunnen zorgen bij een ongeval.
1. BLEVE
De kans dat zich op de A58 of de Kennedylaan een ramp voordoet met effecten die reiken tot in het plangebied is beduidend minder dan 1 op 1.000.000 per jaar (het plaatsgebonden risico waarvan de contour is gelegen op 5 m afstand van het hart van de leiding). Indien zich zo'n ramp zou voordoen dan zijn binnen de 150 meter van de rand van de weg personen (ook in gebouwen) onvoldoende beschermd tegen de gevolgen van een BLEVE. Vluchten is dus de enige optie. Indien een vooraankondiging (bijv. vanwege brand) mogelijk is na een ongeval met brandbare gassen, dan is aankondigingstijd kort (ca. 20 minuten).
Belangrijk voor een ongeval met brandbare gassen is dat de brandweer zo snel mogelijk ter plaatse van de calamiteit bij de tankwagen is, zodat deze onmiddellijk gekoeld kan worden om een BLEVE te voorkomen. Essentieel is daarbij dat de brandweer voor een langere periode voldoende bluswatercapaciteit heeft. De snelheid van het ter plaatse komen is van groter belang dan de bestrijding van de gevolgen van een BLEVE.
Een ongeval kan echter ook op een grotere afstand van gebouwen plaatsvinden. Op een afstand groter dan 150 meter is in het geval van een BLEVE schuilen in een gebouw of woning in beginsel de beste manier. Verder is het zaak een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegend glas. Na afloop van de BLEVE dient het gebied ontvlucht te worden om effecten door de secundaire branden te vermijden.
Gevolgen plangebied
In het plangebied zijn momenteel geen functies voor verminderd zelfredzame personen aanwezig.
2. Toxische wolk
Bij een toxisch scenario is de beste zelfredzaamheidstrategie veelal binnen blijven en ramen en deuren sluiten. Indien op tijd gealarmeerd wordt dan biedt de geprojecteerde woonbebouwing voldoende veiligheid om het eerste uur te overleven. De (regionale) brandweer zal het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem activeren (WAS: de sirenes) om de bevolking te alarmeren.
Overige risicobronnen
Binnen of nabij het plangebied zijn geen andere risicobronnen aanwezig. Zo is het plangebied gelegen buiten de plaatsgebonden risicocontouren luchtvaartterrein Eindhoven .
Conclusie
De in de nabijheid van het plangebied gelegen wegen, bedrijven en hogedruk aardgastransportleiding vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Groepsrisico verantwoording Blixembosch NO
Bij het vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan dient het groepsrisico, conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en paragraaf 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen verantwoord te worden. Dat houdt in, dat de hoogte van het groepsrisico bekend moet zijn en tevens de bijdrage van het ruimtelijk plan aan het groepsrisico (verhoging/verlaging). Er dient inzicht gegeven te worden in de te verwachten dichtheid van personen in de invloedsgebieden van risicobronnen binnen èn buiten het plan. Verder dient volgens deze artikelen/regelingen advies te worden gevraagd aan de regionale brandweer. Op 2 december 2010 is advies ontvangen van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, Proactie en Preparatie Brandweer te Eindhoven. Dit advies is verwerkt in deze verantwoording van het groepsrisico.
Samengevat luidt dit advies als volgt:
Bovenstaande punten worden hieronder nader behandeld en toegelicht.
Op 19 mei 2009 heeft de raad de visie 'Externe Veiligheid, risico's de maat genomen' vastgesteld. In deze visie is een algemeen verantwoordingskader opgenomen. In het kader van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico wordt een afweging gemaakt ten aanzien van enerzijds het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en anderzijds het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen. In artikel 13 van het Bevi en paragraaf 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen zijn de elementen beschreven die in ieder geval in de verantwoording aan de orde moeten komen. Hieronder is de verantwoording per element beschreven.
Te verwachten aantal personen binnen het invloedsgebied/ hoogte van het groepsrisico
Bij het bestemmingsplan is een kwantitatieve risicoanalyse gevoegd. Het betreft een kwantitatieve risicoanalyse van Van den Anker (Save, d.d. 15 januari 2009).
Verder is een risicoanalyse opgesteld in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A58/A50 (SRE Milieudienst, d.d. 21 april 2010). Uit deze analyses blijkt dat het invloedsgebied van Van den Anker en de snelweg over het gehele bestemmingsplan zijn gelegen. Uit de risicoanalyses blijkt dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft.
Ook ligt het terrein binnen het invloedsgebied van een aardgasleiding.
Maatregelen aan de risicobron ter beperking van het groepsrisico
Voor het bedrijf Van den Anker is een milieuvergunning verleend. In deze vergunningen is de Best Beschikbare Techniek (BBT) voorgeschreven. Voor wegen zijn geen bronmaatregelen denkbaar.
Voor buisleidingen geldt dat wanneer deze dieper liggen de kans en effect op/van een ongeval kleiner wordt. Gezien de al kleine risicoafstanden en het lage groepsrisico is het niet zinvol om kosten te maken om de leiding dieper te leggen.
Mogelijkheden voor de ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Binnen de gemeente Eindhoven is de grond schaars. Vanuit economisch oogpunt en woonbehoefte dient de gemeente woningbouw mogelijk te maken. Hierdoor dienen locaties te worden aangewezen als woongebied.
Mogelijke bron- en/end of pipe-maatregelen om het groepsrisico te beperken
Binnen het gebied kunnen alle soorten risico's voorkomen. Er zijn een drietal soorten ongevalscenario's te onderscheiden.
Voor alle drie de scenario's gelden andere maatregelen.
Explosie
Voor een explosie als het gevolg van een ongeval op de weg met brandbaar gas geldt dat naarmate de afstand tot de bron toeneemt, de druk afneemt. De effectafstand (1% lethaal) van een dergelijk ongeval bedraagt 230 meter, de hitte op deze afstand bedraagt 19 kW/m2. Effectafstanden worden bepaald door een zogenaamde warme Bleve (Boiling liquid expanding vapour explosion). De kans op een warme Bleve is klein. Het meest geloofwaardige scenario, waarbij overigens de kans ook klein is, is een tankwagen die scheurt. De effectafstand bedraagt voor dit scenario 70 meter. Bij de explosie komen hoge drukken tot stand. Dicht bij de bron zijn de drukken zo hoog dat maatregelen bijna niet mogelijk zijn en/of dermate hoge kosten met zich meebrengen dat het niet redelijk is deze maatregelen toe te passen. Wel kan gehard glas bij gebouwen voorkomen dat er extra slachtoffers door rondvliegend glas zullen vallen. Gehard glas is 3,5 maal zo duur als standaard HR ++ glas. Het is niet wenselijk om dermate hoge eisen aan gebouwen op te leggen.
Brand
Bij een brand komt veel hitte vrij.
Bij een brand met vloeistoffen bedraagt op een afstand van 20 meter van de bron de warmtestraling ongeveer 20 kW/m2, hierna neemt de warmtestraling geleidelijk af. De maatregelen die te treffen zijn voor een ongeval met brandbare vloeistoffen kunnen zonder hoge kosten worden uitgevoerd. Nu de bebouwing echter op meer dan 20 meter van de weg wordt gesitueerd, is het niet zinvol deze maatregelen door te voeren.
Voor brand als het gevolg van een ongeval bij een buisleiding geldt dat naarmate verder van de bron de warmtestraling afneemt. De effectafstand (1% lethaal) van de leiding binnen het plangebied is 100 meter, de hitte op deze afstand bedraagt 12,5 kW/m2. Effectafstanden worden bepaald door een zogenaamde guillotinebreuk. Het gas ontsteekt en er treedt een flashfire op gevolgd door een flare. De kans op een guillotinebreuk is klein. Het meest geloofwaardige scenario, waar overigens de kans ook klein is, is een lek in de buisleiding. De effectafstand voor een leiding met een diameter van 12 inch en een druk van 66,2 bar ligt op de leiding. Doorgaans zijn woningen bestand tegen deze warmtestraling. Verder zijn de effectafstanden nihil bij een lek van een buisleiding waardoor het niet zinvol is hier iets voor op te nemen in het bestemmingsplan.
Toxisch
Afhankelijk van de toxiciteit van de vrij te komen (verbrandings)gassen kunnen op grote afstand van de bron nog doden vallen. Enige maatregel is het luchtdicht uitvoeren van de gebouwen. Bij nieuwe woningen, zoals in onderhavig plangebied zullen worden gebouwd, is sprake van een steeds betere isolatie die zorgt voor een goed bescherming tegen het binnendringen van toxisch gas. Nieuwe gebouwen die zijn voorzien van een luchtbehandelinginstallatie waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met een druk op de knop uit te schakelen.
Mogelijkheden voor hulpverleningsdiensten
Onderhavige situatie betreft het omzetten van groenbestemming naar woonbestemming. Hierbij zullen wegen en bluswatervoorzieningen worden aangelegd. Bij de invulling van het plan zal dit in samenspraak met de brandweer worden uitgevoerd. Hierbij zullen bereikbaarheid en bluswatervoorziening worden meegenomen.
Mogelijkheden voor zelfredzaamheid
De meeste veiligheidswinst bij een eventuele calamiteit is te behalen uit een goede zelfredzaamheid van de aanwezigen. Het is om die reden onwenselijk dat het bestemmingsplan gebruiksdoeleinden bevat voor verminderd zelfredzame personen.
Verder zullen bovengenoemde maatregelen de veiligheid van de personen binnen invloedsgebieden verhogen. Verder kan door de vluchtroutes van de buisleidingen, weg en inrichting af te richten de veiligheid verder worden vergroot.
Conclusie
Op basis van vorenstaande overwegingen wordt het restrisico binnen het plangebied acceptabel geacht. Eventuele 'risico communicatie' wordt in Eindhoven breder aangepakt.