direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Koemeersdijk Wintelre
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0770.BPWkmd6001-VAST

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

In een woning en bijbehorende bijgebouwen mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • 2. een bed & breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden;
  • 3. wanneer bed & breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
  • 4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • 5. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • 6. opslag vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • 7. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
  • 8. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • 9. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "bouwvlak", "bijgebouwen" en "specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1".
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven, met dien verstande dat;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hogere goothoogte’ geldt dat aan de binnenzijde van het bouwblok, ten behoeve van verbijzonderingen in het bouwvolume, een goothoogte is toegestaan van maximaal 5,5 m, over maximaal 50 % van de gevelbreedte van het bouwblok;
  • c. binnen het bouwvlak zijn ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" uitsluitend woningen in de bouwwijze "vrijstaand" toegestaan;
  • d. binnen het bouwvlak zijn ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" uitsluitend woningen in de bouwwijze "aaneengebouwd" toegestaan;
  • e. binnen het bouwvlak zijn ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" uitsluitend woningen in de bouwwijze "twee-aaneen" toegestaan;
  • f. indien binnen een bouwvlak meerdere bouwwijzen zijn aangeduid dan zijn deze bouwwijzen naast elkaar toegestaan;
  • g. het aantal woningen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is aangegeven;
  • h. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag bij:
    • 1. woningen in de bouwwijze "vrijstaand" aan beide zijden niet minder bedragen dan 3,0 m;
    • 2. woningen in de bouwwijze "twee-aaneen" aan één zijde niet minder bedragen dan 3,0 m;
  • i. de bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de uitbouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
    • 3. de breedte mag niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen;
    • 4. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 3,0 m.
9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet op minder dan 3,0 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd; indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3,0 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als de minimaal aan te houden afstand achter de voorgevellijn;
  • b. het bebouwingspercentage binnen een bouwperceel van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 100 m²; voorzover de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan het voorgaande, geldt deze oppervlakte als maximum;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1" het bebouwingspercentage maximaal 20 % bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 20 m²;
  • d. bij hoofdgebouwen in de bouwwijze "vrijstaand" dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot 3,0 m achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
  • f. met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
    • 1. van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m, behoudens het bepaalde onder 2 en 3 hierna;
    • 2. indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd in de zijdelingse perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan 3,0 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 5,5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde;
    • 3. Indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,0 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,0 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,0 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn carports toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,0 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een overkapping toegestaan met een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte van 7,0 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning overschrijding achtergevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 voor overschrijding van de achtergevelrooilijn, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning tot een maximale diepte van 15,0 m, voor zover de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelsgrens niet minder dan 3,0 m bedraagt en mits het voorgaande niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

9.3.2 Omgevingsvergunning praktijkruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouw- en gebruiksregels voor de bouw van één praktijkruimte aansluitend aan een woning. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. de vloeroppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 40% van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen worden bebouwd.
  • b. bebouwing dient op een afstand van ten minste 3,0 m achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd. De bebouwing dient te zijn georiënteerd op en rechtsreeks bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,0 m bedragen.
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5,0 m bedragen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voorzover het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  • b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 sub a, teneinde het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de regeling voor bijgebouwen wordt ingepast.