Meerheide
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0770.BPEMeerheide2016-VAST |
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 2 t/m 3.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;
bedrijven genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 2 t/m 4.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’;
bestaande bedrijven genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 1;
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
opslag en uitstalling;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
wegen, paden en straten;
tuinen, erven en verhardingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m².
De oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende perceelsgrootte' de oppervlakte van een bouwperceel groter dan 5.000 m2 mag zijn.
Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80%, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'minimum bebouwingspercentage terrein' mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet minder bedragen dan het aangegeven percentage.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
Een erker mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.
De bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan 6 m.
De breedte van de overschrijding mag in totaal niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.
De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient aan beide zijden ten minste 3 m te bedragen. Indien de afstand op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 3 m bedraagt, geldt deze kleinere afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per aanduidingsvlak bedragen.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens;
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3.
5.2.4 Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen geldt de volgende bepaling:
De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 50 m2.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en reclame-uitingen mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b voor het bouwen van gebouwen in de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat dit uitsluitend is toegestaan indien gebouwen aan weerszijden van de perceelsgrens aaneen worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied’ een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d voor het toestaan van een lager bebouwingspercentage dan is aangegeven, met dien verstande dat:
het bebouwingspercentage niet minder mag bedragen dan 20%;
het lagere bebouwingspercentage noodzakelijk is vanwege de bedrijfsvoering of vanwege een gefaseerde ontwikkeling van het bedrijf.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 onder h voor het bouwen van windmolens of windturbines, met dien verstande dat:
windmolens /windturbines uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
windmolens/windturbines zowel vrijstaand als op het dak van een gebouw mogen worden gebouwd;
de hoogte van een windmolen/windturbine niet meer mag bedragen dan 15 meter, gemeten ten opzichte van het peil.
de rotordiameter van een windmolen/windturbine niet meer mag bedragen dan 5 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Opslag en uitstalling
Opslag en uitstalling is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.
5.4.2 Productiegebonden detailhandel
Productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf.
5.4.3 Niet-zelfstandige kantooractiviteiten
Bij de bedrijfsactiviteit behorende, niet-zelfstandige kantooractiviteiten zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor:
het toestaan van bedrijvigheid die niet voorkomt in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten), met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën;
het toestaan van bedrijvigheid genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 4.1 op locaties waar bedrijven in maximaal milieucategorie 3.2 zijn toegestaan, met dien verstande dat de zwaardere bedrijvigheid milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn en de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad.
het toestaan van bouwmarkten, tuincentra, detailhandel in volumineuze goederen, detailhandel in brand-/explosiegevaarlijke goederen en detailhandel in keukens/ badkamers/sanitair, met dien verstande dat:
op eigen terrein moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om in de parkeerbehoefte te voorzien;
geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
er geen bezwaren zijn uit oogpunt van externe veiligheid.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van bouwpercelen die groter zijn dan 5.000 m2, met dien verstande dat:
het uitsluitend mag gaan om de uitbreiding van een bedrijf dat reeds op het bedrijventerrein is gevestigd en niet om de nieuwvestiging van een bedrijf;
de grootte van het bouwperceel maximaal 10.000 m2 mag bedragen;
het financieel, juridisch of feitelijk onmogelijk is om op het in gebruik zijnde bouwperceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik;
er aantoonbare ruimtelijk-economisch belangen voor de lange termijn aanwezig zijn, die de uitbreiding noodzakelijk maken;
de financiële, juridische en feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen of te vestigen op:
een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied;
een nabijgelegen (boven)regionaal bedrijventerrein zoals het Kempisch Bedrijvenpark;
De ontwikkeling geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken.
De ontwikkeling inpasbaar dient te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
De belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.