direct naar inhoud van Regels

Meerheide

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0770.BPEMeerheide2016-VAST

Artikel 4 Agrarisch met waarden – landschap

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschap’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische grondexploitatie;

  2. ontwikkeling, behoud en/of herstel van landschappelijke waarden;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  5. groenvoorzieningen;

  6. bos en bebossing;

  7. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterbergende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'waterberging'.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

4.3.1 Omgevingsvergunning

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren;

  3. het kappen of rooien van bomen en beplantingen;

  1. In aanvulling op het bepaalde in sub a is het ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het dempen van watergangen of waterpartijen.

 

4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. noodzakelijk zijn in het kader van een normale bedrijfsmatig agrarisch gebruik van de gronden;

  3. van zodanig geringe omvang zijn dat daardoor geen aantasting van de beoogde doeleinden of aanwezige waarden plaatsvindt;

  4. noodzakelijk zijn in het kader van de eerste ontwikkeling/ inrichting van een gebied met landschappelijke waarden.

 

4.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de (toekomstige) landschappelijke waarden van de gronden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (capaciteit van de) waterbergende voorzieningen.