direct naar inhoud van Regels

Kom Eersel, eerste herziening

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0770.BPE2011-VAST

Artikel 28 Woongebied

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. lichte bedrijvigheid, genoemd in bijlage ‘Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging’ onder de milieucategorie A;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. speelvoorzieningen;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Algemeen

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2.

 

28.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van twee aaneengebouwde en vrijstaande woningen worden gebouwd.

  2. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon, luifel of portaal, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. Een erker mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

  3. De breedte van de overschrijding mag in totaal niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.

  4. De afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m en niet meer bedragen dan 5 m.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag bij:

  1. vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

  2. twee aaneengebouwde woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

  1. De afstand van een hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  2. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

28.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van de gronden achter de voorgevellijn en buiten het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 100 m².

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

28.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  4. De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

 

28.3 Specifieke gebruiksregels

 

28.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid

Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

28.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in artikel 28.1 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie A.