direct naar inhoud van Regels

Kom Eersel, eerste herziening

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0770.BPE2011-VAST

Artikel 21 Tuin

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  3. voorzieningen ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ mag niet meer bedragen dan 1 m.

  4. Overkappingen zijn niet toegestaan.

 

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

21.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan omgevingsvergunning is verleend.

 

21.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  1. de landschappelijke waarden;

  2. de cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden.