direct naar inhoud van Regels

Kom Eersel, eerste herziening

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0770.BPE2011-VAST

Artikel 11 Centrum

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. lichte bedrijvigheid, genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemening) onder de milieucategorie A;

  4. detailhandel, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

  5. horeca in categorie A, B, C en D, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;

  6. dienstverlening;

  7. kantoor en praktijkruimte;

  8. maatschappelijke voorzieningen;

  9. terras;

  10. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  11. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  12. tuinen, erven en verhardingen;

  13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’;

  2. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;

  3. het behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorische waardevolle bebouwing’.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’ mogen geen bouwwerken worden opgericht.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aanvullende nieuwbouw of splitsing van woningen is niet toegestaan.

  2. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’ en niet minder dan 1 m onder de maximaal toegestane goothoogte.

  5. De kaprichting van hoofdgebouwen mag niet afwijken van de kaprichting zoals aangegeven op de ‘Kaart kapvormen’ (bijlage 3 bij de regels).

  6. De hoofdgebouwen dienen afgedekt te zijn met een kap met een dakhelling van ten minste 45 graden.

 

11.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bij gestapelde woningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ gebouwd worden.

  3. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; indien de afstand op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als de minimaal toegestane afstand.

  4. Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot 3 m achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan.

  5. Het bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 100 m².

  6. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:

  1. Van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m, behoudens het bepaalde onder 2 en 3 hierna.

  2. Indien de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd in de perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 5,5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde.

  3. Indien de aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.

  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m².

 

11.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Binnen de bestemming ‘Centrum’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  1. Lichte bedrijvigheid, zoals bedoeld in de bestemmingsomschrijving onder 11.1 c, is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

  2. Detailhandel, zoals bedoeld in de bestemmingsomschrijving onder 11.1 d, is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

  3. Het gebruik ten behoeve van detailhandel, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving onder 11.1 d, mag per detailhandelsvestiging worden uitgebreid met niet meer dan 10% van het bvo zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

  4. Het gebruik ten behoeve van horeca, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving onder 11.1 e, mag per horecavestiging worden uitgebreid met niet meer dan 10% van het bvo zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ is per aanduiding niet meer dan één horecavestiging toegestaan.

  6. Bij detailhandelsvestigingen is ondergeschikte horeca toegestaan, met dien verstande dat de bvo van de ondergeschikte horeca niet meer mag bedragen dan 30% van de bvo van de detailhandelsvestiging.

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in artikel 11.1 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging). Hiervoor geldt dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen dient te zijn met de toegelaten milieucategorie A.

  2. van het bepaalde in artikel 11.1 onder d voor het toestaan van nieuwe detailhandel. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De nieuwe detailhandel mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  1. van het bepaalde in artikel 11.1 onder e voor de nieuwvestiging van horeca in de categorieën A, B, C of D onder de volgende voorwaarden:

  1. Nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwvestiging horeca 1’.

  2. Het aantal horecavestigingen ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwvestiging horeca 1’ en het perceel Hint 23 mag in totaal niet meer bedragen dan 14.

  3. De nieuwe horeca mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen

  5. De kwaliteit van het beschermd dorpsgezicht dient behouden te blijven.

  6. Indien de gronden waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘beschermd dorpsgezicht’, dient vooraf een deskundigencommissie te worden gehoord.

  1. voor de nieuwvestiging van horeca in categorie A ter plaatse van de aanduiding 'nieuwvestiging horeca 3' onder de volgende voorwaarden:

  1. De horecavestiging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. De kwaliteit van het beschermd dorpsgezicht dient behouden te blijven.

 

11.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

11.6.1 Slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing’ geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

11.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan omgevingsvergunning is verleend.

 

11.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 11.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

  3. Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.

 

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘horeca’ te verwijderen, indien de aanwezige horecavestiging wordt beëindigd.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘horeca’ te verplaatsen indien de aanwezige horecavestiging wordt beëindigd, naar de locatie van een nieuwe horecavestiging in de categorieën A, B, C, of D, onder de volgende voorwaarden:

  1. Nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwvestiging horeca 1’.

  2. Het aantal horecavestigingen ter plaatse van de aanduiding ‘nieuwvestiging horeca 1’ en het perceel Hint 23 mag in totaal niet meer bedragen dan 14.

  3. De nieuwe horeca mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen

  5. De kwaliteit van het beschermd dorpsgezicht dient behouden te blijven.

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de toevoeging van woningen in de vorm van aanvullende nieuwbouw of woningsplitsing. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwmogelijkheden op het bouwperceel mogen niet worden verruimd.

  2. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.

  5. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.

  6. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.