Kom Eersel, eerste herziening
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0770.BPE2011-VAST |
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische grondexploitatie;
behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijke waarden;
behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden;
behoud en/of herstel van de geomorfologische waarden;
een gildeterrein en ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – gildeterrein’.
evenementen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – gildeterrein’
extensief recreatief medegebruik;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de gronden mogen uitsluitend overwegend open terreinafscheidingen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
4.2.3 Gildeterrein
In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 en 4.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – gildeterrein’ voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen:
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m.
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m.
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 165 m².
De bouwhoogte van schietbomen mag niet meer bedragen dan 16 m.
Uitsluitend overwegend open terreinafscheidingen zijn toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
het beplanten van gronden met houtgewas, met uitzondering van het beplanten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt (teelt van maximaal 5 jaar);
het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
het afgraven, ophogen, en egaliseren van de bodem.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden;
de geomorfologische waarden.