Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Partiële herziening Dongen Buitengebied, recreatieboerderij Pukkemuk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0766.BP2018000041-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
Toelichting
 
Een bestemmingsplan moet zo duidelijk mogelijk aangeven wat de ( ontwikkelings-) mogelijkheden op een bepaalde locatie zijn. Het is van belang dat bepaalde kernbegrippen die in de regels worden gebruikt, duidelijk zijn omschreven zodat daar geen discussie over kan ontstaan. Artikel 1 bevat een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van een aantal begrippen die in het plan worden gebruikt. Een goede begripsomschrijving betekent een stuk zekerheid. Deze begrippen worden immers gehanteerd bij het toetsen van aanvragen door burgemeester en wethouders. Ook de rechter wordt ermee geconfronteerd als hij een besluit van het college moet beoordelen ingeval van beroep of hoger beroep.
 
Onderstaande begripsomschrijvingen zijn overgenomen uit het integrale bestemmingsplan Dongen Buitengebied dat voor het gehele buitengebied geldt. De in dat plan opgenomen begrippen die in het onderhavige plan niet voorkomen, zijn weggelaten terwijl enkele nieuwe begrippen zijn toegevoegd die specifiek van belang zijn voor het onderhavige plan.
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Partiële herziening Dongen Buitengebied, recreatieboerderij Pukkemuk’ van de gemeente Dongen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand (nummer NL.IMRO. 0766.BP2018000041-VG01) met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd, ondergeschikt gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6 bebouwing
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.8 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
 
1.9 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
 
1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen en voorgevelrooilijnen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen alsmede voorgevelrooilijnen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
 
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.16 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.19 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.20 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.21 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.23 ecologische stapsteen
als zodanig aangegeven landschapselement van beperkte afmetingen, ingericht voor ecologische ontwikkelingen en daardoor functioneel als verbindend element in een grotere ecologische structuur. Het element is onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant zoals begrensd in de Verordening ruimte Noord- Brabant.
 
1.24 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.26 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.27 geurgevoelige objecten
gebouwen, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze worden gebruikt.
 
1.28 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.29 horeca
algemeen
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/ of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
ondersteunende horeca
horeca-activiteit, die een nevenactiviteit vormt bij de hoofdfunctie recreatie en ten dienste staat van de gebruikers van deze hoofdfunctie;
 
zelfstandige horeca
horeca- activiteit die onderdeel vormt van de exploitatie van de hoofdfunctie maar die mag worden uitgeoefend als zelfstandige activiteit in die zin dat niet alleen gebruikers van de hoofdfunctie maar dat een ieder hiervan gebruik mag maken.
 
1.30 kampeermiddelen
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.31 kampeerplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten
 
1.32 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
 
1.33 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.34 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.35 peil
  1. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwvlak en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.36 recreatiewoning
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
 
1.37 seksinrichting
het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.
 
1.39 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw; indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel) bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.
 
1.40 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Toelichting
 
Wat geldt voor de begripsbepalingen, geldt ook voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een concreet geval wordt voldaan aan de toegestane hoogte, breedte, oppervlakte, onderlinge afstand et cetera. Het spreekt voor zich dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft hoe er moet worden gemeten.
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van overige bouwwerken
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen peil, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Recreatie
 
Toelichting
 
Dit is de hoofdbestemming van het bestemmingsplan. Het gaat om één recreatiebedrijf en dus is er één bestemming Recreatie opgenomen met een onderverdeling in een terrein voor dagrecreatie en een terrein voor verblijfsrecreatie als hoofdfuncties en andere specifieke functies binnen de aangegeven vlakken zoals groenvoorzieningen, ecologische stapsteen en parkeren.
 
Vanwege de onderlinge samenhang tussen beide terreinen zijn de tussenliggende Fazantenweg en de Fazantenloop eveneens opgenomen binnen de bestemming Recreatie. Zij behouden primair hun reguliere openbare functie maar binnen het nader aangegeven vlak ‘verbinding’ is tevens de ontsluiting van het verblijfsrecreatieterrein op de Fazantenweg voorzien en daarnaast is binnen dit vlak een verbinding tussen beide terreinen voor langzaam verkeer mogelijk in de vorm van een oversteekplaats voor fietsers en voetgangers al dan niet op maaiveldniveau. Dit kan een brug zijn, zoals dit ook al mogelijk is op grond van de bestemmingen Verkeer en Water in het geldende bestemmingsplan Dongen Buitengebied.
 
De bouwregels zijn grotendeels overgenomen uit het bestemmingsplan buitengebied maar zijn op enkele punten aangepast in verband met het toevoegen van de functies verblijfsrecreatie en groenvoorziening/ ecologische stapsteen.
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- dagrecreatie’: dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bedrijfsmatig geëxploiteerde speel- en kinderboerderij met bijbehorende dagrecreatieve voorzieningen waaronder begrepen ondersteunende horeca ten behoeve van de gebruikers van deze voorzieningen en ten behoeve van de gebruikers van de verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals hierna onder b omschreven. Verder is op deze gronden zelfstandige horeca toegestaan in de vorm van een restaurant met een oppervlakte van maximaal 600m² en een bowlingaccommodatie met maximaal zes banen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- verblijfsrecreatie’: bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van maximaal 60 recreatiewoningen en maximaal 15 kampeerplaatsen met een ondersteunende algemene voorziening, niet zijnde horeca;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- groenvoorziening’: landschappelijk groen, water, nutsvoorzieningen, aarden (geluid)wal, recreatief wandel- en fietspad en onderhoudspad;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- ecologische stapsteen’: aanleg, behoud en ontwikkeling van een ecologische stapsteen, extensief recreatief medegebruik (wandel- en fietspad) en in ondergeschikte mate voor nutsvoorzieningen en een ontsluiting naar de Fazantenweg;
  5. ter plaatse van der aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- verbinding’: ontsluiting van het terrein voor verblijfsrecreatie en verbindingszone voor langzaam verkeer tussen dit terrein en het terrein voor dagrecreatie;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: parkeervoorzieningen;
  7. ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’: wegen, bruggen en dammen, bijbehorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, informatievoorziening, reclame- en kunstuitingen en water;
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- water/ecologische stapsteen’: wateraanvoer en -afvoer en waterberging, ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische stapsteen, extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen zoals paden,bruggen en dammen en bijbehorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.
  9. maximaal twee bedrijfswoningen;
  10. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
3.2. Bouwregels
 
3.2.1 Specifieke vorm van recreatie- dagrecreatie
Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- dagrecreatie' mag gebouwd worden met in acht neming van de volgende bepalingen:
  1. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5 m met dien verstande dat de afstand van geurgevoelige objecten, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoningen, tot de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 50 m moet bedragen.
  2. op de gronden met de aanduidingen ‘parkeerterrein’ en ‘specifieke vorm van recreatie- reservering parkeerterrein’ zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  3. ten aanzien van de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/ of de inhoud gelden de volgende bepalingen:
bouwwerk
maximale goothoogte
maximale bouwhoogte
maximale oppervlakte / inhoud
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)
6 m
10 m
200 m²/750 m³
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen / per woning
3,5 m
7 m
80 m²
overige gebouwen, overkappingen en bouwwerken
6 m
10 m
10.000m²
bouwlagen onder peil
  
maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder een hoofdgebouw
  
  1. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5m bedraagt;
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde gelden verder nog de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van deze bouwwerken, zoals speeltoestellen en andere attracties bedraagt ten hoogste 6m met dien verstande dat binnen het op de verbeelding met ‘ klimtoren toegestaan’ aangeduide vlak één klim- of uitkijktoren met een maximale hoogte van 20 m is toegestaan;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat voor maximaal twee lichtmasten op de als parkeerterrein aangeduide gronden een hoogte van 15m is toegestaan.
3.2.2. Specifieke vorm van recreatie- verblijfsrecreatie
3.2.2.1. Gebouwen en overkappingen
  1. er zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
  2. ten aanzien van de goothoogte, bouwhoogte of oppervlakte van gebouwen of overkappingen gelden de volgende bepalingen :
bouwwerk
maximale goothoogte
maximale bouwhoogte
maximale oppervlakte
27 recreatiewoningen (inclusief aan- en uitbouwen)
3 m
4 m
81m²
33 recreatiewoningen(inclusief aan- en uitbouwen)
3m
7 m
36m²
overige gebouwen en overkappingen
3 m
3.50m
100m²
 
  1. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 10 m.
3.2.3 Verkeer
Op de gronden met de aanduiding ‘verkeer’ mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een brug daaronder begrepen, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 m.
 
3.2.4 Water/ ecologische stapsteen
Op de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- water/ ecologische stapsteen’ mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd. Hierbij moeten de volgende regels in acht worden genomen:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, een brug of de verlichting bedraagt ten hoogste 10m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, brug of verlichting, bedraagt ten hoogste 2m.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 6m met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2m bedraagt.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1. sub f ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen mits de hoogte niet meer bedraagt dan 4 meter en deze voorziening op een passende wijze landschappelijk wordt ingepast hetgeen moet blijken uit een bij de aanvraag over te leggen inrichtingsplan.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1. Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken van de gebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van ‘recreatie- dagrecreatie’ ten behoeve van ondersteunende horeca is toegestaan;
  2. het gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  3. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  4. het gebruik van gronden of gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  5. het gebruik van gronden en gebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders, arbeidsmigranten en voor andere vormen van niet – recreatieve bewoning / huisvesting is niet toegestaan;
  6. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
3.4.2. Voorwaardelijke verplichting in verband met ruimtelijke kwaliteit
Het gebruiken en het ( doen) laten gebruiken van de tot recreatie- verblijfsrecreatie bestemde gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden conform deze bestemming is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering zoals voorzien in het Landschapsinrichtingsplan (bijlage bij deze regels) is uitgevoerd dan wel als in voldoende mate is veilig gesteld dat de uitvoering daarvan binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.
 
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
 
3.5.1 Aanlegverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie- groenvoorziening’ of ‘specifieke vorm van recreatie- ecologische stapsteen’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  3. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  5. het aanleggen of dempen van waterpartijen.
3.5.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van artikel 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
3.5.3. Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 3.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de betrokken gronden hierdoor niet minder geschikt worden gemaakt om te functioneren als groenvoorziening respectievelijk ecologische stapsteen.
 
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
 
Toelichting
 
De hoogspanningsverbinding met bijbehorende zone loopt over een deel van het plangebied. De desbetreffende regeling uit het bestemmingsplan buitengebied ter bescherming van de belangen van de hoogspanningsleiding is overgenomen. Het betreft hier een 150 kV leiding.
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Leiding- Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.
 
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan de hoogspanningsmasten, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
 
4.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding- Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  2. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 6.3 bedoeld;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
 
4.4.4 Advisering
Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).
 
3 Algemene regels
    
Toelichting
 
Dit hoofdstuk bevat een aantal aanvullende regels die in voorkomende gevallen bij het toetsen van aanvragen worden toegepast. Zij bieden met name mogelijkheden voor een oplossing bij concrete plannen waar sprake is van geringe afwijkingen van de regels.
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
6.2 Bestaande maten
 
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
6.3 Afstand van woningen tot wegen
 
Ingeval van de herbouw van een bestaande woning en andere geluidsgevoelige objecten, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de andere geluidsgevoelige objecten tot de as van de weg niet minder bedragen dan de bestaande maat.
 
6.3.1 Verkleining van de afstand tot wegen bij herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3. teneinde herbouw van woningen en andere geluidsgevoelige objecten toe te staan op een kleinere afstand, indien uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.
  
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 Overige zone- toe te voegen evz
 
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone- toe te voegen evz’ worden toegevoegd aan het Natuur Netwerk Brabant- ecologische verbindingszone zoals opgenomen in de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant.
 
7.2. Overige zone- te verwijderen evz
 
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone- te verwijderen evz’ worden onttrokken aan het Natuur Netwerk Brabant- ecologische verbindingszone’ zoals opgenomen in de provinciale Verordening ruimte Noord- Brabant.
 
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is- bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  
Artikel 10 Overige regels
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
  
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
Toelichting
 
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan kan leiden tot situaties dat bestaande bebouwing of gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming die in het nieuwe plan is toegekend. Een dergelijke situatie kan legaal blijven voortbestaan op basis van het overgangsrecht. Gezien de strekking van het onderhavige plan zal zo’n situatie zich waarschijnlijk in de praktijk niet voordoen. Maar het opnemen van overgangsrecht is verplicht en hiervoor is in paragraaf 3.2. van het Besluit ruimtelijke ordening een standaardregeling opgenomen die in dit artikel integraal is overgenomen.
 
11.1. Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van de ' Partiële herziening van het bestemmingsplan Dongen Buitengebied, recreatieboerderij Pukkemuk'.