direct naar inhoud van Artikel 24 Algemene aanduidingsregels
Plan: 's Gravenmoer Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2013000014-VG01

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 Veiligheidszone - leiding

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' geldt dat het aantal bouwwerken dat moet worden aangemerkt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, niet mag toenemen.

24.2 Milieuzone - bodembeschermingsgebied

De gronden met de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' zijn tevens bestemd voor behoud en bescherming van de afscheiding tussen de verontreinigde gronden en de bovenste leeflaag.

24.2.1 Omgevingvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. Het ontginnen, verlagen of (af)graven van de bodem dieper dan 2 m.
  • 2. Het beplanten met beplanting met wortels dieper dan 2 m.
  • 3. Het indrijven van voorwerpen dieper dan 2 m.

  • b. Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van dit lid onder a is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • 1. Normaal onderhoud, beheer en gebruik betreffen.
  • 2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
  • 3. Mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen omgevingsvergunning.

  • c. Voorwaarde voor de omgevingsvergunning
  • 1. De werken en werkzaamheden, zoals in dit lid onder a bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden kan aantonen dat op de betrokken locatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast en de afscherming tussen de verontreinigde gronden en de schone leeflaag niet kan worden beschadigd.
  • 2. Alvorens het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid onder a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van een deskundige op het gebied van bodemmilieu.