Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Ericalaan, Oude Pekela
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0765.BPEricalaan-0401
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
 
a. het plan:
het bestemmingsplan Ericalaan, Oude Pekela;
 
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0765.BPEricalaan-0401 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
 
c. aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, vastgesteld-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
d. aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van vrije beroepen en dienstverlening met een publieksgericht karakter, zoals accountants, makelaars, artsen en tevens voor schoonmaakbedrijven, wassalons, schoonheidsinstituten, pedicures, fotoateliers en daarmee naar de aard gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van een seksinrichtingen, horeca, kapsalons, rijwielreparatiebedrijven of rijwielhandel, detailhandel of winkels;
 
e. aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
 
f. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
g. bestaand
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van de beheersverordening of een andere planologische toestemming; 
h. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
i. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
j. bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
 
k. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
l. bouwgrens:
een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn;
 
m. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
n. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
o. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
p. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
q. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
r. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;
 
s. horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
t. peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 
u. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
v. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten;
 
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
f. de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Woongebied
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
Met daaraan behorend:
  1. aan huis verbonden beroepen;
  2. logiesverstrekking (bed and breakfast);
  3. groenvoorzieningen;
  4. water;
  5. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen in het algemeen geldt dat ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd.
  2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het aantal dat op de plankaart in het bouwvlak is opgenomen;
    2. de woningen worden vrijstaand gebouwd.
    3. de hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    4. de afstand tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m;
    5. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 7 m en 10 m;
    6. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder c (regeling bijgebouwen).
  3. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning bedraagt, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, niet meer dan 100 m², waarvan maximaal 50 m² mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bed en breakfast;
    2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 5,5 m op een afstand van 3 m uit de perceelgrens;
    3. de bijgebouwen worden op minimaal 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd.
  4. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. De inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30m³;
    2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
  5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de bouwperceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
    2. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 4 m.
3.3.1 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in elk geval begrepen:
  1. het gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘detailhandel’ en ‘bedrijf’;
  2. het gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van logiesverstrekking en/ of verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan bedoeld in lid 3.1 sub c;
  3. de aanleg van en het gebruik van gronden voor paardrijbakken, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’, met dien verstande dat:
    • minimaal de bestaande afstand wordt aangehouden tot de naastgelegen woningen;
    • de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt; - de verlichting niet meer dan 60 lux/m2 produceert, gemeten 1 m boven de bodem van de paardrijbak ;
    • de verlichting niet gebruikt wordt tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
  4. de opslag en stalling van goederen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ voor (het verlengde van) de voorgevel.
3.3.2 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.3.1, sub a voor het gebruik van (een deel van) de woning t.b.v. een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    1. De woonfunctie moet in overwegende mate worden gehandhaafd, dit betekent dat:
      1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
      2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
      3. maximaal 40% van de aanwezige bebouwing mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 50m²;
      4. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn;
    2. Het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
      1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang, uitstraling en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
      2. geen omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
      3. bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in de bij deze regels behorende ‘Lijst toegestane bedrijven aan huis’ of daarmee zijn gelijk te stellen;
      4. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf;
      5. uitstalling en bezichtigen van goederen is niet toegestaan;
      6. buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
      7. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse;
      8. het bedrijfsmatig parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein;
      9. reclame-uitingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de vergunningsvrije vormen;
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting
 
De landschappelijke inpassing dienen binnen een 2 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden overeenkomstig het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan.
  
Artikel 4 Verkeers- en verblijfsdoeleinden
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor verkeers- en verblijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Wegen;
  2. Fiets-/voetpad;
  3. Verblijfsgebied;
  4. Parkeervoorzieningen;
  5. Groenvoorzieningen;
  6. Speelvoorzieningen;
  7. Water;
  8. Nutsvoorzieningen.
  9. Gebouwen;
  10. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; Met dien verstand dat:
  11. In de bestemming bij de bestemming Verkeer – Verblijfsdoeleinden gebruikelijke voorzieningen, zoals bewegwijzering, voorzieningen voor openbaar vervoer, bermbeplanting, fietsenrekken en dergelijke zijn begrepen.
Het aantal rijstroken van de wegen mag ten hoogste twee bedragen.
 
4.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepalingen:
    1. De oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m²;
    2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
  2. De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m. 
4.3 Gebruiksregels
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
 
Artikel 6 Algemene afwijkingsbevoegdheid
 
a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de op de plankaart of in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. De hoogte van reclamemasten bedraagt niet meer dan 6 m;
  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
    • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt. De hoogte van reclamemasten bedraagt niet meer dan 6 m.
b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 7 Overgangsrecht
 
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Bestaande bouwwerken die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, met dien verstande dat ten aanzien van de oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gehele vernieuwing of verandering mogelijk is onder de voorwaarde dat ten opzichte van de nieuwbouw ten minste het dubbele oppervlak van bestaande gebouwen die vallen onder de overgangsbepalingen wordt afgebroken;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag of melding geschiedt binnen 18 maanden na het tenietgaan.
  2. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
7.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met de aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming en dat in enigerlei opzicht afwijkt van het plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zo lang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
  2. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  
Artikel 8 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
 
‘regels deel uitmakende van het bestemmingsplan Ericalaan, Oude Pekela’.