direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Neerkant, 2e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201607-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kom Neerkant, 2e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201607-C001 van de gemeente Deurne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw met woonfunctie, een bijgebouw bij een hoofdgebouw met woonfunctie, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw met woonfunctie en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren.

1.9 arbeidsmigranten
  • a. personen die tijdelijk in Nederland verblijven, die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten (arbeidsmigranten).
  • b. arbeidsmigranten die zijn ingeschreven bij een ABU (Algemene Branchevereniging voor Uitzendondernemingen) of VIA (Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars) gecertificeerd uitzend- en/of detacheringsbureau;
  • c. arbeidsmigranten die noodzakelijk zijn voor een particulier in de gemeente Deurne gevestigd bedrijf. Het bedrijf moet aantonen dat de arbeidsmigranten gedurende de gevraagde periode noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering. Hiervoor moet in ieder geval een onderbouwing met de werkzaamheden worden ingediend, waaruit de arbeidsbehoefte over de gevraagde periode naar voren komt;
1.10 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.11 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen en niet zijnde een seksinrichting.

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.17 Beleidskader huisvesting arbeidsmigranten 2015

Het Beleidskader huisvesting arbeidsmigranten 2015, dat op 17 november 2015 door de gemeenteraad van Deurne is vastgesteld, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het beleidskader dat volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde beleidskader is komen te vervallen.

1.18 bestaand
  • bij bouwwerken: op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning;
  • bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel gebruik dat is toegestaan krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.
1.19 bestaande woning

een woning die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning, of een woning die nog gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning, of waarvoor de verleende omgevingsvergunning, nog onherroepelijk wordt.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.23 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.24 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwmarkt

een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, keukens en sanitair, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, alsmede tuincentra en bouwmarkten.

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.36 escortbedrijf

een natuurlijk persoon, groep van personen en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.

1.37 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 groothandel

het bedrijfsmatig verhandelen van goederen die buiten het bedrijf zijn vervaardigd en die worden geleverd aan bedrijfsmatige (niet-consumptieve) afnemers (andere bedrijven).

1.40 GSM-installatie / UMTS-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s).

1.41 GSM-mast / UMTS-mast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM of UMTS-installatie(s) kan (kunnen) worden geplaatst.

1.42 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.43 horeca

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  • het verstrekken van nachtverblijf;
  • het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
  • het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.44 houtproductie

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.45 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.46 huisvesting arbeidsmigranten
  • a. structurele huisvesting: als er 6 maanden of langer per kalenderjaar sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten. Dit kan de huisvesting van wisselende arbeidsmigranten betreffen. Het gaat erom, dat de woonvoorzieningen gedurende minimaal 6 maanden per kalenderjaar in gebruik zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
  • b. tijdelijke huisvesting: als er maximaal 6 maanden per kalenderjaar sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering. Dit kan de huisvesting van wisselende arbeidsmigranten betreffen. Het gaat erom, dat de woonvoorzieningen gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar in gebruik zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Tijdelijke huisvesting is binnen en buiten de bebouwde kom mogelijk ten behoeve van een particulier in Deurne gevestigd bedrijf.
1.47 internetwinkel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen via internethandel, met dien verstande dat producten per post aan de koper worden verzonden en ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact.

1.48 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.49 landschappelijke waarden

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.50 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van de bedrijven, bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals deze is opgenomen als bijlage 1, behorende bij deze regels.

1.51 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende huurder het hoofdverblijf elders heeft.

1.52 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen op het gebied van openbaar bestuur en overheidsdiensten; levensbeschouwelijke organisaties, onderwijs, gezondheidszorg, veterinaire diensten, sociaal-medische, sociaal-culturele en culturele voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.53 mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

1.54 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.55 nieuwe woning

een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad.

verduidelijking:
de herbouw van een woning valt hier niet onder; wel een woning die ontstaat door woningsplitsing.

1.56 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkaar snijden.

1.57 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.58 opslag

het opslaan van materialen en materieel met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later hier weer over kan beschikken.

1.59 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.60 recreatief medegebruik

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

1.61 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.62 veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee en tamme konijnen. Hierbij worden de volgende typen onderscheiden:

intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

pelsdierhouderij:

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van pelsdieren.

overige veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering gericht op het fokken, mesten en houden van dieren, niet zijnde een intensieve veehouderij of overige veehouderij.

1.63 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel).

1.64 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.65 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.66 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.67 Welstandsnota gemeente Deurne 2016

de Welstandsnota gemeente Deurne 2016, vastgesteld door de gemeenteraad van Deurne op 15 november 2016, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen.

1.68 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.69 zorgboerderij

Een maatschappelijke voorziening waar door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren voortbrengen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

verticaal vanaf de laagst gelegen snijlijn van elk dakvlak, met elk daaronder staand buitenwerks gevelvlak, tot aan het peil.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.7 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 peil
  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • c. agrarisch grondgebruik;
  • d. bestaande agrarische bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • e. een bestaande bedrijfswoning;

met daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. wegen, paden en verhardingen;
  • h. voorzieningen zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf '.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot het hart van de openbare weg mag niet minder bedragen dan 20 meter.
  • c. De afstand van bedrijfsgebouwen tot overige perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 meter.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter.
  • e. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 45 graden.

3.2.2 Bedrijfswoning
  • a. Maximaal één bedrijfswoning is toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.
  • b. Herbouw van de bedrijfswoning is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
  • c. De afstand van de voorgevel van de bedrijfswoning tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 7 meter.
  • d. De afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter.
  • e. De breedte van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 7 meter.
  • f. De horizontale diepte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • g. De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • h. De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • i. De bedrijfswoning dient vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder mag bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
  • j. De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.

3.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het op de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan;
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook de woning is toegestaan, mag niet meer dan 100 m2 bedragen.
  • f. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • g. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen.
  • h. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

3.2.4 Overige gebouwen

Buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' zijn alleen schuilgelegenheden voor dieren toegestaan, mits:

  • a. het perceel een minimale oppervlakte van 0,5 hectare heeft;
  • b. de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3;
  • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter.

3.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a gelden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' de volgende bepalingen:
    • 1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
    • 2. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter, met uitzondering van hooitorens en silo’s, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
    • 3. De bouw van een zwembad is toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2.6 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel om het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag ten hoogste 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.
  • b. het bepaalde in 3.2.6 onder b. ten behoeve van een hooitoren of silo met een hoogte van niet meer dan 15 meter, indien dit in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering ter plaatse noodzakelijk is;

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van enige vorm van bedrijf, met uitzondering van de in 3.1 toegelaten bedrijven.
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een veehouderij.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' te wijzigen naar 'Wonen - Buitenlint', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de bij het agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen dienen gesaneerd worden;
  • b. het hoofdgebouw mag worden gesplitst in maximaal twee woningen;
  • c. het aantal woningen mag met één toenemen zonder splitsing van het hoofdgebouw, indien splitsing van het hoofdgebouw niet mogelijk is;
  • d. de oppervlakte van de bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan het bepaalde in 3.2.3 onder e. Ingeval de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen in 3.2.3 onder e. dient het nog resterende meerdere deel van de oppervlakte aan bijgebouwen te worden afgebroken;
  • e. bij nieuwbouw van een woning en/of bijgebouwen dient ook te worden voldaan aan de overige bepalingen van 'Wonen - Buitenlint';
  • f. bij vestiging of splitsing van woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient sprake te zijn van van het behoud en herstel van deze bebouwing.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. de uitoefening van bedrijven, welke voorkomen in de categorie 1 en 2, zoals deze zijn aangegeven in de bijlage Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen met de categorie 1 en 2 bedrijven;
  • b. bestaande woningen;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, erfontsluiting en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Algemeen
  • a. De oppervlakte van een bedrijfsperceel mag niet minder dan 1.000 m² en niet meer dan 2.500 m² bedragen.
  • b. De breedte van een bedrijfsperceel mag niet minder dan 20 meter bedragen.
  • c. Het bebouwingspercentage mag ten hoogste 75% per bouwperceel bedragen, met een maximum van 1.250 m²

4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. De afstand van bedrijfsgebouwen tot het hart van de openbare weg mag niet minder bedragen dan 15 meter.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot overige perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter.
  • e. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden.

4.2.3 (Bedrijfs)woningen
  • a. Per bedrijfsperceel is één bedrijfswoning toegestaan, mits:
    • 1. de nieuwe woning past binnen het woningbouwprogramma van de gemeente;
    • 2. er geen sprake is van milieuhinder;
    • 3. voldaan wordt aan het bepaalde onder b tot en met j.
  • b. Herbouw van de (bedrijfs)woning is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande (bedrijfs)woning of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
  • c. De afstand van de voorgevel tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 7 meter.
  • d. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter.
  • e. De breedte mag niet minder bedragen dan 7 meter.
  • f. De horizontale diepte mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • g. De goothoogte niet meer bedragen dan 6 meter.
  • h. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • i. De gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
  • j. De inhoud van een (bedrijfs)woning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

4.2.4 Bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van bijgebouwen mag niet minder dan 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het op de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook de (bedrijfs)woning is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m²;
    • 2. 80 m² voor bouwpercelen groter dan 250 m² en kleiner of gelijk aan 500 m²;
    • 3. 110 m² voor bouwpercelen groter dan 500 m² en kleiner of gelijk aan 1.000 m²;
    • 4. 150 m² voor bouwpercelen groter dan 1.000 m².
  • f. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m².
  • g. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • h. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen.
  • i. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

4.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder bedrijfsgebouwen, (bedrijfs)woningen en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief lichtmasten en reclamemasten, mag niet meer bedragen dan 6 meter, met uitzondering van kranen, waarvan de hoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • c. De bouw van een zwembad is toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  • a. in 4.2.2 onder a met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelsgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • b. van het bepaalde in 4.2.2 onder b voor het bouwen van hoofdgebouwen in de perceelsgrens:
    • 1. wanneer het als hoofdgebouw een bedrijfsgebouw betreft;
    • 2. wanneer er hoogstens aan een zijde tot aan de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.
  • c. van het bepaalde in 4.2.3 onder i. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aan grenzende gronden en bouwwerken.
  • d. van het bepaalde in 4.2.4 onder b. voor het bouwen van carports mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
  • e. van het bepaalde in 4.2.4 onder b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
    • 3. de nokhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
  • f. van het bepaalde in 4.2.4 onder c. voor een grotere afstand tot maximaal 2 meter, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
  • g. van het bepaalde in 4.2.4 onder d. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  • h. het bepaalde in artikel 4.2.6 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 3 meter achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel om het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag ten hoogste 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden of gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning, met uitzondering van de bestaande (bedrijfs)woning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van enige vorm van bedrijf, met uitzondering van de in 4.1 toegelaten bedrijven;
  • c. detailhandel, met uitzondering van aan de totale bedrijfsuitoefening ondergeschikte detailhandel met een omvang van niet meer dan 100 m² bvo;
  • d. het opslaan van consumentenvuurwerk;
  • e. het opslaan van goederen met een stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden;
  • f. het exploiteren van geluidhinderlijke en risicovolle inrichtingen.

4.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Bij woningen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Categorie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 en 4.4.1 onder b. en worden toegestaan dat een bedrijf wordt toegelaten dat behoort tot categorie 3.1 van de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, mits het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met het ter plaatse toegestane bedrijf en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie.

Voor percelen waar op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds een bedrijf is gevestigd dat behoort tot categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, geldt dat de omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.1 geacht wordt te zijn verleend.

4.5.2 Detailhandel in volumineuze goederen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 en 4.4.2 onder c. voor het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen, mits:

  • a. het een algehele bedrijfsverplaatsing uit het dorpscentrum betreft;
  • b. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • c. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie, ondergeschikt aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen van amfibieën, bosvogels en plantengezelschappen;
  • d. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. (extensief) recreatief medegebruik;
  • g. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en schuilgelegenheden zijn toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte informatievoorzieningen en entreevoorzieningen   maximaal 3 m  
bouwhoogte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik   maximaal 3 m  
bebouwde oppervlakte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik   maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid  
bebouwde oppervlakte nutsvoorzieningen   bestaand  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 2 m  

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. lawaaisporten;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 5.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

5.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van bosbouw/ bosbeheer, landschapsbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van leidingen;
  • d. het kappen/vellen van bomen in het kader van de bosbouw en houtproductie, mits vervangende herplant plaatsheeft.

5.4.3 Toetsing

De in 5.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder 5.4.4 opgenomen criteria.

5.4.4 Schema
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
 
Criteria voor vergunningverlening  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;

het afgraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;

het verwijderen van houtopstanden;

het diepwoelen of - ploegen van de bodem;

het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.  
de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van bos- en/of natuurbeheer;

de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;

de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in bestaande woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': het bestaande bedrijf, uitsluitend op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': een brandweerkazerne;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen waaronder een gemeenschapshuis, uitsluitend op de begane grond;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'religie': een kerk;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte, uitsluitend op de begane grond;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca, uitsluitend op de begane grond;
  • l. groenvoorzieningen waaronder speelvoorzieningen;
  • m. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • n. tuinen en erven;
  • o. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

6.2.1 Algemeen
  • a. Van percelen met alleen een woonfunctie mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 50%, met uitzondering van bouwpercelen kleiner dan 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%.
  • b. Van percelen met een andere dan alleen een woonfunctie mag het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak met de betreffende aanduiding niet meer bedragen dan 75%.
  • c. De bestaande vloeroppervlakte van een winkel ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan mag met maximaal 25% worden uitgebreid, of in ieder geval met 40 m² bvo, met inachtneming van het bepaalde onder b.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Het oprichten van nieuwe hoofdgebouwen is toegestaan voor de functies detailhandel, horeca en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, en indien voldaan wordt aan de navolgende regels onder c. t/m j.
  • b. Het bouwen van nieuwe woningen is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw ter plaatse, indien voldaan wordt aan de navolgende regels onder c. t/m j.
  • c. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 0 meter en niet meer bedragen dan 5 meter.
  • d. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 2 meter en voor een halfvrijstaand hoofdgebouw, een geschakeld hoofdgebouw en de eindwoning van aaneengebouwde hoofdgebouwen, aan één zijde niet minder dan 2 meter.
  • e. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 5 meter en niet meer dan 15 meter.
  • f. De horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • g. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • h. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • i. Hoofdgebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

6.2.3 Bijgebouwen bij hoofdgebouwen, niet alleen woning zijnde
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • c. De voorgevel van bijgebouwen mag niet minder dan 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • d. Vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel van de erker, het entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1 meter.
  • e. Met in acht name van het bepaalde in 6.2.1 onder a, mag de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande en tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, per bouwperceel niet meer bedragen dan 500 m².
  • f. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer bedragen dan 3,2 meter.
  • g. De bouwhoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer bedragen dan 6,5 meter.
  • h. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

6.2.4 Bijgebouwen bij hoofdgebouwen, alleen woning zijnde
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van bijgebouwen mag niet minder dan 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. Met in acht name van het bepaalde in 6.2.1 onder a. mag de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, per bouwperceel, niet meer dan bedragen dan:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m²;
    • 2. 80 m² voor bouwpercelen groter dan 250 m² en kleiner of gelijk aan 500 m²;
    • 3. 110 m² voor bouwpercelen groter dan 500 m² en kleiner of gelijk aan 1.000 m²;
    • 4. 150 m² voor bouwpercelen groter dan 1.000 m².
  • f. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m².
  • g. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • h. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen.
  • i. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

6.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

6.2.6 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • d. De bouw van een zwembad is toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 6.2.2 onder c. met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • b. het bepaalde in 6.2.2 onder i. met betrekking tot de dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. het bepaalde in 6.2.3 onder c. en 6.2.4 onder d. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • d. van het bepaalde in 6.2.4 onder b. voor het bouwen van carports mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
  • e. het bepaalde in 6.2.4 onder c. voor het bouwen van erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken tot niet meer dan 2 meter voor de voorgevel, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • f. het bepaalde in 6.2.4 onder d, voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 2 meter bedraagt;
  • g. het bepaalde in artikel 6.2.7 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel om het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag ten hoogste 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Beroep aan huis

Bij woningen zijn aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

6.4.2 Functieverandering

De mogelijkheden van functieverandering zijn in onderstaand schema weergegeven.

  nieuwe functie  
bestaande functie   (w) **   (b)   (dh)   (h)   (dv)   (m)   (hv)  
wonen (w)   -   nt   o   o   t   t   o  
bedrijf (b)*   o   -   o   o   t   t   nt  
detailhandel (dh)   t   nt   -   t   t   t   o  
horeca (h)   t   nt   t   -   t   t   o  
dienstverlening (dv)   o   nt   o   o   -   t   o  
maatschappelijk (m)   o   nt   o   o   t   -   o  
huisvesting medewerkers   o   nt   o   o   o   o   -  

hv = huisvesting medewerkers

nt = niet toegestaan

t = toegestaan

o = alleen toegestaan na verlening omgevingsvergunning

* ingeval van bedrijfswisseling is uitsluitend vestiging van een bedrijf in milieucategorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot deze voorschriften behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, toegestaan.

** ingeval van functiewijziging naar wonen geldt dat ter plaatse maximaal één woning rechtstreeks is toegestaan, waarbij bestaande woningen ook als één woning dienen te worden meegeteld.

6.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van enige vorm van bedrijf, met uitzondering van de in 6.1 toegelaten bedrijven;
  • c. het gebruik van meer dan 30 m² van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen voor dierenverblijven of hobbykassen.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Beroep aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.1 onder b. tot niet meer dan 75 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

6.5.2 Functieverandering

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van een in het schema in 6.4.2 met 'o' (= omgevingsvergunning) aangeduide functieverandering, mits:

  • a. hierdoor geen negatieve ruimtelijk-functionele effecten ontstaan;
  • b. er geen onevenredige hinder naar de omgeving ontstaat;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten veroorzaakt die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. in geval van een functieverandering naar wonen het maximaal één woning betreft, mits deze past in het gemeentelijke woningbouwprogramma.

6.5.3 Bedrijf aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.3 onder c. voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m², met uitzondering van de bedrijfsvloeroppervlakte voor het perceel met de aanduiding 'bedrijf';
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • f. voor percelen waar op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds een vergund aan huis gebonden bedrijf wordt uitgeoefend, geldt dat de omgevingsvergunning als bedoeld in dit sublid geacht wordt te zijn verleend.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse riooltransportleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – riool';
  • b. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse riooltransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding dient te zijn gewaarborgd.
  • b. Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

7.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding zijn gewaarborgd.

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 8 Sport

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport-, spel- en recreatieve doeleinden met daarbij behorende voorzieningen zoals kleedlokalen, club- en verenigingsgebouwen;
  • b. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, onderhoudsstroken, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

8.2.1 Gebouwen
  • a. De afstand van de voorgevel van de gebouwen ten dienste van de sportbeoefening tot de aan de openbare weg gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen.
  • b. De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 1.500 m² bedragen;
  • d. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • e. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • f. Er mogen geen woningen worden gebouwd.

8.2.2 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder gebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, ballenvanghekken, lichtmasten, vlaggenmasten en reclameborden niet meer dan 4 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 18 meter.
  • d. De bouwhoogte van ballenvanghekken mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.
  • e. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • f. De bouwhoogte van reclameborden mag niet meer bedragen dan 1,25 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. horeca, met uitzondering van club- en verenigingsgebouwen behorend bij de sport-, spel- en recreatieve doeleinden als bedoeld in 8.1;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. verblijfsgebied;
  • c. parkeren;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

9.2.1 Gebouwen
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen toegestaan.
  • b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 meter.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van verkeersvoorzieningen, mag niet meer bedragen dan 8 meter.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers en onderhoudsstroken;
  • b. bij de bestemming behorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

  • a. Op deze gronden mogen alleen bruggen, duikers en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De hoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter.

Artikel 11 Wonen - Buitenlint

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Buitenlint' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in bestaande woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden': nieuwe woningen tot een maximum van het aangegeven aantal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': bestaande bedrijven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt': een bouwmarkt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': een bestaande zorgboerderij;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': bestaande dienstverlening;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte;
  • j. erven en tuinen;
  • k. groenvoorzieningen waaronder speelvoorzieningen;
  • l. wegen, paden en parkeren;
  • m. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

11.2.1 Algemeen
  • a. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%.
  • b. Het bebouwingspercentage op percelen met een andere dan alleen een woonfunctie mag ten hoogste 75% bedragen.

11.2.2 Hoofdgebouwen

Het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw ter plaatse en nieuw te bouwen woningen als bedoeld in 11.1 onder b en c, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. Herbouw van woningen is toegestaan indien dit gebeurt ter plekke van de bestaande woningen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
  • b. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 5 meter en niet meer dan 20 meter met dien verstande dat de afstand van de voorgevel van een bedrijfsgebouw tot een perceelsgrens langs de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter, en voor een halfvrijstaand hoofdgebouw, een geschakeld hoofdgebouw en de eindwoning van aaneengebouwde hoofdgebouwen, aan één zijde niet minder bedragen dan 3 meter.
  • d. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 7 meter.
  • e. De horizontale diepte van een hoofdgebouw op percelen met alleen een woonfunctie mag niet meer bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat de horizontale diepte van een vrijstaand hoofdgebouw op percelen met alleen een woonfunctie niet meer mag bedragen dan 15 meter.
  • f. De goothoogte van een hoofdgebouw niet zijnde een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • g. De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.
  • h. De gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
    • 3. de dakhelling van een bedrijfsgebouw niet minder dan 12 graden en niet meer dan 45 graden mag bedragen.
  • i. De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

11.2.3 Bijgebouwen
  • a. Bijgebouw mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2 ;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2 ;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2;
    • 4. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1.000 m2 ;
  • f. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2 .
  • g. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • h. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen.
  • i. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

11.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

11.2.5 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

11.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • d. De bouw van een zwembad is toegestaan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 11.2.2 onder a. ten aanzien van het bouwen van nieuwe woningen uitsluitend in geval van sanering van bedrijfsgebouwen bij een voormalige boerderij, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het hoofdgebouw mag worden gesplitst in maximaal twee woningen;
    • 2. de oppervlakte van de bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan het bepaalde in 11.2.3 onder e. Ingeval de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen in 11.2.3 onder e. dient het nog resterende meerdere deel van de oppervlakte aan bijgebouwen te worden afgebroken;
    • 3. bij nieuwbouw van een woning en/of bijgebouwen dient ook te worden voldaan aan de overige regels van dit artikel;
  • b. het bepaalde in 11.2.2 onder b. met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • c. het bepaalde in 11.2.2 onder h. en 11.2.3 onder i. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bepaalde in 11.2.3 onder b. voor het bouwen van carports mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • e. het bepaalde in 11.2.3 onder b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • f. het bepaalde in 11.2.3 onder c. voor een afstand tot niet meer dan 2 meter, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
  • g. het bepaalde in 11.2.3 onder d. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 3 meter bedraagt.
  • h. van het bepaalde in 11.2.6 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 3 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag maximaal 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.

11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Beroep aan huis

Bij woningen zijn aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

11.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis.
  • c. het gebruik van meer dan 30 m² van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen voor dierenverblijven of hobbykassen.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Beroep aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.4.1 onder b. tot niet meer dan 75 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

11.5.2 Bedrijf aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.4.2 onder b. voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het bedrijf valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarin niet voorkomt, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een milieucategorie 1- of 2-bedrijf;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • g. Voor percelen waar op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds een vergund aan huis gebonden bedrijf wordt uitgeoefend, geldt dat de omgevingsvergunning als bedoeld in dit sublid geacht wordt te zijn verleend.

Artikel 12 Wonen - Dorpslint

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Dorpslint' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in bestaande woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden': nieuwe woningen tot een maximum van het aangegeven aantal;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen;
  • d. dienstverlening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': bestaande bedrijven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': bestaande detailhandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt': een bestaande bouwmarkt;
  • h. erven en tuinen;
  • i. groenvoorzieningen waaronder speelvoorzieningen;
  • j. wegen, paden en parkeren;
  • k. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

12.2.1 Algemeen
  • a. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%.
  • b. Het bebouwingspercentage op percelen met een andere dan alleen een woonfunctie mag ten hoogste 75% bedragen.
  • c. De bestaande vloeroppervlakte van een detailhandelsvoorziening ten tijde van de ter inzage legging van dit plan mag met maximaal 25% worden uitgebreid of in ieder geval met 40 m² bruto vloeroppervlak, met inachtneming van het gestelde in sub b.

12.2.2 Hoofdgebouwen

Het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw ter plaatse en nieuw te bouwen woningen als bedoeld in 12.1 onder b, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. Herbouw van woningen is toegestaan indien dit gebeurt ter plekke van de bestaande woningen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
  • b. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 5 meter en niet meer dan 10 meter.
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter, en voor een halfvrijstaand hoofdgebouw, een geschakeld hoofdgebouw en de eindwoning van aaneengebouwde hoofdgebouwen, aan één zijde niet minder bedragen dan 3 meter.
  • d. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 7 meter.
  • e. De horizontale diepte van een vrijstaand hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat de horizontale diepte van een vrijstaand hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 15 meter.
  • f. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • g. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • h. De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 4,5 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 7,5 meter.
  • i. De gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
  • j. De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

12.2.3 Bijgebouwen
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2 ;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2 ;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2 ;
    • 4. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1.000 m2 .
    • 5. 500 m² bij hoofdgebouwen, niet woningen zijnde.
  • f. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2 .
  • g. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • h. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen.
  • i. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

12.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

12.2.5 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

12.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • d. De bouw van een zwembad is toegestaan.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 12.2.2 onder a. ten aanzien van het bouwen van nieuwe woningen uitsluitend in geval van sanering van bedrijfsgebouwen bij een voormalige boerderij, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het hoofdgebouw mag worden gesplitst in maximaal twee woningen;
    • 2. de oppervlakte van de bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan het bepaalde in 12.2.3 onder e. Ingeval de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen in 12.2.3 onder e. dient het nog resterende meerdere deel van de oppervlakte aan bijgebouwen te worden afgebroken;
    • 3. bij nieuwbouw van een woning en/of bijgebouwen dient ook te worden voldaan aan de overige regels van dit artikel;
  • b. het bepaalde in 12.2.2 onder b. met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • c. het bepaalde in 12.2.2 onder i. en 12.2.3 onder i. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bepaalde in 12.2.3 onder b. voor het bouwen van carports mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • e. het bepaalde in 12.2.3 onder b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • f. het bepaalde in 12.2.3 onder c. voor een afstand tot niet meer dan 2 meter, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
  • g. het bepaalde in 12.2.3 onder d. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 3 meter bedraagt.
  • h. van het bepaalde in 12.2.6 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 3 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag maximaal 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Beroep aan huis

Bij woningen zijn aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

12.4.2 Functieverandering

De mogelijkheden van functieverandering zijn in onderstaand schema weergegeven.

    Nieuwe functie  
bestaande functie   (w)     (b)     (d)     (dv)    
- wonen (w)     -     o    nt     o    
- bedrijven (b)*     nt     -     nt     o    
- detailhandel (d)     t     o    -     o    
- dienstverlenende voorzieningen (dv)     t     o    nt     -    

t = rechtstreeks toegestaan o = omgevingsvergunning nt = niet toegestaan

* = ingeval van bedrijfswisseling is uitsluitend vestiging van een bedrijf in milieucategorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, toegestaan

12.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Beroep aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.4.1 onder b. tot niet meer dan 75 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

12.5.2 Functieverandering

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van een in het schema in 12.4.2 met 'o' (= omgevingsvergunning) aangeduide functieverandering, mits:

  • a. hierdoor geen negatieve ruimtelijk-functionele effecten ontstaan;
  • b. er geen onevenredige hinder naar de omgeving ontstaat;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten veroorzaakt die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. in geval van een functieverandering naar wonen het maximaal één woning betreft, mits deze past in het gemeentelijke woningbouwprogramma.

12.5.3 Bedrijf aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.4.3 onder b. voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het bedrijf valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarin niet voorkomt, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een milieucategorie 1- of 2-bedrijf;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • g. Voor percelen waar op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds een vergund aan huis gebonden bedrijf wordt uitgeoefend, geldt dat de omgevingsvergunning als bedoeld in dit sublid geacht wordt te zijn verleend.

Artikel 13 Woongebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in bestaande woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden': nieuwe woningen tot een maximum van het aangegeven aantal;
  • c. bestaande bijzondere woonvormen;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in caravans': bestaande detailhandel in caravans.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': het bestaande bedrijf;
  • g. erven en tuinen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. wegen, paden en parkeren;
  • k. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

13.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%.

13.2.2 Hoofdgebouwen

Het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van herbouw ter plaatse en nieuw te bouwen woningen als bedoeld in 13.1 onder b, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. Herbouw van woningen is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande woningen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
  • b. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 7 meter.
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter, en voor een halfvrijstaand hoofdgebouw, een geschakeld hoofdgebouw en de eindwoning van aaneengebouwde hoofdgebouwen, aan één zijde niet minder bedragen dan 3 meter.
  • d. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 7 meter.
  • e. De horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat de horizontale diepte van een vrijstaand hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 15 meter.
  • f. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • g. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • h. Hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een plat dak of met hellende dakvlakken. Indien het gebouw met hellende dakvlakken wordt afgedekt mag de dakhelling niet minder bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

13.2.3 Bijgebouwen
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het op de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m²;
    • 2. 80 m² voor bouwpercelen groter dan 250 m² en kleiner of gelijk aan 500 m²;
    • 3. 110 m² voor bouwpercelen groter dan 500 m² en kleiner of gelijk aan 1.000 m²;
    • 4. 150 m² voor bouwpercelen groter dan 1.000 m².
  • f. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m².
  • g. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • h. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen.
  • i. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

13.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

13.2.5 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

13.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • d. De bouw van een zwembad is toegestaan.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 13.2.2 onder b. met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • b. het bepaalde in 13.2.2 onder i. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. bepaalde in 13.2.3 onder b. voor het bouwen van een carport, mits:
    • 1. het de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • d. het bepaalde in 13.2.3 onder b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • e. het bepaalde in 13.2.3 onder c. voor het bouwen van een erker, entreeportaal of ander bouwwerk op een afstand tot niet meer dan 2 meter voor de voorgevel, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder bedraagt dan 3 meter;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • f. het bepaalde in 13.2.3 onder d. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
  • g. het bepaalde in 13.2.6 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag maximaal 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Beroep aan huis

Bij woningen zijn aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

13.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis;
  • c. het gebruik van meer dan 30 m² van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen voor dierenverblijven of hobbykassen.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Beroep aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.4.1 onder b. om een oppervlakte tot niet meer dan 75 m² toe te staan, mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

13.5.2 Bedrijf aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.4.2 onder b. voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het bedrijf valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarin niet voorkomt, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een milieucategorie 1- of 2-bedrijf;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • g. Voor percelen waar op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds een vergund aan huis gebonden bedrijf wordt uitgeoefend, geldt dat de omgevingsvergunning als bedoeld in dit sublid geacht wordt te zijn verleend.

Artikel 14 Waarde - Archeologie Gematigd

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Gematigd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

14.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor archeologisch onderzoek

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 14.1 bedoelde dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

14.2.2 Overige bouwwerken

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

14.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 14.2.1 en 14.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m², met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 14.3 wordt meegerekend;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld en/of groter zijn dan 1.000 m2 , zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 14.2 wordt meegerekend;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld.

14.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.3.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

14.3.3 Uitzonderingen

Het in 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

14.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

Artikel 15 Waarde - Archeologie Hoog

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor archeologisch onderzoek

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 15.1 bedoelde dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

15.2.2 Overige bouwwerken

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

15.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 15.2.1 en 15.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 250 m², met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 15.3 wordt meegerekend;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld en/of groter zijn dan 250 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 15.2 wordt meegerekend;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld.

15.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

15.3.3 Uitzonderingen

Het in 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

15.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

17.2 Bestaande maten
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming van de cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, waarbij de 'Welstandsnota gemeente Deurne 2016' de leidraad vormt inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van bestaande woningen anders dan voor permanente bewoning;
  • c. het bieden van (tijdelijke) huisvesting van arbeidsmigranten en het direct daarmee verbandhoudend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid;
  • d. het gebruik van agrarische bedrijfsruimte en woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  • e. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een internetwinkel.
  • g. enige vorm van handel, behoudens voor zover dit op grond van de bestemming is toegestaan.
  • h. het gebruik voor de opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond;

18.2 Parkeren
18.2.1 Parkeernormen

Bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de ‘Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013’, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen, die als Bijlage bij deze regels is gevoegd.

18.2.2 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2.1 mits de afwijking in overeenstemming is met het vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid zoals weergegeven in de ‘Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013’ inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen.

18.3 Afwijken van de gebruiksregels
18.3.1 Afhankelijke woonruimte
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.1 onder a. om een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 2. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 3. de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • b. Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
  • c. De omgevingsvergunning zoals genoemd onder a. wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

18.3.2 Kamerverhuur en/of logies

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.1 onder b. ten behoeve van het gebruik als kamerverhuur of logies in de woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het aantal personen dat gebruik maakt van de kamerverhuur mag niet meer bedragen dan 10;
  • b. het gebruik mag geen overlast voor het woonmilieu opleveren, en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. het gebruik dient naar de aard in overeenstemming te zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd.

18.3.3 Huisvesting arbeidsmigranten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.1 onder c.ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een permanent / vast gebouw, te weten in:
    • 1. bestaande woonruimte of;
    • 2. in VAB-gebouwen (Vrijkomende Agrarische Bebouwing);
    • 3. in een noodwoning waarvoor het persoonsgebonden overgangsrecht is vervallen, als het gebouw legaal (met vergunning) is opgericht;
  • b. indien de huisvestiging niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a, mag nieuwe bebouwing worden opgericht voor structurele huisvesting als tevens wordt voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmingsvlak of bouwperceel) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Sloop: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit)
    • 6. Woonunit: indien elders in de gemeente voldoende structurele voorzieningen ontbreken zijn maximaal twee woonunis toegestaan binnen het bestaande bouwvlak, maar buiten bestaande bebouwing, waarbij de hoogte van een woonunit in ieder geval niet meer dan 3 m bedraagt.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag tijdelijke huisvesting plaatsvinden in een tijdelijke huisvestingsvoorziening, zoals een verplaatsbare unit of een caravan;
  • d. de omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
  • e. de huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf die wordt aangetoond met in ieder geval een onderbouwing waaruit de arbeidsbehoefte over de gevraagde periode naar voren komt;
  • f. er is geen sprake van toevoeging van zelfstandige wooneenheden of woonfuncties, hiervan is sprake als een wooneenheid een eigen (zelfstandige) keuken, douche of bad en toilet heeft;
  • g. h de totale vloeroppervlakte van de huisvesting bedraagt minimaal 10 m2 per huisvestigingplaats;
  • h. het aantal huisvestingsplaatsen voor werknemers per bedrijf is maximaal 40;
  • i. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • j. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1;
  • m. er dient te worden voldaan aan het ‘Beleidskader huisvesting arbeidsmigranten 2015’;

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

18.3.4 Bed & breakfastvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.1 onder d. teneinde als nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf dan wel als verruimde gebruiksmogelijkheid van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. deze nevenactiviteit is uitsluitend in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan;
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. de nevenactiviteit vindt - bij een bestaand agrarisch bedrijf - plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • e. er vindt geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • f. de oppervlakte van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • g. per agrarisch bedrijf mag de gezamenlijke vloeroppervlakte van niet-agrarische, bedrijfsmatige activiteiten niet meer bedragen dan 750 m²;
  • h. ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden of 15 personen toegestaan. Permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

18.3.5 Internetwinkels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 onder f voor het uitoefenen van een internetwinkel als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. er alleen internetverkoop plaatsvindt;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
  • d. er geen sprake is van uitstalling en het bezichtigen van goederen;
  • e. er is geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • f. er geen de opslag en verkoop van vuurwerk, motorbrandstoffen, chemische en brandgevaarlijke stoffen en goederen e.d. plaatsvindt;
  • g. er geen inloop- of kijkdagen plaatsvinden;
  • h. de omvang van de activiteiten mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  • i. de activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;
  • j. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • k. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • l. de levering van goederen de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;
  • m. er geen reclame uitingen en/of etalage wordt gerealiseerd.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Attentiegebied ecologische hoofdstructuur
19.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede aangewezen als attentiegebied ecologische hoofdstructuur.

19.1.2 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur' zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

19.1.3 Uitzonderingen

Het in 19.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

19.1.4 Toelaatbaarheid
  • a. De vergunning als bedoeld in 19.1.2 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de verbetering van het attentiegebied ehs.
  • b. Alvorens te beslissen over een een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in 19.1.2 hoort het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

19.2 Behoud en herstel bebouwingsbeeld
19.2.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel bebouwingsbeeld' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van het bebouwingsbeeld, dat tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van karakteristieke en/of monumentale panden en de samenhang tussen de voormalige pastorie en de kerk.

19.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen geen gebouwen worden gebouwd, verbouwd of herbouwd die niet passen binnen het te behouden en herstellen bebouwingsbeeld in relatie tot de samenhang tussen de voormalige pastorie en de kerk.

19.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.2 voor het bouwen, herbouwen of verbouwen van gebouwen mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de algemene stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving en de samenhang tussen de voormalige pastorie en de kerk.

19.2.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen;
  • b. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm;
  • c. de onderlinge situering van hoofd- en bijgebouwen;

mits dit noodzakelijk is uit een oogpunt van behoud en herstel van het bebouwingsbeeld.

19.2.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;
  • b. Het in lid a. vervatte verbod geldt niet voor:
    • 1. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de cultuurhistorische, architectonische en/of stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • d. In afwijking van het bepaalde in lid c. kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

 

19.3 Ecologische hoofdstructuur
19.3.1 Bescherming ecologische hoofdstuctuur

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofstructuur' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

19.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofstructuur' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen aan andere oppervlakteverhardingen.
  • b. Het verbreden, graven, uitdiepen en/of verleggen van waterlopen.
  • c. Het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren.
  • d. Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • e. Het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders.
  • f. Het vellen en/of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.

19.3.3 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Het in lid 19.3.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van geringe en/of ondergeschikte betekenis zijn waardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. binnen het bouwperceel plaatsvinden.

19.3.4 Toelaatbaarheid

De in lid 19.3.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de ecologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad in verband waarmee advies is verkregen van een daartoe bevoegd deskundige.

19.4 Groenblauwe mantel
19.4.1 Bescherming groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bouwen van nutsvoorzieningen en voor religieuze doeleinden zoals kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,2 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5,5 meter bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
  • c. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, van de vorm van een bouwperceel, voor zover zulks noodzakelijk of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor GSM- en UMTS-installaties en -masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht genomen dienen te worden :
    • 1. inpassing in het landschap: bij de plaatsing van GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk de beginsels van site-sharing en roaming worden gehanteerd, tenzij dit blijkens een voldoende onderbouwde motivering technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht: GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
    • 3. de hoogte van GSM- / UMTS-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM- / UMTS-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen en de nieuwbouw van maximaal 13 woningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de woningen passen in het woningbouwprogramma en het doelgroepenbeleid van de gemeente;
  • b. de woningen passen binnen provinciale prognose en regionale woningbouwafspraken;
  • c. het bouwplan voldoet aan de door de gemeente opgestelde stedenbouwkundige uitgangspunten voor de locatie;
  • d. er voldaan wordt aan de milieueisen, onder meer t.a.v. bodem, water, geluid, lucht, milieuhinder, flora en fauna en archeologie;
  • e. de financiële uitvoerbaarheid voldoende is verzekerd;
  • f. er wordt aangesloten bij de regels van de bestemming 'Centrum'.

21.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen en de nieuwbouw van maximaal 12 woningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. er geen gestapelde woningen worden gebouwd;
  • b. de woningen passen in het woningbouwprogramma en het doelgroepenbeleid van de gemeente;
  • c. de woningen passen binnen provinciale prognose en regionale woningbouwafspraken;
  • d. het bouwplan voldoet aan de door de gemeente opgestelde stedenbouwkundige uitgangspunten voor de locatie;
  • e. er voldaan wordt aan de milieueisen, onder meer t.a.v. bodem, water, geluid, lucht, milieuhinder, flora en fauna en archeologie;
  • f. de financiële uitvoerbaarheid voldoende is verzekerd;

21.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen en de nieuwbouw van maximaal 3 extra woningen toe te staan, naast het reeds ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' toegestane aantal woningen, met dien verstande dat:

  • a. de woningen passen in het woningbouwprogramma en het doelgroepenbeleid van de gemeente;
  • b. de woningen passen binnen provinciale prognose en regionale woningbouwafspraken;
  • c. het bouwplan voldoet aan de door de gemeente opgestelde stedenbouwkundige uitgangspunten voor de locatie;
  • d. er voldaan wordt aan de milieueisen, onder meer t.a.v. bodem, water, geluid, lucht, milieuhinder, flora en fauna en archeologie;
  • e. de financiële uitvoerbaarheid voldoende is verzekerd;
  • f. er wordt aangesloten bij de regels van de bestemming 'Wonen - Dorpslint'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

22.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kom Neerkant, 2e herziening'.