direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - 1
Plan: Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201202-C004

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. agrarisch grondgebruik;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' de instandhouding van waarden ten behoeve van de verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem, alsmede de instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken;
  • f. behoud en bescherming van de aardkundige waarden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied';
  • g. behoud en bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. doeleinden van openbaar nut;
  • k. biomassavergisting;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Ontwikkeling en bescherming

Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw; het agrarisch grondgebruik is het belangrijkst binnen deze bestemming. Daarnaast wordt gestreefd naar het beschermen van de lokaal aanwezige landschappelijke, hydrologische, aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden.

b Waterloop

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

c Agrarisch bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Per agrarisch bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een "enkel" agrarische bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

d Voortuin

De gronden, gelegen binnen een afstand van 20 meter uit de voorzijde van de aanduiding 'bouwvlak', waarop een bedrijfswoning aanwezig is, zijn tevens bestemd als voortuin bij die bedrijfswoning.

e Perceelsontsluitingen

Verhardingen ten behoeve van perceelsontsluitingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of bestemmingsvlak alsmede tussen de voorzijde van de aanduiding 'bouwvlak' of bestemmingsvlak en de openbare weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt.

f Ontwikkelingsmogelijkheden

De ontwikkelingsmogelijkheden van de binnen deze bestemming gelegen agrarische bedrijven hangen af van de ligging van de bouwvlakken en de gewenste bedrijfsactiviteiten.

  • 1. Ligging: deze bestemming overlapt (reconstructie) deelgebieden:
    • a. landbouwontwikkelingsgebied, te weten ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • 2. Bedrijfsactiviteiten: de bestaande agrarische bedrijfsactiviteiten zijn per agrarisch bouwvlak aangeduid en onderscheiden zich in de volgende bedrijfstakken:
    • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij of een (grondgebonden) geiten-/ schapenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf';
    • b. een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij en glastuinbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarisch bedrijf';
    • c. een intensieve veehouderij, niet zijnde een (intensieve) geiten- en/ of schapenhouderij of pelsdierhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • d. een combinatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden/ intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij/ grondgebonden' en 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden/ niet-grondgebonden';
    • e. een pelsdierhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pelsdierhouderij';
    • f. een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
    • g. een paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'.
g Omschakelingsbeleid agrarische bedrijven

Het omschakelingsbeleid van agrarische bedrijven luidt als volgt:

  • 1. omschakeling van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf naar een grondgebonden agrarisch is toegestaan;
  • 2. omschakeling van een andere bedrijfsvorm dan geiten- en/of schapenhouderij naar een geiten- en/of schapenhouderij is niet toegestaan;
  • 3. een pelsdierhouderij is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pelsdierhouderij'; omschakeling naar een pelsdierhouderij is niet toegestaan;
  • 4. glastuinbouwbedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • 5. intensieve veehouderijbedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • 6. intensieve veehouderijbedrijfstakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden/ intensieve veehouderij', en 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij/ grondgebonden';
  • 7. paardenhouderijen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'.
h Ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit

Voorts is ten dienste van het agrarisch bedrijf - ongeacht het bepaalde onder i - detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Ten hoogste 20% van de producten hoeft niet van het eigen bedrijf afkomstig te zijn. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.

i Staat van niet-agrarische nevenactiviteiten

Een niet-agrarische nevenactiviteit naast de agrarische bedrijfsvoering is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de hierna aangegeven aanduiding en wel alleen voor de activiteiten en in de maximale omvang zoals die voor de betreffende locatie hierna staan vermeld:

Afkorting   Aanduiding   Adres   Toegestane activiteit   Max. oppervlakte  
(sa-1)   specifieke vorm van agrarisch - 1   Bakelseweg 49   caravanstalling   1870 m2  
(sa-7)   specifieke vorm van agrarisch - 7   Wittedijk 14   loonbedrijf   2523 m2   
(sa-10)   specifieke vorm van agrarisch - 10   Bakelseweg 60/60a   veehandelsbedrijf   500 m2  
(sa-11)   specifieke vorm van agrarisch - 11   Voorpeelweg 25   hondenkennel   150 m2  

j Biomassavergisting

Onder gebruik overeenkomstig de bestemming wordt in ieder geval verstaan het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting bij een agrarisch bedrijf. De mest die hierbij wordt verwerkt, dient afkomstig te zijn uit het eigen bedrijf.

k Landschappelijke waarden

Behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden

Dit betekent dat met name dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning waardevol reliëf' het beleid gericht is op behoud en bescherming van de karakteristieke hoogteverschillen.

l Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. Het betreft de waterlopen met de functie waternatuur, de (natte) ecologische verbindingszones en de gebieden die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn aangeduid als ‘ruimte voor beek- en kreekherstel’. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Naast de waterloop is ruimte nodig om de maatregelen goed te kunnen uitvoeren;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' het beleid tevens is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS).
m Recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

n Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' mag niet onevenredig worden aangetast.

o Aardkundig waardevol gebied

Deze bestemming strekt mede tot het instandhouden en beschermen van de aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied'. Binnen deze aanduiding zijn tevens de wijstgebieden opgenomen. Wijst betreft een unieke combinatie van hydrologische, aardkundige , landschappelijke en ecologische verschijnselen die zich voordoen langs breuken in de aardlagen die de in oost-Brabant gelegen Peelhorst flankeren. Dit manifesteert zich het duidelijkst op de lijn Liessel-Deurne-Bakel-Gemert-Boekel-Uden-Nistelrode.

p Aan huis gebonden beroep

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2.

q Zend-/ontvangstinstallatie

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is het oprichten van een zendmast – in de vorm van een antennemast voor mobiele telefonie - toegestaan.

r Vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen

Voor de bestaande gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw' geldt dat deze bedrijfsgebouwen mogen worden gebruikt voor statische opslag tot een maat van maximaal 1000 m2. Indien het bestaande vloeroppervlak aan statische opslag meer bedraagt, geldt het bestaande vloeroppervlak als maximum.

s Huisvesten van tijdelijke werknemers

Het gebruik dan wel verbouw van bedrijfsgebouwen of het plaatsen van woonunits ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers, kan uitsluitend worden toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.3.

t Nutsvoorzieningen

Nutsvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming omschreven in 3.1.

3.2.2 Bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- / schapenhouderij' de bestaande oppervlakte bedrijfsbebouwing ten behoeve van een geiten- en/of schapenhouderij tot 1 juni 2014 niet mag worden uitgebreid;
    • 2. de omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor het huisvesten van dieren pas kan worden verleend, indien is aangetoond dat het huisvesten van dieren in de nieuw op te richten gebouwen niet leidt tot significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van in de nabijheid gelegen Natura 2000-gebieden;
  • b. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het met deze aanduiding aangegeven aantal woningen als maximum aantal bedrijfswoningen geldt;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf en de bedrijfswoning.
  • d. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 3.1.2 onder i toegestane nevenactiviteit, met dien verstande dat de in 3.1.2 onder i genoemde oppervlakte als de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit geldt.
3.2.3 Oppervlakte kassen

Kassen zijn op agrarische bouwvlakken uitsluitend toegestaan tot een totale bouwoppervlakte van 5000 m2 kassen per bouwvlak. Uitzondering hierop vormen de agrarische bouwvlakken waar blijkens de aanduiding 'glastuinbouw' reeds een glastuinbouwbedrijf is gevestigd. Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mogen de gronden, binnen deze aanduiding met inachtneming van het bepaalde in 3.2.4, volledig worden bebouwd met kassen.

3.2.4 Maatvoering bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

bedrijfsgebouwen per bouwvlak   min.   max.  
goothoogte kassen   n.v.t.   6,5 m  
goothoogte overige bedrijfsgebouwen   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte bedrijfsgebouwen (incl kassen)     12 m  
dakhelling   n.v.t.   45°  
bedrijfswoning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   maximaal 750 m3, voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum (zie ook hierna onder 3.2.4 onder a)  
dakhelling   12º   70º  
bijgebouwen tbv woonfunctie bedrijfswoning   max.  
afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning   15 m  
gezamenlijke oppervlakte   150 m2   
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  

bouwwerken geen gebouwen zijnde  

max.  
hoogte mestsilo   8,5 m  
hoogte overige silo's   12 m  
hoogte erfafscheidingen   1 m voor voorgevelrooilijn
overige: 2 m  
hoogte antennes   10 m  
hoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   6 m  

  • a. Bij het bepalen van de maximale inhoud van de bedrijfswoningen dient het volgende in acht genomen te worden: indien een bedrijfswoning onderdeel is van een bestaand woonboerderijpand, dan is verbouw en gebruik van de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten ten behoeve van de bedrijfswoning toegestaan; de inpandige stalgedeelten worden bij herbouw uitsluitend meegerekend bij het bepalen van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, indien en voor zover op basis van het bepaalde in 42.7 omgevingsvergunning is verkregen.
  • b. Bij het bepalen van de minimale en/of maximale dakhelling wordt de bestaande dakhelling eveneens geacht te voldoen aan het plan; de voorgeschreven dakhelling geldt niet voor uit- en aanbouwen en dakkapellen.
3.2.5 Maatvoering bebouwing buiten bouwvlak

Buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht. Hiervoor geldt het volgende:

  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inbegrip van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van wandelkappen, hagelschermen en schaduwhallen, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk) alsmede boomteelthekken;
    met dien verstande dat het oprichten van:
    • 1. perceelsafscheidingen niet is toegestaan, behoudens voor zover het betreft open afrasteringen;
    • 2. silo's niet zijn toegestaan;
    • 3. bestaande permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, worden geacht te voldoen aan het plan; nieuwe permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op het agrarisch bouwvlak.
  • b. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m met dien verstande dat informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en voorzieningen van bewegwijzering maximaal 3 m hoog mogen zijn.
  • c. Voor de antennemast voor mobiele telefonie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', gelden de volgende maatvoeringeisen:
    • 1. de maximale hoogte van de mast bedraagt 40 m;
    • 2. de oppervlakte van de bij de mast behorende apparatuur bedraagt maximaal 15 m2;
    • 3. de maximale hoogte van de bij de mast behorende apparatuurkast bedraagt 3 m.
3.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van nieuw op te richten bebouwing op een agrarisch bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' waarop reeds een rijksmonument of gemeentelijk monument aanwezig is, teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van dat monument, onevenredig wordt aangetast;
  • b. de situering, hoogte en uitvoering van teeltondersteunende voorzieningen met het oog op de landschappelijke, ecologische en hydrologische waarden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning te kunnen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  • b. de afstand tot de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • c. de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten bedraagt niet meer dan 20 m;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de voormalige bedrijfswoning.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel grotendeels (= minimaal 80%) uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder h en i;
  • d. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen; onder woondoeleinden strijdig met de bestemming wordt ook het bieden van tijdelijke huisvesting aan tijdelijke werknemers verstaan, zowel in de bedrijfswoning als daarbuiten, en het direct daarmee verbandhoudend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen, met uitzondering van het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van evenementen, die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben;
  • f. het gebruiken van meer dan één bouwlaag binnen bedrijfsgebouwen voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
3.5.2 Afhankelijke woonruimte

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte.

3.5.3 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Onder gebruik overeenkomstig de bestemming wordt beschouwd het gebruik van de bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen – niet zijnde bedrijfsgebouwen - en gronden binnen het agrarisch bouwvlak voor burgerbewoning, indien deze bewoning plaatsvindt door de voormalige agrariër, door de in de toekomst op deze locatie te stoppen agrariër en door een ieder die op 5 juli 2005 het pand bewoonde. Bouwaanvragen, die betrekking hebben op de woonfunctie op dit perceel worden behandeld alsof het agrarische bedrijf nog aanwezig is.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder r jo 3.5.1 onder b teneinde niet-agrarische activiteiten in de vorm van statische opslag als nevenactiviteit toe te staan binnen een agrarisch bouwvlak waar geen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw' is opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. het totale vloeroppervlak van de statische opslag en eventuele andere niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 1000 m2 bedragen;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1;
3.6.2 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.2 teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) niet-agrarisch of voormalig agrarisch bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane bedrijfswoning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.

3.6.3 Omgevingsvergunning huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder d ten behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand, een uit te breiden dan wel een nieuw op te richten bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, ofwel in een bestaande bedrijfswoning of een gedeelte daarvan;
  • b. indien de huisvestiging niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a., kan huisvesting plaatsvinden in één of twee woonunits;
  • c. deze omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
  • d. de huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • e. er is geen sprake van toevoeging van zelfstandige wooneenheden;
  • f. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen voor het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • g. de huisvesting mag maximaal 12 maanden per kalenderjaar bedragen, met dien verstande dat een individuele werknemer maximaal 9 maanden per jaar op een locatie mag verblijven;
  • h. de totale vloeroppervlakte van de huisvesting bedraagt minimaal 10 tot maximaal 12 m2 per huisvestigingplaats;
  • i. het aantal huisvestingsplaatsen voor werknemers per bedrijf is maximaal 6;
  • j. de bouwhoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 m;
  • k. de woonunit wordt geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', maar niet in een bedrijfsgebouw;
  • l. voor zover het woonunits betreft, geldt tevens als voorwaarde dat er voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting elders in de gemeente ontbreken;
  • m. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • n. voor zover geen gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan ;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • o. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • p. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • q. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1;

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.7.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

3.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • e. die worden verricht in het kader van vruchtwisseling.
3.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.7.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning waardevol reliëf':
- het verwijderen van houtopstanden;
- het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
- aanleg van beplantingen;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;  
er mag geen aantasting plaatsvinden van het zichtbare reliëfverschil en de landschappelijke openheid  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied':
- het verwijderen van houtopstanden;
- het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.  
er mag geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen':
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
- het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
- het beplanten van gronden met houtgewas (hoger dan 1 meter)
- vellen of rooien van houtgewas
- het dempen van poelen, sloten en greppels
- aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen
- het omzetten van grasland in bouwland/scheuren van grasland
- het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 60 cm  
- het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone mag niet worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging t.b.v. vergroting en/of vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone, alsmede het toekomstig herstel van het natuurlijk watersysteem, niet worden geschaad;
  • b. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteundende voorzieningen op het agrarisch bouwvlak; hiertoe kan een differentiatievlak worden opgenomen, waarbinnen de bouw van gebouwen niet is toegestaan;
  • c. de vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' mag als volgt plaatsvinden:
    • 1. voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een omvang van maximaal 2,5 ha; in afwijking hiervan geldt voor grondgebonden agrarische bedrijven waar vee wordt gehouden, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een omvang van maximaal 1,5 ha;
    • 2. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven (niet zijnde intensieve veehouderijen) geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een omvang van maximaal 1,5 ha;
    • 3. voor glastuinbouwbedrijven tot een omvang van maximaal 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd;
    • 4. voor intensieve veehouderijen of combinatiebedrijven met een intensieve veehouderijtak geldt dat vergroting tot een omvang van maximaal 1,5 ha kan worden toegestaan; vergroting van het bouwvlak is tot 1 juni 2014 niet toegestaan ten behoeve van een geiten- of schapenhouderij;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      indien er sprake is van uitbreiding van een bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderijbedrijf, dan wordt ten minste 10% van het bouwvlak aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • e. In geval van vergroting van het bouwvlak vindt kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
  • f. Bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. het nieuwe bouwvlak wordt op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan opgenomen; voor zover daarbij sprake is van een vormverandering, worden delen van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' geschrapt;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 3.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving van deze bestemming.
3.8.2 Wijziging differentiatievlak voeropslag

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde bij een grondgebonden agrarisch bedrijf, waar vee wordt gehouden, buiten het bouwvlak een differentiatievlak op te nemen en ter plaatse van dat differentiatievlak voerplaten voor voeropslag toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijziging kan niet worden toegepast voorzover het oprichten van voerplaten past binnen een bouwvlak dat ingevolge de wijzigingsbevoegdheid in 3.8.1 kan worden vergroot;
  • b. het oprichten van voerplaten buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het differentiatievlak wordt opgenomen aansluitend aan het bouwvlak.
3.8.3 Wijziging toevoegen bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde het bouwen van een eerste bedrijfswoning toe te laten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. er mag geen sprake zijn van een eerder aanwezige, maar inmiddels afgesplitste bedrijfswoning;
  • c. uit een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen moet blijken dat het hebben van een bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • d. de woning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  • e. de afstand tot de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • f. de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten bedraagt niet meer dan 20 m;
  • g. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • h. de nieuwe woning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • k. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • l. de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wordt verwijderd.
3.8.4 Wijziging t.b.v. ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' de bestemming geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 14 Natuur eventueel in combinatie met de bestemming Artikel 19 Water, danwel Artikel 20 Water - EHS ter realisatie van een ecologische verbindingszone, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het Waterschap Aa en Maas.
3.8.5 Wijziging huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers binnen het agrarisch bouwvlak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand, een uit te breiden dan wel een nieuw op te richten bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, ofwel in een bestaande bedrijfswoning of een gedeelte daarvan;
  • b. ter plaatse van het bedrijfsgebouw dan wel de bedrijfswoning als bedoeld onder a. wordt de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - huisvesting arbeidsmigranten" opgenomen, hetgeen inhoudt dat huisvesting van arbeidsmigranten in het bedrijfsgebouw dan wel de bedrijfswoning is toegestaan, waarbij aan de in deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden moet worden voldaan;
  • c. indien de huisvesting niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a., kan huisvesting plaatsvinden in woonunits;
  • d. de huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf; hiertoe kan nader advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • e. er is geen sprake van toevoeging van zelfstandige wooneenheden;
  • f. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen voor het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • g. de huisvesting mag maximaal 12 maanden per kalenderjaar bedragen, met dien verstande dat een individuele werknemer maximaal 9 maanden per jaar op een locatie mag verblijven; het bedrijfshoofd dient ter controle een door of namens het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nachtregister bij te houden;
  • h. de totale vloeroppervlakte van de huisvesting bedraagt minimaal 10 tot maximaal 12 m2 per huisvestingsplaats;
  • i. het aantal huisvestingsplaatsen voor werknemers per bedrijf is maximaal 40;
  • j. de bouwhoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 m;
  • k. de woonunit wordt geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', maar niet in een bedrijfsgebouw;
  • l. voor zover het woonunits betreft, geldt tevens als voorwaarde dat er voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting elders in de gemeente ontbreken;
  • m. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • n. voor zover geen gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan ;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • o. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • p. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • q. voldaan moet worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • r. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen van agrarische bedrijven, onder meer op het punt van geurhinder;
  • s. de feitelijke ontsluitingssituatie is toereikend voor de afwikkeling van het bestemmingsverkeer;
  • t. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.8.6 Wijzigen verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting arbeidsmigranten'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting arbeidsmigranten' te verwijderen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen sprake meer van een noodzaak van de huisvesting in een agrarisch bedrijfsgebouw of bedrijfswoning voor de bedrijfsbehoefte van het agrarisch bedrijf; dan wel
  • b. op een andere manier kan in de huisvesting van arbeidsmigranten worden voorzien;
  • c. niet langer wordt voldaan aan de vereisten zoals gesteld in artikel 3.8.5 onder e t/m s.