direct naar inhoud van Regels
Plan: Spoorzone - Middengebied, Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.201509-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Spoorzone - Middengebied, Oost met identificatienummer NL.IMRO.0762.201509-C001 van de gemeente Deurne

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden beroep

het aan huis uitoefenen van een dienstverlenend beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat in ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder aan huis verbonden beroepen worden onder andere verstaan: dienstverlening op gebied van administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch gebied, zoals huisarts, advocaat, pedicure, fysiotherapeut, verzekeringsagent, architect en dergelijke;

1.4 aaneengebouwd

blokken van 3 of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.5 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met een hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder;

1.6 ambachtelijk bedrijf

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.7 bebouwingspercentage

het door bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover dat ligt binnen de bestemming of een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming;

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte (vvo);

1.10 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 bestaand

bij bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders is bepaald. Bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod, tenzij anders is bepaald;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bijzondere woonvormen

woongebouw met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van meerdere huishoudens;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.24 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard en daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.27 discotheek / bar-dancing

een vorm van horeca, die gericht is op het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.

1.28 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.31 geluidszoneringplichtige inrichting

een inrichting, waar rondom het terrein van vestiging op grond van de Wet geluidhinder in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.32 GSM-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s);

1.33 GSM-mast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM-installatie(s) kan (kunnen) worden geplaatst;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, dat gelet op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijk gebouw valt aan te merken;

1.35 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  • het verstrekken van nachtverblijf;
  • het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
  • het exploiteren van zaalaccommodatie;

horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij openbaar vervoervoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de openbaar vervoervoorzieningen.

1.36 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.37 kap

Een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.38 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.39 mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.40 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden;

1.41 operator/provider

aanbieder van een mobiel netwerk;

1.42 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen;

1.43 peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.44 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen.

1.45 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.46 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.47 roaming

het gebruik maken van (delen van het) het mobiele netwerk van een andere operator/provider;

1.48 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, erotische massage salon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een GSM-mast;

1.50 verblijfsruimte

een ruimte binnen een woning waarin één of meerdere personen normaliter gedurende een langere tijd verblijft, zoals een woonkamer of slaapkamer;

1.51 verkoopvloeroppervlakte (vvo)

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.52 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.53 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.54 etmaalwaarde

de hoogste van de volgende drie waarden:

  • a. de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 07.00 en 19.00 uur (dag);
  • b. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 19.00 en 23.00 uur (avond);
  • c. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht);
1.55 geluidsgevoelige ruimten

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.56 langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)

het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;

1.57 maatwerkvoorschrift

voorschrift inhoudende een beschikking waarbij het bevoegd gezag aanvullende eisen stelt, dan wel een ontheffing waarbij het bevoegd gezag de daarbij aangewezen bepalingen niet van toepassing verklaart al dan niet onder het stellen van beperkingen of voorwaarden;

1.58 maximaal geluidsniveau (LAmax)

maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand "F" of "fast", als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkooppunt vuurwerk': tevens voor maximaal één verkooppunt ten behoeve van de verkoop van consumentenvuurwerk , daarbij inbegrepen de opslag van maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend in auto's;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij': tevens een drukkerij uit ten hoogste milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend openbare nutsvoorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, verkeersvoorzieningen zoals wegen en verhardingen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

3.2.2 bedrijfsgebouwen en overkappingen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 8 m.

3.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. herbouw van een bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat dit gebeurt ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning en dat de inhoud ten hoogste 750 m³ bedraagt;
  • c. Voor bedrijfswoningen gelden tevens de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 9 m;
    • 3. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt tenminste 20 graden en ten hoogste 65 graden.

3.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bijgebouw mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een bijgebouw dient ten minste 2 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan;
  • c. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedraagt;
  • d. bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden, ten hoogste bedragen:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2 ;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2 ;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2.
  • f. de horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 m bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 m mag bedragen;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag ten hoogste 3,2 m en de bouwhoogte ten hoogste 6,5 m bedragen. Uitsluitend voor de bouw van duivenhokken mag de goothoogte ten hoogste 4,5 m bedragen;
  • h. de bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,5 m, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,2 m is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens; en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,5 m bedraagt.
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,2 m is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens; en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,5 m bedraagt.
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 gradenlijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis;
    • 5. in het geval dat een hoofdgebouw een van het bepaalde in Bedrijfswoningen onder c afwijkende dakhelling heeft, mogen nieuwe bijgebouwen en nieuwe uitbreidingen op dezelfde manier worden afgedekt als het hoofdgebouw.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten dienste van een nutsvoorziening ten hoogste 3 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antennes bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

3.2.6 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan daar waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. De verticale diepte bedraagt ten hoogste 4 m gemeten vanaf peil.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen voor de voorgevellijn is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 5 m is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor wonen, behoudens een bestaande bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • d. uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaalde in lid Bestemmingsomschrijving, is niet toegestaan;
  • e. op zichzelf staande detailhandel, anders dan volumineuze detailhandel in auto's en/of kantoren zijn niet toegestaan;
  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van maximaal één verkooppunt ten behoeve van de verkoop van consumentenvuurwerk, daarbij inbegrepen de opslag van maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkooppunt vuurwerk';
  • g. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • f. (gebouwen voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. verhardingen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  • a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeers- en speelvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 m bedragen.

4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. ontsluitingswegen, waarbij in ieder geval aangesloten dient te worden aan de aanduiding 'Verkeer', met dien verstande dat de aanduiding 'Verkeer' met 20 m mag worden verschoven;
  • e. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

5.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • a. binnen de bestemming mogen ten hoogste 133 woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat de woningen die middels de wijzigingsregels zoals opgenomen in Artikel 8 in dit aantal niet zijn meegenomen;
  • b. de woningen langs de Fabriekstraat dienen aaneengebouwd te worden gebouwd, met dien verstande dat ruimte ten behoeve van verkeersontsluiting is toegestaan;
  • c. het aantal bouwlagen van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag in ieder geval niet meer bedragen dan 12 m;0
  • e. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste 50% bedragen, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m2 , waarvoor het bebouwingspercentage ten hoogste 60% per bouwperceel mag bedragen en met uitzondering van bouwpercelen van patiowoningen, waarvoor het bebouwingspercentage ten hoogste 80% per bouwperceel mag bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen de naar de openbare weg gekeerde gevels als dove gevels uitgevoerd te worden;
  • g. de afstand van de zijgevel van vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • h. de afstand van de zijgevel van hoekwoningen van aaneengebouwde woningen, tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m;
  • i. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelsgrens langs de openbare weg bedraagt voor patiowoningen ten minste 1 m en voor overige woningen ten minste 3 m, uitgezonderd de woningen aan de Fabrieksstraat;
  • j. uitgezonderd patiowoningen, stedenbouwkundige accenten en de woningen aan de Fabrieksstraat, mogen hoofdgebouwen uitsluitend met een kap worden afgedekt;
  • k. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 12 m bedragen, uitgezonderd patiowoningen.

5.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bijgebouw mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;.
  • b. de voorgevel van een bijgebouw dient ten minste 2 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen 2 m achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan;
  • c. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedraagt. De afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de openbare weg mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden, ten hoogste bedragen:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2 ;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2 ;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2 ;
    • 4. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1.000 m2 .
  • e. de horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 18 m bedragen, uitgezonderd patiowoningen;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag ten hoogste 3,2 m en de bouwhoogte ten hoogste 6,5 m bedragen.

5.2.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;de verticale diepte bedraagt ten hoogste 4 m gemeten vanaf peil .

5.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 15 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,2 m.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouw van zwembaden is toegestaan.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en de afmeting van de in lid 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking:

  • a. van de verplichting tot het bouwen van aaneengebouwde woningen langs de Fabriekstraat, zoals bepaald in lid 5.2.1 onder b, indien uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat het akoestisch klimaat van het achtergelegen gebied niet verslechterd door een andere woningtype;
  • b. van het bepaalde in 5.2.1 onder c. voor het bouwen in 4 bouwlagen, mits:
    • 1. dit nodig is voor het realiseren van stedenbouwkundige accenten;
    • 2. deze stedenbouwkundige accenten gesitueerd worden ter plaatse van de aansluiting van openbare ruimten op de bestemming 'Verkeer';
  • c. van de verplichting van dove gevels, zoals bepaald in lid 5.2.1 onder f, indien uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat het akoestisch klimaat, ingevolge de spoorwegverkeerslawaai, is verbeterd, waardoor geen sprake meer is van een overschrijding van de uiterste ontheffingswaarde;
  • d. van het bepaalde in 5.2.1 onder g, voor een kleinere afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, mits er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  • e. van het bepaalde in 5.2.2. onder b. voor het bouwen van carports, mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 m bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
    • 4. er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.
  • f. van het bepaalde in 5.2.2. onder b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 m en niet meer dan 12 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 m;
    • 3. de nokhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 m;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 m;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
    • 6. er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.
  • g. van het bepaalde in 5.2.2. onder b. voor een kleinere afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw en/of het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  • h. han het bepaalde in 5.2.5 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag ten hoogste 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.

5.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. Bij woningen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    • 1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
    • 3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
    • 4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
    • 5. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • c. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2 ;
  • d. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw als afhankelijke woonruimte;
  • e. De functies als genoemd in artikel 5.1 lid a en b mogen slechts worden uitgeoefend als tenminste wordt voldaan aan de benodigde parkeerplaatsen per functie, zoals aangegeven in onderstaande tabel Parkeernormen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.201509-C001_0001.jpg"
met dien verstande dat voor toepassing van de tabel 'Bijlage 2 Nota parkeernormen 2013' wordt gehanteerd.

  • f. De functies zoals genoemd in lid 5.1 b mogen slechts worden uitgeoefend voor zover de bedrijfsruimte wordt gericht op de aangeduide gevellijn.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 5.1 voor het aan huis uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
  • c. de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.

7.2 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld in lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 milieuzone – hindergevoelige functie
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – hindergevoelige functie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van binnen en buiten het plangebied gelegen bedrijven waarbij primair het bepaalde ten aanzien van de aanduiding 'milieuzone – hindergevoelige functie' geldt.

8.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen in  de artikelen 3 tot en met 5 mogen geen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 8.1.2 voor de bouw van één of meerdere woningen of ander geluidsgevoelige gebouwen, mits:

  • a. er binnen de aanduiding 'milieuzone-hindergevoelige functie' in totaal niet meer dan 18 woningen gerealiseerd worden;
  • b. door middel van een onderzoek wordt aangetoond dat de woningbouw geen onevenredige belemmeringen oplevert  voor een doelmatige bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;
  • c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de woningbouw, waaronder begrepen  een goed woon-en leefklimaat;
  • d. eventueel noodzakelijke milieumaatregelen, waaronder begrepen maatwerkvoorschriften, zijn vastgelegd in een onherroepelijk besluit;
  • e. ten behoeve van de woningen voldoende parkeervoorzieningen worden getroffen, conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals opgenomen in  de bij deze planregels behorende Bijlage 2 Nota parkeernormen 2013'.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
    • 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10%;
    • 2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
  • b. de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;
  • c. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 15 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m.

d. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsdoeleinden, zoals telefooncellen, abri's, brievenbussen en laagspanningsverdeelkasten, mits:

1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 35 m²;

2. de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 4 m.

e. De bevoegdheden als bedoeld in a. tot en met d. zijn niet van toepassing, indien elders in deze regels met betrekking tot de genoemde gevallen afwijkingsbevoegdheden bestaan.

9.2 Afhankelijke woonruimte
  • a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 om een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 2. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 3. de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
  • b. Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend;
  • c. De omgevingsvergunning zoals genoemd onder a. wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Spoorzone - Middengebied, Oost van de gemeente Deurne.