Plan: Steenakker
Idn: NL.IMRO.0758.BP2012039001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Steenakker.

Artikel 14 Wonen

 

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een bedrijf met een milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, met dien verstande dat er een woning aanwezig dient te zijn op het perceel en dat de oppervlakte van het bedrijfsgebouw ten hoogste 250 m² mag bedragen;

 

met daarbij behorende:

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. speelvoorzieningen;

  5. waterhuishouding, waterberging, waterlopen.

 

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.

  4. Per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d. mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per bouwperceel.

  6. In afwijking van het bepaalde onder b. en d. is ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een maximaal aantal woningen toegestaan zoals aangeduid.

  7. Het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid:

 

vrijstaande woningen

40%, met een maximum van 400 m²

twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen

50%, met een maximum van 200 m²

aaneengebouwde woningen

60%

patiowoningen

80%

gestapelde woningen

100%

 

14.2.2 Hoofdgebouwen

  1. De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.

  2. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter bij twee-aaneenwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat deze afstand slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen.

  3. Het hoofdgebouw dient te worden gepositioneerd in de voorgevelrooilijn.

  4. Het hoofdgebouw mag met 3,5 meter worden uitgebreid tot een maximale diepte van 12 meter, met uitzondering van vrijstaande woningen, die mogen worden uitgebreid met 5 meter tot een maximale diepte van 15 meter;

 

14.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.

  2. Aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.

  3. De goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen.

  4. In afwijking van onderdeel c. mag een op een zijdelings aangebouwd aan- en uitbouw of bijgebouw worden uitgebreid met ten hoogste 1 bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt onder het dakvlak en tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

  5. Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m².

 

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.

  2. De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c. mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Indien bouwplannen voorzien in de realisatie van een geluidsgevoelige object mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde.

  2. In afwijking van hetgeen opgenomen onder a. mag in geval het bevoegd gezag een hogere waarde heeft vastgesteld, deze maximaal toelaatbare geluidbelasting uit dit besluit aangehouden worden.

 

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 14.2.1 onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;

  3. het bepaalde in lid 14.2.1 tot en met 14.2.3 in acht moet worden genomen;

  4. de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  1. lid 14.2.1 onder g voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m² en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m², met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 jo. artikel 20:

  1. voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

  2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;

  3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

  4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;

  1. voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw bij de woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

  1. het (ver)bouwen en/of het gebruiken van de woning of een bijgebouw ten behoeve van een Bed & breakfast met dien verstande dat:

  1. deze voorziening gericht is op, cq. ruimte biedt aan maximaal 10 personen;

  2. voor zover het een bedrijfswoning betreft, deze bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;

  3. voor zover het een bedrijfswoning betreft, maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;

  4. de (bedrijfs)woning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;

  5. de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;

  6. de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.

 

 

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 1’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' te laten vervallen, indien binnen drie jaar na vaststelling van het plan ter plaatse van het perceel geen bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een of meer woningen vigeert.

Deze wijzigingsbevoegdheid is vernietigd bij uitspraak van de Raad van State d.d. 11 juni 2014 nr. 201307622/1/R3.