Plan: Steenakker
Idn: NL.IMRO.0758.BP2012039001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Steenakker.

Artikel 5 Bedrijventerrein

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', enkel bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

  2. ter plaats van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3', enkel bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

  3. bestaande bedrijven, in een andere milieucategorie dan de milieucategorie 1 tot en met 3 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel in fietsen, fietsonderdelen en automaterialen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - verffabriek' tevens bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het vervaardigen van verf, lak en vernis, zoals in bijlage 1 bij deze regels is opgenomen met SBI-code 243;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – chemische productenfabriek' tevens bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het vervaardigen van chemische producten respectievelijk de verwerking van kunststof, zoals in bijlage 1 bij deze regels is opgenomen met SBI-code 2466 respectievelijk 252;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens detailhandel in de volgende marktsegmenten:

  1. auto’s, motoren, boten, caravans, tenten en kampeermiddelen in relatie met de verkoop van caravans en tenten;

  2. automaterialen in relatie met inbouw;

  3. keukens, badkamers, sanitair en tegels;

  4. bouwmarkten;

  5. tuincentra, inclusief dierenbenodigdheden en dierenvoeding;

  6. volumineuze artikelen, zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden, grafzerken, paardentrailers, aanhangwagens en dergelijke;

  7. brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

  1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting' tevens detailhandel ten behoeve van woninginrichting;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens zelfstandige kantoren, tot een maximum van 20.000 m² bvo;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens ten behoeve van parkeren;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens sportfuncties;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens functies ten behoeve van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven, zoals fitnessruimtes en kinderdagverblijven, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' maximaal 1 vestiging van dergelijke functies aanwezig mag zijn;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - facilitypoint' een facilitypoint, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' maximaal 1 facilitypoint aanwezig mag zijn;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' tevens voor nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. parkeren;

  3. verkeer;

  4. water.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de perceelgrenzen minimaal 2,50 meter dient te bedragen.

  2. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70%, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter.

 

5.2.2 Bedrijfswoningen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn c.q. gerealiseerd worden, met dien verstande dat op het perceel een bedrijfsgebouw zal worden opgericht, dan wel aanwezig is met een minimale oppervlakte van 250 m².

  2. De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.

  3. De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ mag bedragen.

 

5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².

  2. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.

  3. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van hetgeen bepaald onder b, tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.

  4. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter.

  5. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1, onder a, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen tot een bedrijfspand met dien verstande dat:

  1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;

  2. dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;

  3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 25.1 ten aanzien van parkeren.

 

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.1 voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld is in bijlage 1 bij deze regels of een activiteit die valt in een hogere milieucategorie dan aangegeven in bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in artikel 5.1 direct toegelaten activiteiten, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandelsbedrijven;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

  1. artikel 5.1, voor de vestiging van detailhandel in ter plaatse geproduceerde artikelen en voor zover deze detailhandel is gerelateerd aan een ter plaatse gevestigd bedrijf, met dien verstande dat het detailhandelsgedeelte maximaal 25% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen, met een maximum van 250 m²;

  2. artikel 5.1 en in afwijking van hetgeen onder artikel 5.4 lid b. is opgenomen, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', voor de vestiging van detailhandel, voor zover deze is gerelateerd aan een ter plaatse gevestigd bedrijf, met dien verstande dat het detailhandelsgedeelte maximaal 50% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen, met een maximum van 100 m²;

  3. artikel 20 voor het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

 

 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, het bestemmingsplan te wijzigen voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding ''bouwvlak'', met dien verstande dat:

  1. uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuiteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;

  2. uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische aard.