Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, met uitzondering van intensieve veehouderijen;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan, voor zover die niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
maximaal 1 bedrijfswoning per bestaand agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorend(e):
-
nutsvoorzieningen;
-
groen;
-
verhardingen, in de vorm van voet- en fietspaden;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
3.2 Bouwregels
Op of in de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd noodzakelijk voor en ten dienste van de genoemde bestemming, waaronder teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bebouwing is toegestaan, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen, schuilvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik, deze mogen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' slechts één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn;
-
de goothoogte van gebouwen maximaal 7 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen maximaal 11 meter mag bedragen, met uitzondering van kassen waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen en met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;
-
de bebouwing als bedoeld in 3.1 onder b mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen;
-
de bouw van permanente teeltondersteunende kassen is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' slechts één bedrijfswoning aanwezig mag zijn c.q. gebouwd mag worden met een maximale inhoud van 750 m³;
-
per bedrijfswoning een of meerdere bijgebouwen aanwezig mogen zijn met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
-
de hoogte van terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak maximaal 2 meter bedragen en buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter;
-
de hoogte van voerkuilen mag maximaal 2,5 meter bedragen;
-
de hoogte van diverse silo's, biovergistingsinstallatie en windmolens mag maximaal 16 meter bedragen;
-
de hoogte van schuilvoorzieningen, mag maximaal 4 meter bedragen en de gezamelijke oppervlakte van deze schuilvoorzieningen mag maximaal 30 m² bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 4 meter bedragen;
-
voor het bouwen van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen groter dan 500 m² wordt, voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzakelijkheid van het bouwwerk ter plaatse.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik van de gronden en opstallen is bewoning van de agrarische bedrijfswoning door niet functioneel met het bedrijf verbonden derden toegestaan, mits er ter plaatse van de agrarische bedrijfswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfklimaat voor derden en deze verruiming van de bewoningsmogelijkheden niet leidt tot beperking van de bedrijfsvoering van het bijbehorende agrarische bedrijf, respectievelijk de bedrijfsvoering van de omringende agrarische bedrijven.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en artikel 3.2, ten behoeve van:
-
het plaatsen van stacaravans en/of woonunits voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, met dien verstande dat:
-
het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewonersregistratie;
-
deze dienen te worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' van het betreffende bedrijf;
-
per bedrijf maximaal 40 seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte en/of specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf;
-
deze tijdelijke huisvesting mag worden ingericht voor werknemers die uitsluitend te werk zijn of worden gesteld op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen vereist is;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
de bouw van tijdelijke bouwwerken voor het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat:
-
deze ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 30 meter aansluitend aan een aanduiding 'bouwvlak' moeten worden geplaatst;
-
deze geen grotere hoogte heeft dan 10 meter;
-
deze geen grotere oppervlakte heeft dan 400 m²;
-
deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar mag worden geplaatst en na afloop van die termijn dient te worden verwijderd.
-
de bouw van paardenbakken aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
per bedrijf of woning maximaal één paardenbak is toegestaan;
-
langs de paardenbak geen verlichting mag worden aangebracht;
-
de paardenbak redelijkerwijs niet binnen de aanduiding 'bouwvlak' kan worden gesitueerd;
-
de paardenbak wordt gesitueerd binnen een straal van maximaal 50 meter van de aanduiding 'bouwvlak';
-
de paardenbak een maximale omvang mag hebben van 800 m²;
-
de paardenbak dient te worden uitgevoerd als open constructie en dat deze geen grotere hoogte mag hebben dan maximaal 1,5 meter.
-
het verruimen van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 9 en 15 meter, indien dit is ingegeven vanuit dierwelzijnseisen of andere milieuaspecten, met dien verstande dat deze afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing is op kassen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 jo. artikel 20 ten behoeve van:
-
het toestaan van bewoning van een bedrijfsgebouw voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
-
de tijdelijke bewoning maximaal gedurende 6 maanden per jaar mag plaatsvinden hetgeen dient te worden aangetoond via een bewonersregistratie;
-
deze tijdelijke huisvesting mag worden ingericht voor werknemers die uitsluitend te werk zijn of worden gesteld op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
in totaal maximaal 40 mensen mogen worden gehuisvest tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte en specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf;
-
de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen vereist is;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van de bedrijfswoning of een bijgebouw ten behoeve van een Bed & breakfast met dien verstande dat:
-
deze voorziening gericht is op, cq. ruimte biedt aan maximaal 10 personen;
-
de bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de bedrijfswoning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
-
het te (ver)bouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd mag ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
-
het kamperen bij de boer, met dien verstande dat:
-
de kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 50 meter aansluitend aan deze aanduiding, moeten worden geplaatst;
-
het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan 15;
-
deze geplaatst mogen zijn in de periode gelegen tussen 15 maart en 31 oktober;
-
de nabijgelegen agrarische bedrijven hierdoor niet in het hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn, dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
de kampeeractiviteit(en) na beëindiging van de agrarische functie ter plaatse niet meer is (zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd.
-
het toestaan van nevenactiviteiten en/of activiteiten in het kader van de verbrede landbouw met dien verstande dat:
-
ter plaatse een agrarisch bedrijf als hoofdfunctie aanwezig is en wordt gehandhaafd;
-
de activiteit(en) na beëindiging van de agrarische functie niet meer is (zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
-
ten behoeve van de activiteit(en) maximaal 400 m² bebouwing mag worden gebruikt, met dien verstande dat hiervan maximaal 200 m² mag worden gebruikt voor huisverkoop van streekeigen producten en/of maximaal 100 m² mag worden gebruikt voor ondergeschikte horeca-activiteiten;
-
ten behoeve van de activiteit(en) maximaal 30 zitplaatsen op het onbebouwde buitenterrein mogen worden gebruikt;
-
buitenopslag ten behoeve van de gewenste activiteit(en) niet is toegestaan;
-
de uitoefening van de activiteit(en) geen uitbreiding van de bebouwing of uitbreiding van het bouwvlak tot gevolg mag hebben;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
het toestaan van statische opslag in gebouwen, niet zijnde kassen, tot een oppervlakte van maximaal 1000 m², met dien verstande dat, indien geen sprake meer is van agrarische activiteiten de resterende bedrijfsgebouwen, waaronder ook kassen, worden gesloopt.
-
het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, het bestemmingsplan te wijzigen, ten behoeve van:
-
het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha, met uitzondering van het vergroten van bouwvlakken ten behoeve van het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen of tunnels, alwaar het bouwvlak vergroot mag worden tot maximaal 3 ha;
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard;
-
vooraf over de noodzakelijkheid van de vergroting of vormverandering en de continuïteit van het bedrijf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
-
het deels wijzigen van de binnen de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelegen bedrijfswoningen in de bestemming 'Wonen' en het restant van het 'bouwvlak' te verwijderen met dien verstande dat:
-
de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet worden beperkt;
-
aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht ;
-
de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor het merendeel worden gesloopt, en deze sloop afdoende is verzekerd, waarbij maximaal 250 m² mag worden gehandhaafd als bijgebouw alsmede overtollige verharding wordt verwijderd.
-
het ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' deels wijzigen van de bestemming 'Agrarisch', naar de bestemming 'Bedrijf', en verwijdering van het restant van het 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
slechts inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' bij deze regels, dan wel inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten met een milieucategorie 1 en 2 die niet zijn vermeld in milieucategorie 1 en 2 van deze bijlage 1 of inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten die vallen in een hogere milieucategorie dan vermeld in milieucategorie 1 en 2 van deze bijlage 1, maar die naar hun aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten binnen de milieucategorie 1 en 2 van deze bijlage 1, met dien verstande dat de vestiging van detailhandelsbedrijven, horecabedrijven en/of zelfstandige kantoren niet is toegestaan;
-
het bestemmingsvlak een oppervlakte mag hebben van maximaal 2.500 m² en maximaal 400 m² bebouwing voor deze bestemming mag worden gebruikt en de eventueel overige aanwezige bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesloopt, welke sloop afdoende verzekerd is, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft, alsmede overtollige verharding wordt verwijderd;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn, dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
bestaande bedrijven, in een andere milieucategorie dan de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel;
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' tevens nutsvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangeduid.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De afstand van gebouwen bedraagt maximaal 2 meter achter de aangegeven bouwgrens.
4.2.2 Bedrijfswoningen
-
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn c.q. gerealiseerd worden, met dien verstande dat op het perceel tevens een bedrijfsgebouw zal worden opgericht, dan wel aanwezig is met een minimale oppervlakte van 250 m².
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ mag bedragen.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van het bepaalde onder b, tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.
-
De goothoogte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter.
-
De bouwhoogte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.1 voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in deze regels direct toegelaten inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:
-
detailhandelsbedrijven;
-
zelfstandige kantoren;
-
horecabedrijven;
-
bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, Besluit omgevingsrecht;
-
risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
-
artikel 20 voor het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', enkel bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
ter plaats van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3', enkel bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
bestaande bedrijven, in een andere milieucategorie dan de milieucategorie 1 tot en met 3 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel in fietsen, fietsonderdelen en automaterialen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - verffabriek' tevens bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het vervaardigen van verf, lak en vernis, zoals in bijlage 1 bij deze regels is opgenomen met SBI-code 243;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – chemische productenfabriek' tevens bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het vervaardigen van chemische producten respectievelijk de verwerking van kunststof, zoals in bijlage 1 bij deze regels is opgenomen met SBI-code 2466 respectievelijk 252;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens detailhandel in de volgende marktsegmenten:
-
auto’s, motoren, boten, caravans, tenten en kampeermiddelen in relatie met de verkoop van caravans en tenten;
-
automaterialen in relatie met inbouw;
-
keukens, badkamers, sanitair en tegels;
-
bouwmarkten;
-
tuincentra, inclusief dierenbenodigdheden en dierenvoeding;
-
volumineuze artikelen, zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden, grafzerken, paardentrailers, aanhangwagens en dergelijke;
-
brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
-
ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting' tevens detailhandel ten behoeve van woninginrichting;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens zelfstandige kantoren, tot een maximum van 20.000 m² bvo;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens ten behoeve van parkeren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens sportfuncties;
-
ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;
-
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens functies ten behoeve van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven, zoals fitnessruimtes en kinderdagverblijven, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' maximaal 1 vestiging van dergelijke functies aanwezig mag zijn;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - facilitypoint' een facilitypoint, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' maximaal 1 facilitypoint aanwezig mag zijn;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' tevens voor nutsvoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de perceelgrenzen minimaal 2,50 meter dient te bedragen.
-
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70%, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter.
5.2.2 Bedrijfswoningen
-
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn c.q. gerealiseerd worden, met dien verstande dat op het perceel een bedrijfsgebouw zal worden opgericht, dan wel aanwezig is met een minimale oppervlakte van 250 m².
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ mag bedragen.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van hetgeen bepaald onder b, tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.
-
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter.
-
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1, onder a, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen tot een bedrijfspand met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;
-
dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
-
het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 25.1 ten aanzien van parkeren.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.1 voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld is in bijlage 1 bij deze regels of een activiteit die valt in een hogere milieucategorie dan aangegeven in bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in artikel 5.1 direct toegelaten activiteiten, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:
-
detailhandelsbedrijven;
-
zelfstandige kantoren;
-
horecabedrijven;
-
bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;
-
risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
-
artikel 5.1, voor de vestiging van detailhandel in ter plaatse geproduceerde artikelen en voor zover deze detailhandel is gerelateerd aan een ter plaatse gevestigd bedrijf, met dien verstande dat het detailhandelsgedeelte maximaal 25% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen, met een maximum van 250 m²;
-
artikel 5.1 en in afwijking van hetgeen onder artikel 5.4 lid b. is opgenomen, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', voor de vestiging van detailhandel, voor zover deze is gerelateerd aan een ter plaatse gevestigd bedrijf, met dien verstande dat het detailhandelsgedeelte maximaal 50% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen, met een maximum van 100 m²;
-
artikel 20 voor het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, het bestemmingsplan te wijzigen voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding ''bouwvlak'', met dien verstande dat:
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuiteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische aard.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel in de volgende marktsegmenten;
-
auto’s, motoren, boten, caravans, tenten en kampeermiddelen in relatie met de verkoop van caravans en tenten;
-
automaterialen in relatie met inbouw;
-
keukens, badkamers, sanitair en tegels;
-
bouwmarkten;
-
tuincentra, inclusief dierenbenodigdheden en dierenvoeding;
-
volumineuze artikelen, zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden, grafzerken, paardentrailers, aanhangwagens en dergelijke;
-
brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend ten behoeve van parkeren;
-
ondergeschikte horeca, categorie 1;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij een aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 20 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 15 meter mag bedragen.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, het bestemmingsplan te wijzigen voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding ''bouwvlak'', met dien verstande dat:
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuiteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische aard.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de aanleg, het beheer en het onderhoud van groen, bermen, bomen, beplanting;
-
geluidbeperkende voorzieningen;
-
parken en plantsoenen;
-
speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
-
zowel intensief als extensief recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.
-
De hoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', uitsluitend horeca in de categorieën 1 en 2;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6', uitsluitend horeca in de categorie 6;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 5', uitsluitend horeca in de categorieën 1 tot en met 5;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
speelvoorzieningen;
-
water.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Binnen het bouwvlak mag maximaal één horecabedrijf aanwezig zijn cq. worden gerealiseerd;
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij een aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 25 meter mag bedragen.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens ten behoeve van parkeren;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij een aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen.
-
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (BVO) (m2)' mag het aantal m² bvo niet meer bedragen dan is aangegeven.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 10 meter mag bedragen.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
-
extensief recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
groen;
-
verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,50 meter bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
-
het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen;
-
het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen, alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het dempen van kleine geïsoleerde wateren, sloten en greppels;
-
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
-
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een manege;
-
kleedruimten en sanitaire voorzieningen;
-
ondergeschikte horeca in categorie 1 en 2;
-
een inpandige bedrijfswoning;
met daarbij behorend(e):
-
vergaderruimte;
-
parkeren;
-
speelvoorzieningen;
-
groen;
-
water;
-
wegen en paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 1 bedrijfswoning aanwezig zijn met een maximale oppervlakte van 300 m².
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 4 en 11 meter bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verharding in de vorm van wegen, straten en paden;
-
geluidbeperkende voorzieningen;
-
parkeren;
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'park' tevens de aanleg, het beheer en onderhoud van groenvoorzieningen en zowel intensief als extensief recreatief medegebruik;
-
ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' tevens spoorwegen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het verkeer, zoals bruggen, tunnels en viaducten.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen, wegbebakening en verkeersgeleiding mag maximaal 12 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 20 meter mag bedragen.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
-
groen;
-
verhardingen in de vorm van voet- en fietspaden;
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterkeringen, duikers, tunnels, steigers, bruggen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een bedrijf met een milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, met dien verstande dat er een woning aanwezig dient te zijn op het perceel en dat de oppervlakte van het bedrijfsgebouw ten hoogste 250 m² mag bedragen;
met daarbij behorende:
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
speelvoorzieningen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
-
Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.
-
Per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.
-
In afwijking van het bepaalde onder d. mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per bouwperceel.
-
In afwijking van het bepaalde onder b. en d. is ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een maximaal aantal woningen toegestaan zoals aangeduid.
-
Het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid:
vrijstaande woningen
|
40%, met een maximum van 400 m²
|
twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen
|
50%, met een maximum van 200 m²
|
aaneengebouwde woningen
|
60%
|
patiowoningen
|
80%
|
gestapelde woningen
|
100%
|
14.2.2 Hoofdgebouwen
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter bij twee-aaneenwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat deze afstand slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen.
-
Het hoofdgebouw dient te worden gepositioneerd in de voorgevelrooilijn.
-
Het hoofdgebouw mag met 3,5 meter worden uitgebreid tot een maximale diepte van 12 meter, met uitzondering van vrijstaande woningen, die mogen worden uitgebreid met 5 meter tot een maximale diepte van 15 meter;
14.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.
-
Aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.
-
De goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen.
-
In afwijking van onderdeel c. mag een op een zijdelings aangebouwd aan- en uitbouw of bijgebouw worden uitgebreid met ten hoogste 1 bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt onder het dakvlak en tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.
-
Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m².
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.
-
De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.
-
In afwijking van het bepaalde onder c. mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
-
Indien bouwplannen voorzien in de realisatie van een geluidsgevoelige object mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde.
-
In afwijking van hetgeen opgenomen onder a. mag in geval het bevoegd gezag een hogere waarde heeft vastgesteld, deze maximaal toelaatbare geluidbelasting uit dit besluit aangehouden worden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 14.2.1 onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:
-
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
-
het bepaalde in lid 14.2.1 tot en met 14.2.3 in acht moet worden genomen;
-
de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
lid 14.2.1 onder g voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m² en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m², met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 jo. artikel 20:
-
voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;
-
het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;
-
de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
-
de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;
-
voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw bij de woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van de woning of een bijgebouw ten behoeve van een Bed & breakfast met dien verstande dat:
-
deze voorziening gericht is op, cq. ruimte biedt aan maximaal 10 personen;
-
voor zover het een bedrijfswoning betreft, deze bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
voor zover het een bedrijfswoning betreft, maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de (bedrijfs)woning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
Ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 1’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' te laten vervallen, indien binnen drie jaar na vaststelling van het plan ter plaatse van het perceel geen bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een of meer woningen vigeert.
Deze wijzigingsbevoegdheid is vernietigd bij uitspraak van de Raad van State d.d. 11 juni 2014 nr. 201307622/1/R3.
Artikel 15 Leiding
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’ voor een gasleiding;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’ voor een rioolpersleiding;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – stadsverwarming’ een leiding voor stadsverwarming;
-
de aanleg, onderhoud en bescherming van de leiding.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Leiding’.
15.2.2 Gebouwen
De hoogte van gebouwen mag maximaal 4 meter bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:
-
vooraf positief advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen;
-
de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
-
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur
-
het permanent opslaan van goederen.
-
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen aantasting van de belangen van de leiding- en/of energievoorzieningbeheerder ontstaat of kan ontstaan en vooraf schriftelijk een positief advies is afgegeven door de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van:
-
gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;
-
de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²;
-
met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 indien:
-
op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn;
-
dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
-
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
-
Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.
-
In afwijking van het bepaalde onder a. is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
Artikel 17 Waarde - Attentiegebied ecologische hoofdstructuur
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Attentiegebied ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of
ontwikkeling van de hydrologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
-
het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
-
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
-
het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
-
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden; en
-
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
|