HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Steenakker' van de gemeente Breda;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2012039001-0501 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 Aan- en uitbouwen
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Aaneengebouwde woning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
1.8 Afhaalzaak, traiteur
een specifieke vorm van detailhandel waarbij in hoofdzaak kant- en klaarmaaltijden en kleine etenswaren alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht dan wel bezorgd voor directe consumptie anders dan ter plaatse. Deze zaken hanteren de voor detailhandel geldende openingstijden;
1.9 Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.10 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.11 Agrarisch dienstverlenend bedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
1.12 Agrarisch verwant bedrijf
bedrijven met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest, of werkzaamheden voor landbouwbedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen, zoals: maneges, KI-stations, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, dierenpensions, hoveniersbedrijven, loonwerkers en composteerinrichtingen;
1.13 Atelier
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden;
1.14 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.15 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.16 Bed & breakfast
een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning en/of bijgebouw;
1.17 Bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 Bedrijfsmatige activiteit
de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten (ontleend aan de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte hinder en omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.19 Bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.20 Bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een bedrijventerrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.21 Begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.22 Belwinkel
elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons;
1.23 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
-
legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
-
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.24 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.25 Bevi-inrichting
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.26 Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.27 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.28 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.29 Bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.30 Boerderij met geïntegreerde bedrijfsruimte
een authentieke agrarische bedrijfs- of dienstwoning waarbij de bedrijfsruimte (vroeger meestal de veestal) zodanig is geïntegreerd in de bouwmassa dat woning en bedrijfsruimte als een architectonische eenheid moeten worden beschouwd;
1.31 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.32 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.33 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder;
1.34 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.35 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.36 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.37 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.38 Buitenschoolse opvang
een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen buiten de schooltijden;
1.39 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.40 Dakopbouw
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw;
1.41 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.42 Detailhandel in niet-dagelijkse artikelen
alle artikelen niet behorende tot voeding- en genotmiddelen of persoonlijke verzorgingmiddelen;
1.43 Dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
1.44 Dove gevel
een geluidwerende gevel zonder te openen delen, met uitzondering van openingen die toegang bieden naar niet-geluidgevoelige ruimten. De gevel is zodanig opgebouwd, dat de ruimte aan de buitenzijde van een dergelijke gevel niet als 'buitenruimte' (tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt;
1.45 Extensief recreatief medegebruik
recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving;
1.46 Facilitypoint
een complex van voorzieningen waarin/waarop aan de bedrijven gerelateerde dienstverlenende functies zijn ondergebracht zoals een kinderdagverblijf, vergaderfaciliteiten, bedrijfsrestaurant, fitnessruimte, pakketservice en parkmanagement;
<LINE
1.47 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.48 Geluidsgevoelig object
een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.49 Geluidsgevoelige ruimte
een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van minimaal 11 m2;
1.50 Geluidsluwe gevel
een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan ten minste één verblijfsruimte - met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen;
1.51 Geschakelde woning
een woning, waarvan het hoofdgebouw aan een zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van aan- of uitbouwen of een aangebouwd bijgebouw geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel;
1.52 Gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.53 Glastuinbouw
een agrarische activiteit waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
1.54 Glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
1.55 Groen
bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en andere daarmee vergelijkbaar groen;
1.56 Grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
1.57 Grondgebonden woning
woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld.
1.58 Groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.59 Groothandel in smart-, grow- en/of headproducten
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen;
1.60 Growshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden;
1.61 Headshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden;
1.62 Horeca
-
Horeca 1: een zelfstandig winkelondersteunend daghorecabedrijf, gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel conform de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden, drank, consumptie-ijs aan winkelend publiek voor consumptie ter plaatse (lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon). Bij deze vorm van horeca dient de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een winkelgebied (centrumgebied), en is zij gebonden aan en/of ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
-
Horeca 2: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (restaurant), met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken;
-
Horeca 3: een combinatie van horeca 2 (restaurant) en horeca 4 (café);
-
Horeca 4: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse verstrekken en consumeren van dranken, met uitzondering van een seksinrichting (café, bar);
-
Horeca 5: elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen en waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een seksinrichting (discotheek, bar-dancing, partycentrum);
-
Horeca 6: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bereiden en verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet voor consumptie ter plaatse, die snel bereid worden en relatief goedkoop zijn (zoals cafetaria, snackbar, automatiek, fastfoodrestaurant, fastfoodbezorging, fastfoodafhaal, grillroom, shoarma, kebab, pizza-afhaal/-bezorging);
-
Horeca 7: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (per nacht) met de daarbij behorende voorzieningen zoals een restaurant en vergader- en congresfaciliteiten (hotel).
1.63 Hoekperceel
een perceel, gelegen aan twee wegen of aan twee zijden grenst aan het openbaar gebied;
1.64 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.65 Intensieve veehouderij
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
1.66 Kamerverhuur
het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstanden dat het verhuren van maximaal twee kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal 2 personen, door een eigenaar (hospita) die in dezelfde woning woont niet als kamerverhuur wordt aangemerkt;
1.67 Kampeermiddel
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.68 Kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.69 Kamperen bij de boer
het naast het exploiteren van een agrarisch bedrijf tevens hebben van een beperkt kampeerterrein op of aangrenzend aan het betreffende bouwvlak;
1.70 Kantoor
een gebouw ten behoeve van een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.71 Kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;
1.72 Kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van producten zoals vruchten, groenten, bloemen of planten;
1.73 Kinderdagverblijf
een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen, niet zijnde buitenschoolse opvang;
1.74 Kinderopvang
een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen;
1.75 Kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.76 Landschapselementen
landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk waardevolle elementen in het landschap, zoals onder andere houtopstanden, houtwallen en singels of andere natuurlijke elementen anders dan opgaande beplanting zoals moerasjes, poelen en steilranden welke geen agrarische productiefunctie hebben;
1.77 Landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk, cultuurhistorisch, ecologisch of geomorfologisch opzicht;
1.78 Lessenaarsdak
een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde;
1.79 Mantelzorg
het bieden van zorg aan familieleden die hulpbehoevend zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.80 Nok
het snijpunt van twee hellende vlakken;
1.81 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie;
1.82 Onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen;
1.83 Ondergeschikte functie
een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.84 Ondergeschikte horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van met name niet-alcoholische dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de ondergeschikte horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.85 Paardenhouderij
allerlei vormen van bedrijvigheid waar hoofdzakelijk met paarden wordt gewerkt zoals paardenfokkerijen, africhtingstallen, handelsstallen, paardenpensions en maneges;
1.86 Patiowoning
een geschakelde woning met een omheinde tuin/binnenplaats (patio), waarbij de patio aan minimaal twee (delen van verschillende) zijdes wordt begrensd door de woning zelf. Aan de overige zijdes dient de patio te worden begrensd door een omheining of door aangrenzende (patio)woningen.
Een patiowoning bestaat voor het grootste deel uit één bouwlaag. Een eventuele tweede bouwlaag is qua oppervlak kleiner dan het oppervlak van de begane grond en is hoogstens aan één zijde geschakeld met de tweede bouwlaag van een aangrenzende (patio)woning;
1.87 Permanente bewoning
bewoning door een of meerdere persoon van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf;
1.88 Plaatsgebonden risico
het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6/jaar (één op een miljoen). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting of transportroute bevinden;
1.89 Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.90 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.91 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.92 Recreatieve bewoning
de niet-permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie;
1.93 Recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.94 Risicovolle inrichting
-
een inrichting, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Bevi, waarvoor een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico of een risicoafstand moet worden aangehouden dan wel andere inrichtingen, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens de op grond van het Bevi vastgestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar;
-
of een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;
1.95 Ruimtelijke kwaliteit
kwaliteit van een gebied dat bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
1.96 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.97 Smartshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen;
1.98 Stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken en als zodanig bedoeld is om permanent te zijn geplaatst;
1.99 Statische opslag
opslag van goederen in een gebouw die geen regelmatige verplaatsing behoeven en niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
1.100 Teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen, zoals kassen, tunnels, afdekfolies, containervelden en dergelijke die dienen ter ondersteuning van een agrarisch bedrijf;
1.101 Tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen die dienen ter tijdelijke ondersteuning van de diverse teelten in de grond en gedurende maximaal 6 maanden van het jaar noodzakelijk zijn en worden opgericht, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
1.102 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering tot een maximum van 6 maanden per kalenderjaar;
1.103 Tuincentrum
een bedrijf, dat planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt, alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen.
Onder volledig assortiment worden begrepen:
-
basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
-
randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen.
-
gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld pasen en kerstmis;
-
vuurwerk.
1.104 Twee-aaneenwoning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
1.105 Verblijfsrecreatie
vormen van recreatie waarbij ook nachtverblijf wordt geboden zoals campings, hotels, pensions en bed & breakfast;
1.106 Verbrede landbouw
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering zoals bijvoorbeeld minicampings en maïsdoolhoven, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, de verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen;
1.107 Verkoopvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
1.108 Voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.109 (Voor)gevelrooilijn
-
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
-
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.110 Voormalige agrarische bedrijfslocatie
een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan;
1.111 Vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen;
1.112 Winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.113 Woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.114 Woonunit
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit een bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning;
1.115 Zolder
een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt;
1.116 Zorgboerderij
een agrarisch bedrijf waar naast agrarische activiteiten ook zorg wordt verleend aan mensen met een beperking.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel;
2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.3 Bebouwingspercentage
het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 Diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.9 Hoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.10 Hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.11 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.12 Lessenaarsdak
in afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte;
2.13 Ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
2.14 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.15 Peil
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
indien het perceel niet direct grenst aan de hoofdtoegang: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
-
indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd de bovenkant van de spoorstaaf.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, met uitzondering van intensieve veehouderijen;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan, voor zover die niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
maximaal 1 bedrijfswoning per bestaand agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorend(e):
-
nutsvoorzieningen;
-
groen;
-
verhardingen, in de vorm van voet- en fietspaden;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
3.2 Bouwregels
Op of in de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd noodzakelijk voor en ten dienste van de genoemde bestemming, waaronder teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bebouwing is toegestaan, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen, schuilvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik, deze mogen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' slechts één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn;
-
de goothoogte van gebouwen maximaal 7 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen maximaal 11 meter mag bedragen, met uitzondering van kassen waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen en met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;
-
de bebouwing als bedoeld in 3.1 onder b mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen;
-
de bouw van permanente teeltondersteunende kassen is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' slechts één bedrijfswoning aanwezig mag zijn c.q. gebouwd mag worden met een maximale inhoud van 750 m³;
-
per bedrijfswoning een of meerdere bijgebouwen aanwezig mogen zijn met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
-
de hoogte van terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak maximaal 2 meter bedragen en buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter;
-
de hoogte van voerkuilen mag maximaal 2,5 meter bedragen;
-
de hoogte van diverse silo's, biovergistingsinstallatie en windmolens mag maximaal 16 meter bedragen;
-
de hoogte van schuilvoorzieningen, mag maximaal 4 meter bedragen en de gezamelijke oppervlakte van deze schuilvoorzieningen mag maximaal 30 m² bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 4 meter bedragen;
-
voor het bouwen van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen groter dan 500 m² wordt, voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzakelijkheid van het bouwwerk ter plaatse.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik van de gronden en opstallen is bewoning van de agrarische bedrijfswoning door niet functioneel met het bedrijf verbonden derden toegestaan, mits er ter plaatse van de agrarische bedrijfswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfklimaat voor derden en deze verruiming van de bewoningsmogelijkheden niet leidt tot beperking van de bedrijfsvoering van het bijbehorende agrarische bedrijf, respectievelijk de bedrijfsvoering van de omringende agrarische bedrijven.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en artikel 3.2, ten behoeve van:
-
het plaatsen van stacaravans en/of woonunits voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, met dien verstande dat:
-
het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewonersregistratie;
-
deze dienen te worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' van het betreffende bedrijf;
-
per bedrijf maximaal 40 seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte en/of specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf;
-
deze tijdelijke huisvesting mag worden ingericht voor werknemers die uitsluitend te werk zijn of worden gesteld op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen vereist is;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
de bouw van tijdelijke bouwwerken voor het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat:
-
deze ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 30 meter aansluitend aan een aanduiding 'bouwvlak' moeten worden geplaatst;
-
deze geen grotere hoogte heeft dan 10 meter;
-
deze geen grotere oppervlakte heeft dan 400 m²;
-
deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar mag worden geplaatst en na afloop van die termijn dient te worden verwijderd.
-
de bouw van paardenbakken aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
per bedrijf of woning maximaal één paardenbak is toegestaan;
-
langs de paardenbak geen verlichting mag worden aangebracht;
-
de paardenbak redelijkerwijs niet binnen de aanduiding 'bouwvlak' kan worden gesitueerd;
-
de paardenbak wordt gesitueerd binnen een straal van maximaal 50 meter van de aanduiding 'bouwvlak';
-
de paardenbak een maximale omvang mag hebben van 800 m²;
-
de paardenbak dient te worden uitgevoerd als open constructie en dat deze geen grotere hoogte mag hebben dan maximaal 1,5 meter.
-
het verruimen van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 9 en 15 meter, indien dit is ingegeven vanuit dierwelzijnseisen of andere milieuaspecten, met dien verstande dat deze afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing is op kassen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 jo. artikel 20 ten behoeve van:
-
het toestaan van bewoning van een bedrijfsgebouw voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
-
de tijdelijke bewoning maximaal gedurende 6 maanden per jaar mag plaatsvinden hetgeen dient te worden aangetoond via een bewonersregistratie;
-
deze tijdelijke huisvesting mag worden ingericht voor werknemers die uitsluitend te werk zijn of worden gesteld op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
in totaal maximaal 40 mensen mogen worden gehuisvest tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte en specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf;
-
de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen vereist is;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van de bedrijfswoning of een bijgebouw ten behoeve van een Bed & breakfast met dien verstande dat:
-
deze voorziening gericht is op, cq. ruimte biedt aan maximaal 10 personen;
-
de bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de bedrijfswoning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
-
het te (ver)bouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd mag ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
-
het kamperen bij de boer, met dien verstande dat:
-
de kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 50 meter aansluitend aan deze aanduiding, moeten worden geplaatst;
-
het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan 15;
-
deze geplaatst mogen zijn in de periode gelegen tussen 15 maart en 31 oktober;
-
de nabijgelegen agrarische bedrijven hierdoor niet in het hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn, dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
de kampeeractiviteit(en) na beëindiging van de agrarische functie ter plaatse niet meer is (zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd.
-
het toestaan van nevenactiviteiten en/of activiteiten in het kader van de verbrede landbouw met dien verstande dat:
-
ter plaatse een agrarisch bedrijf als hoofdfunctie aanwezig is en wordt gehandhaafd;
-
de activiteit(en) na beëindiging van de agrarische functie niet meer is (zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
-
ten behoeve van de activiteit(en) maximaal 400 m² bebouwing mag worden gebruikt, met dien verstande dat hiervan maximaal 200 m² mag worden gebruikt voor huisverkoop van streekeigen producten en/of maximaal 100 m² mag worden gebruikt voor ondergeschikte horeca-activiteiten;
-
ten behoeve van de activiteit(en) maximaal 30 zitplaatsen op het onbebouwde buitenterrein mogen worden gebruikt;
-
buitenopslag ten behoeve van de gewenste activiteit(en) niet is toegestaan;
-
de uitoefening van de activiteit(en) geen uitbreiding van de bebouwing of uitbreiding van het bouwvlak tot gevolg mag hebben;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
het toestaan van statische opslag in gebouwen, niet zijnde kassen, tot een oppervlakte van maximaal 1000 m², met dien verstande dat, indien geen sprake meer is van agrarische activiteiten de resterende bedrijfsgebouwen, waaronder ook kassen, worden gesloopt.
-
het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, het bestemmingsplan te wijzigen, ten behoeve van:
-
het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha, met uitzondering van het vergroten van bouwvlakken ten behoeve van het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen of tunnels, alwaar het bouwvlak vergroot mag worden tot maximaal 3 ha;
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard;
-
vooraf over de noodzakelijkheid van de vergroting of vormverandering en de continuïteit van het bedrijf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
-
het deels wijzigen van de binnen de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelegen bedrijfswoningen in de bestemming 'Wonen' en het restant van het 'bouwvlak' te verwijderen met dien verstande dat:
-
de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet worden beperkt;
-
aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht ;
-
de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor het merendeel worden gesloopt, en deze sloop afdoende is verzekerd, waarbij maximaal 250 m² mag worden gehandhaafd als bijgebouw alsmede overtollige verharding wordt verwijderd.
-
het ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' deels wijzigen van de bestemming 'Agrarisch', naar de bestemming 'Bedrijf', en verwijdering van het restant van het 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
slechts inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' bij deze regels, dan wel inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten met een milieucategorie 1 en 2 die niet zijn vermeld in milieucategorie 1 en 2 van deze bijlage 1 of inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten die vallen in een hogere milieucategorie dan vermeld in milieucategorie 1 en 2 van deze bijlage 1, maar die naar hun aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten binnen de milieucategorie 1 en 2 van deze bijlage 1, met dien verstande dat de vestiging van detailhandelsbedrijven, horecabedrijven en/of zelfstandige kantoren niet is toegestaan;
-
het bestemmingsvlak een oppervlakte mag hebben van maximaal 2.500 m² en maximaal 400 m² bebouwing voor deze bestemming mag worden gebruikt en de eventueel overige aanwezige bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesloopt, welke sloop afdoende verzekerd is, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft, alsmede overtollige verharding wordt verwijderd;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn, dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
bestaande bedrijven, in een andere milieucategorie dan de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel;
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' tevens nutsvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangeduid.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De afstand van gebouwen bedraagt maximaal 2 meter achter de aangegeven bouwgrens.
4.2.2 Bedrijfswoningen
-
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn c.q. gerealiseerd worden, met dien verstande dat op het perceel tevens een bedrijfsgebouw zal worden opgericht, dan wel aanwezig is met een minimale oppervlakte van 250 m².
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ mag bedragen.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van het bepaalde onder b, tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.
-
De goothoogte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter.
-
De bouwhoogte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.1 voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in deze regels direct toegelaten inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:
-
detailhandelsbedrijven;
-
zelfstandige kantoren;
-
horecabedrijven;
-
bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, Besluit omgevingsrecht;
-
risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
-
artikel 20 voor het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', enkel bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
ter plaats van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3', enkel bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
bestaande bedrijven, in een andere milieucategorie dan de milieucategorie 1 tot en met 3 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel in fietsen, fietsonderdelen en automaterialen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - verffabriek' tevens bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het vervaardigen van verf, lak en vernis, zoals in bijlage 1 bij deze regels is opgenomen met SBI-code 243;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – chemische productenfabriek' tevens bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het vervaardigen van chemische producten respectievelijk de verwerking van kunststof, zoals in bijlage 1 bij deze regels is opgenomen met SBI-code 2466 respectievelijk 252;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens detailhandel in de volgende marktsegmenten:
-
auto’s, motoren, boten, caravans, tenten en kampeermiddelen in relatie met de verkoop van caravans en tenten;
-
automaterialen in relatie met inbouw;
-
keukens, badkamers, sanitair en tegels;
-
bouwmarkten;
-
tuincentra, inclusief dierenbenodigdheden en dierenvoeding;
-
volumineuze artikelen, zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden, grafzerken, paardentrailers, aanhangwagens en dergelijke;
-
brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
-
ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting' tevens detailhandel ten behoeve van woninginrichting;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens zelfstandige kantoren, tot een maximum van 20.000 m² bvo;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens ten behoeve van parkeren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens sportfuncties;
-
ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;
-
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens functies ten behoeve van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven, zoals fitnessruimtes en kinderdagverblijven, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' maximaal 1 vestiging van dergelijke functies aanwezig mag zijn;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - facilitypoint' een facilitypoint, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' maximaal 1 facilitypoint aanwezig mag zijn;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' tevens voor nutsvoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de perceelgrenzen minimaal 2,50 meter dient te bedragen.
-
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70%, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter.
5.2.2 Bedrijfswoningen
-
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn c.q. gerealiseerd worden, met dien verstande dat op het perceel een bedrijfsgebouw zal worden opgericht, dan wel aanwezig is met een minimale oppervlakte van 250 m².
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ mag bedragen.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van hetgeen bepaald onder b, tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.
-
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter.
-
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1, onder a, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen tot een bedrijfspand met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;
-
dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
-
het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 25.1 ten aanzien van parkeren.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.1 voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld is in bijlage 1 bij deze regels of een activiteit die valt in een hogere milieucategorie dan aangegeven in bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in artikel 5.1 direct toegelaten activiteiten, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:
-
detailhandelsbedrijven;
-
zelfstandige kantoren;
-
horecabedrijven;
-
bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;
-
risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
-
artikel 5.1, voor de vestiging van detailhandel in ter plaatse geproduceerde artikelen en voor zover deze detailhandel is gerelateerd aan een ter plaatse gevestigd bedrijf, met dien verstande dat het detailhandelsgedeelte maximaal 25% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen, met een maximum van 250 m²;
-
artikel 5.1 en in afwijking van hetgeen onder artikel 5.4 lid b. is opgenomen, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', voor de vestiging van detailhandel, voor zover deze is gerelateerd aan een ter plaatse gevestigd bedrijf, met dien verstande dat het detailhandelsgedeelte maximaal 50% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen, met een maximum van 100 m²;
-
artikel 20 voor het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, het bestemmingsplan te wijzigen voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding ''bouwvlak'', met dien verstande dat:
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuiteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische aard.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel in de volgende marktsegmenten;
-
auto’s, motoren, boten, caravans, tenten en kampeermiddelen in relatie met de verkoop van caravans en tenten;
-
automaterialen in relatie met inbouw;
-
keukens, badkamers, sanitair en tegels;
-
bouwmarkten;
-
tuincentra, inclusief dierenbenodigdheden en dierenvoeding;
-
volumineuze artikelen, zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden, grafzerken, paardentrailers, aanhangwagens en dergelijke;
-
brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend ten behoeve van parkeren;
-
ondergeschikte horeca, categorie 1;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij een aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 20 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 15 meter mag bedragen.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, het bestemmingsplan te wijzigen voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding ''bouwvlak'', met dien verstande dat:
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuiteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische aard.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de aanleg, het beheer en het onderhoud van groen, bermen, bomen, beplanting;
-
geluidbeperkende voorzieningen;
-
parken en plantsoenen;
-
speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
-
zowel intensief als extensief recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.
-
De hoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', uitsluitend horeca in de categorieën 1 en 2;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6', uitsluitend horeca in de categorie 6;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 5', uitsluitend horeca in de categorieën 1 tot en met 5;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
speelvoorzieningen;
-
water.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Binnen het bouwvlak mag maximaal één horecabedrijf aanwezig zijn cq. worden gerealiseerd;
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij een aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 25 meter mag bedragen.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens ten behoeve van parkeren;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
water.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij een aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen.
-
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (BVO) (m2)' mag het aantal m² bvo niet meer bedragen dan is aangegeven.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 10 meter mag bedragen.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
-
extensief recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
groen;
-
verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,50 meter bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
-
het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen;
-
het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen, alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het dempen van kleine geïsoleerde wateren, sloten en greppels;
-
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
-
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een manege;
-
kleedruimten en sanitaire voorzieningen;
-
ondergeschikte horeca in categorie 1 en 2;
-
een inpandige bedrijfswoning;
met daarbij behorend(e):
-
vergaderruimte;
-
parkeren;
-
speelvoorzieningen;
-
groen;
-
water;
-
wegen en paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 1 bedrijfswoning aanwezig zijn met een maximale oppervlakte van 300 m².
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 4 en 11 meter bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verharding in de vorm van wegen, straten en paden;
-
geluidbeperkende voorzieningen;
-
parkeren;
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'park' tevens de aanleg, het beheer en onderhoud van groenvoorzieningen en zowel intensief als extensief recreatief medegebruik;
-
ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' tevens spoorwegen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het verkeer, zoals bruggen, tunnels en viaducten.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen, wegbebakening en verkeersgeleiding mag maximaal 12 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – reclamemast', alwaar de hoogte maximaal 20 meter mag bedragen.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
-
groen;
-
verhardingen in de vorm van voet- en fietspaden;
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterkeringen, duikers, tunnels, steigers, bruggen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een bedrijf met een milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, met dien verstande dat er een woning aanwezig dient te zijn op het perceel en dat de oppervlakte van het bedrijfsgebouw ten hoogste 250 m² mag bedragen;
met daarbij behorende:
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
speelvoorzieningen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
-
Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.
-
Per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.
-
In afwijking van het bepaalde onder d. mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per bouwperceel.
-
In afwijking van het bepaalde onder b. en d. is ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een maximaal aantal woningen toegestaan zoals aangeduid.
-
Het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid:
vrijstaande woningen
|
40%, met een maximum van 400 m²
|
twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen
|
50%, met een maximum van 200 m²
|
aaneengebouwde woningen
|
60%
|
patiowoningen
|
80%
|
gestapelde woningen
|
100%
|
14.2.2 Hoofdgebouwen
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter bij twee-aaneenwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat deze afstand slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen.
-
Het hoofdgebouw dient te worden gepositioneerd in de voorgevelrooilijn.
-
Het hoofdgebouw mag met 3,5 meter worden uitgebreid tot een maximale diepte van 12 meter, met uitzondering van vrijstaande woningen, die mogen worden uitgebreid met 5 meter tot een maximale diepte van 15 meter;
14.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.
-
Aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.
-
De goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen.
-
In afwijking van onderdeel c. mag een op een zijdelings aangebouwd aan- en uitbouw of bijgebouw worden uitgebreid met ten hoogste 1 bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt onder het dakvlak en tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.
-
Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m².
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.
-
De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.
-
In afwijking van het bepaalde onder c. mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
-
Indien bouwplannen voorzien in de realisatie van een geluidsgevoelige object mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde.
-
In afwijking van hetgeen opgenomen onder a. mag in geval het bevoegd gezag een hogere waarde heeft vastgesteld, deze maximaal toelaatbare geluidbelasting uit dit besluit aangehouden worden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 14.2.1 onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:
-
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
-
het bepaalde in lid 14.2.1 tot en met 14.2.3 in acht moet worden genomen;
-
de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
lid 14.2.1 onder g voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m² en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m², met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 jo. artikel 20:
-
voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;
-
het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;
-
de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
-
de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;
-
voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw bij de woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van de woning of een bijgebouw ten behoeve van een Bed & breakfast met dien verstande dat:
-
deze voorziening gericht is op, cq. ruimte biedt aan maximaal 10 personen;
-
voor zover het een bedrijfswoning betreft, deze bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
voor zover het een bedrijfswoning betreft, maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de (bedrijfs)woning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
Ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 1’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' te laten vervallen, indien binnen drie jaar na vaststelling van het plan ter plaatse van het perceel geen bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een of meer woningen vigeert.
Deze wijzigingsbevoegdheid is vernietigd bij uitspraak van de Raad van State d.d. 11 juni 2014 nr. 201307622/1/R3.
Artikel 15 Leiding
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’ voor een gasleiding;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’ voor een rioolpersleiding;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – stadsverwarming’ een leiding voor stadsverwarming;
-
de aanleg, onderhoud en bescherming van de leiding.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Leiding’.
15.2.2 Gebouwen
De hoogte van gebouwen mag maximaal 4 meter bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:
-
vooraf positief advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen;
-
de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
-
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur
-
het permanent opslaan van goederen.
-
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen aantasting van de belangen van de leiding- en/of energievoorzieningbeheerder ontstaat of kan ontstaan en vooraf schriftelijk een positief advies is afgegeven door de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van:
-
gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;
-
de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²;
-
met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 indien:
-
op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn;
-
dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
-
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
-
Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.
-
In afwijking van het bepaalde onder a. is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
Artikel 17 Waarde - Attentiegebied ecologische hoofdstructuur
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Attentiegebied ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of
ontwikkeling van de hydrologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
-
het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
-
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
-
het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
-
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden; en
-
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene bouwregels
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels
-
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;
-
het gebruik van bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
-
het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast;
-
het gebruik van een woning voor kamerverhuur.
-
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 21 Algemene aanduidingsregels
21.1 Vrijwaringszone - straalpad 1
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-straalpad 1', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 34 meter +NAP (Normaal Amsterdams Peil) in de noordwesthoek van het plangebied en liniar oplopend tot 42 meter +NAP in de zuidoostelijke hoek van het plangebied.
21.2 Vrijwaringszone - straalpad 2
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-straalpad 2', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 28 meter +NAP (Normaal Amsterdams Peil).
21.3 Vrijwaringszone - straalpad 3
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-straalpad 3', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 41 meter +NAP (Normaal Amsterdams Peil).
21.4 Geluidszone - industrie
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'geluidszone - industrie' zijn nieuwe geluidgevoelige functies niet toegestaan.
21.5 wro-zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro - zone zoekgebied voor behoud van watersystemen’ zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en herstel van watersystemen.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro - zone zoekgebied voor behoud van watersystemen’ is het oprichten van bebouwing, voor zover dit is toegelaten volgens de krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen en planregels, uitsluitend toegestaan indien het gebied hierdoor niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het herstel van watersystemen.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro - zone zoekgebied voor behoud van watersystemen’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakte aan te brengen van meer dan 100 m² en/of gronden op te hogen.
-
Aan een omgevingsvergunning als onder lid c. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden.
21.6 wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' is het oprichten van bebouwing, voor zover dit is toegelaten volgens de krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen en planregels, uitsluitend toegestaan indien het gebied hierdoor niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakte aan te brengen van meer dan 100 m².
-
Aan een omgevingsvergunning als onder lid c. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden.
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;
-
de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bestemmingen wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduiding ‘nutsvoorziening’ voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, mits de hoogte maximaal 50 meter bedraagt, met dien verstande dat de maximale hoogte binnen de 'vrijwaringszone - straalpad 1', 'vrijwaringszone - straalpad 2' en 'vrijwaringszone - straalpad 3' niet meer mag bedragen dan voorgeschreven in de artikelen 21.2, 21.3 en 21.4.
Artikel 24 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 25 Overige regels
25.1 Parkeren
-
Bij het bouwen op grond van deze planregels dient te allen tijde te worden voldaan aan hetgeen ten aanzien van de normering inzake parkeren is vastgelegd in de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda zoals vastgesteld op 10 september 2004.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om indien er met betrekking tot parkeren door de gemeenteraad gewijzigd beleid wordt vastgesteld, dit overeenkomstig van toepassing te verklaren op onderhavig bestemmingsplan.
25.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
26.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders
ten behoeve van die persoon of personen met een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan 'Steenakker".
|