HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Doornbos Oost' met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2012021001-0401 van de gemeente Breda;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aan- en uitbouwen
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Aaneengebouwde woning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
1.8 Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.10 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.11 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 Bed & breakfast
een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning en/of bijgebouw;
1.13 Bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 Bedrijfsmatige activiteit
de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten (ontleend aan de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte hinder en omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.15 Bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 Bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een bedrijventerrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.17 Begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.18 Belwinkel
elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons;
1.19 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
-
legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
-
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.20 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 Bevi-inrichting
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.22 Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.23 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.24 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 Bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.26 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.27 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.28 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder;
1.29 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.31 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.32 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 Buitenschoolse opvang
een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen buiten de schooltijden;
1.34 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.35 Dakopbouw
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw;
1.36 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.37 Dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
1.38 Extensief recreatief medegebruik
recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving;
1.39 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 Geschakelde woning
een woning, waarvan het hoofdgebouw aan een zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van aan- of uitbouwen of een aangebouwd bijgebouw geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel;
1.41 Glastuinbouw
een agrarische activiteit waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
1.42 Glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
1.43 Groen
bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en andere daarmee vergelijkbaar groen;
1.44 Grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
1.45 Grondgebonden woning
woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;
1.46 Groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.47 Groothandel in smart-, grow- en/of headproducten
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen;
1.48 Growshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden;
1.49 Headshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden;
1.50 Horeca
-
Horeca 1: een zelfstandig winkelondersteunend daghorecabedrijf, gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel conform de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden, drank, consumptie-ijs aan winkelend publiek voor consumptie ter plaatse (lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon). Bij deze vorm van horeca dient de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een winkelgebied (centrumgebied), en is zij gebonden aan en/of ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
-
Horeca 2: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (restaurant), met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken;
-
Horeca 3: een combinatie van horeca 2 (restaurant) en horeca 4 (café);
-
Horeca 4: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse verstrekken en consumeren van dranken, met uitzondering van een seksinrichting (café, bar);
-
Horeca 5: elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen en waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een seksinrichting (discotheek, bar-dancing, partycentrum);
-
Horeca 6: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bereiden en verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet voor consumptie ter plaatse, die snel bereid worden en relatief goedkoop zijn (zoals cafetaria, snackbar, automatiek, fastfoodrestaurant, fastfoodbezorging, fastfoodafhaal, grillroom, shoarma, kebab, pizza-afhaal/-bezorging);
-
Horeca 7: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (per nacht) met de daarbij behorende voorzieningen zoals een restaurant en vergader- en congresfaciliteiten (hotel).
1.51 Hoekperceel
een perceel, gelegen aan twee wegen of aan twee zijden begrenst door openbaar gebied;
1.52 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.53 Intensieve veehouderij
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
1.54 Kamerverhuur
het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstanden dat het verhuren
van maximaal twee kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal 2 personen, door een eigenaar (hospita) die in dezelfde woning woont niet als kamerverhuur wordt aangemerkt;
1.55 Kampeermiddel
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.56 Kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.57 Kamperen bij de boer
het naast het exploiteren van een agrarisch bedrijf tevens hebben van een beperkt kampeerterrein op of aangrenzend aan het betreffende bouwvlak;
1.58 Kantoor
een gebouw ten behoeve van een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.59 Kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;
1.60 Kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van producten zoals vruchten, groenten, bloemen of planten;
1.61 Kinderdagverblijf
een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen, niet zijnde buitenschoolse opvang;
1.62 Kinderopvang
een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen;
1.63 Kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.64 Lessenaarsdak
een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde;
1.65 Maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen;
1.66 Mantelzorg
het bieden van zorg aan familieleden die hulpbehoevend zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.67 Nok
het snijpunt van twee hellende vlakken;
1.68 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (onder andere warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie;
1.69 Onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen;
1.70 Ondergeschikte functie
een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.71 Ondergeschikte horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van met name niet-alcoholische dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de ondergeschikte horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.72 Patiowoning
een geschakelde woning met een omheinde tuin/binnenplaats (patio), waarbij de patio aan minimaal twee (delen van verschillende) zijdes wordt begrensd door de woning zelf. Aan de overige zijdes dient de patio te worden begrensd door een omheining of door aangrenzende (patio)woningen.
Een patiowoning bestaat voor het grootste deel uit één bouwlaag. Een eventuele tweede bouwlaag is qua oppervlak kleiner dan het oppervlak van de begane grond en is hoogstens aan één zijde geschakeld met de tweede bouwlaag van een aangrenzende (patio)woning;
1.73 Permanente bewoning
bewoning door een of meerdere persoon van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf;
1.74 Plaatsgebonden risico
het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6/jaar (één op een miljoen). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting of transportroute bevinden;
1.75 Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.76 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.77 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.78 Risicovolle inrichting
-
een inrichting, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Bevi, waarvoor een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico of een risicoafstand moet worden aangehouden dan wel andere inrichtingen, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens de op grond van het Bevi vastgestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar;
-
of een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;
1.79 Ruimtelijke kwaliteit
kwaliteit van een gebied dat bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
1.80 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.81 Smartshop
elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen;
1.82 Stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken en als zodanig bedoeld is om permanent te zijn geplaatst;
1.83 Statische opslag
opslag van goederen in een gebouw die geen regelmatige verplaatsing behoeven en niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
1.84 Teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen, zoals kassen, tunnels, afdekfolies, containervelden en dergelijke die dienen ter ondersteuning van een agrarisch bedrijf;
1.85 Tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen die dienen ter tijdelijke ondersteuning van de diverse teelten in de grond en gedurende maximaal 6 maanden van het jaar noodzakelijk zijn en worden opgericht, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
1.86 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering tot een maximum van 6 maanden per kalenderjaar;
1.87 Twee-aaneenwoning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
1.88 Verblijfsrecreatie
vormen van recreatie waarbij ook nachtverblijf wordt geboden zoals campings, hotels, pensions en Bed & breakfast;
1.89 Verbrede landbouw
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering zoals bijvoorbeeld minicampings en maïsdoolhoven, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, de verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen;
1.90 Verkoopvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
1.91 Volumineuze detailhandel
detailhandel in meubelen, keukens, sanitair, grove bouwmaterialen, auto's, motoren, boten, grootschalige sport- en kampeerartikelen zoals caravans en tenten, bouwmarkten en tuincentra;
1.92 Voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.93 (Voor)gevelrooilijn
-
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
-
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.94 Voormalige agrarische bedrijfslocatie
een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan;
1.95 Vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet is geplaatst in een van de zijdelingse bouwperceelgrenzen;
1.96 Winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.97 Woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.98 Woonunit
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit een bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning;
1.99 Zolder
een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt;
1.100 Zorgboerderij
een (agrarisch) bedrijf of een stichting, hoofdzakelijk gericht op de opvang van een specifieke doelgroep, waar naast (agrarische) activiteiten ook (een beperkte mate van) zorg kan worden verleend, met als doel het re-integreren van de doelgroep in de samenleving;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel;
2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.3 Bebouwingspercentage
het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 Diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.9 Hoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.10 Hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.11 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.12 Lessenaarsdak
in afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte;
2.13 Ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
2.14 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.15 Peil
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
indien het perceel niet direct grenst aan de hoofdtoegang: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
-
indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd de bovenkant van de spoorstaaf.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, met uitzondering van intensieve veehouderijen;
-
maximaal 1 bedrijfswoning per bestaand agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan voor zover die niet gelegen is binnen de aanduiding 'bouwvlak';
-
ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens de functie zorgboerderij;
-
extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorend(e):
-
nutsvoorzieningen;
-
verhardingen in de vorm van voet- en fietspaden;
-
groen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
3.2 Bouwregels
Op of in de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd voor en ten dienste van de genoemde bestemming, waaronder teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bebouwing is toegestaan, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik, deze zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' slechts één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn;
-
de goothoogte van gebouwen maximaal 7 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen maximaal 11 meter mag bedragen, met uitzondering van kassen waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen en met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;
-
de bebouwing als bedoeld in 3.1 onder c. mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen;
-
de bouw van permanente teeltondersteunende kassen is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 5.000 m² per agrarisch bedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' slechts één bedrijfswoning aanwezig mag zijn c.q. gebouwd mag worden met een maximale inhoud van 750 m³;
-
per bedrijfswoning een of meerdere bijgebouwen aanwezig mogen zijn met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
-
de hoogte van terreinafscheidingen binnen het bouwvlak maximaal 2 meter mag bedragen en buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter;
-
de hoogte van bouwwerken ten behoeve van voerkuilen maximaal 2,5 meter mag bedragen;
-
de hoogte van diverse silo's, biovergistingsinstallatie en windturbines maximaal 16 meter mag bedragen;
-
de hoogte van lichtmasten maximaal 6 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 4 meter mag bedragen;
-
voor het bouwen van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen groter dan 500 m², voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzakelijkheid van het bouwwerk ter plaatse.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik van de gronden en opstallen is bewoning van de agrarische bedrijfswoning door niet functioneel met het bedrijf verbonden derden toegestaan, mits er ter plaatse van de agrarische bedrijfswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfklimaat voor derden en deze verruiming van de bewoningsmogelijkheden niet leidt tot beperking van de bedrijfsvoering van het bijbehorende agrarische bedrijf, respectievelijk de bedrijfsvoering van de omringende agrarische bedrijven.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en
artikel 3.2, ten behoeve van:
-
het plaatsen van stacaravans en/of woonunits voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, met dien verstande dat:
-
het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar, hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewonersregistratie;
-
stacaravans en/of woonunits enkel ter plaatse de aanduiding 'bouwvlak' van het betreffende bedrijf geplaatst mogen worden;
-
deze tijdelijke huisvesting wordt ingericht ten behoeve van werknemers welke uitsluitend te werk zijn of worden gesteld op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
per bedrijf maximaal 40 werknemers mogen worden gehuisvest, tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte en/of specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf;
-
de noodzaak van het huisvesten van werknemers op het bedrijf afdoende is aangetoond, waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen vereist is;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
het verruimen van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 9 en 15 meter, indien dit is ingegeven vanuit dierwelzijnseisen of andere milieuaspecten, met dien verstande dat deze afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing is op kassen;
-
de bouw van tijdelijke bouwwerken respectievelijk het gebruik van een bouwwerk ten behoeve van de bouw van een carnavalswagen, met dien verstande dat:
-
het tijdelijke bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak' moet worden geplaatst;
-
het tijdelijke bouwwerk geen grotere bouwhoogte heeft dan 10 meter;
-
het tijdelijke bouwwerk geen grotere oppervlakte heeft dan 400 m²;
-
het tijdelijke bouwwerk maximaal 6 maanden per jaar mag worden geplaatst en na afloop van die termijn dient te worden verwijderd.
-
de bouw van paardenbakken aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
per bedrijf of woning maximaal één paardenbak is toegestaan;
-
langs de paardenbak geen verlichting mag worden aangebracht;
-
de paardenbak redelijkerwijs niet binnen de aanduiding 'bouwvlak' kan worden gesitueerd;
-
de paardenbak wordt gesitueerd binnen een straal van maximaal 50 meter van de aanduiding 'bouwvlak';
-
de paardenbak een maximale omvang mag hebben van 800 m²;
-
de paardenbak dient te worden uitgevoerd als open constructie en dat deze geen grotere hoogte mag hebben dan maximaal 1,5 meter.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 jo artikel 15, ten behoeve van:
-
het toestaan van bewoning van een bedrijfsgebouw plaatsen van stacaravans en/of woonunits of de (ver)bouwing van een bedrijfsgebouw voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, met dien verstande dat:
-
het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar, hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewonersregistratie;
-
deze tijdelijke huisvesting wordt ingericht ten behoeve van werknemers welke uitsluitend te werk zijn of worden gesteld op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
per bedrijf maximaal 40 werknemers mogen worden gehuisvest, tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte en/of specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf;
-
de noodzaak van het huisvesten van werknemers op het bedrijf afdoende is aangetoond, waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen vereist is;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
het kamperen bij de boer, met dien verstande dat:
-
de kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 50 meter aansluitend aan deze aanduiding, moeten worden geplaatst;
-
het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan 15;
-
deze geplaatst mogen zijn in de periode gelegen tussen 15 maart en 31 oktober;
-
de nabijgelegen agrarische bedrijven hierdoor niet in het hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn, dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
de kampeeractiviteit(en) na beëindiging van de agrarische functie ter plaatse niet meer is (zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd.
-
het toestaan van nevenactiviteiten en/of activiteiten in het kader van de verbrede landbouw met dien verstande dat:
-
ter plaatse een agrarisch bedrijf als hoofdfunctie aanwezig is en wordt gehandhaafd;
-
de activiteit(en) na beëindiging van de agrarische functie niet meer is (zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
-
ten behoeve van de activiteit(en) maximaal 400 m² bebouwing mag worden gebruikt, met dien verstande dat hiervan maximaal 200 m² mag worden gebruikt voor huisverkoop van streekeigen producten en/of maximaal 100 m² mag worden gebruikt voor ondergeschikte horeca-activiteiten;
-
ten behoeve van de activiteit(en) maximaal 30 zitplaatsen op het onbebouwde buitenterrein mogen worden gebruikt;
-
buitenopslag ten behoeve van de activiteit(en) niet is toegestaan;
-
de uitoefening van de activiteit(en) geen uitbreiding van de bebouwing of uitbreiding van het bouwvlak tot gevolg mag hebben;
-
de uitoefening van de activiteit(en) geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
het toestaan van statische opslag in gebouwen, niet zijnde kassen, tot een oppervlakte van maximaal 1000 m², met dien verstande dat, indien geen sprake meer is van agrarische activiteiten de resterende bedrijfsgebouwen, waaronder ook kassen, worden gesloopt;
-
het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende een periode van maximaal 6 maanden per jaar;
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van de bedrijfswoning of een bijgebouw ten behoeve van een Bed & breakfast, met dien verstande dat:
-
deze voorziening gericht is op, cq. ruimte biedt aan maximaal 10 personen;
-
de bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van van een bijgebouw ten behoeve van afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
-
het te (ver)bouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd mag ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering mag opleveren in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, het bestemmingsplan te wijzigen, ten behoeve van:
-
het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha met uitzondering van het vergroten van bouwvlakken ten behoeve van het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen of tunnels, alwaar het bouwvlak vergroot mag worden tot maximaal 3 ha;
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
middels onderzoek dient te worden aangetoond dat uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard;
-
vooraf over de noodzakelijkheid van de vergroting of vormverandering en de continuïteit van het bedrijf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
-
het deels wijzigen van de binnen de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelegen bedrijfswoningen in de bestemming 'Wonen' en het restant van het 'bouwvlak' te verwijderen met dien verstande dat:
-
de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet worden beperkt;
-
middels onderzoek dient te worden aangetoond dat aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht;
-
de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor het merendeel worden gesloopt, en deze sloop afdoende is verzekerd, waarbij maximaal 250 m² mag worden gehandhaafd als bijgebouw alsmede overtollige verharding wordt verwijderd.
-
het ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' deels wijzigen van de bestemming 'Agrarisch', naar de bestemming 'Bedrijf', en verwijdering van het restant van het 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
slechts inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, dan wel inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten die niet vermeld zijn in milieucategorie 1 en 2 van deze bijlage of een activiteit die valt in een hogere milieucategorie dan aangegeven in milieucategorie 1 en 2 in de bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in deze bijlage genoemde activiteiten binnen de milieucategorie 1 en 2, met dien verstande dat de vestiging van detailhandelsbedrijven, horecabedrijven en/of zelfstandige kantoren niet is toegestaan;
-
het bestemmingsvlak een oppervlakte mag hebben van maximaal 2.500 m² en maximaal 400 m² bebouwing voor deze bestemming mag worden gebruikt en de eventueel overige aanwezige bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesloopt, welke sloop afdoende verzekerd is, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft, alsmede overtollige verharding wordt verwijderd;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' nutsvoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd;
-
Het bebouwingspercentage mag 100% bedragen.
-
De bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens de functie dierenkliniek, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' maximaal 1 dierenkliniek aanwezig mag zijn;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens detailhandel in de volgende marktsegmenten:
-
auto’s, motoren, boten, caravans, tenten en kampeermiddelen in relatie met de verkoop van caravans en tenten;
-
automaterialen in relatie met inbouw.
-
maximaal 1 bedrijfswoning per bestaand bedrijf;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan voor zover die niet gelegen is binnen de aanduiding 'bouwvlak';
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
-
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70%, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
5.2.2 Bedrijfswoningen
-
Per bedrijf mag maximaal 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat het bestaand aantal bedrijfswoningen niet mag worden vermeerderd.
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De bebouwing als bedoeld in 5.1 onder e. mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van hetgeen bepaald onder b, tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.
-
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1, onder a, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen tot een bedrijfspand met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;
-
dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
-
het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 20.1, ten aanzien van parkeren.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.1 voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld is in bijlage 1 bij deze regels of een activiteit die valt in een hogere milieucategorie dan aangegeven in bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in deze planregels direct toegelaten activiteiten, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:
-
detailhandelsbedrijven;
-
zelfstandige kantoren;
-
horecabedrijven;
-
bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;
-
risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
-
artikel 5.115 jo. artikel 15 voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, het
bestemmingsplan te wijzigen voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding
'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuiteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische aard.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
-
kantoren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens de functie kinderdagverblijf, met dien verstande dat er binnen de bestemming 'Gemengd' maximaal 1 kinderdagverblijf aanwezig mag zijn;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan voor zover die niet gelegen is binnen de aanduiding 'bouwvlak';
met daarbij behorende:
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de perceelgrenzen minimaal 2,50 meter dient te bedragen.
-
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70%.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
-
De bebouwing als bedoeld in 6.1 onder d. mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen;
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van hetgeen bepaald onder a., tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.
-
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1, onder a, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen tot een bedrijfspand met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;
-
dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
-
het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 20.1, ten aanzien van parkeren.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld is in bijlage 1 bij deze regels of een activiteit die valt in een hogere milieucategorie dan aangegeven in bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in deze planregels direct toegelaten activiteiten, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:
-
detailhandelsbedrijven;
-
zelfstandige kantoren;
-
horecabedrijven;
-
bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, Besluit omgevingsrecht;
-
risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groen, bermen, bomen, beplanting, parkeren en plantsoenen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
-
speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;
-
geluidbeperkende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.
-
De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
agrarisch grondgebruik, inclusief kassen en teeltondersteunende voorzieningen, enkel ten behoeve van de ter plaatse gevestigde onderwijsvoorziening;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan voor zover die niet gelegen is binnen de aanduiding 'bouwvlak';
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens ten behoeve van parkeren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning;
-
ondergeschikte horeca;
met daarbij behorende:
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn gebouwen toegestaan;
-
In afwijking van het bepaalde onder a, mogen tevens bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 100m² per bouwperceel en met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
-
Tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ of de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)' anders is aangegeven mag de bouwhoogte van gebouwen maximaal 11 meter bedragen, met uitzondering van kassen waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen en met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen.
-
De bebouwing als bedoeld in 8.1 onder c mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen.
-
Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 40%.
8.2.2 Bedrijfswoningen
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ mag bedragen.
8.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Per bedrijfswoning zijn zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m².
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd.
-
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, met inachtneming van hetgeen bepaald onder b., tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens.
-
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter.
-
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van hoofdgebouw of het verlengde maximaal 1 meter mag bedragen.
-
De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, het
bestemmingsplan te wijzigen voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding
'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuiteit van de maatschappelijke functie voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische aard.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
geluidbeperkende voorzieningen;
-
parkeren;
-
speelvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' tevens garageboxen;
-
verharding in de vorm van wegen, straten en paden;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van de bestemming, zoals bruggen, tunnels en viaducten.
9.2.2 Gebouwen
In afwijking van hetgeen bepaald onder artikel 9.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' bouwwerken in de vorm van garageboxen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
-
de oppervlakte per garagebox maximaal 25 m² mag bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.
-
De hoogte van kunstobjecten, lichtmasten, wegbebakening en verkeersgeleiding mag maximaal 8 meter bedragen.
-
De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
-
groen;
-
verhardingen in de vorm van voet- en fietspaden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van de bestemming, zoals waterkeringen, duikers, tunnels, steigers, bruggen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeren;
-
speelvoorzieningen;
-
waterhuishouding, waterberging, waterlopen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen gebouwen worden gebouwd.
-
Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
-
Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.
-
Per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.
-
In afwijking van het bepaalde onder d. mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per bouwperceel.
-
Het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid:
Vrijstaande woningen
|
40% met een maximum van 400m²
|
Twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen
|
50%, met een maximum van 200m²
|
Aaneengebouwde woningen
|
60%
|
Patiowoningen
|
80%
|
11.2.2 Hoofdgebouwen
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.
-
De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter bij twee-aaneenwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat, mits het geen vrijstaande woning betreft, deze afstand slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen.
-
Het hoofdgebouw mag met 3,5 meter worden uitgebreid tot een diepte van maximaal 12 meter, met dien verstande dat voor vrijstaande woningen een diepte van maximaal 15 meter is toegestaan.
11.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
Aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.
-
De goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen.
-
In afwijking van onderdeel b., mag een op een zijdelings aangebouwd aan- en uitbouw of bijgebouw worden uitgebreid met ten hoogste 1 bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt onder het dakvlak en tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.
-
Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m² en met inachtneming van artikel 11.2.1 onder f.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.
-
De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.
-
In afwijking van het bepaalde onder c. mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
-
Indien bouwplannen voorzien in de realisatie van een geluidsgevoelig object mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde.
-
In afwijking van hetgeen opgenomen onder a. mag in geval het bevoegd gezag een hogere waarde heeft vastgesteld, deze maximaal toelaatbare geluidbelasting uit dit besluit aangehouden worden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 11.2.1 onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:
-
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
-
het bepaalde in lid 11.2.1 tot en met 11.2.3 in acht moet worden genomen;
-
de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
lid 11.2.1 onder e. voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m² en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m², met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 jo. artikel 15:
-
voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;
-
het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;
-
de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
-
de activiteit niet vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;
-
voor het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw bij de woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
-
het (ver)bouwen en/of het gebruiken van een bijgebouw bij de woning ten behoeve van een Bed & breakfast met dien verstande dat:
-
deze voorziening gericht is op, cq. ruimte biedt aan maximaal 10 personen;
-
de woning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
Artikel 12 Waarde - Archeologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van:
-
gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;
-
de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²;
-
met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 indien:
-
op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn;
-
dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
-
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
-
Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.
-
In afwijking van het bepaalde onder a. is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene bouwregels
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd.
Artikel 15 Algemene gebruiksregels
-
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;
-
het gebruik van bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
-
het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast;
-
het gebruik van een woning voor kamerverhuur.
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
16.1 vrijwaringszone - straalpad
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-straalpad', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 38 meter +NAP (Normaal Amsterdams Peil).
16.2 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen spoor - gr contour
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen spoor – gr contour’ dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de groepsgebonden risico’s.
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;
-
de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bestemmingen wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduiding ‘nutsvoorziening’ voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, mits de hoogte maximaal 50 meter bedraagt.
Artikel 19 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 20 Overige regels
20.1 Parkeren
-
Bij het bouwen op grond van deze planregels dient te allen tijde te worden voldaan aan hetgeen ten aanzien van de normering inzake parkeren is vastgelegd in de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda zoals vastgesteld op 10 september 2004.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om indien er met betrekking tot parkeren door de gemeenteraad gewijzigd beleid wordt vastgesteld, dit overeenkomstig van toepassing te verklaren op onderhavig bestemmingsplan.
20.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a. en b. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen met een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Doornbos Oost'.
|