Plan: Teteringen
Idn: NL.IMRO.0758.BP2011047001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Teteringen.

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in milieucategorie 1 en 2, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

  2. bestaande bedrijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' tevens bedrijven in milieucategorie 3.1 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfs- of dienstwoning al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  5. in afwijking van het bepaalde onder d. zijn ter plaatse van Groenstraat 3a maximaal 2 bedrijfs- of dienstwoningen toegestaan, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor bedrijfsgerelateerde detailhandel;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoren met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 500 m2;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nutsvoorziening;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' uitsluitend het verkopen van motorbrandstoffen zonder LPG en de bijbehorende detailhandelsvoorzieningen met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water;

met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen;

  2. geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals vermeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  3. zelfstandige kantoren;

  4. zelfstandige detailhandel.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een bebouwingspercentage is aangeduid.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  4. In afwijking van onderdeel c. mag ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangeduid.

  5. In afwijking van onderdeel c. mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 6 en 11 meter bedragen.

 

3.2.2 Bedrijfswoningen

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet worden vermeerderd.

  2. Per hoofdgebouw is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

  3. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd;

  2. geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning mogen in de bouwperceelgrens worden gebouwd of op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.

  2. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag maximaal 3 meter bedragen of maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning.

  3. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag maximaal 5 meter bedragen.

  4. In afwijking van onderdelen e. en f., mag een zijdelings aangebouwde aan- en uitbouw of aangebouwd bijgebouw bij een bedrijfswoning worden uitgebreid met ten hoogste één bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt:

  1. onder het dakvlak, en

  2. tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

  1. Vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 60 m2.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een reclamezuil toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter.

  2. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage met maximaal 10%, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. zelfstandige detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

  1. artikel 21, onder b, onderdeel 4, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaat in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

  1. artikel 21, onder b, onderdeel 5, voor het gebruik van bijgebouwen bij een bestaande bedrijfswoning voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

  2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;

  3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

  1. de activiteit niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn.