HOOFDSTUK 1 Inleidende regels |
|
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan het bestemmingsplan 'Tuinzigt-Westerpark' van de gemeente Breda; 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009014001-0501 met de bijbehorende regels; 1.3 aan- en uitbouw een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt; 1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; 1.5 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.6 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.7 aaneengebouwde woning een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde van het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; 1.8 additionele horeca het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. 1.9 afhankelijke woonruimte een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.10 archeologische waarden waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen; 1.11 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.12 bed & breakfast een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de eigenaren van de desbetreffende woning en/of bijgebouw; 1.13 bedrijfsgebouw een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.14 bedrijfsvloeroppervlakte de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.15 bedrijfs- of dienstwoning een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een bedrijventerrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 1.16 begane grond de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau; 1.17 belemmeringenstrook strook aan weerszijden van een leiding waarin enkel bebouwing mag worden gerealiseerd ten behoeve van de leiding. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden; 1.18 belwinkel elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons; 1.19 bestaande bouw- en goothoogte de hoogten zoals die aanwezig zijn, waarbij geldt dat indien verschillende goot- of bouwhoogten aanwezig zijn bij dezelfde woning de hoogste maat als maximum geldt, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is bij een woning met een lessenaarsdak; 1.20 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
1.21 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 1.22 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.23 bijgebouw een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.24 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.25 bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder; 1.27 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.28 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel; 1.29 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.30 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.31 buitenschoolse opvang een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen buiten de schooltijden; 1.32 cultuurhistorische waarden waardevolle en behoudenswaardige relicten (overblijfselen) uit het verleden; 1.33 dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.34 dakopbouw een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw; 1.35 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.36 dienstverlening bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen; 1.37 evenementen gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur; 1.38 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.39 geluidgevoelig object een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder; 1.40 geschakelde woning een woning, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van aan- of uitbouwen of een aangebouwd bijgebouw geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel; 1.41 gestapelde woning een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen; 1.42 groepsrisico het groepsrisico geeft de cumulatieve kansen aan per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval plaatsvindt binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke (afval)stof of bestrijdingsmiddel betrokken is; 1.43 groothandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit; 1.44 groothandel in smart-, grow- en/of headproducten elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen; 1.45 growshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden; 1.46 headshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden; 1.47 hoekperceel een bouwperceel, gelegen aan twee wegen of aan twee zijden grenst aan het openbaar gebied; 1.48 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.49 horeca horeca 1: horeca 2: horeca 3: horeca 4: inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend, met uitzondering van een seksinrichting; horeca 5: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (hotelbedrijf)’; 1.50 kamerverhuur het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden; 1.51 kantoor een gebouw ten behoeve van een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen; 1.52 kap de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°; 1.53 kas een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van producten zoals vruchten, groenten, bloemen of planten; 1.54 kinderdagverblijf een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen niet zijnde buitenschoolse opvang; 1.55 kinderopvang een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen; 1.56 kwetsbaar object een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico is bepaald, die in acht genomen moet worden; 1.57 lessenaarsdak een dakvorm waarbij de afdekking bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde; 1.58 luifel overkapping veelal boven een ingangspartij die beschutting geeft; 1.59 maatschappelijke voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen sectoren; 1.60 mantelzorg het bieden van zorg aan een familielid die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; 1.61 nok het snijpunt van ten minste twee hellende vlakken; 1.62 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie;
1.63 onderbouw een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen; 1.64 ondergeschikte functie een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt en waarbij de hoofdfunctie gehandhaafd blijft; 1.65 particulier huishouden één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. 1.66 patiowoning een geschakelde woning met een omheinde tuin/binnenplaats (patio), waarbij de patio aan minimaal twee (delen van verschillende) zijdes wordt begrensd door de woning zelf. Aan de overige zijdes dient de patio te worden begrensd door een omheining of door aangrenzende (patio)woningen. Een patiowoning bestaat voor het grootste deel uit één bouwlaag. Een eventuele tweede bouwlaag is qua oppervlak kleiner dan het oppervlak van de begane grond en is hoogstens aan één zijde geschakeld met de tweede bouwlaag van een aangrenzende (patio)woning; 1.67 permanente bewoning bewoning door een of meerdere persoon van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf; 1.68 plaatsgebonden risico het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6 /jaar (1 op een miljoen). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting of transportroute bevinden; 1.69 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.70 risicovolle inrichting
1.71 seksinrichting een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.72 smartshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen; 1.73 supermarkt een zelfbedieningswinkel, met name voor levensmiddelen, met een brutovloeroppervlakte van meer dan 600 m2; 1.74 twee-aaneenwoning een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; 1.75 verkoopvloeroppervlakte de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank; 1.76 voorgevel de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt; 1.77 (voor)gevelrooilijn
1.78 vrijstaande woning een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen; 1.79 winkel een gebouw, dat een ruimte omvat welke bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel; 1.80 woning een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden; 1.81 zolder een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel; 2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.3 bebouwingspercentage het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden; 2.4 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het hoogste punt van het dak wordt aangemerkt als bouwhoogte en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.6 diepte van een gebouw de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd; 2.7 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het laagste punt van het dak als goothoogte wordt aangemerkt; 2.8 hoogte van een dakopbouw vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw; 2.9 hoogte van een kap vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap; 2.10 hoogte van een windturbine vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine; 2.11 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.12 lessenaarsdak in afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte; 2.13 ondergeschikte bouwdelen bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
2.14 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.15 peil
|