direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - 1
Plan: In Goede Aarde, tweede herziening
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP09iga2eherz-ONH1

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met kamerbewoning en/ of de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m2;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. tuinen en erven.
5.2 Bouwregels

Ten aanzien de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

5.2.1 Met betrekking tot hoofdgebouwen geldt dat:
  • a. het hoofdgebouw (de woning) uitsluitend mag worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" uitsluitend vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden bedraagt;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde en geschakelde woningen 3 m aan één zijde bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" de goothoogte en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan aangegeven;
  • g. de hoofdgebouwen (de woningen) uitsluitend in of ten hoogste 1 meter achter de op de kaart aangegeven 'gevellijn' mogen worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande maatvoering, zoals goothoogte, bouwhoogte en dakhelling niet mag worden gewijzigd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • j. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' is uitsluitend een symmetrische kapvorm toegestaan;
  • k. in aanvulling op het bepaalde onder 5.2.1 onder b, c en h mogen op gronden met de aanduidingen 'twee-aaneen' en zonder de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal één vrijstaande woning, of twee aaneengebouwde woningen worden gebouwd.

5.2.2 Met betrekking tot bijbehorende bouwwerken geldt dat:

Op ieder bouwperceel aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. buiten het bouwvlak het maximum bebouwingspercentage 50% bedraagt, waarbij het gezamenlijk bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een minimum van 50 m2 per hoofdgebouw en een maximum van 150 m2 per hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • e. de minimale afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw 3 m bedraagt;
  • f. buiten het bouwvlak aan de achterzijde van de woning een aan- of uitbouw gerealiseerd mag worden met een maximale diepte van 3 m;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder a en in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bijgebouw" maximaal 12 m² en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3 m;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1" in ieder geval bijbehorende bouwwerken toegestaan met een maximum oppervlakte van 99 m2 en een maximum bouwhoogte van 3,25 m;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2" in ieder geval bijbehorende bouwwerken toegestaan met een maximum oppervlakte van 22 m2.
5.2.3 Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:

  • a. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • b. 2,5 m voor het overige.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.2 voor een hoger aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
    • 1. het een bijbehorend bouwwerk betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
    • 2. het bijbehorend bouwwerk ten minste 3 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder d ten behoeve van het realiseren van een extra woonhuis middels splitsing van een (boerderij) woning voor zover het betreft een pand met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - monument', mits advies is ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie met betrekking tot de vraag of de splitsing bijdraagt aan het behoud van het desbetreffende gebouw en aan de versterking van de cultuurhistorische waarde.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.4 en toestaan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. het afwijken niet mogelijk is voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    • 4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 5. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
    • 6. detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het bedrijf aan huis;
    • 7. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan;
    • 8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m².
5.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 5.4 voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één keer mag worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van inwoning voor mantelzorg;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is of niet haalbaar, dit laatste met inachtneming van alle overige bepalingen;
  • f. maximaal 80 m² en 240 m3 van hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het bouwen van nieuwe woningen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" waarvoor het volgende geldt:
    • 1. er mogen niet meer dan 3 woningen worden gebouwd, waarvan ten hoogste één vrijstaande woning en één blok van twee aaneengebouwde woningen;
    • 2. er mogen geen milieuhygienische belemmeringen zijn;
    • 3. de economische uitvoerbaarheid moet zijn verzekerd;
    • 4. gebouwd dient te worden op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
    • 5. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen;
    • 7. het bepaalde in artikel 5 is voor het overige van toepassing.