Selissen

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0757.BP09SELISSEN-VST1
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 5 Water

Artikel 6 Wonen

Artikel 7 Woongebied

Artikel 8 Leiding - Riool

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Artikel 12 Algemene bouwregels

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

Artikel 16 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

Artikel 18 Slotregel

 

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Waterhuishoudkundig plan d.d. 10 oktober 2018

Bijlage 2: Actualisatie waterhuishoudkundig plan d.d. 9 januari 2019

Bijlage 3: Geluidscherm

Bijlage 4: Ontwerp Beeldkwaliteitplan 'Het Heem van Selis' d.d. 28 januari 2019

Bijlage 5: Landschaps- en beheerplan d.d. juli 2019

Bijlage 6: Beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening d.d. 7 juli 2016

Bijlage 7: Fasering d.d. juli 2019

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Selissen' met identificatienummer NL.IMRO.0757.BP09SELISSEN-VST1 van de gemeente Boxtel;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

 

1.6 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

 

1.7 archeologische (verwachtings)waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

1.10 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan een beperkt aantal personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

 

 
1.11 bedrijf aan huis:

bedrijfsmatige activiteiten, die door hun beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de

woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.12 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende beroepen;

 

1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep of bedrijf aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.14 bestaande situatie:

  1. voor zover dit betrekking heeft op bebouwing, gaat het om de oppervlakte van de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. voor zover dit betrekking heeft op het gebruik van grond en opstallen, gaat het om het gebruik zoals dat aanwezig was op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

 

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

 
1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.26 dove gevel:

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

 

1.27 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

 

1.28 gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of ander geluidgevoelig gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.30 hobbymatig houden van dieren:

het houden van dieren van soorten, in het bijzonder evenhoevigen (runderen, varkens,

schapen, geiten), maar ook paarden en pluimvee. Hobbydieren worden niet voor de

productie en dus ook niet voor economisch gewin gehouden, maar voor educatieve of

recreatieve doeleinden of uit pure liefhebberij. Het houden van hobbydieren is voor de

houder een nevenactiviteit, die niet kan worden uitgoefend naast het bedrijfsmatig houden

van de genoemde diersoorten;

 

1.31 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op een perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 
1.32 huishouden:

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;

 

1.33 mantelzorg:

het bieden van hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald, buiten organisatorisch verband, wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben. Voor personen die 65 jaar en ouder zijn, wordt geen indicatie noodzakelijk geacht;

 

1.34 nevenactiviteiten:

activiteiten die ondergeschikt zijn aan de primair aan de gronden toegekende functie;

 

1.35 overkapping:

een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie. Indien een overkapping aangebouwd is aan een gebouw mag een overkapping maximaal 2 niet eigen wanden hebben. Eigen wanden zijn dan niet toegestaan. Indien een overkapping niet is aangebouwd aan een gebouw mag een overkapping maximaal 1 eigen wand hebben;

 

1.36 peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

 

1.37 permanente bewoning:

het in gebruik nemen van een gebouw als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfsplaats, waarbij de woning voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar men tijdelijk recreatief verblijft;

 

1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

1.39 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.40 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.41 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van tweeaneengebouwde woningen;

 

1.42 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw of indien geen openbare weg en/of fietspad aanwezig is, de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in laatste instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd;

 

1.43 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

 

1.44 voorste perceelsgrens:

de naar de weg gekeerde grens van het perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste perceelsgrens aan;

 

1.45 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

 

1.46 vrijstaande woningen:

woningen waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;

 

1.47 water:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

 

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;

 

1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van:

  • één afzonderlijk huishouden of;

  • één huishouden plus maximaal twee individuele personen of:

  • vier individuele personen;

 

1.50 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens;

 

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uizondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de

aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. tevens de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen';

  3. uitsluitend groenvoorzieningen en het behoud, herstel en ontwikkeling van een dassenleefgebied ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - dassenleefgebied’;

  4. tevens waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';

  5. tevens een geluidscherm of geluidswal ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

 

met de daarbij behorende:

  1. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

  2. bermen en beplanting;

  3. paden;

  4. speelvoorzieningen;

  5. buurtmoestuinen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. voorzieningen van algemeen nut;

  8. straatmeubilair, afvalcontainers, kunstwerken en hondentoiletten;

  9. waterstraatkundige werken;

  10. extensief recreatief medegebruik.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van

gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut.

 

3.2.2 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;

  2. de maximale oppervlakte bedraagt 15 m².

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen met uitzondering van:

  1. verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, speelvoorzieningen en kunstwerken, waarvan de maximale bouwhoogte 6 m mag bedragen;

  2. een geluidscherm, waarvan de maximale bouwhoogte 8 m mag bedragen;

  1. de oppervlakte en bouwhoogte van een afvalcontainer mogen maximaal 4 m2 en 2 m bedragen (bij bovengronds plaatsen).

 

 

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk of werkzaamheden

 

3.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk Brabant':

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen':

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m²;

  1. het ophogen van gronden.

 

3.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat moment geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

3.3.3 Afwegingskader

De in 3.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

 

3.3.4 Waarden

Onder de in 3.3.3 genoemde waarden worden verstaan:

  1. ten aanzien van de in 3.3.1 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;

  2. de waarden van de gronden voor het leefgebied van de das.

 

 

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten en pleinen;

  2. voet- en (snel)fietspaden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. waterlopen, waterpartijen en waterberging.

  7. tevens de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen';

 

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen van algemeen nut.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van

gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;

 

4.2.2 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;

  2. de maximale oppervlakte bedraagt 15 m².

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 8 m bedragen;

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk of werkzaamheden

 

4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk Brabant':

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen':

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m²;

  2. het ophogen van gronden.

 

4.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat moment geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

4.3.3 Afwegingskader

De in 4.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

 

4.3.4 Waarden

Onder de in 4.3.3 genoemde waarden worden verstaan:

  1. ten aanzien van de in 4.3.1 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen.

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de waterhuishouding;

  2. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

  3. groenvoorzieningen;

  4. extensief recreatief gebruik;

  5. tevens de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen';

  6. tevens een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

 

met de daarbij behorende:

  1. waterstaatkundige werken

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag een geluidscherm de maximale bouwhoogte 8 m bedragen;

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk of werkzaamheden

 

5.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen':

  1. verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

  2. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  3. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaand drainagestelsel door een gelijkwaardig stelsel, waaronder een peilgestuurd stelsel;

  4. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2

 

5.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat moment geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

5.3.3 Afwegingskader

De in 5.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

 

5.3.4 Waarden

Onder de in 5.3.3 genoemde waarden worden verstaan:

  1. ten aanzien van de in 5.3.1 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;

  2. de waarden van de gronden voor het leefgebied van de das.

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m²;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. erfontsluitsluiting;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan;

  3. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen, tenzij voor het bouwvlak of deel van het bouwvlak door middel van een aanduiding een andere goothoogte is aangeduid in welk geval de aangeduide maximum goothoogte als maximum geldt;

  4. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij voor het bouwvlak of deel van het bouwvlak door middel van een aanduiding een andere bouwhoogte is aangeduid in welk geval de aangeduide maximum bouwhoogte als maximum geldt.

  5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zijdelingse perceelsgrens' bedraagt minimaal 5 meter.

 

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 bedragen;

  5. buiten het bouwvlak bedraagt het maximum bebouwingspercentage 50%, waarbij het gezamenlijk bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel, met dien verstande dat het toelaatbaar bebouwd oppervlak bijbehorende bouwwerken maximaal 150 m2 per hoofdgebouw bedraagt;

  6. de afstand van bijbehorende bouwwerken achter de voorgevellijn bedraagt tenminste 3 m, met uitzondering van het monument ter paatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument'.

 

 

6.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende

bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag, in het geval van tuinen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied, de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen van de voorste perceelsgrens tot 3 m achter de voorgevellijn 1 m bedragen;

  3. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Woningsplitsing

Burgermeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.2.1 sub b voor het splitsen van woningen, met dien verstande dat:

  1. woningen een minimale inhoud van 1.200 m3 hebben;

  2. een woning in maximaal 2 woningen gesplitst mag worden;

  3. de splitsing stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden;

 

6.3.2 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.2.2 sub d voor een hoger aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  1. het een bijbehorend bouwwerk betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;

  2. het bijbehorend bouwwerk ten minste 3 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

 

6.3.3 Erfafscheiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.2.3 sub a voor een hogere erfafscheiding voor de voorgevellijn, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. permanente of tijdelijke bewoning, van een bijbehorende bouwwerk;

  2. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van kamerbewoning;

  3. bedrijf aan huis;

  4. bed & breakfast;

  5. seksinrichtingen.

 

6.4.2 Voorwaardelijke verplichting

  1. De woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' mag in gebruik worden genomen nadat de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaarde sloop woning' gesloopt is;

  2. het in gebruik nemen van woningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - wegverkeer 3' is alleen toegestaan indien het geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', zoals omschreven in bijlage 3 bij de regels, gerealiseerd is.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.4.1onder sub c voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;

  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

  1. het afwijken niet mogelijk is voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;

  2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

  4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  5. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;

  6. detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het bedrijf aan huis;

  7. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m².

 

6.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.4.1 onder sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  1. is aangetoond dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

  2. op het perceel al een woning aanwezig is;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  4. per woning maximaal één keer mag worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van inwoning voor mantelzorg;

  5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;

  6. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is of niet haalbaar, dit laatste met inachtneming van alle overige bepalingen;

  7. maximaal 80 m² en 240 m3 van hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

 

6.5.3 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.4.1 sub d voor het gebruik van een deel van de woning als bed & breakfast, met dien verstande dat:

  1. een bed & breakfast uitsluitend toegestaan is bij grondgebonden woningen;

  2. er maximaal 4 slaapplaatsen worden aangeboden;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

  5. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

  6. er per kamer 1 parkeerplaats aanwezig dient te zijn;

  7. maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast in gebruik mag zijn.

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk', onder de voorwaarden dat:

  1. de maatschappelijke behoefte kan worden aangetoond;

  2. parkeren op eigen terrein dient te worden opgelost;

  3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bouwregels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 7 Woongebied

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m²;

  2. wegen en paden;

  3. woonstraten en paden;

  4. tuinen en erven;

  5. verblijfsgebied;

  6. groensvoorzieningen;

  7. water en watervoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. voet- en fietspaden;

  10. speelvoorzieningen

  11. en daarbij behorende voorzieningen.

  12. tevens de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen';

 

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen van algemeen nut

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, met dien verstande dat het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied' niet meer dan 466 mag bedragen en bij een deelaanvraag het resterende oppervlakte per bouwvlak voldoende ruimte biedt om per bouwvlak te voldoen aan het minimum aantal woningen zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden.

  3. uitsluitend mogen de volgende woningtype worden gebouwd:

  1. vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';

  2. twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';

  3. aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';

  4. gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';

  1. de maximale diepte van de woningen bedraagt:

  1. 14 m bij vrijstaande woningen;

  2. 12 m bij twee-aaneen gebouwde woningen en geschakelde woningen;

  3. 11,5 m bij aaneengebouwde woningen;

  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:

  1. minimaal 3 m aan beide zijden bij vrijstaande woningen;

  2. minimaal 3 m aan één zijde bij twee-aaneen gebouwde woningen;

  1. de maximale goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 6,5 m bedragen, tenzij voor het bouwvlak of deel van het bouwvlak door middel van een aanduiding een andere goothoogte is aangeduid in welk geval de aangeduide maximum goothoogte als maximum geldt;

  2. de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 11,5 m bedragen, tenzij voor het bouwvlak of deel van het bouwvlak door middel van een aanduiding een andere bouwhoogte is aangeduid in welk geval de aangeduide maximum bouwhoogte als maximum geldt;

  3. de afstand van de voorgevellijn van de woningen tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 2 meter.

 

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;

  2. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen;

  4. het gezamenlijk bebouwd oppervlak van bijbehorende bouwwerken mag gezamenlijk niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen. Met dien verstande dat het toelaatbaar bebouwd oppervlak bijbehorende bouwwerken ten minste 50 m2 per en maximaal 150 m2 per hoofdgebouw bedraagt;

 

7.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende

bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag, in het geval van tuinen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied, de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 3 m achter de voorgevellijn maximaal 1 m bedragen;

  3. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

7.2.4 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;

  2. de maximale oppervlakte bedraagt 15 m².

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.2.1 sub e voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:

  1. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden;

  2. sprake is van een hoekwoning of -oplossing;

  3. geen sprake is van een belemmering voor de verkeersveiligheid.

 

7.3.2 Afstand tot voorste perceelsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.2.1 sub h voor het verkleinen van de afstand tot de voorste perceelsgrens, met dien verstande dat:

  1. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden;

  2. geen sprake is van een belemmering voor de verkeersveiligheid.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. permanente of tijdelijke bewoning, van een bijbehorende bouwwerk;

  2. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van kamerbewoning;

  3. bedrijf aan huis;

  4. bed & breakfast;

  5. seksinrichtingen.

 

7.4.2 Voorwaardelijke verplichting

  1. Het in gebruik nemen van woningen ter plaatse van de bestemming 'Woongebied' is alleen toegestaan indien de benodigde watercompensatie ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', zoals omschreven in bijlage 2 bij de regels, gerealiseerd en in stand gehouden is;

  2. het in gebruik nemen van woningen ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone - wegverkeer 1', 'geluidzone - wegverkeer 2' en 'geluidzone - wegverkeer 3' is alleen toegestaan indien het geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', zoals omschreven in bijlage 3 bij de regels, gerealiseerd is.

 

7.4.3 Akoestische maatregelen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woning uitgesloten' is het niet toegestaan woningen te realiseren en in gebruik te nemen;

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - wegverkeer 1’ is een tweede en derde bouwlaag uitsluitend toegestaan indien de naar de A2 gerichte gevel van de tweede en derde bouwlaag wordt uitgevoerd als dove gevel.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - wegverkeer 2' is een derde bouwlaag uitsluitend toegestaan indien de naar de A2 gerichte gevel van de derde bouwlaag wordt uitgevoerd als dove gevel.

 

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.4.1 onder sub c voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;

  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

  1. het afwijken niet mogelijk is voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;

  2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

  4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

  5. parkeren dient uitsluitend op eigen terrein plaats te vinden;

  6. detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het bedrijf aan huis;

  7. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m².

 

7.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.4.1 onder sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  1. is aangetoond dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

  2. op het perceel al een woning aanwezig is;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  4. per woning maximaal één keer mag worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van inwoning voor mantelzorg;

  5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;

  6. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is of niet haalbaar, dit laatste met inachtneming van alle overige bepalingen;

  7. maximaal 80 m² en 240 m3 van hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

 

7.5.3 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.4.1 onder sub d voor het gebruik van een deel van de woning als bed & breakfast, met dien verstande dat:

  1. een bed & breakfast uitsluitend toegestaan is bij grondgebonden woningen;

  2. er maximaal 4 slaapplaatsen worden aangeboden;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

  5. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

  6. er per kamer 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig dient te zijn;

  7. maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast in gebruik mag zijn.

 

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk of werkzaamheden

 

7.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk Brabant':

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen':

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m²;

  2. het ophogen van gronden.

 

7.6.2 Uitzondering op verbod

Het in 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat moment geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

7.6.3 Afwegingskader

De in 7.6.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

 

7.6.4 Waarden

Onder de in 7.6.3 genoemde waarden worden verstaan:

  1. ten aanzien van de in 7.6.1 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen.

 

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Woongebied' te wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk', onder de voorwaarden dat:

  1. de maatschappelijke behoefte kan worden aangetoond;

  2. parkeren op eigen terrein dient te worden opgelost;

  3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bouwregels van de bestemming 'Woongebied' van overeenkomstige toepassing zijn.

 

Artikel 8 Leiding - Riool

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse riooltransportleidingen met de bijbehorende belemmerende strook.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

8.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2,5 meter mag bedragen.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de overige op deze gronden voorkomende bestemming(en), mits:

  1. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

  3. het aanbrengen/ rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

  5. diepploegen;

  6. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

  7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

 

 

 

8.4.2 Uitzondering op verbod

Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

  2. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat moment geldende dan wel aangevraagde vergunning;

 

8.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

 

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Omgevingsvergunning

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk die betrekking heeft op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, legt een rapport over op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;

  2. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

  3. Een onderzoek als bedoeld onder a is ook niet vereist indien door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de esdekdiepte;

  4. Het bevoegde gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

  3. de verstoringsdiepte minder diep reikt dan de esdekdiepte;

  4. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

9.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen

  1. In de situatie als bedoeld in 9.2.1 onder d kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien het bepaalde onder a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

 

9.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 9.2.1 en 9.2.2 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op :

  1. een bouwwerk met een bruto oppervlakte van ten hoogste 100 m2;

  2. en bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  3. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 m;

  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

  5. mogen worden uitgevoerd kracht een reeds verleende vergunning.

 

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.3.1 Verbod

Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en -woelen van gronden;

  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;

  3. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;

  4. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  5. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;

  6. het aanbrengen van beplanting;

  7. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;

  8. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie, graszodenteelt en siergewassenteelt;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  10. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,50 m bedragen;

  11. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;

  12. het afplaggen van heide- of natuurgebieden.

 

9.3.2 Uitzonderingen

  1. Het bepaalde in 9.3.1, uitgezonderd onder l, is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:

  1. maximaal 0,40 m diep reiken ten opzichte van het maaiveld en een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 100 m2;

  2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door eendeskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;

  3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,50 m onder maaiveld wordt geroerd;

  5. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie betreffen waarbij de verstoringsoppervlakte van het perceel per saldo gering is;

  6. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  7. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;

  1. Het verbod als bedoeld in 9.3.1 is ook niet van toepassing indien:

  1. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan de esdekdiepte, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 9.3.1 onder h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;

  2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 9.3.1 onder h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

 

9.3.3 Rapport en toelaatbaarheid

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.3.1 die betrekking heeft op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;

  2. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

  3. Het bevoegde gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

  3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

9.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. In de situatie als bedoeld in 9.3.3 onder c. kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden :

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien het bepaalde onder a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

 

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' te wijzigen door de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, onder de voorwaarden dat:

  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Omgevingsvergunning

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk die betrekking heeft op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, legt een rapport over op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;

  2. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

  3. Een onderzoek als bedoeld onder a is ook niet vereist indien door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de esdekdiepte;

  4. Het bevoegde gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

  3. de verstoringsdiepte minder diep reikt dan de esdekdiepte;

  4. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

10.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen

  1. In de situatie als bedoeld in 10.2.1 onder d kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien het bepaalde onder a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

 

10.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 10.2.1 en 10.2.2is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  1. een bouwwerk met een bruto oppervlakte van ten hoogste 250 m2;

  2. en bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  3. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 m;

  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

  5. mogen worden uitgevoerd kracht een reeds verleende vergunning.

 

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.3.1 Verbod

Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en -woelen van gronden;

  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;

  3. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;

  4. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  5. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;

  6. het aanbrengen van beplanting;

  7. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;

  8. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie, graszodenteelt en siergewassenteelt;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  10. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,50 m bedragen;

  11. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;

  12. het afplaggen van heide- of natuurgebieden.

 

10.3.2 Uitzonderingen

  1. Het bepaalde in 10.3.1, uitgezonderd onder l, is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:

  1. maximaal 0,40 m diep reiken ten opzichte van het maaiveld en een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 250 m2;

  2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door eendeskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;

  3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,50 m onder maaiveld wordt geroerd;

  5. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie betreffen waarbij de verstoringsoppervlakte van het perceel per saldo gering is;

  6. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  7. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;

  1. Het verbod als bedoeld in 10.3.1 is ook niet van toepassing indien:

  1. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan de esdekdiepte, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 10.3.1 onder h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;

  2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 10.3.1 onder h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

 

10.3.3 Rapport en toelaatbaarheid

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.3.1 die betrekking heeft op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;

  2. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

  3. Het bevoegde gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

  3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

10.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. In de situatie als bedoeld in 10.3.3 onder c. kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden :

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien het bepaalde onder a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

 

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen door de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, onder de voorwaarden dat:

  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 12 Algemene bouwregels

 

12.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

12.2 Bestaande afstanden en maten

  1. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

  2. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;

  3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder sub a en b uitsluitend van toepassing indien de heroprichting gebruik maakt van dezelfde funcering.

 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

 

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

 

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te

wijzigen ten behoeve van:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

 

15.1 Geluidzone - wegverkeer

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - wegverkeer' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij Artikel 6 Wonen en Artikel 7 Woongebied.

 

15.2 Overige zone - attentiegebied natuurnetwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk Brabant' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij Artikel 3 Groen, Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied, Artikel 5 Water

 

15.3 Overige zone - behoud en herstel van watersystemen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van watersystemen' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij Artikel 3 Groen, Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied, Artikel 5 Water

 

15.4 Overige zone - woning uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woning uitgesloten' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij Artikel 7 Woongebied.

 

Artikel 16 Overige regels

 

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen alsmede de berekeningsprotocollen externe veiligheid waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, dan wel waarop de vergunningverlening van omgevingsvergunningen is gebaseerd, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

 

16.2 Parkeren

Bij de aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, dient voor

de gronden bestemd voor 'Wonen' en 'Woongebied', inzichtelijk te worden gemaakt dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd ten behoeve van deze bestemming. Voldoende parkeerplaatsen betekent dat wordt voldaan aan de normen in de gemeentelijke beleidsregels behorende bij het beleidsdocument Parkeernormen Gemeente Boxtel, vastgesteld op 20 maart 2007, of later te volgen versies.

 

16.3 Voorwaardelijke verplichting

  1. Bij de aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van de het bouwplan dient inzichtelijk te worden gemaakt dat invulling wordt gegeven aan het bepaalde in:

  1. het waterhuishoudkundig plan d.d. 10 oktober 2018, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;

  2. de actualisatie van het waterhuishoudkundig plan d.d. 9 januari 2019, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;

  3. het landschaps- en beheerplan d.d. juli 2019, zoals opgenomen in bijlage 5 bij de regels;

  1. Nieuwbouwwoningen ter plaatse van de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' mogen pas in gebruik worden genomen, nadat de bedrijfsmatige veehouderijen in het plangebied zijn beëindigd.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 17 Overgangsrecht

 

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

17.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

 

17.3.1 Persoonsgebonden overgangsrecht 1

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - persoonsgebonden overgangsrecht 1’ is het hobbymatig houden van dieren in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voorgezet, maar uitsluitend door de natuurlijke personen die zijn genoemd in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht 1’, en met dien verstande dat zodra het gebruik door deze personen wordt beëindigd, het recht op het gebruik vervalt.

 

Tabel persoonsgebonden overgangsrecht 1

 

 

Naam

 

Adres

 

W.M. van der Meijden

 

Selissen 2 te Boxtel

 

J.P.A. van der Zanden en H.L.M. van de Ven

 

Selissen 2a te Boxtel

 

W.M.T. van Alphen en M. van Alphen- van Laarhoven

 

Selissen 5 te Boxtel

 

 

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Selissen'

 

19 november 2019