1 Inleidende regels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder e. voor mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot het hoogste 25.000 ton per jaar, mits:
a. de locatie goed ontsloten is;
b. de opslag, overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;
c. in het geval dat de mest ter plaatse verder wordt bewerkt, ten minste 50 % van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water;
d. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar is in de omgeving.
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Buitengebied 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0756.BP18BmrBuiten-VG01 van de gemeente Boxmeer met de bij raadsbesluit van 30 april 2020 aangebrachte wijzigingen met identificatienummer NL.IMRO.VP20BmrBuiten-VG01.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan huis gebonden bedrijf
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.
1.6 Aan huis gebonden beroep
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.8 Aardkundige waarden
Gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde (beperkte) mate van bescherming genieten.
1.9 Agrarisch bedrijf
Bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.10 Agrarisch grondgebruik
Gebruik van de grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of middels het houden van dieren.
1.11 Agrarisch-technisch hulpbedrijf
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, grondverzetbedrijven, landbouwmechanisatiebedrijven, bedrijven voor mestopslag en -handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
1.12 Agrarisch verwant bedrijf
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: hoveniersbedrijven, groencomposteringsbedrijven, broederijen, proefbedrijven en instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.
1.13 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.14 Archeologisch waardevol gebied
Gebied met behoudenswaardige archeologische waarden.
1.15 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 Bebouwingscluster
Vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied..
1.17 Bebouwingsconcentratie
Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.18 Bebouwingslint
Min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.
1.19 Bebouwingspercentage
Percentage dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.20 Bed&breakfast
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.21 Bedrijfactiviteiten
Handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.22 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht.
1.23 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.24 Beperkingen veehouderij
Gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen beperkt zijn.
1.25 Bestaand
Bouwwerken die aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan of gebouwd zijn c.q. kunnen worden overeenkomstig de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften, tenzij in de regels in plaats van het tijdstip van terinzagelegging een datum genoemd wordt.
1.26 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.27 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.29 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.30 Boomteelthek
Een teeltondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op percelen waar boomteelt plaats vindt en waarmee dieren van die percelen geweerd worden.
1.31 Bordeel
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig seksuele handelingen worden verricht.
1.32 Bos
Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.
1.33 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.34 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.35 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering.
1.36 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.37 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.38 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.39 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren
.
1.40 Centrale voorzieningen
Gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van een recreatiegebied als geheel, zoals een kantine, receptie, zwembad , sport- en spelvoorzieningen.
1.41 Chalet
Een verblijf of onderkomen, van lichte constructie (zonder vaste fundering) en van lichte materialen zodat het relatief eenvoudig (in een geheel of enkele delen) te verplaatsen is, en geen kampeermiddel of stacaravan zijnde, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief nachtverblijf, dat gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en dat door zijn plaatsing direct of indirect met de grond verbonden is of (in)direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk aan te merken is.
1.42 Cultuurhistorisch waardevolle boerderij
Een gebouw dat bestaat uit overwegend één ongelede bouwmassa waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden. Hieronder worden in ieder geval verstaan streekeigen boerderijen van het zogenaamde langgevel-, kortgevel- of T-vormige type.
1.43 Cultuurhistorische waarden en kenmerken
Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.44 Dagrecreatie
Recreatieve activiteiten die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan in een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie of horeca.
1.45 Depositie van stikstof
Het neerslaan van stikstof op de bodem.
1.46 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, met uitzondering van internetverkoop, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.
1.47 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.48 Dierenverblijf
Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.49 Ecologische verbindingszone
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.
1.50 Ecologische waarden en kenmerken
Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
1.51 Educatiepark
Plek waar het ploegen, mesten, zaaien, poten, onderhoud, maaien en oogsten van groenten, fruit en andere producten gepresenteerd wordt.
1.52 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.53 Erf-terreinafscheiding
Afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).
1.54 Evenement
Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijk geplaatste tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.
1.55 Extensief recreatief medegebruik
Het mede benutten van de gronden voor wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, skaten, ballonvaren, paramotorvliegen, etc.
1.56 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.57 Geluidgevoelig object
Een geluidgevoelig object bij of krachtens de Wet geluidhinder.
1.58 Geluidzone van een industrieterrein
Zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.59 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.60 Geurgevoelig object
Een gebouw dat bestemd en geschikt is voor bewoning of verblijf en dat daarvoor permanent wordt gebruikt.
1.61 Glastuinbouwbedrijf
Agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.62 Groepsaccomodatie
Een (gedeelte van een) gebouw bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door regelmatig wisselende groepen en met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen en/of voor gemeenschappelijk gebruik, waaronder medegebruik in groepsverband voor seminars, vergaderingen, trainingen, teambuildingsactiviteiten of voor daarmee naar aard, omvang en uitstraling gelijk te stellen andere dagrecreatieve groepsactiviteiten.
1.63 Grondgebonden geitenhouderij
Een grondgebonden veehouderij gericht op het houden van geiten.
1.64 Grondgebonden veehouderij
Veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Of hiervan sprake is, wordt getoetst op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
1.65 GVE (groot vee-eenheid)
Eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe.
1.66 Hogere waarde
Een door het bevoegd gezag vast te stellen maximale waarde voor de toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is.
1.67 Hokdierhouderij
Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.68 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen of gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
1.69 Horeca
Categorie 1:
a. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden (lunchroom, koffiehuis, theehuis, ijssalon, broodjeszaak, restaurant, bistro, crêperie, cafetaria, snackbar e.d.);
b. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van logies (hotel, pension e.d.).
Categorie 2:
Horecabedrijven, al dan niet met zaalruimte, die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en daarnaast op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek ((grand)café, bar, dancing, discobar, pub e.d.).
Categorie 3:
Horecabedrijven met een minimaal 1.000 m² grote zaalruimte die zich in hoofdzaak richten op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek (discotheek, partycentrum, poppodium e.d.).
1.70 Huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren.
1.71 Industrieterrein
Terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
1.72 Intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
1.73 Internetverkoop
Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.
1.74 Kampeermiddel
Tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.75 Kampeerterrein
Terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.76 Kas
Agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.
1.77 Kernrandzone
Overgangsgebied naar het buitengebied gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarisch functie.
1.78 Kwaliteitsverbetering van het landschap
Een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.79 Landgoed
Ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing.
1.80 Landhuis
Een grote woning in een landschappelijke omgeving.
1.81 Landschappelijke waarden en kenmerken
Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op de ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.82 Lawaaisporten
Voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport.
1.83 Maasheggengebied
Eeuwenoud historisch Cultuurlandschap waar natuur, landschap, ecologie, economie en cultuurhistorie zichtbaar en langdurig met elkaar verbonden zijn. Kenmerkend voor dit gebied is een mozaïek van (mei- en sleedoorn-) heggen, weides, drinkpoelen en oude knotbomen die al eeuwen een veilige thuishaven bieden aan een verscheidenheid aan planten en dieren. Het gebied is aangewezen als biosfeergebied.
1.84 Maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.85 Manege
Een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid biedt tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
1.86 Mantelzorg
Het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is.
1.87 Mestbewerking
De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.88 Milieucategorie
Een door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontworpen classificatie van de belasting die een bedrijfsactiviteit op het milieu kan leggen.
1.89 Natuurnetwerk Brabant
Samenhangend netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn.
1.90 Natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.91 Nevenactiviteit
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie.
1.92 Nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut.
1.93 Omheining
Afscheiding van hout, draad of gaas.
1.94 Omschakeling
Geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm.
1.95 Ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel
Detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte.
1.96 Ondersteunende horeca
Horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en de hoofdactiviteit ondersteunen, alleen overdag tussen 08.00 en 20.00 uur geopend zijn en gedurende de openingstijden van de hoofdactiviteit die ondersteund wordt.
1.97 Overig agrarisch bedrijf
Agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt ( bij voorbeeld een paardenhouderij, champignonkwekerij, witlofkwekerij, insectenteelt, etc.).
1.98 Overkapping
Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en door ten hoogste één wand omsloten.
1.99 Paardenrijbak
Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout of boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.100 Paardenhouderij
Een bedrijf in hoofdzaak gericht op het, al dan niet in combinatie met fokken van paarden, anderszins (productiegericht en/of gebruiksgericht) houden, africhten, trainen, stallen, verzorgen, beoefenen van sport, geven van lessen, verhuren en/of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden, met een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking.
1.101 Peil
a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. voor stacaravans/chalets ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – peil’: tussen de hoogte van de aan de voorgevel gelegen openbare weg en één meter daarboven, waarbij feitelijk gemeten wordt van de afgewerkte begane grondvloer die tussen voornoemde punten ligt;
d. voor bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – peil: de bovenzijde van de fundering.
1.102 Perceel
Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.
1.103 Perceelsgrens
Een lijn die een perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.
1.104 Plattelandswoning
Een voormalige agrarische bedrijfswoning die bewoond mag worden door derden, die geen functionele binding hebben met het agrarisch bedrijf.
1.105 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.106 Prostitutiebedrijf
Een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.
1.107 Recreatie
Vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief medegebruik.
1.108 Relatie
Een koppeling tussen meerdere bouwvlakken waardoor de bepalingen en aanduidingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn.
1.109 Stacaravan
Een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand kan worden verreden, maar dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet (meer) geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan.
1.110 Statische opslag
Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
1.111 Stalderingsgebied
Gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij gekoppeld is aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de provinciale Verordening ruimte zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningsaanvraag.
1.112 Teeltondersteunende voorziening
Een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
· verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
· verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
· bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).
1.113 Toename van stikstofdepositie
a. Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologische legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf.
b. Als uitzondering op lid a. is er geen sprake van een toename van stikstofedepositie, indien de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) niet meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarische bedrijf overeenkomstig:
1. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming
respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘onherroepelijke Nbv/Wnb-vergunningen; of
2. een ten tijde van de vaststelling van het plan verleende en onherroepelijke omgevings-vergunning die is verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘onherroepelijke omgevingsvergunningen’ , of
3. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘geregistreerde meldingen’.
1.114 Trekkershut
Een klein gebouw dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf van gedurende korte perioden verblijvende en regelmatig wisselende verblijfsrecreanten.
1.115 Tunnel- en boogkassen
Verankerde menstoegankelijke kassen met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegronds groente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning.
1.116 Veehouderij
Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.117 Verblijfsrecreatie
Vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.
1.118 Verkeersvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, lantaarnpalen en parkeerplaatsen.
1.119 Verkoopoppervlakte
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (= netto-vloeroppervlakte).
1.120 (Vollegronds)teeltbedrijf
Agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.121 Voorgevel
Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.
1.122 Voorgevelrooilijn
De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan.
1.123 Vormverandering van een bouwvlak
Wijziging van de begrenzing van een bouw- en bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.124 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
1.125 Weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten.
1.126 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.127 Woonboerderij
Een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.
1.128 Zorgboerderij
Gebouw waarin kleinschalige zorgactiviteiten plaatsvinden voor zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) de bedrijfsuitoefening in combinatie met dagopvang.
1.129 Zorgvuldige veehouderij
Veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Afstand
Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.
2.2 Dakhelling
Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 Hoogte
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 Lengte en breedte van een bouwwerk
Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.7 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 Verticale bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch grondgebruik;
b. één (vollegronds)teeltbedrijf;
c. één overig agrarisch bedrijf;
d. één veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’, waarbij geldt dat:
1. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ ook een intensieve veehouderij is toegestaan;
2. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch -pelsdierhouderij’ ook een pelsdierhouderij is toegestaan;
3. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden geitenhouderij’ ook een grondgebonden veehouderij in de vorm van een geitenhouderij is toegestaan;
e. een glastuinbouwbedrijf uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘glastuinbouw’;
f. een clubgebouw ten behoeve van de imkersvereniging, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - imkersvereniging’;
g. bestaande bedrijfswoningen;
h. een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’;
i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning: een plattelandswoning;
j. teeltondersteunende voorzieningen;
l. statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;
m. kleinschalig (maximaal 15 plaatsen) kamperen;
n. ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten;
o. niet-agrarische activiteit als neventak, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1 t/m 34’ overeenkomstig de tabel ‘Nevenactiviteiten’ en mits ten behoeve van die nevenactiviteit niet meer bebouwing gebruikt wordt dan aangegeven in die tabel;
Tabel ‘Nevenactiviteiten’
Nr. | | | | |
1 | Vossekuil 1b | Oeffelt | stallen van maximaal 7 bussen en 3 motorwagens | |
2 | Kerkenhuisweg 3 en 3a | Oeffelt | loonwerk- en spuitbedrijf | |
3 | Urlingsestraat 1 | Oeffelt | zorgboerderij | |
4 | Urlingsestraat 4 | Oeffelt | zorgboerderij | |
5 | Molenheideweg 1 | Beugen | hoveniersbedrijf | |
6 | Papenvoortsedijk 1b | Rijkevoort | kinderdagverblijf en dagopvang voor ouderen | |
7 | Sassekamp 1 | Rijkevoort | statische binnenopslag max. 50% van de bedrijfsgebouwen | |
8 | Sassekamp 10 | Rijkevoort | mestbewerking ten behoeve van derden | |
9 | Sprongseweg 4 | Rijkevoort | opslag kozijnen | |
10 | Sprongseweg 7 | Rijkevoort | hoefsmederij | |
11 | Sprongseweg 8 | Rijkevoort | opslag materialen t.b.v. tuiniersbedrijf | |
12 | Rijkevoortseweg 2 | Boxmeer | Ruitershop Magazijn, opslag ten behoeve van ruitershop Zadelmakerij en dekenwasserij | |
13 | Grotestraat 95A | Sambeek | naschoolse opvang van basisschoolleerlingen, het ontvangen van groepen voor vergaderingen/ excursies/bijeenkomsten, het aanbieden van eenvoudige maaltijden, huisverkoop van zelf geteelde producten en het aanbieden van agrarisch gelieerd onderwijs | |
14 | Grotestraat 97 | Sambeek | kinderdagverblijf en opslag | |
15 | Hoogeindseweg 15 | Sambeek | stalling mesttransportmiddelen | |
16 | Herselsedijk 1a | Vortum-Mullem | reparatie motorvoertuigen | |
17 | Hultenhoek 14 | Groeningen | zorgverlening en nachtverblijf | |
18 | Hattertweg 6 | Vierlingsbeek | loonwerkbedrijf | |
19 | Hattertweg 8 | Vierlingsbeek | bed & breakfast/kinderboerderij/binnenspeeltuin | |
20 | Kiekuutweg 1 | Vierlingsbeek | mestbewerking ten behoeve van derden | |
21 | Kiekuutweg 5 | Vierlingsbeek | hondenpension | |
22 | Maarsven 2 | Vierlingsbeek | handel in zakgoed, brokkenzaagmeel, kunstmest | |
23 | Maarsven 4a | Vierlingsbeek | groepsaccommodatie met ondersteunende horeca (max. 100m²) | |
24 | Overloonseweg 10a | Vierlingsbeek | horeca 1, winkel in streekproducten, educatieruimte | |
25 | Helderseweg 31 | Overloon | cursussen, exposities en ondersteunende horeca | |
26 | Rieterdreef 1 | Overloon | opslag agrarische (verwante) producten | |
27 | Rieterdreef 3 | Overloon | mestbewerking ten behoeve van derden informatie- en educatievoorziening | 250 m² |
28 | Rieterdreef 3a | Overloon | aardappelgroothandel en loonwerkbedrijf | |
29 | Rondweg 24 | Overloon | ijsmakerij | |
30 | Rondweg 27 | Overloon | stalling landbouwmachines t.b.v. loonwerkbedrijf | |
31 | Vierlingsbeekseweg 54 | Overloon | paardenrusthuis | |
32 | Vredepeelweg 22 | Overloon | drogen van landbouwproducten | |
33 | Koudenhoek 2 | Holthees | honden fokken | |
34 | Vliegenberg 8 | Holthees | Mestbewerking ten behoeve van derden | |
p. aan huis gebonden beroepen;
q. tuinen, erven en terreinen, mits binnen bouwvlak;
s. extensief recreatief medegebruik;
t. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
3.2.1 Algemeen
Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. bij glastuinbouwbedrijven mag maximaal 75% van het bouwvlak worden bebouwd met kassen tot een maximum van 3 hectare;
c. de oppervlakte van het clubgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – imkersvereniging’ bedraagt maximaal 75 m²;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-1’ waar maximaal de bestaande goothoogte en hoogte is toegestaan;
e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;
f. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden tevens de volgende bepalingen:
1. voor veehouderijen buiten de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:
- op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
- gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
2. voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:
- op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
- gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.
3.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. in uitzondering op het bepaalde onder a mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
1. ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ buiten het bouwvlak voorzieningen ten behoeve van ruwvoeropslag met een maximale bouwhoogte van 3 meter worden opgericht;
2. ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ buiten het bouwvlak teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter worden opgericht;
c. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, schoorstenen en silo’s;
d. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
e. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
f. de hoogte van schoorstenen en silo’s bedraagt maximaal 15 meter;
g. in afwijking van het gestelde onder a. mogen buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter hoge omheiningen worden geplaatst;
h. voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ gelden tevens de volgende bepalingen:
1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:
- op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
- gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als een grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
3.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen
a. permanente teeltondersteunende voorzieningen worden alleen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ buiten het bouwvlak opgericht en hebben een hoogte van maximaal 3,5 meter;
b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt maximaal 5.000 m² en de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 5 en 7 meter;
c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - teeltondersteunende kassen’ mag maximaal 1,5 ha netto glas worden opgericht, met dien verstande dat omschakeling en doorgroei naar zelfstandige glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan.
3.2.6 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Nieuwe bedrijfswoning
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder g. voor het
bouwen van een eerste bedrijfswoning indien de noodzaak blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering aanwezig is en de noodzaak niet het gevolg is van een eerder aanwezige, inmiddels afgestoten bedrijfswoning.
3.3.2 Schuildgelegenheden voor dieren
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a. voor het bouwen van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak, mits:
a. de schuilgelegenheid gebouwd wordt op een perceel dat ligt in de kernrandzone of in een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;
b. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 90 m² bedraagt;
c. de goothoogte en hoogte maximaal 2,5 respectievelijk 4 meter bedragen;
d. de schuilgelegenheid uitsluitend bedoeld is voor de uitoefening van hobbymatige activiteiten en aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn.
3.3.3 Afstand tot perceelsgrenzen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a. voor het bouwen op een kleinere, maar minimaal 3 meter, afstand tot de perceelsgrenzen.
3.3.4 Hoogte van bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder d. en in 3.2.4 onder f. tot een goothoogte van 7,5 en een hoogte van respectievelijk 15 en 20 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
3.3.5 Veehouderij
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder f.1 voor het uitbreiden van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mits:
a. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;
b. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een
zorgvuldige veehouderij;
c. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
d. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
e. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op
geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
f. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de
uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
g. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
h. in geval van dierenverblijven bij een hokdierhouderij:
1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
- de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
- het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;
2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;
i. er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie.
3.3.6 Omheining
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.
3.3.7 Teeltondersteunende voorzieningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.5 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen buiten maar aansluitend aan het bouwvlak, mits:
a. deze voorzieningen een hoogte van maximaal 4 meter hebben;
b. de omvang per agrarisch bedrijf ten hoogste 4 hectare bedraagt;
c. er sprake is van hydrologisch neutraal bouwen;
d. er geen sprake is van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschapswaarden;
e. de hoogte van boomteelthekken niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze voorzien zijn van voldoende dassenpoorten;
3.3.8 Paardenrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.6 voor het plaatsen
van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
a. Het is verboden gronden en bouwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf zodanig te gebruiken dat daardoor sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).
b. Dieren mogen binnen gebouwen – al dan niet in hokken – alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
c. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.
d. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.
e. Het is verboden de gronden en/of gebouwen te gebruiken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Mestbewerking anders dan van ter plaatse geproduceerde mest is uitgesloten.
f. De gronden buiten een bouwvlak mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
1. ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ worden gebruikt voor voorzieningen ten behoeve van ruwvoeropslag;
2. ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ ook voor teeltondersteunende voorzieningen, waaronder containervelden, en waterbassins, worden gebruikt.
3.4.2 Aan huis gebonden beroep
Bij een woning zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
3.4.3 Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten is toegestaan, mits:
a. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
b. de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 200 m² gaat bedragen;
c. de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ondersteunende horeca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van ondersteunende horeca, mits:
a. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
b. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
c. de horeca in verband staat met kleinschalig kamperen;
d. maximaal 100 m² van de bebouwing (mede)gebruikt wordt;
e. de ondersteunende horeca geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
3.5.2 Nevenactiviteiten
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan
van nevenactiviteiten, mits:
a. de activiteiten binnen of aansluitend aan het bouwvlak plaatsvinden;
b. de activiteiten maximaal milieucategorie 1, 2 of 3, indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, bedragen;
c. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
d. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
e. ten behoeve van de activiteiten niet meer dan 50% en maximaal 500 m² van de aanwezige gebouwen wordt gebruikt;
f. de activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
3.5.3 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bedrijfsgebouwen of woonunits, mits:
a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b. de huisvesting niet langer dan 6 maanden duurt en uitsluitend werknemers betreft die
werkzaamheden verrichten binnen het bedrijf waarin ze gehuisvest zijn;
c. de woonunits een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m² hebben;
d. de woonunits binnen het bouwvlak geplaatst en doelmatig landschappelijk ingepast worden;
e. de woonunits na het gebruik verwijderd worden.
3.5.4 Stagiaires
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van verblijfsruimten voor stagiaires in bedrijfsgebouwen, mits:
a. het verblijf van stagiaires ter plaatse blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk of wenselijk is en realisering binnen de bedrijfswoning aantoonbaar niet mogelijk of wenselijk is;
b. er maximaal vijf individuele verblijfsruimten met een oppervlakte van elk maximaal 30 m² gerealiseerd worden alsmede één gezamenlijke verblijfsruimte met een oppervlakte van maximaal het aantal individuele verblijfsruimten maal 10 m²;
c. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
d. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven.
3.5.5 Startende ondernemers en ZZP-ers
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - verruimd VAB beleid’ kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het voor een termijn van maximaal vijf jaar vestigen van startende ondernemers in de Agrifoodsector en van ZZP-ers, mits:
a. de agrarische activiteiten ter plaatse beëindigd zijn;
b. per bouwvlak is toegestaan:
1. één bedrijf van een startende ondernemer in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, waarvoor maximaal 400 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt; dan wel
2. één bedrijfsverzamelgebouw, waarvoor maximaal 2.000 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt en waarbinnen meerdere bedrijven van startende ondernemers in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, mogen worden gevestigd, waarbij ieder afzonderlijk bedrijf een oppervlakte van maximaal 400 m² mag hebben;
c. een ZZP-er zich alleen in een bedrijfsverzamelgebouw als bedoeld in het vorige lid mag vestigen en per ZZP-er maximaal 150 m² gebruikt wordt;
d. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
e. er geen sprake is van onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
f. er voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein;
g. opslag alleen inpandig plaatsvindt, tenzij buitenopslag rechtstreeks voortvloeit uit de aard van het bedrijf en in dat geval een afdoende landschappelijke inpassing plaatsvindt.
3.5.6 Gebruik bedrijfsbebouwing bij veehouderijen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder c. voor het gebruik van bebouwing als dierenverblijven, mits:
a. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;
b. de locatie niet gelegen is in het gebied met de gebiedsaanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’, tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij;
c. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
d. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een
zorgvuldige veehouderij;
e. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
a. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
g. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op
geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
h. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de
uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
i. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
j. in geval van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij:
1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
- de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
- het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;
2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;
3.5.7 Mestvergisting
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder e. voor mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot het hoogste 25.000 ton per jaar, mits:
a. de locatie goed ontsloten is;
b. de opslag, overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;
c. in het geval dat de mest ter plaatse verder wordt bewerkt, ten minste 50 % van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water;
d. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar is in de omgeving.
3.5.8 Kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder m. tot maximaal 25 plaatsen binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, mits:
a. het terrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;
b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschaps-waarden;
c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, mits:
a. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet vergroot wordt;
b. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
c. blijkens advies van de AAB de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
d. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;
ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.
3.6.2 Vergroting bouwvlak (vollegronds)teeltbedrijf en overig agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een (vollegronds) teeltbedrijf en een overig agrarisch bedrijf, mits:
a. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 hectare;
b. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
c. blijkens advies van de AAB de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
d. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.
3.6.3 Burgerwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:
a. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;
b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;
c. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
d. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
e. de woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;
f. de woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
a. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
3.6.4 Agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van één agrarisch technisch hulpbedrijf of één agrarisch verwant bedrijf, mits:
a. de totale omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
b. overtollige bebouwing gesloopt wordt;
c. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
d. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopoppervlakte van meer dan 200 m²;
e. aangetoond is dat het bedrijf ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang;
f. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
3.6.5 Ruwvoer
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een bouwvlak te vergroten met ten hoogste 0,5 hectare en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ op te nemen, indien:
a. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
b. de ruimte binnen het bouwvlak niet aanwezig is;
c. aangetoond is dat sprake is van hydrologisch neutraal ontwikkelen;
d. geborgd wordt dat de vergroting uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen – geen gebouwen zijnde – voor de opslag van ruwvoer;
e. er geen sprake is van een intensieve veehouderij.
Artikel 4 Agrarisch met waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch grondgebruik;
b. één (vollegronds)teeltbedrijf;
c. één veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’, ook een intensieve veehouderij is toegestaan;
d. bestaande bedrijfswoningen;
e. een veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’;
f. teeltondersteunende voorzieningen;
h. statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;
i. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
j. kleinschalig (maximaal 15 plaatsen) kamperen;
k. ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten;
l. niet-agrarische activiteit als neventak, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – 1 t/m 7’ overeenkomstig de tabel ‘Nevenactiviteiten’ en mits ten behoeve van die nevenactiviteit niet meer bebouwing gebruikt wordt als aangegeven in die tabel;
Tabel ‘nevenactiviteiten’
Nr. | | | | |
1 | Hoogeind 1a | Oeffelt | opslag materialen t.b.v. electrobedrijf | |
2 | Krolhoek 2 | Oeffelt | kinderdagverblijf | |
3 | Hoog Werveld 2 | Beugen | verblijfsruimte zorgverlening | |
4 | Veerstraat 51a | Boxmeer | kinderdagverblijf | |
5 | Veerweg 3 | Vortum-Mullem | verblijfsrecreatie en ondersteunende horeca | |
6 | Staaiweg 16 | Vierlingsbeek | botenopslag | |
7 | Staaiweg 27 | Vierlingsbeek | botenopslag | |
m. behoud, herstel, bescherming en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
n. behoud, herstel, bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden;
o. aan huis gebonden beroepen;
p. tuinen, erven en terreinen, mits binnen bouwvlak;
r. extensief recreatief medegebruik;
s. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
4.2.1 Algemeen
Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter;
c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;
d. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur - veldschuur’ is de bouw toegestaan van één veldschuur met een oppervlakte van maximaal 200 m² en met een maximale goothoogte en hoogte van respectievelijk 3 en 8 meter;
e. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden tevens de volgende bepalingen:
1. voor veehouderijen buiten de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:
- op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
- gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
2. voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:
- op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
- gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.
4.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vòòr de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, schoorstenen en silo’s;
c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
d. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
e. de hoogte van schoorstenen en silo’s bedraagt maximaal 15 meter;
f. in afwijking van het gestelde onder a. mogen buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter hoge omheiningen worden geplaatst;
g. voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ gelden tevens de volgende bepalingen:
1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:
- op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
- gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als een grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
4.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen
a. permanente teeltondersteunende voorzieningen worden alleen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm aan agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ buiten het bouwvlak opgericht en hebben een hoogte van maximaal 3,5 meter;
b. vestiging, omschakeling en doorgroei naar zelfstandige glastuinbouwbedrijven zijn niet toegestaan;
c. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende kas’, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer dan 5.000 m² en de goot- en bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan respectievelijk 5 en 7 meter.
4.2.6 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Nieuwe bedrijfswoning
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder d. voor het
bouwen van een eerste bedrijfswoning indien de noodzaak blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering aanwezig is en de noodzaak niet het gevolg is van een eerder aanwezige, inmiddels afgestoten bedrijfswoning.
4.3.2 Schuilgelegenheid voor dieren
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 voor het bouwen van
een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak, mits:
a. de schuilgelegenheid gebouwd wordt op een perceel dat ligt in de kernrandzone of in een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;
b. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 90 m² bedraagt;
c. de goothoogte en hoogte maximaal 2,5 respectievelijk 4 meter bedragen;
d. de schuilgelegenheid uitsluitend bedoeld is voor de uitoefening van hobbymatige activiteiten en aantoonbaarnoodzakelijk en doelmatig is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn;
e. de schuilgelegenheid voorzien wordt van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
4.3.3 Afstand tot de perceelsgrenzen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder a. voor het bouwen op een kleinere, maar minimaal 3 meter, afstand tot de perceelsgrenzen.
4.3.4 Hoogte van bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder b. en in 4.2.4 onder e. tot een goothoogte van 7,5 en een hoogte van respectievelijk 15 en 20 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
4.3.5 Veehouderij
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder e.1 voor het uitbreiden van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij, mits:
a. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;
b. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een
zorgvuldige veehouderij;
c. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
d. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
e. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op
geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
f. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de
uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
g. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
h. in geval van dierenverblijven bij een hokdierhouderij:
1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
- de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
- het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;
2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;
i. er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie.
4.3.6 Omheining
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.
4.3.7 Teeltondersteunende voorzieningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.5 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen buiten maar aansluitend aan het bouwvlak, mits:
a. deze voorzieningen een hoogte van maximaal 4 meter hebben;
b. de omvang per agrarisch bedrijf ten hoogste 3 hectare bedraagt;
c. er sprake is van hydrologisch neutraal bouwen;
d. er geen sprake is van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschapswaarden;
e. de hoogte van boomteelthekken niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze voorzien zijn van voldoende dassenpoorten;
4.3.8 Paardenrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.6 voor het plaatsen
van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen
a. Het is verboden gronden en bouwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf zodanig te gebruiken dat daardoor sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).
b. Dieren mogen binnen gebouwen – al dan niet in hokken – alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
c. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.
d. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.
e. Het is verboden de gronden en/of gebouwen te gebruiken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Mestbewerking anders dan van ter plaatse geproduceerde mest is uitgesloten.
4.4.2 Aan huis gebonden beroep
Bij een woning zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
4.4.3 Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten is toegestaan, mits:
a. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
b. de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 200 m² gaat bedragen;
c. de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ondersteunende horeca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van ondersteunende horeca, mits:
a. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
b. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
c. de horeca in verband staat met kleinschalig kamperen;
d. maximaal 100 m² van de bebouwing (mede)gebruikt wordt;
e. de ondersteunende horeca geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigenterrein plaatsvindt.
4.5.2 Nevenactiviteit
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan
van nevenactiviteiten, mits:
a. de activiteiten binnen of aansluitend aan het bouwvlak plaatsvinden;
b. de activiteiten maximaal milieucategorie 1, 2 of 3, indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, bedragen;
c. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
d. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
e. ten behoeve van de activiteiten niet meer dan 50% en maximaal 500 m² van de aanwezige gebouwen wordt gebruikt;
f. de activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
4.5.3 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bedrijfsgebouwen of woonunits, mits:
a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b. de huisvesting niet langer dan 6 maanden duurt en uitsluitend werknemers betreft die
werkzaamheden verrichten binnen het bedrijf waarin ze gehuisvest zijn;
c. de woonunits een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m² hebben;
d. de woonunits binnen het bouwvlak geplaatst en doelmatig landschappelijk ingepast worden;
e. de woonunits na het gebruik verwijderd worden.
4.5.4 Stagiaires
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van verblijfsruimten voor stagiaires in bedrijfsgebouwen, mits:
a. het verblijf van stagiaires ter plaatse blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk of wenselijk is en realisering binnen de bedrijfswoning aantoonbaar niet mogelijk of wenselijk is;
b. er maximaal vijf individuele verblijfsruimten met een oppervlakte van elk maximaal 30 m² gerealiseerd worden alsmede één gezamenlijke verblijfsruimte met een oppervlakte van maximaal het aantal individuele verblijfsruimten maal 10 m²;
c. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
d. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven.
4.5.5 Startende ondernemers en ZZP-ers
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - verruimd VAB beleid’ kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het voor een termijn van maximaal vijf jaar vestigen van startende ondernemers in de Agrifoodsector en van ZZP-ers, mits:
a. de agrarische activiteiten ter plaatse beëindigd zijn;
b. per bouwvlak is toegestaan:
1. één bedrijf van een startende ondernemer in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, waarvoor maximaal 400 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt; dan wel
2. één bedrijfsverzamelgebouw, waarvoor maximaal 2.000 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt en waarbinnen meerdere bedrijven van startende ondernemers in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, mogen worden gevestigd, waarbij ieder afzonderlijk bedrijf een oppervlakte van maximaal 400 m² mag hebben;
c. een ZZP-er zich alleen in een bedrijfsverzamelgebouw als bedoeld in het vorige lid mag vestigen en per ZZP-er maximaal 150 m² gebruikt wordt;
d. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
e. er geen sprake is van onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
f. er voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein;
g. opslag alleen inpandig plaatsvindt, tenzij buitenopslag rechtstreeks voortvloeit uit de aard van het bedrijf en in dat geval een afdoende landschappelijke inpassing plaatsvindt.
4.5.6 Gebruik bedrijfsbebouwing bij veehouderijen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder c. voor het gebruik van bebouwing als dierenverblijven, mits:
a. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;
b. de locatie niet gelegen is in het gebied met de gebiedsaanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’, tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij;
c. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
d. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een
zorgvuldige veehouderij;
e. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
f. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
g. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op
geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
h. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de
uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
i. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
j. in geval van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij:
1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
- de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
- het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;
2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;
4.5.7 Mestvergisting
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder e. voor mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot het hoogste 25.000 ton per jaar, mits:
a. de locatie goed ontsloten is;
b. de opslag, overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;
c. in het geval dat de mest ter plaatse verder wordt bewerkt, ten minste 50 % van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water;
d. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar is in de omgeving.
4.5.8 Kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder j. tot maximaal 25 plaatsen binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, mits:
a. het terrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;
b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden;
c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten van waterlopen of anderszins verlagen van de waterstand;
d. het vellen of rooien van bomen en houtopstanden;
e. het verwijderen van landschapselementen;
f. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
g. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
4.6.2 Uitzonderingen
Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.6.3 Toelaatbaarheid
De in 4.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. In elk geval moet worden voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de bij de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant behorende bijlage C “Pakketten maatregel fijne dooradering”.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, mits:
a. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet vergroot wordt;
b. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
c. blijkens advies van de AAB de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
d. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.
4.7.2 Vergroting bouwvlak (vollegronds)teeltbedrijf en overig agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een (vollegronds) teeltbedrijf en een overig agrarisch bedrijf, mits:
a. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 hectare;
b. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
c. blijkens advies van de AAB de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
d. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.
4.7.3 Ruwvoer
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een bouwvlak te vergroten met ten hoogste 0,5 hectare en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ op te nemen indien:
a. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
b. de ruimte binnen het bouwvlak niet aanwezig is;
c. aangetoond is dat sprake is van hydrologisch neutraal ontwikkelen;
d. geborgd wordt dat de vergroting uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen – geen gebouwen zijnde – voor de opslag van ruwvoer.
e. er geen sprake is van een intensieve veehouderij.
4.7.4 Burgerwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:
a. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;
b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;
c. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
d. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
e. de woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;
f. de woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
g. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
4.7.5 Agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van één agrarisch technisch hulpbedrijf of één agrarisch verwant bedrijf, mits:
a. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan in milieucategorie 1 en 2 en 3.1, indien vergelijkbaar met milieucategorie 2;
b. de totale omvang van het bouwvlak ten hoogste 5.000 m² bedraagt;
c. overtollige bebouwing gesloopt wordt;
d. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
e. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopoppervlakte van meer dan 200 m²;
f. aangetoond is dat het bedrijf ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang.
4.7.6 Overige agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig te wijzigen dat omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf mogelijk is, mits:
a. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet groter is dan 1,5 hectare;
b. de omschakeling bijdraagt aan een afname van de uitstoot van milieubelastende stoffen;
c. de omschakeling een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
4.7.7 Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur na beëindiging van de agrarische activiteiten ter plaatse.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. één vollegronds teeltbedrijf;
b. één overig agrarisch bedrijf;
c. één agrarisch technisch hulpbedrijf in milieucategorie 1, 2 en 3.1 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch hebben en 1 en 2 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch met waarden hebben;
d. één agrarisch verwant bedrijf in milieucategorie 1, 2 en 3.1 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch hebben en 1 en 2 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch met waarden hebben;
e. niet-agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1 t/m 52’ een en ander overeenkomstig de tabel ‘Bedrijf’;
Nr. | | | Niet-agrarische activiteit | |
1 | Hoogeind 8 | Oeffelt | tentenopslag | |
2 | Kruispunt 1a | Oeffelt | meubelmakerij | |
3 | Kruispunt 26-28 | Oeffelt | steenfabriek | |
4 | Rijtjes 13 | Oeffelt | transportbedrijf | |
5 | Scheperstraat 2A | Oeffelt | hoveniersbedrijf met hondenopvang als nevenactiviteit | |
6 | Scheperstraat 6 | Oeffelt | transportbedrijf | |
7 | Urlingsestraat 5a | Oeffelt | statische opslag | |
8 | Urlingsestraat 6a | Oeffelt | timmerwerkplaats | |
9 | Urlingsestraat 23 | Oeffelt | autosloperij | |
10 | Hapseweg 3 | Beugen | aardappelopslag en verwerkingsbedrijf met transport en (statische) opslag en verwerking van producten op agrarisch gebied met transport | |
11 | Hoge Startwijk 13a | Beugen | handelsbedrijf | |
12 | Laag Werveld 1 | Beugen | detailhandel in agrarische benodigdheden | |
13 | Provincialeweg 19-21 | Beugen | Bedrijfsverzamelgebouw voor bedrijven in milieucategorie 1 en 2 en 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2 | |
14 | Voordstraat 7a | Beugen | caravanstalling | |
15 | Voordtstraat 8 | Beugen | aannemersbedrijf | |
16 | Voordtstraat 9 | Beugen | graanhandel | |
17 | Voordtstraat 12 | Beugen | metaalbewerkingsbedrijf | |
18 | Hoogeindsestraat 14 | Rijkevoort | productie en handel in diergeneesmiddelen | |
19 | Hoogeindsestraat 31 | Rijkevoort | zuivelfabriek | |
20 | Hoogeindsestraat 29, 32 en 36 | Rijkevoort | Transportbedrijf, uitsluitend kantoor- of diens- ruimten en geen rechtstreeks met transport samenhangende activiteiten | |
21 | Beugenseweg 61 | Boxmeer | handel en detailhandel in groente en fruit | |
22 | Veerstraat 42 | Boxmeer | betoncentrale en laad- en loswal grenzend aan de Maas | |
23 | Rijkevoortseweg 5 | Boxmeer | handel en verkoop in tuinornamenten | |
24 | Waterleidingstraat 10 | Boxmeer | waterpompstation | |
25 | Verlengde Heistraat 5 | Sambeek | modeltuin, ondersteunende horeca, functiegebonden detailhandel, 1 recreatiewoning | |
26 | Grotestraat 104a | Sambeek | keukeninrichtingsbedrijf en - showroom | |
27 | Grotestraat 109 | Sambeek | fourage- en composthandel | |
28 | Heikant 7 | Sambeek | Kwekerij, tuincentrum met verkooppunt, zorg/dagbesteding t.b.v. mensen met beperkingen, fruitpark, ondersteunende horeca, expositieruimte/educatieve ruimte, uitzichttoren | |
29 | Hoogeindseweg 2B | Sambeek | transportbedrijf | |
30 | Maasstraat 8 | Sambeek | werkplaats sluiscomplex | |
31 | Maasstraat 28 | Sambeek | werkplaats sluiscomplex | |
32 | Radioweg 7 | Sambeek | Installatiebedrijf stalinrichtingen | |
33 | Sint Janslaan 19 | Sambeek | timmerwerkplaats | |
34 | Stalenberg 20 | Sambeek | opslagloods ten behoeve van sloopbedrijf Stalenberg 18 | |
35 | Langstraat 16 | Vortum-Mullem | autobedrijf | |
36 | Hultenhoek 12 | Groeningen | opslag | |
37 | Molenweg 1-1a | Vierlingsbeek | autobedrijf | |
38 | Molenweg 11-13 | Vierlingsbeek | mengvoederbedrijf | |
39 | Overloonseweg 11a | Vierlingsbeek | handelsbedrijf | |
40 | Parallelweg 10 | Vierlingsbeek | Het telen van paddenstoelen en insecten met als nevenactiviteit het houden van maximaal 53 schapen | |
41 | Crooijmansweg 1 | Overloon | trendvijvers | |
42 | Groeningsedijk 1 | Overloon | waterpompstation | |
43 | Heikant 5 | Overloon | aardappelgroothandel | |
44 | Holthesedijk 2a | Overloon | (tuin)vijvercentrum | |
45 | Holthesedijk (Q364) | Overloon | milieustraat | |
46 | Oploseweg 11 | Overloon | constructiebedrijf | |
47 | Oploseweg 17-19 | Overloon | machineverhuur, sloop- en loonbedrijf | |
48 | Rondweg 14a | Overloon | steenhandel | |
49 | Stevensbeekseweg 39 | Overloon | puinopslag, groenrecycling, opslag t.b.v. zand, grond, klei maximaal 5.000 m³, maximaal 5.000 m³ puin, groenrecycling maximaal 10.000 m³ | |
50 | Vierlingsbeekseweg 73a | Overloon | aardappelgroothandel en logistiek, opslag en transport van agrarische en aanverwante producten | |
51 | de Breid 11 | Maashees | cultuurtechniek/groenvoorziening | |
52 | Op den Bosch 12 | Maashees | aardappelgroothandel en logistiek, opslag en transport van agrarische en aanverwante producten | |
f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’ een neventak veehouderij;
g. bestaande bedrijfswoningen;
h. teeltondersteunende voorzieningen;
j. statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;
k. kleinschalig kamperen (maximaal 15 kampeerplaatsen) bij een (vollegronds) teeltbedrijf en een overig agrarisch bedrijf;
l. een parkeerterrein voor campers, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – camperplaats’;
m. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaats van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’;
n. ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten;
o. aan huis gebonden beroepen;
p. tuinen, erven en terreinen;
s. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
5.2.1 Algemeen
Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal 80% tenzij anders is aangegeven in de tabel ‘Bedrijf’; de in de tabel genoemde maximaal bebouwde oppervlaktes zijn exclusief de bedrijfswoningen;
c. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter;
d. in afwijking van het gestelde onder c. bedragen de goothoogte en hoogte op de percelen:
Nr. | Adres | Goothoogte | Hoogte |
3 | Kruispunt 26-28 | max. 10 meter | max. 10 meter |
15 | Voordtstraat 8 | max. 10 meter | max. 10 meter |
19 | Hoogeindsestraat 31 | max. 14 meter | max. 14 meter |
20 | Hoogeindsestraat 29-32-36 | max. 10 meter | max. 10 meter |
24 | Waterleidingstraat 10 | max. 10 meter | max. 15 meter |
38 | Molenweg 11-13 | max. 15 meter | max. 15 meter |
42 | Groeningsedijk 1 | max. 10 meter | max. 15 meter |
e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;
f. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – camperplaats’ is geen bebouwing toegestaan, behoudens ondergrondse voorzieningen ten behoeve van beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater.
5.2.3 Gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. het bestemmingsvlak mag geheel worden bebouwd;
b. de goothoogte en hoogte bedraagt niet meer dan 5 meter.
5.2.4 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
5.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd schoorstenen en silo’s waarvan de hoogte maximaal 15 meter bedraagt, erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
d. in afwijking van het gestelde onder a. bedraagt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het perceel (22) Veerstraat 42 in Boxmeer maximaal 21 meter.
5.2.6 Teeltondersteunende voorzieningen
Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. permanente teeltondersteunende voorzieningen hebben een hoogte van maximaal 3 meter;
b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt maximaal 5.000 m²;
c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - teeltondersteunende kassen’ mag maximaal 1,5 ha netto glas worden opgericht, met dien verstande dat omschakeling en doorgroei naar zelfstandige glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan.
5.2.7 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bestemmingsvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afstand tot de perceelsgrenzen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder a. voor het bouwen op een kleinere, maar minimaal 3 meter, afstand tot de perceelsgrenzen.
5.3.2 Hoogte van bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder c. en in 5.2.5 onder a. tot een goothoogte van 7,5 en een hoogte van respectievelijk 15 en 20 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
5.3.3 Paardenrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.7 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij paardenrijbakken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan huis gebonden beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
5.4.2 Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten is toegestaan, mits:
a. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
b. de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 200 m² gaat bedragen;
c. de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
5.4.3 Neventak veehouderij
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veehouderij’ mag de omvang van de veehouderij niet meer bedragen dan per locatie is aangeven in de volgende tabel:
Zandsteeg 16, Sambeek | maximaal 10 zoogkoeien, 90 stuks jongvee, 8 vleeskalveren en 2 paarden |
De Breid 7B-9, Maashees | maximaal 25 stuks jongvee en 54 stuks vleesvee |
5.4.4 Mestbewerking
Bij agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven is mestbewerking toegestaan indien:
a. de mest met pijpleidingen wordt aangevoerd vanaf de locatie waar de mest geproduceerd wordt;
b. ten minste 50% van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water;
c. de opslag, overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;
d. de mestbewerking vanuit het oogpunt van een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
e. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
f. de locatie buiten de aanduiding ‘gebied beperkingen veehouderij’ ligt;
g. de landschappelijke inpassing ten minste 15% van de omvang van het bouwperceel bedraagt;
h. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de ontwikkeling.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Milieucategorie
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gestelde in 5.1 onder c. en d. voor het toestaan van bedrijven die in de meest recente handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG niet of in een hogere milieucategorie opgenomen zijn, mits:
a. de aantasting van het woon- en leefklimaat niet onevenredig toeneemt;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
5.5.2 Kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 onder k. tot maximaal 25 plaatsen binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, mits:
a. het terrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;
b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschaps- waarden;
c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening moet worden gehouden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid)’.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Burgerwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:
a. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;
b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;
c. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
d. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
e. de woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;
f. de woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
g. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
5.6.2 Vergroten bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak van een (vollegronds) teeltbedrijf, een overig agrarisch bedrijf een agrarisch technisch hulpbedrijf en een agrarisch verwant bedrijf, mits:
a. de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet groter wordt dan 15.000 m²;
b. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
c. blijkens advies van de AAB de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
d. de vergroting een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
e. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.
Artikel 6 Bedrijf - Hoogspanningsstation
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf – Hoogspanningsstation” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een hoogspannings(koppel)station voor het transporteren, verdelen en transformeren van elektrische energie met bijbehorende voorzieningen;
b. opstijgpunten ten behoeve van een 150 kV-verbinding;
c. gebouwen en bouwwerken;
h. wegen, paden en verhardingen;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. de totale oppervlakte bedraagt maximaal 2.000 m²;
c. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 15 en 17,5 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 10 meter, behoudens bliksempieken en erf- en terreinafscheidingen;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 4 meter;
c. de hoogte van bliksempieken bedraagt maximaal 30 meter.
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Cultuur en ontspanning” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
c. wegen, paden en verkeersvoorzieningen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. de totale oppervlakte bedraagt maximaal 100 m²;
c. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 en 5 meter.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden worden uitsluitend omheiningen gebouwd met een hoogte van maximaal 1,5 meter.
Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Bordeel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Cultuur en ontspanning - Bordeel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal 40%
c. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vòòr de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. (gebouwen voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
c. paden en parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts-, verkeers- en speelvoorzieningen zijn toegestaan;
b. de inhoud mag niet meer dan 50 m³ bedragen;
c. de hoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horeca ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van horeca – 1 t/m 10, gespecificeerd in de tabel ‘Horeca’;
b. bestaande bedrijfswoningen;
d. tuinen, erven en terreinen;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
Tabel ‘Horeca’
r. | Adres | Kern | Categorie | Toegestane activiteit(en) | Bebouwde oppervlakte |
1 | Heide 8 | Oeffelt | categorie 1 | hotel, conferentieoord | |
2 | Veerweg 2 | Oeffelt | categorie 2 | hotel-café-restaurant | |
3 | Voordstraat 11 | Beugen | categorie 2 | café | |
4 | Sint Anthonisweg 63 | Boxmeer | categorie 2 | restaurant en zaalaccommodatie | |
5 | Maasstraat 12 | Sambeek | categorie 1 | lunchroom | |
6 | Oploseweg 30-32 | Overloon | categorie 1 | restaurant | |
7 | Duivenbosweg 1 | Overloon | categorie 1 | brasserie | |
8 | Holthesedijk 2 | Overloon | categorie 1 | restaurant | |
9 | Koudenhoek 1 | Holthees | categorie 2 | zaalaccommodatie van maximaal 80 m2 | |
10 | Op den Berg 1 | Maashees | categorie 1 | restaurant | |
10.2.1 Algemeen
Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden uitsluitend op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal de in de tabel ‘Horeca’ genoemde oppervlakte; de in die tabel genoemde oppervlaktes zijn exclusief de bedrijfswoningen;
c. de goothoogte en hoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 en 10 meter.
10.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vòòr de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 95 m² per woning;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:
a. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;
b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;
c. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
Artikel 11 Maatschappelijk - AZC
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk - AZC” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de huisvesting van asielzoekers;
b. tuinen, erven en terreinen
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. de totale oppervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 16.000 m²;
c. de goothoogte en hoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 15 en 18 meter.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, palen en masten;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 12 meter.
Artikel 12 Maatschappelijk - Dierenopvang
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk - Dierenopvang” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. opvang en verblijf van honden en katten;
b. een bestaande bedrijfswoning;
c. tuinen, erven en parkeervoorzieningen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal de in de tabel ‘Maatschappelijk’ genoemde oppervlaktes (exclusief de bedrijfswoningen);
c. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter;
d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³;
Tabel ‘Maatschappelijk’
Nr. | Adres | Kern | Bebouwde oppervlakte |
1 | Heide 13 | Oeffelt | |
2 | Melder 4a | Oeffelt | |
3 | Werveld 1 | Oeffelt | |
4 | Hondsbergweg 1 | Overloon | |
5 | Kamphoefweg 2a | Overloon | |
12.2.2 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd schoorstenen en silo’s waarvan de hoogte maximaal 15 meter bedraagt, erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.
12.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:
a. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;
b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;
c. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
Artikel 13 Maatschappelijk - Zorgboerderij
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk - Zorgboerderij” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een zorgboerderij met maximaal 28 woonzorgeenheden;
b. een bestaande bedrijfswoning;
c. tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen bedraagt maximaal 2.500 m²;
c. de goothoogte en hoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 4 en 8 meter;
d. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 800 m²;
b. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 8 meter.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, palen en masten;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 12 meter.
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden en bestaande biotopen;
b. behoud van de natuurlijke hydrologische situatie;
c. een informatiegebouw, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – informatiepunt’;
d. een kampeerterrein met ondersteunende horeca voor natuurkamperen of groepskamperen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuur- en groepskamperen’;
e. een uitkijktoren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur - uitkijktoren’;
f. een veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – veldschuur’;
g. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – recreatiewoning’;
h. waterhuishoudkundige doeleinden;
i. extensief recreatief medegebruik;
j. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer.
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden worden geen gebouwen gebouwd, behoudens:
a. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – informatiepunt’ een gebouw met een maximale oppervlakte van 100 m² en met een maximale goothoogte en hoogte van respectievelijk 3 en 3,5 meter;
b. ter plaatse van de functieaanduiding ‘uitkijktoren’ een uitkijktoren met een oppervlakte van maximaal 100 m² en een hoogte van maximaal 28 meter;
c. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuur- en groepskamperen’ een gebouw met een oppervlakte van maximaal 80 m² en een hoogte van maximaal 4,5 meter ten behoeve van een kampeerterrein en dagrecreatie;
d. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – recreatiewoning’ een recreatieverblijf zonder onderbouw/kelder, bestaande uit één bouwlaag, met maximaal de bestaande oppervlakte en met een hoogte van maximaal 4,5 meter.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter, behoudens palen ten behoeve van ooievaarsnesten waarvan de hoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen van gebouwen op locaties met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuur- en groepskamperen’ onder de voorwaarde, dat per locatie één gebouw is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m² en met een maximale goothoogte en hoogte van respectievelijk 3 en 4,5 meter.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, en de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten van waterlopen of anderszins verlagen van de waterstand;
d. het vellen of rooien van bomen en houtopstanden;
e. het verwijderen van landschapselementen;
f. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
g. het aanleggen en of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
14.4.2 Uitzonderingen
Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.4.3 Toelaatbaarheid
De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. In elk geval moet worden voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de bij de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant behorende bijlage C “Pakketten maatregel fijne dooradering”.
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. recreatievoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 1 t/m 27’;
b. ondersteunende horeca;
c. horeca 1 ter plaatse van de functieaanduiding ‘horeca’;
d. centrale voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen’;
e. een woonboot, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding- woonboot’;
f. bestaande bedrijfswoningen;
g. paden en parkeervoorzieningen;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
Tabel ‘Recreatie – activiteiten’
Nr. | Adres | | Toegestaan |
1 | Veerweg 8 | Oeffelt | sanitair- en receptiegebouw, beheerderverblijf, maximaal 56 kampeerstaanplaatsen en 4 trekkershutten |
2 | Heide 8 | Oeffelt | vakantiewoningen en safaritenten, bedrijfswoning |
3 | Viltseweg 3 | Oeffelt | groepsaccommodatie en bedrijfswoning met als nevenactiviteit akkerbouw en kerstbomenteelt |
4 | Papenvoortsedijk 6a | Rijkevoort | groepsaccommodatie, vijf chalets, bedrijfswoning en ondersteunende grondgebonden agrarische bedrijvigheid |
5 | Beugense Maasstraat 7 | Beugen | jachthaven |
6 | Laag Werveld 9-9a | Beugen | groepsaccommodatie en bedrijfswoning |
7 | Oeffeltseweg 26 | Beugen | dagrecreatieve doeleinden, vertrek- en eindpunt voor recreatieve activiteiten |
8 | De Wittenberg 5 | Groeningen | bed & breakfast, kamperen in kampeermiddelen en in maximaal 6 trekkershutten, ezelgasterij met ondersteunende detailhandel |
9 | Duivenbosweg 1 | Overloon | maximaal 40 kampeerstaanplaatsen, 5 stacaravans/chalets, bed & breakfast, groepsaccommodatie |
10 | Duivenbosweg 4 | Overloon | maximaal 80 stacaravans/chalets, centraal gebouw en bedrijfswoning |
11 | Heikantweg 6 | Overloon | maximaal 21 recreatieappartementen en bedrijfswoning |
12 | Helderseweg | Overloon | maximaal 78 vakantiewoningen met bijbehorende bouwwerken |
13 | Bossenhoekweg 14 | Overloon | bed & breakfast |
14 | Holthesedijk 6a | Overloon | (appartementen-)hotel, horeca 2, wellnessgebouwen, thermaalbad, gebouw t.b.v. dagrecreatie en natuurkampeerterrein met ondersteunende detailhandel |
15 | Holthesedijk 8 | Overloon | maximaal 15 kampeerstaanplaatsen, dagrecreatieve doeleinden en bedrijfswoning |
16 | Holthesedijk 10 | Overloon | beeldentuin |
17 | Schaartven 1 | Overloon | maximaal 100 recreatiewoningen, 3 groepsaccommodaties, een centraal gebouw en een bedrijfswoning |
18 | Stevensbeekseweg 4b-4c | Overloon | groepsaccommodatie en bedrijfswoning |
19 | Rondweg 8 | Overloon | groepsaccommodatie en bedrijfswoning |
20 | Merseloseweg 24 | Overloon | groepsaccommodatie en bedrijfswoning |
21 | Raaijweg 25 | Overloon | maximaal 234 recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken, 1 groepsaccommodatie, centrale voorzieningen |
22 | Vierlingsbeekseweg 42 | Overloon | groepsaccommodatie met recreatie-, sanitair- en horecaruimte, 2 vakantiewoningen en maximaal 15 kampeerplaatsen |
23 | Sleijbergweg 1 | Holthees | bed & breakfast, maximaal 25 kampeerstaanplaatsen en 3 trekkershutten, centraal gebouw en bedrijfswoning |
24 | Koudenhoek 1 | Holthees | groepsaccommodatie, maximaal 30 kampeerstaanplaatsen en maximaal 10 stacaravans/chalets met bijbehorende bouwwerken |
25 | Op den Berg | Maashees | maximaal 79 stacaravans/chalets met bijbehorend bouwwerk |
26 | Op den Berg 4 | Maashees | centraal gebouw, kampeerplaatsen en, maximaal 6 chalets met bijbehorend bouwwerk |
27 | Op den Berg 5a | Maashees | kamperen, 1 recreatiewoning en maximaal 10 trekkershutten |
15.2.1 Algemeen
Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
15.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. indien op de verbeelding een bouwvlak aangegeven is dan worden de gebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen dat bouwvlak gebouwd;
b. indien geen bouwvlak is aangegeven dan bedraagt de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,5 meter;
c. voor de toegestane activiteiten en maatvoering gelden de tabellen ‘Recreatie – activiteiten’ en ‘Recreatie-maten’.
Tabel ‘Recreatie – maten’
Nr. | Adres | Bebouwing | m2/m3/% | Goothoogte | Hoogte |
1 | Veerweg 8 | centrale voorzieningen trekkershut | 250 m2 16 m2 | 3,5 meter 3,5 meter | 6 meter 4,5 meter |
2 | Heide 8 | bedrijfswoning vakantiewoningen/safaritenten | 750 m3 10% | 5 meter 3 meter | 10 meter 5,5 meter |
3 | Viltseweg 3 | bedrijfswoning groepsaccommodatie bedrijfsgebouw | 750 m³ 450 m² 175 m² | 5 meter 3,5 meter 3,5 meter | 10 meter 6 meter 5,5 meter |
4 | Papenvoortsedijk 6a | groepsaccommodatie chalet agrarische bedrijfsbebouwing bedrijfswoning | 525 m² 55 m² 400 m² 750 m³ | 3,5 meter 3 meter 3,5 meter 5 meter | 8 meter 5,5 meter 5,5 meter 10 meter |
5 | Beugense Maasstraat 7 | bebouwing bijbehorende bouwwerken | 500 m² | 5,5 meter 3 meter | 10 meter 5,5 meter |
6 | Laag Werveld 9-9a | groepsaccommodatie overdekt terras expositieruimte fietsenstalling bedrijfswoning | 724 m2 62 m2 90 m2 60 m2 750 m3 | 5 meter 3 meter 3 meter 3 meter 5 meter | 10 meter 5,5 meter 5,5 meter 5,5 meter 10 meter |
7 | Oeffeltseweg 26 | bebouwing bijbehorende bouwwerken | 40% | 5,5 meter 3 meter | 10 meter 5,5 meter |
8 | De Wittenberg 5 | verblijfsruimte (bed & breakfast) bedrijfswoning bedrijfsgebouwen | 100 m2 150 m2 450 m2 | 5 meter 5 meter 3,5 meter | 10 meter 10 meter 5,5 meter |
9 | Duivenbosweg 1 | centraal gebouw groepsaccommodatie stacaravan/chalet bijbehorend bouwwerk | 200 m² 1.600 m² 90 m2 10 m2 | 3,5 meter 3,5 meter 3,5 meter 3 meter | 4,5 meter 4,5 meter 4,5 meter 3,5 meter |
10 | Duivenbosweg 4 | bedrijfswoning centraal gebouw stacaravan/chalet bijbehorend bouwwerk | 750 m3 325 m2 90 m2 20 m2 | 5 meter 5 meter 3,5 meter 3 meter | 7 meter 10 meter 4,5 meter 3,5 meter |
11 | Heikantweg 6 | bedrijfswoning per appartement | 300 m2 15 m2 | 5 meter 5 meter | 10 meter 8 meter |
12 | Helderseweg | recreatiewoning bijbehorend bouwwerk | 75 m2 15 m2 | 3,5 meter 3,5 meter | 6 meter 3,5 meter |
13 | Bossenhoekweg 14 | bedrijfsbebouwing bed & breakfast bedrijfswoning | 330 m2 225 m2 750 m3 | 5 meter 5 meter 5 meter | 10 meter 10 meter 10 meter |
14 | Holthesedijk 6a | appartementenhotel wellnessgebouwen gebouw dagrecreatie | 4.500 m2 1.600 m2 80 m² | 10 meter 3 meter 4,5 meter | 10 meter 4 meter 4,5 meter |
15 | Holthesedijk 8 | centraal gebouw bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken | 130 m2 750 m3 130 m2 | 6 meter 6 meter 3,5 meter | 10 meter 10 meter 5,5 meter |
16 | Holthesedijk 10 | bedrijfsbebouwing erfafrastering (geen muur/ schutting) | 260 m² n.v.t. | 5 meter n.v.t. | 10 meter 2,5 meter |
17 | Schaartven 1 | bedrijfswoning recreatiewoning groepsaccommodatie centraal gebouw | 1.200 m³ 85 m2 1.000 m2 1.800 m2 | 6 meter 3,5 meter 3,5 meter 4,5 meter | 10 meter 6 meter 6 meter 10 meter |
18 | Stevensbeekseweg 4b-4c | groepsaccommodatie bedrijfswoning | 750 m2 750 m3 | 5 meter 5 meter | 10 meter 10 meter |
19 | Rondweg 8 | groepsaccommodatie bedrijfswoning | 250 m2 750 m3 | 5 meter 5 meter | 10 meter 10 meter |
20 | Merseloseweg 24 | bedrijfswoning groepsaccommodatie ondersteunende horeca | 750 m3 1.325 m2 50 m2 | 5 meter 5 meter 10 meter | 10 meter 10 meter 10 meter |
21 | Raaijweg 25 | centrale voorzieningen recreatiewoning groepsaccommodatie bijbehorend bouwwerk | 4.000 m2 95 m2 200 m2 20 m2 | 10 meter 3,5 meter 3,5 meter 3 meter | 12 meter 9 meter 9 meter 3,5 meter |
22 | Vierlingsbeekseweg 42 | Bedrijfswoning Groepsaccommodatie vakantiewoningen | 750 m³ 185 m² 45 en 60 m² | 4 meter 3,5 meter 3 meter | 10 meter 8 meter 6 meter |
23 | Sleijbergweg 1 | bedrijfswoning bedrijfsgebouwen trekkershutten | 750 m3 500 m2 3 x 15 m2 | 5 meter 5 meter 3 meter | 10 meter 10 meter 5,5 meter |
24 | Koudenhoek 1 | groepsaccommodatie bedrijfswoning stacaravan/chalet bijbehorend bouwwerk | 200 m2 750 m3 75 m2 20 m² | 3 meter 4 meter 3,5 meter 3 meter | 6 meter 7 meter 4,2 meter 4 meter |
25 | Op den Berg | stacaravan/chalet bijbehorend bouwwerk | 40% perceelopp. 20 m2 | 3 meter 2,7 meter | 3,5 meter 3,2 meter |
26 | Op den Berg 4 | stacaravan/chalet bijbehorend bouwwerk centraal gebouw | 65 m2 20 m2 40 m² | 3 meter 3 meter 3,5 meter | 4 meter 6 meter 6 meter |
27 | Op den Berg 5a | recreatiewoning trekkershut bijbehorend bouwwerk | 40% perceelopp. 20 m2 10 m2 | 3 meter 3 meter 2,7 meter | 4 meter 6 meter 3,2 meter |
|
15.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 95 m²;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, palen en masten;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 12 meter.
Artikel 16 Recreatie - Op den Bosch 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Recreatie - Op den Bosch 3” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bedrijfsmatige exploitatie van vrijstaande en twee- aan-een-gebouwde recreatiewoningen als één complex;
b. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een saunacentrum met beauty- en fitnessvoorzieningen en hieraan ondergeschikte, niet zelfstandige horecavoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;
c. een zelfstandige horecavoorziening waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m² bedraagt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;
d. één inpandige bedrijfswoning of appartement, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;
e. verkeers- en parkeerdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats’;
f. groenvoorzieningen met een visuele afschermende functie naar de omgeving ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
16.2.1 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:
a. er mogen in totaal niet meer dan 35 recreatiewoningen aanwezig zijn;
b. de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt niet minder dan 50 m² en niet meer dan 75 m²;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 1.750 m²;
d. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 respectievelijk 8,5 meter;
e. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen bedraagt niet minder dan 5 meter.
16.2.2 Bij de recreatiewoningen behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de recreatiewoningen behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. per recreatiewoning is één bijbehorend bouwwerk met een maximale oppervlakte van 10 m² toegestaan;
b. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 2,5 en 4 meter.
16.2.3 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
a. Het hoofdgebouw wordt uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ met een maximale oppervlakte van 1.250 m²;
b. de inhoud van de inpandige bedrijfswoning of appartement bedraagt maximaal 750 m³;
c. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 7 respectievelijk 8,5 meter, tenzij sprake is van een kap met hellend dak als afdekking waarvan alsdan de bouwhoogte niet meer dan 10 meter bedraagt en de goothoogte niet meer dan 6 meter;
d. in afwijking van het bepaalde onder c mag over een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 250 m² de goothoogte maximaal 10 meter en de bouwhoogte maximaal 12,5 meter bedragen.
16.2.4 Bij het hoofdgebouw behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij het hoofdgebouw behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ mogen maximaal 3 bijbehorende bouwwerken met een maximale oppervlakte van 75 m² worden gebouwd;
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 meter.
16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt niet meer dan 4 meter en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats’ niet meer dan 2 meter;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter en ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ niet meer dan 3 meter;
c. de hoogte van lantaarnpalen bedraagt niet meer dan 6 meter.
16.3.1 Inrichting
Bij de inrichting van het terrein moet voldaan worden aan de volgende normen/eisen:
a. per vierkante meter verhard oppervlak dat wordt gebouwd of aangelegd, moet binnen het plangebied ten minste 0,043 m³ aan voorzieningen ten behoeve van regenwaterpiekberging gerealiseerd worden;
b. bij elke recreatiewoning moet minimaal één parkeerplaats voor personenauto’s gerealiseerd worden;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats’ moeten ten minste 62 parkeerplaatsen voor bezoekers van het saunacentrum gerealiseerd worden;
d. ontsluiting van deze parkeerplaatsen alsmede van de bewoners van de recreatiewoningen geschiedt op de Grotestraat – De Breid;
e. langs de weg Op den Bosch worden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - parkeerplaats minimaal 15 parkeerplaatsen gerealiseerd voor personeel;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats mag één uitweg op de weg Op den Bosch gerealiseerd worden voor dienstverkeer of calamiteiten.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het vellen, kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
16.4.2 Uitzonderingen
Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing:
a. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
d. voor werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning uitgevoerd kunnen worden.
16.4.3 Toelaatbaarheid
De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van groenvoorzieningen met tevens een visueel afschermende functie.
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. specifieke vorm van sport – 1 t/m 12 , gespecificeerd in de tabel ‘Sport’;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
Nr. | Adres | Kern | kadastraal | Activiteit | Max. m2 |
1 | Sprongseweg 6b | Rijkevoort | W 710 | visvijver | |
2 | Broekstraat | Boxmeer | Q 159 | modelvliegveld | |
3 | Parallelweg 6 | Boxmeer | S 209 | oefenterrein paarden en pony’s | |
4 | Sint Anthonisweg 63 | Boxmeer | Q 81 | hondensportterrein | |
5 | Grotestraat 95c | Sambeek | M 267 | gilde-/schietterrein | |
6 | Langstraat 6B | Vortum-Mullem | V 312 | bedrijfswoning, manege met ondersteunende horeca (50 m²) en ondergeschikte detailhandel (100 m²) in eigen en/of streekgebonden producten | |
7 | Maasstraat 17 | Groeningen | K 328/329 | gilde-/schietterrein | |
8 | Heikantweg 6 | Overloon | Q 149 | golfterrein | |
9 | Vredepeelweg 1a | Overloon | U 62 | oefenterrein paarden en pony’s | |
10 | Vliegenberg | Holthees | G 931 | hondensportterrein | |
11 | Rieterweg 28 | Maashees | G 1251 | manege met bedrijfswoning | |
12 | Vennenweg 4 | Maashees | G 1194 | gilde-/schietterrein | |
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan in bovenstaande tabel is aangegeven;
c. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5 en 10 meter.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter, met uitzondering van de onder b. tot en met e. genoemde bouwwerken;
b. de hoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 12,5 meter;
c. de hoogte van schietbomen bedraagt niet meer dan 15 meter;
d. de hoogte van ballenvanghekken bedraagt niet meer dan 7,5 meter;
e. de hoogte van reclameborden bedraagt niet meer dan 1,25 meter.
Artikel 18 Sport - Motorcrossterrein
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Sport – Motorcrossterrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van bestaand bos en natuurgebied;
b. medegebruik als motorcrossterrein;
c. waterhuishoudkundige doeleinden.
18.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. er is één clubgebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 125 m²;
c. de goothoogte en hoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 en 4,5 meter.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 8 meter bedraagt;
b. terreinafscheidingen zijn niet toegestaan, behalve afzettingen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van deelnemers en toeschouwers.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Het beoefenen van lawaaisporten is niet toegestaan, met uitzondering van:
a. motorcrosstrainingen voor maximaal 7,5 uren per week;
b. motorcrosswedstrijden voor maximaal 3 weekenden per jaar;
c. 4x4 terreinrijden voor maximaal 4 dagen per jaar.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het vellen, kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;
b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
d. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
e. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;
f. het graven, dempen, verdiepen, vergroten of anders aanpassen van waterlopen, sloten en greppels;
g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatie-leidingen.
18.4.2 Uitzonderingen
Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing:
a. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
d. voor werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning uitgevoerd kunnen worden.
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen bij de woningen, gelegen op de aangrenzende gronden met de bestemming “Wonen”;
b. waterhuishoudkundige doeleinden.
19.2.1 Gebouwen
Op deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden, die niet beschouwd worden als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit Omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan, worden uitsluitend erf- en tuinafscheidingen gebouwd met een hoogte van maximaal 1 meter voor de voorgevel van de woning en voor het overige maximaal 2 meter.
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. openbare verkeersvoorzieningen;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
20.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan;
b. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³ ;
c. de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van kunstobjecten, palen, masten en portalen bedraagt niet meer dan 15 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.
Artikel 21 Verkeer - Railverkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer - Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
b. bruggen over het spoor;
c. tunnels onderdoor het spoor;
d. waterlopen onderdoor het spoor;
e. gelijkvloerse overgangen ten behoeve van kruisend verkeer;
f. geluidschermen en geluidwallen;
i. paden, wegen en verkeersvoorzieningen ten behoeve van het spoor;
j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
21.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. alleen gebouwen ten behoeve van het railverkeer zijn toegestaan;
b. de oppervlakte van een trafostation bedraagt maximaal 100 m² en van overige gebouwen maximaal 30 m²;
c. de goothoogte en hoogte van een trafostation bedragen niet meer dan 4,5 meter en van overige gebouwen niet meer dan 3,2 meter.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 meter;
b. de hoogte van geluidschermen bedraagt niet meer dan 3 meter;
c. de hoogte van geluidwallen bedraagt niet meer dan 3 meter;
d. de hoogte van voorzieningen voor elektrotechnische systemen bedraagt niet meer dan 4,5 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid onder b en c voor het bouwen van hogere schermen of wallen onder de voorwaarde, dat:
a. de afwijking noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
b. de hoogte maximaal 2 meter hoger is dan de ter plaatse toegestane maximale hoogte.
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, wateraanvoer en waterafvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
b. herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en hydrologische waarden van het water;
c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de plezier- en beroepsscheepvaart, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water -
vaarwater’;
d. een stuw- en sluizencomplex, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - stuw- en sluizencomplex’;
e. een woonboot, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding- woonboot’;
g. extensief recreatief medegebruik;
22.2 Bouwregels
De tot ‘Water” bestemde gronden worden niet bebouwd, met uitzondering van:
a. bruggen, duikers en vergelijkbare bouwwerken;
b. palen en masten voor geleiding, beveiliging en regeling van het scheepvaartverkeer met een maximale hoogte van 12 meter, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - vaarwater’.
c. gebouwen met een hoogte van maximaal 12,5 meter en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 12,5 meter, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding
specifieke vorm van water - stuw- en sluizencomplex’;
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van waterlopen;
b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
c. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
d. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben.
22.3.2 Uitzonderingen
Bovenstaand verbod is niet van toepassing:
a. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
d. voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd;
e. voor waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de keur van het waterschap van toepassing is.
Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. één vrijstaande woning en ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal woningen’ het aangegeven aantal vrijstaande woningen;
b. twee halfvrijstaande woningen ter plaatse van de bouwaanduiding ‘twee-aan-een (tae)’;
c. drie aaneengebouwde woningen ter plaatse van de bouwaanduiding ‘aaneengebouwd (aeg)’;
d. groepswonen in de woonboerderij met 4 aparte woongebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek vorm van wonen – bijzondere woonvorm’;
e. een boerderijwinkel uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - boerderijwinkel’;
f. een theehuis uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - theehuis’;
g. het maximaal twee maal per jaar op het gehele in eigendom zijnde perceel plaatsvinden van een streekmarkt uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – streekmarkt’;
h. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
i. inpandig statische opslag/stalling t.b.v. derden;
j. paardenrijbakken;
k tuinen en erven;
l. parkeervoorzieningen;
m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
23.2.1 Algemeen
Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
23.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
a. de woningen worden op minimaal 5 meter afstand van de voorste bestemmingsvlakgrens en op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen gebouwd; indien op de verbeelding een bouwvlak ingetekend is, dan wordt de woning in dat vlak gebouwd;
b. halfvrijstaande woningen mogen aan één zijde en tussenwoningen aan beide zijden op de perceelsgrens c.q. bestemmingsvlakgrens worden gebouwd;
c. de inhoud van de woning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud of maximaal de inhoud die op de verbeelding aangegeven wordt met de aanduiding ‘maximum volume (m³)’;
d. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 en 10 meter.
23.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
b. achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig;
c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
d. de gezamenlijk oppervlakte bedraagt per woning niet meer dan 95 m², tenzij anders is aangegeven met de aanduiding ‘maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m²)’;
e. bij een woonboerderij bedraagt de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 190 m²;
f. indien het bestemmingsvlak groter is dan 300 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 150 m²;
g. indien de legaal aanwezige oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan op grond van hiervoor onder d. en e. is toegestaan, dan mogen alleen nieuwe bouwwerken worden gebouwd indien per 10 m² nieuwbouw tenminste 30 m² gesloopt wordt;
h. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1. de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2. indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
i. naast het bepaalde onder d. e. en f. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 25 m² en met een hoogte van maximaal 3 meter.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.
23.2.5 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Paardenrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 23.2.4 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Aan huis gebonden beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
23.4.2 Kamperen
Met een omgevingsvergunning kan recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen met ondersteunende horeca binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak worden toegestaan, mits:
a. er maximaal 25 kampeerplaatsen worden aangelegd, indien het perceel ten minste 1 hectare groot is, waarvan ten minste de helft beschikbaar is als kampeerterrein;
b. er maximaal 15 kampeerplaatsen worden aangelegd, indien het perceel ten minste 0,5 hectare groot is, waarvan ten minste de helft beschikbaar is als kampeerterrein;
c. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden;
d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).
e. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen door op de verbeelding de bouwaanduiding “twee-aan-een (tae)” aan te brengen om zo de splitsing van een woonboerderij in twee woningen mogelijk te maken, mits:
a. er sprake is van een woonboerderij met een bouwmassa van ten minste 900 m³;
b. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
c. er twee volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van ten minste 350 m³;
d. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
e. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
f. de nieuwe woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;
a. de nieuwe woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
b. indien meer dan 190 m² (voormalige) bedrijfsgebouwen c.q. bijbehorende bouwwerken aanwezig is, de totale oppervlakte na de splitsing niet vergroot wordt;
c. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
Artikel 24 Wonen - Landhuis
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen – Landhuis” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. één landhuis en ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal woningen’ het aangegeven aantal landhuizen;
b. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
24.2.1 Landhuizen
Voor het bouwen van landhuizen gelden de volgende bepalingen:
a. het landhuis wordt op minimaal 5 meter van de perceelsgrenzen gebouwd;
b. de breedte bedraagt minimaal 10 en maximaal 20 meter;
c. de diepte bedraagt maximaal 30 meter;
d. de oppervlakte bedraagt maximaal 400 m²;
e. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk maximaal 6 en 12 meter;
f. de inhoud bedraagt maximaal 2.500 m³;
g. de dakhelling is gelegen tussen de 35 en 55 graden.
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het landhuis gebouwd;
b. de afstand tot het landhuis bedraagt minimaal 5 en maximaal 25 meter;
c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 270 m²;
d. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk maximaal 3 en 5,5 meter.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.
24.2.4 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande legale paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid voor het
plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Bij landhuizen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. het landhuis blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding” aangewezen gronden zijn, behalve voor de voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van:
a. een gastransportleiding ter plaatse van het figuur ‘hartlijn leiding – gas’;
b. een rioolpersleiding ter plaatse van het figuur ‘hartlijn – riool’;
c. een hogedruk waterleiding ter plaatse van het figuur ‘hartlijn leiding – water’;
25.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:
a. bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten dienste van de leiding;
b. hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 55 meter ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsverbindingen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor het verlenen van de vergunning advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is in geval van ondergrondse leidingen een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
25.4.2 Uitzonderingen
De in het vorige lid genoemde vergunning is niet nodig voor werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25.4.3 Toelaatbaarheid
De vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de leiding. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de leiding.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Leiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien de leiding feitelijk buiten werking is gesteld of definitief niet wordt aangelegd.
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding – Hoogspanningsverbinding 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen met een maximum van 150 kV, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;
b. toegangswegen en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming;
c. groenvoorzieningen en paden.
26.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de met deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 55 meter ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen, mits:
a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening gewaarborgd zijn;
b. voor het verlenen van de vergunning advies bij de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het aanbrengen van hoog opgaande bomen en beplanting.
26.4.2 Uitzonderingen
Het in het vorig lid vervatte verbod is niet toepassing op werken en werkzaamheden die
a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.4.3 Toelaatbaarheid
a. De in het eerste lid genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding gewaarborgd zijn.
b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding – Hoogspanningsverbinding 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse hoogspanningsverbindingen met een maximum van 150 kV, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;
b. toegangswegen en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming;
c. groenvoorzieningen en paden.
27.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de met deze bestemming begrepen grond uitsluitend bestaande bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd mits de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen en voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de hoogspanningsverbinding, mits:
a. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
b. door de bouw of plaatsing van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in het eerste lid omschreven doeleinden;
c. voor het verlenen van de vergunning advies bij de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het veranderen van het huidig maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagingen of afgraven, dieper dan 0,80 meter onder peil;
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 0,80 meter onder peil;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,80 meter onder peil;
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, dieper dan 0,80 meter onder peil;
e. het aanbrengen van andere kabels en leidingen, anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
g. het aanleggen van drainage dieper dan 1 meter onder peil;
h. het aanbrengen van verhardingen, wegen en paden;
i. het opslaan van goederen.
27.4.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet toepassing op werken en werkzaamheden die
a. verband houden met de aanleg van de ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
b. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
c. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
27.4.3 Toelaatbaarheid
a. De in het eerste lid genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding gewaarborgd zijn.
b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 1
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 1” aangewezen gronden zijn op basis van de Erfgoedwet door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als archeologisch rijksmonument.
28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.2.1 Verbod
Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen.
28.2.2 Vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning:
a. een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
b. een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
c. de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
1. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
2. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
5. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
6. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
7. het scheuren van grasland, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
8. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
28.2.3 Aanvraag
De in deze regel genoemde vergunning kan worden aangevraagd bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 3
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
29.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
29.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
d. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
29.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
29.3.3 Toelaatbaarheid
a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
29.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
29.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
29.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 4
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 4” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
30.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
30.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
30.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt;
b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
d. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt.
30.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
30.3.3 Toelaatbaarheid
a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
30.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
30.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
30.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
30.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 4 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 31 Waterstaat - Aansluiting primaire waterkering
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat – Aansluiting primaire waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aansluitingen primaire waterkering op de naastgelegen hoge gronden.
31.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.2.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is, voor zover niet reeds een vergunning van het waterschap nodig is, een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
f. het aanbrengen van drainage en andere leidingen;
g. werken en werkzaamheden die een wijziging van het (grond)waterpeil tot gevolg hebben.
31.2.2 Uitzonderingen
De in het vorig lid genoemde omgevingsvergunning is niet nodig voor:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
31.2.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 32 Waterstaat - Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat – Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant”
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.
32.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.2.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingswet;
b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².
32.2.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
32.2.3 Toelaatbaarheid
De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van hydrologische waarden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij het waterschap Aa en Maas.
32.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van deze bestemming te wijzigen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
a. de beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging van de begrenzing nodig is, heeft geen invloed op de waterhuishouding ter plaatse;
b. waterschap Aa en Maas om schriftelijk advies is gevraagd;
c. gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant hebben positief besloten tot wijziging van de begrenzing.
Artikel 33 Waterstaat - Stroomvoerend regime
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat - Stroomvoerend regime” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van rivierwater van de Maas.
33.2.1 Algemeen
De gronden worden uitsluitend bebouwd ten behoeve van de in de volgende leden genoemde riviergebonden activiteiten en niet-riviergebonden activiteiten, mits de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
33.2.2 Riviergebonden activiteiten
De riviergebonden activiteiten zijn (ja, mits):
a. de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige kunstwerken;
b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagactiviteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
e. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
f. de realisatie van natuur;
g. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
h. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
i. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
33.2.3 Niet-riviergebonden activiteiten
Binnen het stroomvoerend regime is uitbreiding of vestiging van nieuwe niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek en nadat Rijkswaterstaat is gehoord, kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn, waarbij het om één van de volgende situaties kan gaan:
a. een activiteit met een groot openbaar belang, die redelijkerwijs niet buiten het regime kan worden gerealiseerd;
b. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven, die redelijkerwijs niet buiten het regime kan worden gerealiseerd;
c. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, of
d. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig gezien aanvaardbare locatie.
33.2.4 Voorwaarden
De activiteiten genoemd in de vorige leden moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de
waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
d. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
e. de gevraagde rivierverruimende maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
33.3.1 Advies
In alle in de vorige leden genoemde gevallen, wordt voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen schriftelijk advies ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e. het ophogen, verlaten, afgraven of egaliseren van de bodem of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
33.4.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.4.3 Toelaatbaarheid
De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien voldaan wordt aan de hierboven onder 33.2.4 genoemde voorwaarden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij Rijkwaterstaat.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid
In gebieden gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend regime' is het stroomvoerend regime van toepassing, derhalve is tevens de Waterwet van toepassing. Dit betekent dat voor bouwwerken en andere werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, maar dat ook een vergunning in het kader van de Waterwet benodigd is.
Artikel 34 Waterstaat - Waterbergend regime
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat - Waterbergend regime” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging van rivierwater van de Maas.
34.2 Bouwregels
De gronden worden uitsluitend bebouwd indien de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering van de afvoercapaciteit;
c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de
waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
d. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
34.3.1 Advies
In alle in het vorige lid genoemde gevallen, wordt voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen schriftelijk advies ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 100 m²;
b. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
c. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e. het ophogen van gronden, aanleggen en/of wijzigen van kaden.
34.4.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
34.4.3 Toelaatbaarheid
De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien voldaan wordt aan de hierboven in 34.2 genoemde voorwaarden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid
In gebieden gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend regime' is het waterbergend regime van toepassing, derhalve is tevens de Waterwet van toepassing. Dit betekent dat voor bouwwerken en andere werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, maar dat ook een vergunning in het kader van de Waterwet benodigd is.
Artikel 35 Waterstaat - Waterkering
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat – Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, in eerste instantie bestemd voor de binnen het plangebied gelegen waterkering, met daaraan ondergeschikt:
a. groenvoorzieningen;
b. paden;
c. daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.2.1 Gebouwen
Op de voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden worden geen gebouwen gebouwd.
35.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, zoals keermuren en pompen.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de belangen van de waterkering niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies ingewonnen is bij de betrokken beheerder van de waterkering.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is, voor zover niet reeds een vergunning van het waterschap nodig is, een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
f. het aanbrengen van drainage en andere leidingen;
g. werken en werkzaamheden die een wijziging van het (grond)waterpeil tot gevolg hebben.
35.4.2 Uitzonderingen
De in het vorig lid genoemde omgevingsvergunning is niet nodig voor:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
35.4.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 37 Algemene bouwregels
37.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak of indien dit ontbreekt, binnen het bestemmingsvlak;
b. de verticale diepte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
Een en ander met dien verstande, dat:
1. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
2. er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
3. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.
37.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel 38 Algemene gebruiksregels
38.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a. het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf (met uitzondering van de bestemming Cultuur en Ontspanning – Bordeel), raamprostitutie en straatprostitutie;
b. permanente bewoning van recreatieverblijven.
38.2 Voorwaardelijke verplichtingen landschappelijke inpassingen en/of sloop
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting‘ geldt dat overeenkomstig het in de tabel ‘Voorwaardelijke verplichting’ opgenomen gebruik en/of toegestane bebouwing uitsluitend mag worden gerealiseerd indien:
a. de beplanting zoals opgenomen in de tabel binnen een jaar na vaststelling van het plan wordt gerealiseerd;
b. de beplanting genoemd onder a. vervolgens in stand gehouden wordt;
c. de oppervlakte bebouwing zoals opgenomen in de tabel binnen een jaar na vaststelling van het plan gesloopt is.
Tabel ‘Voorwaardelijke verplichting’
Nr. | Adres | Kern | Ontwikkeling | Te realiseren en in stand te houden beplanting | Te slopen |
1 | Cuijkseweg 2 | Oeffelt | Wonen i.p.v. Maatschappelijk | Bestaande beplanting | |
2 | Hapseweg 9b-9c | Oeffelt | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Beplantingsplan SRO d.d. november 2016 | |
3 | Heide 6 en 6A | Oeffelt | Wonen i.p.v. Agrarisch | 10 (inheemse) fruitbomen | |
4 | Melder 5 | Oeffelt | Wonen i.p.v. Agrarisch | Landschappelijk inpassingsplan opgenomen in de toelichting behorende bij het op 27 september 2018 vastgestelde bestemmingsplan | |
5 | Urlingsestraat 11A | Oeffelt | BIO-woning | In stand houden deel van natuurperceel Z 4947 | |
6 | Viltseweg 3 | Oeffelt | Recreatie i.p.v. Agrarisch | Inpassingsplan Borgo juli ‘18 | |
7 | Werveld 1 | Oeffelt | Maatschappelijk- i.p.v. Wonen | Bestaande beplanting | |
8 | Hoge Startwijk 9A | Beugen | Wonen i.p.v. Agrarisch | Bestaande beplanting | |
9 | Laag Werveld 1 | Beugen | Camperparkeerplaats | De reeds aangebrachte beplanting | |
10 | Laag Werveld 3A | Beugen | Agrarisch i.p.v. Wonen | Bestaande beplanting | |
11 | Laag Werveld 6 | Beugen | BIO-woning | In stand houden natuurperceel R 908 | |
12 | Molenhei 4 | Beugen | Bedrijf i.p.v. Wonen | Inpassingsplan Tuin & landschapsarchitect Paumen | |
13 | Molenveldweg 4 | Beugen | Wonen i.p.v. Agrarisch | Aanleg poel van min. 300 m² met beplanting op perceel R 795 (overeenkomst) | |
14 | Provincialeweg 19-21 | Beugen | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Bestaande beplanting | |
15 | Voordtstraat 12 | Beugen | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Beplantingsplan Marcel Heiming | |
16 | Weversstraat 11 | Beugen | Vergroten agrarisch bouwvlak | Bloemrijk grasland op een deel van de percelen R 355 en 618 | |
17 | Hoogeindsestraat 23A | Rijkevoort | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Inpassingsplan Borgo juli’18 | |
18 | Laageindsedijk 24A | Rijkevoort | BIO-woningen | In stand houden deel van natuurperceel Z 4947 | |
19 | Laageindsedijk 26 | Rijkevoort | Agrarisch i.p.v. Wonen | Bestaande beplanting | |
20 | Sassekamp 1 | Rijkevoort | BIO-woning | 2.000 m² van perceel W1122 omvormen naar natuur | |
21 | Veerstraat 51A | Boxmeer | Vergroten agrarisch bouwvlak | Inpassingsplan Borgo d.d. juli 2018 | |
22 | Zandkant 1 | Boxmeer | Vergroten bestemmingsvlak Bedrijf | Landschapsplan Jhon Veelen d.d. 20 november 2018 | |
23 | Zandsteeg 14 | Sambeek | Vergroten agrarisch bouwvlak | Inpassingsplan Borgo d.d. april 2018 | |
24 | Zandsteeg 16 | Sambeek | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Inpassingsplan Borgo juni’18 | |
25 | Heiweg 2 | Vortum-Mullem | Wonen i.p.v. Horeca | Aanwezige beplanting | |
26 | Herselsedijk 1B | Vortum-Mullem | Wonen i.p.v. Agrarisch | Inrichtingsplan d.d. 2 oktober 2018 | |
27 | Langstraat 9A | Vortum-Mullem | Wonen i.p.v. Agrarisch | Beplantingsplan ZLTO | |
28 | Groeningsestraat 1-1A | Groeningen | Wonen i.p.v. Bedrijf | Beplantingsplan 2017 | |
29 | Voortweg 8 | Groeningen | Wonen i.p.v. Bedrijf | Bestaande beplanting | |
30 | Voortweg 10 | Groeningen | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Bestaande beplanting | |
31 | Passtraat 11 | Groeningen | Wonen i.p.v. Agrarisch | Bestaande beplanting | |
32 | Parallelweg 8 | Vierlingsbeek | Boerderijsplitsing | 4 leibomen en een beukenhaag voor de woningen | |
33 | Crooijmansweg 1 | Overloon | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Landschappelijk inpassingsplan van Carla Rovers d.d. 28-09-2017 | |
34 | Heikantweg 5A | Overloon | Wonen i.p.v. Agrarisch | Bestaande beplanting en aan zuidzijde aanvullende struwelen/bomen | |
35 | Helderseweg 31-33 | Overloon | Verkleinen agrarisch bouwvlak plus verwijderen aanduiding iv | Landschappelijk inrichtingsplan d.d. juni 2018 | |
36 | Oploseweg 9A | Overloon | BIO-woningen | In stand houden natuurperceel R 844 | |
37 | Oploseweg 15 | Overloon | Wonen i.p.v. Agrarisch | Bestaande beplanting | |
38 | Siberië 3 | Overloon | Wonen i.p.v. Agrarisch | Bestaande bomenrij wordt uitgebreid met naaldbomen | |
39 | Vierlingsbeekseweg 42 | Overloon | Recreatie i.p.v. Wonen | Bestaande beplanting | |
40 | Vierlingsbeekseweg 54 | Overloon | Vergroten agrarisch bouwvlak | Inpassingsplan van Orbis d.d. 29-07-2015 | |
41 | Vredepeelweg 7 | Overloon | Wijzigen vorm bouwvlak | Inpassingsplan van Ruud Reijrink d.d. november 2012 | |
42 | Vredepeelweg 22 | Overloon | Wijzigen vorm bouwvlak en toevoegen nevenactiviteit | Landschappelijk inpassingsplan van Borgo d.d. juli 2018 | |
43 | De Breid 1 | Maashees | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Inpassingsplan Borgo november 2018 | |
44 | De Breid 7B en 9 | Maashees | Bedrijf i.p.v. Agrarisch | Inpassingsplan Borgo juni ‘18 | |
45 | Mgr. Geurtsstraat 76 | Maashees | Wonen i.p.v. Agrarisch | Inpassingsplan G84 mei ‘18 | |
46 | Op den Bosch 8 | Maashees | Wonen i.p.v. Agrarisch | Inpassingsplan Borgo juli ‘18 | |
38.3 Persoonsgebonden overhangsrecht
a. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – persoonsgebonden overgangsrecht’ mag het gebruik als woning worden voortgezet, en wel uitsluitend door de persoon/personen die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven als hoofdbewoner van het adres en diens partner. Eventuele inwonende gezinsleden mogen in de woning wonen zolang ze inwonen bij degene, die op het moment van in werking treden van het bestemmingsplan als hoofdbewoner dan wel als diens partner is ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
b. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te (laten) hervatten.
Artikel 39 Algemene aanduidingsregels
39.1 Bouwaanduiding - Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
39.1.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ´cultuurhistorisch waardevolle bebouwing´ mag uitsluitend worden gebouwd en verbouwd indien de bouw c.q. verbouwing dient ter behoud of herstel van de bebouwing met cultuurhistorische waarde.
39.2 Geluidzone - industrie
39.2.1 Bestemmingsomschrijving
a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie’ zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de geluidzone van een industrieterrein;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd of in gebruik worden genomen.
39.2.2 Afwijken
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen of in gebruik nemen van een nieuw geluidgevoelig object, mits:
a. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming’
b. een hogere waarde is vastgesteld.
39.3 Overige zone - aardkundig waardevol gebied
39.3.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - aardkundig waardevol gebied’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
39.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.2.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone – aardkundig waardevol gebied´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het aanleggen van ondergrondse leidingen en of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem;
c. het graven, dempen of verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke;
d. het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander opgaand houtgewas;
e. het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan;
f. het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m².
39.3.2.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
a. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen waarden;
b. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
c. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.3.2.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de aardkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
39.4 Overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied
39.4.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied´ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
39.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.2.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied´ is boomteelt verboden en verder is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het (geheel of gedeeltelijk) slopen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
b. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
c. het graven, dempen of verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke;
d. het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander, hoger dan 1,5 meter, opgaand houtgewas;
e. het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan;
f. het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m².
39.4.2.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
a. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen cultuurhistorische waarden;
b. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
c. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.4.2.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
39.5 Overige zone – landschapselement
39.5.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - landschapselement´ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats.
39.5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen op deze gronden geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens hekwerken waarbij de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
39.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.5.3.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - landschapselement´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het uitvoeren van ingrepen in de bodem, dieper dan 50 centimeter;
b. het vellen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
c. het verwijderen van onverharde of verharde wegen of paden;
d. het aanleggen en/of verharden of veranderen van wegen of paden of het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 50 m².
39.5.3.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
a. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. binnen een agrarisch bouwvlak plaats vinden.
39.5.3.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, het groen, de landschapselementen en de bijbehorend groeiplaats niet onevenredig kunnen worden aangetast.
39.6 Overige zone – Maasheggengebied
39.6.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone – maasheggengebied´ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het maasheggengebied.
39.6.2 Gebruiksbepaling
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – maasheggengebied’ is het verboden de gronden te beplanten in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt.
39.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.6.3.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - maasheggengebied´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het aanleggen van ondergrondse leidingen en of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem;
c. het graven, dempen of verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke;
d. het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander opgaand houtgewas;
e. het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan;
f. het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m².
39.6.3.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
a. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen waarden;
b. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
c. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.6.3.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de kenmerken en waarden van het gebied niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of de mogelijkheden tot herstel van genoemde kenmerken en waarden niet of niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
39.7 Overige zone - Metworstrennen
39.7.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – metworstrennen’ zijn de gronden tevens bestemd voor het jaarlijks op carnavalsmaandag houden van de metworstrennen en de daarbij behorende activiteiten.
39.8 Overige zone – Natuur Netwerk Brabant
39.8.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – Natuur Netwerk Brabant (NNB)’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
39.8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.8.2.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – Natuur Netwerk Brabant’ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning vereist is op grond van de Ontgrondingenwet;
b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
d. het buiten een agrarisch bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².
39.8.2.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.8.2.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, indien:
a. de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen invloed hebben op de waterhuishouding ter plaatse;
b. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.
39.9 Overige zone – steilranden
39.9.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Overige zone – steilranden’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van steilranden.
39.9.2 Gebruiksregel
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Overige zone – steilranden’ mogen de gronden niet als weiland en/of bouwland in gebruik worden genomen.
39.9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.9.3.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´Overige zone - Steilranden´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de bodem te verlagen, te vergraven, op te hogen of te egaliseren.
39.9.3.2 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar indien de werken en werkzaamheden niet leiden tot aantasting van de steilrand.
39.10 Overige zone – zoekgebied behoud en herstel watersystemen
39.10.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Overige zone – zoekgebied behoud en herstel watersystemen’ zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.
39.10.2 Regels ten aanzien van bouwen, werken en werkzaamheden
In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen:
a. de gronden niet worden bebouwd;
b. geen oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m² worden aangebracht;
c. de gronden niet worden opgehoogd.
39.10.3 Afwijking van de regels ten aanzien van bouwen, werken en werkzaamheden
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid onder voorwaarde dat:
a. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming;
b. de afwijking niet leidt tot aantasting van de waterhuishoudkundige functie van de waterloop;
c. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.
39.11 Veiligheidszone - lpg
39.11.1 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.
39.11.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.
2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.
39.12 Vrijwaringszone - dijk
39.12.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone - dijk’ zijn de gronden, behalve bestemd voor het
bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor:
a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering met bijbehorende taluds, bermen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
39.12.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen op, in en boven de gronden uitsluitend bouwwerken voor de waterkeringsvoorziening worden gebouwd, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag zijn.
39.12.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen ten behoeve van de ter plaatse geldende bestemmingen, mits:
a. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming;
b. de bebouwing niet mag leiden tot aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkering;
c. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.
39.12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.12.4.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone-dijk’ is het verboden om zonder omgevings-vergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
f. het aanbrengen van drainage en andere leidingen;
g. werken en werkzaamheden die een wijziging van het (grond)waterpeil tot gevolg hebben.
39.12.4.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.12.4.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat:
a. de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet mogen leiden tot aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkering;
b. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.
39.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop
39.13.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ mag in afwijking van hetgeen binnen diverse bestemmingen is toegestaan, binnen een afstand van 150 meter gemeten vanaf de voet van de molenromp de hoogte van bouwwerken maximaal 6,60 meter bedragen.
Op een afstand van meer dan 150 meter mag de hoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de voet van de molenromp, vermeerderd met 3,60 meter.
39.13.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid ten behoeve van een grotere hoogte onder de voorwaarde dat de functie en de waarde van de molen niet onevenredig worden aangetast.
39.14 Vrijwaringszone - vaarweg
39.14.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – vaarweg’ mogen in afwijking van hetgeen binnen de diverse bestemmingen is toegestaan, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht en geen opslag- of aanlegactiviteiten plaatsvinden.
39.14.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het toestaan van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, en voor opslag- en aanlegactiviteiten, mits geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg en onder de voorwaarde dat belemmeringen worden voorkomen voor:
a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
d. de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten;
e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de vaarweg.
39.15 Vrijwaringszone – weg 1
39.15.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone weg 1’ mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 50 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook van de Rijksweg, met uitzondering van bouwwerken die nodig zijn voor het wegverkeer.
39.16 Vrijwaringszone – weg 2
39.16.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone weg 2’ mag niet worden gebouwd binnen een zone tussen 50 en 100 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook van de Rijksweg, met uitzondering van bouwwerken die nodig zijn voor het wegverkeer.
39.16.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen bestemming bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse aangegeven bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast.
2. Rijkwaterstaat vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.
Artikel 40 Algemene afwijkingsregels
40.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
c. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk en/of wenselijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
d. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, alsmede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
e. het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
f. het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarde, Bedrijf en Wonen, met dien verstande dat:
1. de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
2. de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
3. de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
4. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven;
g. het toestaan van de uitoefening
van een aan huis gebondenbedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
2. het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
3. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2;
4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
h. het bouwen van zonnepanelen en/of zonnecollectoren in een permanente grondopstelling bij de bestemming Wonen, maar buiten het bestemmingsvlak Wonen, mits:
1. binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is;
2. de panelen en/of collectoren aansluitend aan het bestemmingsvlak Wonen en in de bestemmingen ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden’ geplaatst worden;
3. de panelen en/of collectoren maximaal 20 meter van het bestemmingsvlak Wonen gebouwd worden en een oppervlakte hebben van maximaal 250 m²;
4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 meter;
5. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, natuur- en landschapswaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeerssituatie en cultuurhistorische waarden.
40.2 Afwijking bijlagen bestaande stikstofrechten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels in artikel 3 en 4 door:
a. verleende en onherroepelijke vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de natuurbeschermingsweg 1998, of
b. verleende en onherroepelijke omgevingsvergunningen die zijn verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998, of
c. ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde meldingen als bedoeld in artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming,
alsnog aan te merken als bestaande stikstofrechten, mits wordt aangetoond dat deze rechten voor vaststelling van onderhavig bestemmingsplan onherroepelijk zijn geworden.
41.1 Gebruiksregel
a. De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.
b. Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.
41.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
a. er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of
b. er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente Boxmeer.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 42 Overgangsrecht
42.1 Overgangsregel bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
42.2 Overgangsregel gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 43 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Gewijzigde regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2018’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 30 april 2020.
De griffier, De voorzitter,
mr. K.H.W. Groenewoud-de Best CMC
K.W.T. van Soest