1.1 Plan
Het bestemmingsplan Catharinaklooster e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0756.BP15SbkKlooster-VG01 van de gemeente Boxmeer.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan huis gebonden bedrijf
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.
1.6 Aan huis gebonden beroep
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijk uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.8 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bebouwinspercentage
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.10 Bed & breakfast
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.11 Bestaand stedelijk gebied
Gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.
1.12 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.15 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering.
1.19 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.21 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.
1.23 Bouwwijze
De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
a. onder aaneengebouwd wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
b. onder geschakeld wordt verstaan een hoofdgebouw dat door middel van één of meerdere bijbehorende bouwwerken met een ander hoofdgebouw verbonden is;
c. onder gestapeld wordt verstaan een hoofdgebouw dat uit meerdere boven en naast elkaar gelegen woningen bestaat;
d. onder twee-aan-een wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
e. onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw dat niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
f. onder patiowoning wordt verstaan een woning dat een volledig woonprogramma op de begane grond heeft, eventueel aangevuld met een beperkte opbouw die zowel aaneengebouwd als niet-aaneengebouwd aan de opbouw van een andere patiowoning kan bestaan.
1.24 Carport/overkapping
Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en ten hoogste drie al dan niet tot de overkapping behorende scheidingsconstructies.
1.25 Cultuur en ontspanning
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.
1.26 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.27 Erf- terreinafscheiding
Afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).
1.28 Evenement
Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijke tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.
1.29 Faunahotel
Een bouwwerk, dat opgebouwd is in etages en geschikt is als verblijfsruimte voor onder andere vleermuizen, huismussen, gierzwaluwen en andere vogels.
1.30 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 Gebruik
Gebruiken, doen/laten gebruiken.
1.32 Gemengd landelijk bedrijf
Multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur en de groenblauwe mantel.
1.33 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.34 Huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren.
1.35 Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder
Bedrijven en/of inrichtingen welke genoemd zijn in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).
1.36 Internetverkoop
Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.
1.37 Kantoor
Bedrijf waarvan de werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak van administratieve of wetenschappelijke aard zijn.
1.38 Maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.39 Mantelzorg
Het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is
1.40 Nevengeschikte functie
Functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
1.41 Ondergeschikte activiteit
Activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
1.42 Ondergeschikte horeca
Horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en de hoofdactiviteit ondersteunen.
1.43 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.44 Pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.45 Patiowoning
Een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van de naburige, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.46 Peil
a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.47 Perceel
Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.
1.48 Perceelsgrens
Een lijn die een perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.
1.49 Verkeersvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, lantaarnpalen en parkeerplaatsen.
1.50 Voorgevel
Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.
1.51 Voorgevelrooilijn
De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan.
1.52 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
1.53 Weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.54 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.55 Zelfstandig kantoor
Een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.
1.56 Zijgevel
Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
1.57 Zijstrook
De strook grond begrensd door de zijdelingse perceelsgrens en de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 meter tot die perceelsgrens.
1.58 Zolder
Zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Afstand
Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.
2.2 Bouwhoogte
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.7 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. (1) kantoor tot maximaal 270 m2 vloeroppervlakte;
(2) sociaal-culturele doeleinden;
(3) woningen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. tuinen, erven en parkeervoorzieningen, waarmee voldaan wordt aan de parkeernormen uit de gemeentelijke parkeernota;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
3.2.1 (Hoofd)gebouwen
Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
c. het bouwvlak wordt bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
d. ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor”
a. groenvoorzieningen;
b. openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
c. speelvoorzieningen;
d. voet- en rijwielpaden;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
g. evenementen;
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts-, verkeers- en speelvoorzieningen zijn toegestaan;
b. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³;
c. de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter
4.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan binnen de bestemming Groen aan de Torenstraat de bouw van een faunahotel worden toegestaan met een oppervlakte van maximaal 9 m², een goothoogte van maximaal 6,5 en een bouwhoogte van maximaal 9 meter.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. begraafplaats;
b. rouwruime;
c. urnenzuilen;
d. gebouwen ten dienste van de begraafplaats en de rouwruimte;
e. groenvoorzieningen
f. paden en parkeervoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen binnen het hele bestemmingsvlak worden gebouwd;
b. het totale oppervlak van de gebouwen mag maximaal 400 m² bedragen;
c. ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter;
b. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
b. wegen en paden;
c. voet- en rijwielpaden;
d. parkeervoorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
h. evenementen;
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan;
b. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³ ;
c. de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen;
b. bij de woning behorende bouwwerken;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
e. tuinen en erven;
f. parkeervoorzieningen;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
7.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de opgenomen aanduidingen, alsmede de volgende bepalingen:
a. de woningen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ gebouwd;
b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximum aantal woningen’;
c. de woningen worden met één gevel in, dan wel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
d. per ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ worden ter plaatse van de bouwaanduiding
- ‘aaneengebouwd (aeg)’: aaneengebouwde woningen gebouwd met een maximum zoals aangegeven met de maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden’, waarbij maximaal 5 woningen aaneengebouwd mogen worden;
- ‘specifieke bouwaanduiding - geschakeld’ (sba-ges): geschakelde woningen gebouwd met een maximum zoals aangegeven met de maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden’;
- ‘gestapeld (gs)’: gestapelde woningen gebouwd met een maximum zoals aangegeven met de maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden’;
- ‘twee-aan-een (tae)’: maximaal twee twee-aan-een gebouwde woningen gebouwd;
- ‘vrijstaand (vrij)’: maximaal één vrijstaande woning gebouwd;
e. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ opgenomen maximum hoogten.
f. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ten minste 3 meter, tenzij de afstand tussen de ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ en de zijdelingse perceelgrens kleiner is;
g. de afstand van twee-aan-een gebouwde woningen en geschakelde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde ten minste 3 meter, tenzij de afstand tussen de ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ en de zijdelingse perceelsgrens kleiner is.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de ‘specifieke bouwaanduiding hoofdgebouw’, gelden de volgende bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
b. achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig;
c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
d. het gezamenlijk oppervlak bedraagt per perceel ten hoogste 60 m²;
e. indien de grondoppervlakte achter de voorgevelrooilijn groter is dan 200 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 90 m²;
f. bij de patiowoningen met de specifieke bouwaanduiding ‘pat’ mag het hele perceel worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van de hierboven onder b. genoemde open ruimte van minimaal 30 m²;
g. bijbehorende bouwwerken mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
h. in afwijking van het bepaalde onder f. wordt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevelrooilijn, slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd en bedraagt de afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter; buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
i. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1. de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2. indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
j. naast het bepaalde onder d. en e. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 25 m² en met een hoogte van maximaal 3 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
b. de kapvorm van gebouwen;
c. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
7.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit, woongenot van de directe omgeving);
c. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d. de milieusituatie;
e. de verkeersveiligheid;
f. de parkeerruimte op eigen terrein;
g. de sociale veiligheid;
h. de brandveiligheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.3 onder a. voor het bouwen van maximaal 2 meter hoge erf- en terreinafscheidingen op hoekpercelen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bouw stedenbouwkundig verantwoord is en niet leidt tot verkeersonveilige situaties.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis gebonden beroepen
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het
uitgeoefende beroep;
d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
7.5.2 Parkeerplaatsen
a. per bouwperceel van 400 m² of kleiner wordt op eigen terrein een parkeerplaats met een diepte van minimaal 6 meter aangelegd;
b. op een bouwperceel dat groter is dan 400 m², worden op eigen terrein minimaal twee parkeerplaatsen aangelegd;
c. bij percelen met een breedte vanaf 15 meter, worden deze twee parkeerplaatsen naast elkaar aangelegd (breedte minimaal 5 meter); bij percelen smaller dan 15 meter mogen de twee parkeerplaatsen achter elkaar worden aangelegd (lengte minimaal 11 meter).
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ter plekke van de gebiedsaanduiding ‘wetgeving – afwijkingsgebied’ is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) gronden te ontgronden, af te graven, te egaliseren en op te hogen.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
b. de verticale diepte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
Een en ander met dien verstande, dat:
1. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
2. er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
3. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.
9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het afwijken van stedenbouwkundige bepalingen;
b. invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
d. de ruimte tussen bouwwerken.
9.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, dan wel de situering van ontsluitingen of welke nood¬zakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
d. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
e. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, alsmede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
f. het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
h. het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de bestemming Wonen, met dien verstande dat:
1. de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
2. de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
3. de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
4. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven;
i. het toestaan van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
2. het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
3. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied’ te wijzigen in de bestemmingen Groen, Verkeer en Wonen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. er alleen vrijstaande, twee-aan-een, aaneengebouwde en gestapelde woningen gebouwd worden;
b. er niet meer dan 16 woningen gebouwd worden;
c. de goothoogte en bouwhoogte van de te bouwen woningen maximaal 6,5 respectievelijk 10 meter bedragen;
d. er voldaan wordt aan de parkeernormen uit de gemeentelijke Parkeernota;
e. er geen verbinding voor gemotoriseerd verkeer tussen de woningen en de Torenstraat gecreëerd wordt;
f. er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Met betrekking tot de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen die deel uitmaken van dit plan geldt de volgende procedure:
a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad;
b. het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage en is digitaal te raadplegen via de internetsite van de gemeente Boxmeer;
c. gedurende de periode van twee weken kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Algemene bepaling
In geval van een uitbreiding, (vervangende) nieuwbouw en/of een wijziging van het gebruik van gronden of gebouwen, dient op eigen terrein minimaal te worden voldaan aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.
13.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 mits:
a. de ontwikkeling niet een zodanige verkeer aantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, en
b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsregel bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsregel gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik al bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.