Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Holthees 2019
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0756.BP19HhsHolthees-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan “Holthees 2019” met identificatienummer NL.IMRO.0756.BP19HhsHolthees-VG01 van de gemeente Boxmeer.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan huis gebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.

1.6 Aan huis gebonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijk uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 

1.7 Agrarisch bedrijf

Bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.8 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.11 Bed&breakfast

Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.12 Bedrijfs- en dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, welke gekoppeld is aan het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.13 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 Bedrijfsvloeroppervlakte

Het totale vloeroppervlak binnen een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels minus het oppervlak voor overkappingen en technische ruimten. Bij de berekening van de bedrijfsvloeroppervlakte wordt de collectieve parkeervoorziening niet meegerekend.

1.15 Besluit milieueffectrapportage 1994

Besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieueffectrapportage van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van ter inzage legging van dit plan.

1.16 Bestaand stedelijk gebied

Gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.

1.17 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.21 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering.

1.24 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren
.

1.28 Bouwwijze

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
a.    onder aaneengebouwd wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
b.    onder geschakeld wordt verstaan een hoofdgebouw dat door middel van één of meerdere bijbehorende bouwwerken met een ander hoofdgebouw verbonden is;
c.    onder gestapeld wordt verstaan een hoofdgebouw dat uit meerdere boven en naast elkaar gelegen woningen bestaat;
d.    onder twee-aan-een wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
e.    onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw dat niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.

1.29 Carport/overkapping

Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en door ten hoogste één wand omsloten.

1.30 Cultuur en ontspanning

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.31 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, met uitzondering van internetverkoop, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.32 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.33 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.34 Erf- terreinafscheiding

Afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).

1.35 Evenement

Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijke tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.

1.36 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 Gebruik

Gebruiken, doen/laten gebruiken.

1.38 Gemengd landelijk gebied

Multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur en de groenblauwe mantel.

1.39 Groenblauwe mantel

Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden.

1.40 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.41 Horeca

Categorie 1:
a.      Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden (lunchroom, koffiehuis, theehuis, ijssalon, broodjeszaak, restaurant, bistro, crêperie, cafetaria, snackbar e.d.).
b.      Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van logies (hotel, pension e.d.).
Categorie 2:
Horecabedrijven, al dan niet met zaalruimte, die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en daarnaast op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek (café, bar, discobar, grandcafé, pub e.d.).  
Categorie 3:  
Horecabedrijven met een minimaal 1.000 m² grote zaalruimte die zich in hoofdzaak richten op het ten gehore brengen van levende en\of mechanische muziek (discotheek, partycentrum, poppodium e.d.).

1.42 Huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren.

1.43 Internetverkoop

Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.

1.44 Kantoor

Bedrijf waarvan de werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak van administratieve of wetenschappelijke aard zijn.

1.45 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.46 Nevengeschikte functie

Functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

1.47 Nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut.

1.48 Ondersteunende horeca

Horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en de hoofdactiviteit ondersteunen.

1.49 Patiowoning

Een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van de naburige, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.50 Peil

a.   Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.   voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.51 Perceel

Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.

1.52 Perceelsgrens

Een lijn die een  perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.53 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte. De verkoopruimte mag maximaal 30% van het vloeroppervlak bedragen, tot een maximum van 250 m².

1.54 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.55 Prostitutiebedrijf

Een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.

1.56 Publiekverzorgend ambacht

Een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, kapper, schoenmaker e.d.

1.57 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een (raam-) prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 Verkeersvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, lantaarnpalen en parkeerplaatsen.

1.59 Verkoopoppervlakte

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (= netto-vloeroppervlakte).

1.60 Volumineuze detailhandel

Detailhandel in auto’s, boten, caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen. Onder volumineuze detailhandel wordt tevens begrepen een tuincentrum, een bouwmarkt, een grootschalig meubelbedrijf, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering,  en detailhandel in grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.

1.61 Voorgevel

Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.62 Voorgevelrooilijn

De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.63 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.64 Weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen
.

1.65 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.            

1.66 Woonboerderij

Een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.

1.67 Zijgevel

Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

1.68 Zijstrook

De strook grond begrensd door de zijdelingse perceelsgrens en de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 meter tot die perceelsgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand

Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.

2.2 Bouwhoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    agrarisch grondgebruik;
b.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.    er mogen uitsluitend schuilgelegenheden voor dieren worden gebouwd mits het perceel een minimale oppervlakte van 0.5 ha heeft;
b.    de inhoud bedraagt maximaal 50 m³ ;
c.    de hoogte bedraagt maximaal 3,20 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 meter mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en/of gebouwen te gebruiken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Bewerking ten behoeve van derden is uitgesloten.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    bedrijven, die voorkomen in de categorieën 1 en 2 op de meest recente door de VNG uitgegeven ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’, voor zover het geen inrichtingen zijn als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
b.    een spuitgieterij ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – spuitgieterij”;
c.    bestaande bedrijfswoningen;
d.    bijbehorende bouwwerken;
e.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f.     nutsvoorzieningen, ter plaatse van de functieaanduiding “nutsvoorzieningen”:
g.    productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
h.    aan huis gebonden beroepen;
i.      tuinen, erven en terreinen;
j.      parkeervoorzieningen;
k.    groenvoorzieningen;
l.      waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.    gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
b.    het bouwvlak wordt bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
c.    ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
d.    ten behoeve van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
1.    de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³;
2.    de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter;
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de aanduiding ‘bedrijfswoning’, gelden de volgende bepalingen:
a.    de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.    de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2.    de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.    de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4.    de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt;
c,   de hoogte bedraagt uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding “GSM-mast” maximaal 40 meter.

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a.    de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.    de kapvorm van gebouwen;
c.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
4.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op bevordering van:
a.    het straat- en bebouwingsbeeld;
b.    de gebruiksmogelijkheden op eigen terrein en op aangrenzende gronden;
c.    de (duurzame) milieusituatie;
d.    de verkeersveiligheid;
e.    de parkeerruimte op eigen terrein;
f.     de sociale veiligheid;
g.    de brandveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Aan huis gebonden beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het       Bouw­be­sluit;
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 sub a. voor het toestaan van bedrijven die niet voorkomen in de door de VNG uitgegeven Staat van bedrijfsactiviteiten of in een hogere milieucategorie opgenomen zijn, mits:
a.   de aantasting van het woon- en leefklimaat niet onevenredig toeneemt;
b.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:
a.    er een bestaande legale bedrijfswoning aanwezig is;
b.    het bouwvlak verkleind wordt;
c.    de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het verkleinde bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het verkleinde bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 5.000 m²;
d.    er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    detailhandel;
b.    bestaande bedrijfswoning;
c.    bijbehorende bouwwerken;
d.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e.    aan huis gebonden beroepen;
f.     groenvoorzieningen;
g.    parkeervoorzieningen;
h.    tuinen, erven en terreinen;
i.      waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.   gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
c.   het hoofdgebouw bevat maximaal één woning;
d.   ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de aanduiding bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.   de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2.   de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.   de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
4.   de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
c.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

5.3 Nadere eisen

5.3.1 Nadere eisen
5.4.1    Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a.   de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.   de kapvorm van gebouwen;
c    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
5.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op bevordering van:
a.   het straat- en bebouwingsbeeld;
b.   de gebruiksmogelijkheden op eigen terrein en op aangrenzende gronden;
c.   de (duurzame) milieusituatie;
d.   de verkeersveiligheid;
e.   de parkeerruimte op eigen terrein;
f.    de sociale veiligheid;
g.   de brandveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Aan huis gebonden beroep.
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het Bouw­- be­sluit;
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.   (1) dienstverlening;
(2) kantoren;
(3) detailhandel;
(4) één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
b.   aan huis gebonden beroepen;
c.   bijbehorende bouwwerken;
d.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e.   parkeervoorzieningen;
f.    tuinen en erven;
g.   waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.   de gebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ gebouwd;
b.   het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
c.   ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de  gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.   
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:
a.    de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.   de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2.   de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.   de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4.   de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
c.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de hoogte niet meer dan 5,5  meter bedragen;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen

6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a.    de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.    de kapvorm van gebouwen;
c.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
6.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op bevordering van:
a.    het straat- en bebouwingsbeeld;
b.    de gebruiksmogelijkheden op eigen terrein en op aangrenzende gronden;
c.    de (duurzame) milieusituatie;
d.    de verkeersveiligheid;
e.    de parkeerruimte op eigen terrein;
f.     de sociale veiligheid;
g.    de brandveiligheid.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Aan huis gebonden beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het Bouw­- be­sluit;
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor”
a.    groenvoorzieningen;
b.    openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
c.    speelvoorzieningen;
d.    paden en parkeervoorzieningen;
e.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f.     waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
g.    evenementen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.    alleen gebouwen ten behoeve van openbare-, nuts-, verkeers- en speelvoorzieningen zijn toegestaan;
b.    de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³;
c.    de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.    de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.   horeca, categorie 1 of 2;
b.   één bedrijfswoning;
c.   parkeervoorzieningen;
d.   tuinen, erven en terreinen;
e.   bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
g.   evenementen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.   gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
c.   het hoofdgebouw bevat maximaal één woning;
d.   ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a.   de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.     de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2.     de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.     de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
4.     de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
c.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 bedraagt.

8.3 Nadere eisen

8.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a.   de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.   de kapvorm van gebouwen;
c.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
8.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op bevordering van:
a.   het straat- en bebouwingsbeeld;
b.    de gebruiksmogelijkheden op eigen terrein en op aangrenzende gronden;
c.    de (duurzame) milieusituatie;
d.    de verkeersveiligheid;
e.    de parkeerruimte op eigen terrein;
f.    de sociale veiligheid;
g.     de brandveiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Aan huis gebonden beroep
Bij de woning zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het Bouw­- be­sluit;
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    kantoren;
b.    één bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
c.    bijbehorende bouwwerken;
d.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e.    tuinen, erven en terreinen;
f.     parkeergelegenheden;
g.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.   gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
c.   ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de aanduiding bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.   de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2.   de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.   de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
4.   de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
c.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.  
(1) onderwijsdoeleinden;
(2) sociaal-medische doeleinden;
(3) sociaal-culturele doeleinden;
(4) levensbeschouwelijke doeleinden;
(5)  woondoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bw”;
b.    tuinen, erven en terreinen;
c.    speelvoorzieningen;
d.    wegen, paden en parkeervoorzieningen;
e.    nutsvoorzieningen;
f.     groenvoorzieningen;
g.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde
met daaraan ondergeschikt:
i.      evenementen;

10.2 Bouwregels

10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.    gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
b.    het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
c.    ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de aanduiding bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.   de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2.   de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.   de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
4.   de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
c.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    sportdoeleinden met daarbij behorende voorzieningen;
b.    ondersteunende horecavoorzieningen;
c.    gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen zoals kleedlokalen, bergingen en een kantine;
d.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e.    parkeervoorzieningen;
f.     groenvoorzieningen;
g.    wegen en paden;
h.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
i.      evenementen;

11.2 Bouwregels

11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.   gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
c.   ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.    de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 meter, met uitzondering van de onder b. tot en met g. genoemde bouwwerken;
b.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 meter;
c.    de hoogte van ballenvanghekken bedraagt niet meer dan 7,5 meter;
d.    de hoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 18 meter;
e.    de hoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 12 meter;
f.     de hoogte van reclameborden bedraagt niet meer dan 1,25 meter;
g.    de hoogte bedraagt uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding- ‘schietinrichting’      maximaal 20 meter;

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de woningen, gelegen op de aangrenzende gronden met de bestemming “Wonen”. Deze gronden zijn mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;

12.2 Bouwregels

12.2.1 Gebouwen
Op deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden, die niet beschouwd worden als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit Omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan, worden uitsluitend erf- en tuinafscheidingen gebouwd met een hoogte van maximaal 1 meter voor de voorgevel van de woning en voor het overige maximaal 2 meter.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
b.    parkeervoorzieningen;
c.    groenvoorzieningen;
d.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
f.     evenementen;

13.2 Bouwregels

13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.    alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan;
b.    de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³ ;
c.    de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
b.   de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer - Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. railverkeer;
b. bruggen over het spoor
c. tunnels onderdoor het spoor;
d. waterlopen onderdoor het spoor;
e. gelijkvloerse overgangen ten behoeve van het kruisend verkeer;
f. groenvoorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. paden, wegen, en verkeersvoorzieningen ten behoeve van het spoor
j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. alleen gebouwen ten behoeve van het railverkeer zijn toegestaan;
b. de oppervlakte van een trafostation bedraagt maximaal 100 m² en van overige gebouwen maximaal 30 m²;
c. de goothoogte en hoogte van een trafostation bedragen niet meer dan 4,5 meter en van overige gebouwen niet meer dan 3,2 meter.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 meter;
b. de hoogte van geluidschermen bedraagt niet meer dan 3 meter;
c. de hoogte van geluidwallen bedraagt niet meer dan 3 meter;
d. de hoogte van voorzieningen van elektrotechnische systemen bedraagt niet meer dan 4,5 meter.
14.2.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid onder b en c voor het bouwen van hogere schermen of wallen onder de voorwaarde, dat:
a. de afwijking noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
b. de hoogte maximaal 2 meter hoger is dan de ter plaatse toegestane maximale hoogte.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water” aange­wezen gronden zijn bestemd voor:
a.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
b.    taluds, oevers en onderhoudsstroken.

15.2 Bouwregels

De tot ‘Water” bestemde gronden worden niet bebouwd, met uitzondering van de bouw van bruggen, duikers en vergelijkbare bouwwerken.
   

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a.    het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van waterlopen;
b.    het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
c.    het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
d.    het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen heb­ben.
15.3.2 Uitzonderingen
Bovenstaand verbod is niet van toepassing:
a.   voor normale onderhoudswerkzaamheden;
b.   voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c.   voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
d.   voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijd­stip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd;
e.   voor waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de keur van het waterschap van toepassing is.
Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.   woningen;
b.   bij de woning behorende bouwwerken;
c.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d.   aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
e.   tuinen en erven;
f.    parkeervoorzieningen;
g.   waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de opgenomen aanduidingen, alsmede de volgende bepalingen:
a.   de woningen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ gebouwd;
b.   de woningen worden met één gevel in, dan wel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
c.   per ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ worden ter plaatse van de bouwaanduiding
-     ‘aaneengebouwd (aeg)’: aaneengebouwde woningen gebouwd met een maximum zoals aangegeven met de maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden’;
-     ‘specifieke bouwaanduiding - geschakeld’ (sba-ges): geschakelde woningen gebouwd met een maximum zoals aangegeven met de maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden’;
-     ‘twee-aan-een (tae)’: maximaal twee twee-aan-een gebouwde woningen gebouwd;
-     ‘vrijstaand (vrij)’: maximaal één vrijstaande woning gebouwd;
-      het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven is  met de maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden’;
d.   ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ opgenomen maximum hoogten.
e.   de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ten minste 3 meter;
f.    de afstand van twee-aan-een gebouwde woningen en geschakelde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde ten minste 3 meter.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de ‘specifieke bouwaanduiding hoofdgebouw’, gelden de volgende bepalingen:
a.    de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
b.   achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig;
c.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.    de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
2.    de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
3.    de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
4.    de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
d.   de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per perceel ten hoogste 60 m²;
e.   indien de grondoppervlakte achter de voorgevelrooilijn groter is dan 200 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 90 m²;
f.    bijbehorende bouwwerken mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
h.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
i.    naast het bepaalde onder d. en e. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal  25 m²  en met een hoogte van maximaal 3 meter.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

16.3 Nadere eisen

16.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a.    de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
b.    de kapvorm van gebouwen;
c.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
16.3.2 Toepassing nader eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a.    het straat- en bebouwingsbeeld;
b.    de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit, woongenot van de directe omgeving);
c.    de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d.    de milieusituatie;
e.    de verkeersveiligheid;
f.     de parkeerruimte op eigen terrein;
g.    de sociale veiligheid;
h.    de brandveiligheid.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.4.1 Extra oppervlakte van bijbehorende bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het be­paalde in
16.2.2 onder  d. en e., voor een extra vergroting van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, indien de oppervlakte van de aanwezige legale bijbehorende bouwwerken het voorgeschreven maximum van 60 c.q. 90 m² te boven gaat, met dien verstande, dat:
a.      per m² gesloopt bijbehorend bouwwerk dat aanwezig is boven het voorgeschreven maximum, maximaal de helft wordt teruggebouwd;
b.      de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per perceel maximaal 250 m² bedraagt.
16.4.2 Hoekpercelen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2.3 onder a. voor het bouwen van maximaal 2 meter hoge erf- en terreinafscheidingen op hoekpercelen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bouw stedenbouwkundig verantwoord moet zijn en niet leidt tot verkeersonveilige situaties.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Aan huis gebonden beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het Bouw­be­sluit;
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter,  een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
17.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
a.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.    de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.    de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.    het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
b.    het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
c.    het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
d.    het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e.    het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
f.     het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niets als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
g.    het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
h.    het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
i.      het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
j.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
k.    het slopen van een bouwwerk, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m² en waarbij de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 cm.
17.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a.    het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.3.3 Toelaatbaarheid
a.    De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b.    Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.    de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.         
c.    De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

17.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
17.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m²  en waardoor de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
17.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

18.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
18.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
a.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.   de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.   de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.    het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt;
b.    het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
c.     het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
d.    het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt;
e.    het slopen van een bouwwerk, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 2500 m² en waarbij de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 50 cm.
18.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a.   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.3.3 Toelaatbaarheid
a.    De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b.   Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.    de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.       
c.   De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

18.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
18.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
18.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 3
geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 19 Waterstaat - Waterlopen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor “Waterstaat - Waterlopen” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterloop, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop.

19.2 Bouwregels

Op de voor “Waterstaat - Waterlopen” aangewezen gronden wordt niet gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord het waterschap Aa en Maas, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien door de bouw of situering van de bouwwerken geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterhuishoudkundige functie en geen onevenredige schade aan specifieke ecologische waarden wordt of kan worden toegebracht.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is, voor zover niet reeds een vergunning van het waterschap nodig is, een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
f.  het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld-      of weghoogte.
19.4.2 Uitzonderingen
De in het vorig lid genoemde omgevingsvergunning is niet nodig voor:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
 b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.4.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterloop. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt advies gevraagd bij waterschap Aa en Maas..

3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.    ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
b.    de verticale diepte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
c.     de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
Een en ander met dien verstande, dat:
1.    de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
2.    er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
3.    er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeers­maat­re­ge­len, waaronder extra parkeerplaatsen, nood­za­ke­lijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan wor­den voor voldoende parkeervoorzieningen.

21.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Algemene aanduidingsregel “Overige zone-Natuur Netwerk Brabant"

22.1.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – Natuur Netwerk Brabant (NNB)’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
22.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.1.2.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – Natuur Netwerk Brabant’ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.            het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning vereist is op grond van de Ontgrondingenwet;
b.            de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
c.            het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
d.            het buiten een agrarisch bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².
22.1.2.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
a.         het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.         reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.1.2.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, indien:
a.         de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen invloed hebben op de waterhuishouding ter plaatse;
b.         het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a.    het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
b.   het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakel­huis­jes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of af­valcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1.   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
2.   de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
3.   de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
c.   geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk en/of wenselijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
d.   het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, als­mede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
e.   het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
f.    het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de bestemming Wonen, met dien verstande dat:
1.   de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
2.   de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
3.   de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
4.   er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
5.   er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven; 
g.   het toestaan van de uitoefening
van een aan huis gebondenbedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
1.   de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft vol­doen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouw­verordening en het Bouwbesluit;
2.   het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
3.   de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
4.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ont­staat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
5.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
6.   het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

24.1 Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 1’ zodanig te wijzigen dat het pand Bredeweg 9 kan worden gesplitst in maximaal twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b. er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.2 Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 2’ zodanig te wijzigen dat tussen de percelen Gildestraat 12 en Horstenweg 20 één vrijstaande woning kan worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b. er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.3 Wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 3’ zodanig te wijzigen dat het pand Gildestraat 9b kan worden gesplitst in maximaal twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.4 Wijzigingsgebied 4

(Vervallen).

24.5 Wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 5’ zodanig te wijzigen dat het pand Gildestraat 15 kan worden gesplitst in maximaal twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.6 Wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 6’ zodanig te wijzigen dat tussen de percelen Gildestraat 15a en Gildestraat 17a één vrijstaande woning kan worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b. er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.7 Wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 7’ zodanig te wijzigen dat de bestemming van de perceel Gildestraat 23 wordt gewijzigd van “kantoor” naar “wonen”  en het pand gesplitst wordt in maximaal twee halfvrijstaande woningen mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b. er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.8 Wijzigingsgebied 8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 8’ zodanig te wijzigen dat het pand Gildestraat 38 kan worden gesplitst in maximaal twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.9 Wijzigingsgebied 9

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 9’ zodanig te wijzigen dat tussen de percelen Sint Jozeflaan 69 en Sint Jozeflaan 73 één vrijstaande woning kan worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b. er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie

24.10 Wijzigingsgebied 10

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 10’ zodanig te wijzigen dat het pand Kapelstraat 1a kan worden gesplitst in maximaal twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.11 Wijzigingsgebied 11

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 11’ zodanig te wijzigen dat het pand Kapelstraat 3a kan worden gesplitst in maximaal twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.12 Wijzigingsgebied 12

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 12’ zodanig te wijzigen dat het pand Kapelstraat 26 kan worden gesplitst in maximaal twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

24.13 Wijzigingsgebied 13

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone -wijzigingsgebied 13’ zodanig te wijzigen dat tussen de percelen Loobeekweg 4 en Loobeekweg 6 één vrijstaande woning kan worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
b. er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie

Artikel 25 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen die deel uitmaken van dit plan geldt de volgende procedure:
a.    het voornemen tot het stellen van nadere eisen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad;
b.    het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage en is digitaal te raadplegen via de internetsite van de gemeente Boxmeer;
c.     gedurende de periode van twee weken kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 26 Parkeernormen

26.1 Gebruiksregel

a.    De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.
b.    Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.

26.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
a.      er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of
b.      er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente Boxmeer.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
c.   Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

a.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.   Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.   Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Holthees 2019” van de gemeente Boxmeer.
   
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 2 juli 2020.
   
De griffier,                                                       De voorzitter,                                                  
   
K.H.W. Groenewoud-de Best                         K.W.T. van Soest