Buitengebied 2018

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0756.BP18BmrBuiten-VG01
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch met waarden

Artikel 5 Bedrijf

Artikel 6 Bedrijf - Hoogspanningsstation

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Bordeel

Artikel 9 Horeca

Artikel 10 Maatschappelijk - AZC

Artikel 11 Maatschappelijk - Dierenopvang

Artikel 12 Maatschappelijk - Zorgboerderij

Artikel 13 Natuur

Artikel 14 Recreatie

Artikel 15 Recreatie - Op den Bosch 3

Artikel 16 Sport

Artikel 17 Sport - Motorcrossterrein

Artikel 18 Tuin

Artikel 19 Verkeer

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer

Artikel 21 Water

Artikel 22 Wonen

Artikel 23 Wonen - Landhuis

Artikel 24 Leiding

Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 26 Waarde – Archeologie 1

Artikel 27 Waarde – Archeologie 3

Artikel 28 Waarde – Archeologie 4

Artikel 29 Waterstaat - Aansluiting primaire waterkering

Artikel 30 Waterstaat - Attentiegebied NNB

Artikel 31 Waterstaat - Stroomvoerend regime

Artikel 32 Waterstaat - Waterbergend regime

Artikel 33 Waterstaat – Waterkering

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Artikel 35 Algemene bouwregels

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

Artikel 39 Parkeernormen

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

Artikel 41 Slotregel

 

 
Bijlagen:

  1. Lijst onherroepelijke Nbw/Wnb-vergunningen

  2. Lijst onherroepelijke omgevingsvergunningen

  3. Lijst geregistreerde meldingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0756.BP18BmrBuiten-VG01 van de gemeente Boxmeer;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht;

 

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.7 AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

 

1.8 aardkundige waarde:

gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde (beperkte) mate van bescherming genieten.

1.9 agrarisch bedrijf:

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

 

1.10 agrarisch grondgebruik:

gebruik van de grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of middels het houden van dieren;

 

1.11 agrarisch technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, grondverzetbedrijven, landbouwmechanisatiebedrijven, bedrijven voor mestopslag en -handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

 

1.12 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: hoveniersbedrijven, groencomposteringsbedrijven, broederijen, proefbedrijven en instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs;

 

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

 

1.14 archeologisch waardevol gebied:

gebied met behoudenswaardige archeologische waarden;

 

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.16 bebouwingscluster

vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied..

 

1.17 bebouwingsconcentratie:

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

 

1.18 bebouwingslint:

min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied;

 

1.19 bebouwingspercentage:

percentage dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

 

1.20 bed & breakfast:

een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

 

1.21 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

 

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.23 beperkingen veehouderij

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen beperkt zijn;

 

1.24 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht;

 

1.25 bestaand:

bouwwerken die aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan of gebouwd zijn c.q. kunnen worden overeenkomstig de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften, tenzij in de regels in plaats van het tijdstip van terinzagelegging een datum genoemd wordt;

 

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.28 Bevi-inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.29 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.30 boomteelthek:

een teeltondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op percelen waar boomteelt plaats vindt en waarmee dieren van die percelen geweerd worden;

 

 

1.31 bordeel:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig seksuele handelingen worden verricht;

 

1.32 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

 

1.33 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.34 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.35 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering;

 

1.36 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.37 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

1.38 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.39 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

1.40 centrale voorzieningen:

gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van een recreatiegebied als geheel, zoals een kantine, receptie, zwembad , sport- en spelvoorzieningen;

 

1.41 chalet:

een verblijf of onderkomen, van lichte constructie (zonder vaste fundering) en van lichte materialen zodat het relatief eenvoudig (in een geheel of enkele delen) te verplaatsen is, en geen kampeermiddel of stacaravan zijnde, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief nachtverblijf, dat gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en dat door zijn plaatsing direct of indirect met de grond verbonden is of (in)direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk aan te merken is;

 

1.42 cultuurhistorische waardevolle boerderij:

een gebouw dat bestaat uit overwegend één ongelede bouwmassa waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden. Hieronder worden in ieder geval verstaan streekeigen boerderijen van het zogenaamde langgevel-, kortgevel- of T-vormige type;

 

1.43 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

 

1.44 dagrecreatie:

recreatieve activiteiten die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan in een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie of horeca;

 

1.45 depositie van stikstof:

het neerslaan van stikstof op de bodem;

 

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, met uitzondering van internetverkoop, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse;

 

1.47 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

 

1.48 dierenverblijf

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;

 

1.49 ecologische verbindingszone:

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

 

1.50 ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

 

 

1.51 educatiepark:

plek waar het ploegen, mesten, zaaien, poten, onderhoud, maaien en oogsten van groenten, fruit en andere producten gepresenteerd wordt;

 

1.52 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

 

1.53 erf-terreinafscheiding

afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein);

 

1.54 evenement

een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijk geplaatste tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement;

 

1.55 extensief recreatief medegebruik:

het mede benutten van de gronden voor wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, skaten, ballonvaren, paramotorvliegen, etc.;

 

1.56 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.57 geluidsgevoelig object:

een geluidgevoelig object bij of krachtens de Wet geluidhinder;

 

1.58 geluidzone van een industrieterrein:

zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan;

 

1.59 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan;

 

1.60 geurgevoelig object:

een gebouw dat bestemd en geschikt is voor bewoning of verblijf en dat daarvoor permanent wordt gebruikt;

 

 

 

1.61 glastuinbouwbedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

 

1.62 groepsaccommodatie:

een (gedeelte van een) gebouw bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door regelmatig wisselende groepen en met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen en/of voor gemeenschappelijk gebruik, waaronder medegebruik in groepsverband voor seminars, vergaderingen, trainingen, teambuildings- activiteiten of voor daarmee naar aard, omvang en uitstraling gelijk te stellen andere dagrecreatieve groepsactiviteiten;

 

1.63 grondgebonden geitenhouderij:

een grondgebonden veehouderij gericht op het houden van geiten;

 

1.64 grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Of hiervan sprake is, wordt getoetst op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

 

1.65 GVE (groot vee-eenheid):

eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;

 

1.66 hogere waarde:

een door het bevoegd gezag vast te stellen maximale waarde voor de toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is;

 

1.67 hokdierhouderij

veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij;

 

1.68 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen of gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 

1.69 horeca:

Categorie 1:

  1. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden (lunchroom, koffiehuis, theehuis, ijssalon, broodjeszaak, restaurant, bistro, crêperie, cafetaria, snackbar e.d.)

  2. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van logies (hotel, pension e.d.).

 

Categorie 2:

Horecabedrijven, al dan niet met zaalruimte, die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en daarnaast op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek ((grand)café, bar, dancing, discobar, pub e.d.).

 

Categorie 3:

Horecabedrijven met een minimaal 1.000 m² grote zaalruimte die zich in hoofdzaak richten op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek (discotheek, partycentrum, poppodium e.d.).;

 

1.70 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren;

 

1.71 industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

 

1.72 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

 

1.73 internetverkoop:

het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben;

 

1.74 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

 

1.75 kampeerterrein:

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

 

1.76 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

 

 

1.77 kernrandzone:

overgangsgebied naar het buitengebied gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarisch functie;

 

1.78 kwaliteitsverbetering van het landschap:

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;

 

1.79 landgoed:

ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing;

 

1.80 landhuis:

een grote woning in een landschappelijke omgeving;

 

1.81 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op de ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

 

1.82 lawaaisporten:

voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport;

 

1.83 Maasheggengebied:

Voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport.

 

1.84 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

1.85 manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid biedt tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;

 

1.86 mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

 

 

1.87 mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

 

1.88 milieucategorie:

een door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontworpen classificatie van de belasting die een bedrijfsactiviteit op het milieu kan leggen;

 

1.89 Natuurnetwerk Brabant:

samenhangend netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn;

 

1.90 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

 

1.91 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;

 

1.92 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;

 

1.93 omheining:

afscheiding van hout, draad of gaas;

 

1.94 omschakeling:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;

 

1.95 ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel:

detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte;

 

1.96 ondersteunende horeca:

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en de hoofdactiviteit ondersteunen, alleen overdag tussen 08.00 en 20.00 uur geopend zijn en gedurende de openingstijden van de hoofdactiviteit die ondersteund wordt;

 

 

 

1.97 overig agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt ( bij voorbeeld een paardenhouderij, champignonkwekerij, witlofkwekerij, insectenteelt, etc.);

 

1.98 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en door ten hoogste één wand omsloten;

 

1.99 paardenrijbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout of boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

 

1.100 paardenhouderij:

een bedrijf in hoofdzaak gericht op het, al dan niet in combinatie met fokken van paarden, anderszins (productiegericht en/of gebruiksgericht) houden, africhten, trainen, stallen, verzorgen, beoefenen van sport, geven van lessen, verhuren en/of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden, met een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking;

 

1.101 peil:

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. voor stacaravans/chalets ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – peil’: tussen de hoogte van de aan de voorgevel gelegen openbare weg en één meter daarboven, waarbij feitelijk gemeten wordt van de afgewerkte begane grondvloer die tussen voornoemde punten ligt;

  4. voor bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – peil': de bovenzijde van de fundering.

 

1.102 perceel:

aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden;

 

1.103 perceelgrens:

een lijn die een perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;

 

1.104 plattelandswoning:

een voormalige agrarische bedrijfswoning die bewoond mag worden door derden, die geen functionele binding hebben met het agrarisch bedrijf;

 

1.105 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.106 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt;

 

1.107 recreatie:

vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief medegebruik;

 

1.108 relatie:

een koppeling tussen meerdere bouwvlakken waardoor de bepalingen en aanduidingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn;

 

1.109 stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand kan worden verreden, maar dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet (meer) geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;

 

1.110 statische opslag:

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

 

1.111 stalderingsgebied

gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij gekoppeld is aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de provinciale Verordening ruimte zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningsaanvraag;

 

1.112 teeltondersteunende voorzieningen:

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

 

1.113 toename van stikstofdepositie

  1. Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologische legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf.

  2. Als uitzondering op lid a. is er geen sprake van een toename van stikstofedepositie, indien de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) niet meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarische bedrijf overeenkomstig:

  1. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming

  2. respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘onherroepelijke Nbv/Wnb-vergunningen; of

  3. een ten tijde van de vaststelling van het plan verleende en onherroepelijke omgevings-vergunning die is verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘onherroepelijk omgevingsvergunningen’ , of

  4. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘geregistreerde meldingen’;

 

1.114 trekkershut:

een klein gebouw dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf van gedurende korte perioden verblijvende en regelmatig wisselende verblijfsrecreanten;

 

1.115 tunnel- en boogkassen

verankerde menstoegankelijke kassen met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegronds groente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning;

 

1.116 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

 

1.117 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;

 

1.118 verkeersvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, lantaarnpalen en parkeerplaatsen;

 

1.119 verkoopoppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (= netto-vloeroppervlakte);

 

1.120 (vollegronds)teeltbedrijf:

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

 

1.121 voorgevel:

elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw;

 

1.122 voorgevelrooilijn:

de stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan;

 

1.123 vormverandering van een bouwvlak:

wijziging van de begrenzing van een bouw- en bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

 

1.124 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.;

 

1.125 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten;

 

1.126 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

1.127 woonboerderij:

een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten;

 

1.128 zorgboerderij:

gebouw waarin kleinschalige zorgactiviteiten plaatsvinden voor zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) de bedrijfsuitoefening in combinatie met dagopvang;

 

1.129 zorgvuldige veehouderij:

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 Afstand

Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.

 

2.2 Dakhelling

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.3 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.4 Hoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.6 Lengte en breedte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

 

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 Verticale bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik;

  2. één (vollegronds)teeltbedrijf;

  3. één overig agrarisch bedrijf;

  4. één veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’, waarbij geldt dat:

  1. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ ook een intensieve veehouderij is toegestaan;

  2. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch -pelsdierhouderij’ ook een pelsdierhouderij is toegestaan;

  3. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden geitenhouderij’ ook een grondgebonden veehouderij in de vorm van een geitenhouderij is toegestaan;

  1. een glastuinbouwbedrijf uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘glastuinbouw’;

  2. een clubgebouw ten behoeve van de imkersvereniging, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - imkersvereniging’;

  3. bestaande bedrijfswoningen;

  4. een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’;

  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning': een plattelandswoning;

  6. teeltondersteunende voorzieningen;

  7. paardenrijbakken;

  8. statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;

  9. kleinschalig (maximaal 15 plaatsen) kamperen;

  10. ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten;

  11. niet-agrarische activiteit als neventak, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1 t/m 34’ overeenkomstig de tabel ‘Nevenactiviteiten’ en mits ten behoeve van die nevenactiviteit niet meer bebouwing gebruikt wordt dan aangegeven in de tabel;

 

Tabel ‘Nevenactiviteiten’

Nr.

Adres

Kern

Activiteit

Bebouwde oppervlakte

1

Vossekuil 1b

Oeffelt

stallen van maximaal 7 bussen en 3 motorwagens

0 m²

2

Kerkenhuisweg 3 en 3a

Oeffelt

loonwerk- en spuitbedrijf

1.250 m²

3

Urlingsestraat 1

Oeffelt

zorgboerderij

1.500 m²

4

Urlingsestraat 4

Oeffelt

zorgboerderij

800 m²

5

Molenheideweg 1

Beugen

hoveniersbedrijf

1.050 m²

6

Papenvoortsedijk 1b

Rijkevoort

kinderdagverblijf en dagopvang voor ouderen

1.500 m²

7

Sassekamp 1

Rijkevoort

statische binnenopslag max. 50% van de bedrijfsgebouwen

2.000 m²

8

Sassekamp 10

Rijkevoort

mestbewerking ten behoeve van derden

2.510 m²

9

Sprongseweg 4

Rijkevoort

opslag kozijnen

400 m²

10

Sprongseweg 7

Rijkevoort

hoefsmederij

200 m²

11

Sprongseweg 8

Rijkevoort

opslag materialen t.b.v. tuiniersbedrijf

500 m²

12

Rijkevoortseweg 2

Boxmeer

Ruitershop

Magazijn, opslag ten behoeve van ruitershop

Zadelmakerij en dekenwasserij

Vvo 250 m²

50 m²

 

120 m²

13

Grotestraat 95A

Sambeek

naschoolse opvang van basisschoolleerlingen, het ontvangen van groepen voor vergaderingen/ excursies/ bijeenkomsten, het aanbieden van eenvoudige maaltijden, huisverkoop van zelf geteelde producten en het aanbieden van agrarisch gelieerd onderwijs

500 m²

14

Grotestraat 97

Sambeek

kinderdagverblijf en

opslag

300 m²

1000 m²

15

Hoogeindseweg 15

Sambeek

stalling mesttransportmiddelen

0 m²

16

Herselsedijk 1a

Vortum-Mullem

reparatie motorvoertuigen

160 m²

17

Hultenhoek 14

Groeningen

zorgverlening en nachtverblijf

600 m²

18

Hattertweg 6

Vierlingsbeek

loonwerkbedrijf

700 m²

19

Hattertweg 8

Vierlingsbeek

bed & breakfast/kinderboerderij/ binnenspeeltuin

916 m²

20

Kiekuutweg 1

Vierlingsbeek

mestbewerking ten behoeve van derden

2.431 m²

21

Kiekuutweg 5

Vierlingsbeek

hondenpension

300 m²

22

Maarsven 2

Vierlingsbeek

handel in zakgoed, brokkenzaagmeel, kunstmest

530 m²

23

Maarsven 4a

Vierlingsbeek

groepsaccommodatie met ondersteunende horeca (max. 100m²)

330 m²

24

Overloonseweg 10a

Vierlingsbeek

horeca 1, winkel in streekproducten, educatieruimte

300 m²

25

Helderseweg 31

Overloon

cursussen, exposities en ondersteunende horeca

500 m²

26

Rieterdreef 1

Overloon

opslag agrarische (verwante) producten

7.500 m²

27

Rieterdreef 3

Overloon

mestbewerking ten behoeve van derden

informatie- en educatievoorziening

3.520 m²

 

250 m²

28

Rieterdreef 3a

Overloon

aardappelgroothandel en loonwerkbedrijf

3.750 m²

29

Rondweg 24

Overloon

ijsmakerij

1.900 m²

30

Rondweg 27

Overloon

stalling landbouwmachines t.b.v. loonwerkbedrijf

1.250 m²

31

Vierlingsbeekseweg 54

Overloon

paardenrusthuis

1.300 m²

32

Vredepeelweg 22

Overloon

drogen van landbouwproducten

500 m²

33

Koudenhoek 2

Holthees

honden fokken

125 m²

34

Vliegenberg 8

Holthees

Mestbewerking ten behoeve van derden

868 m²

 

  1. aan huis gebonden beroepen;

  2. tuinen, erven en terreinen, mits binnen bouwvlak;

  3. groenvoorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. bij glastuinbouwbedrijven mag maximaal 75% van het bouwvlak worden bebouwd met kassen tot een maximum van 3 hectare;

  3. de oppervlakte van het clubgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – imkersvereniging’ bedraagt maximaal 75 m²;

  4. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-1’ waar maximaal de bestaande goothoogte en hoogte is toegestaan;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;

  6. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. voor veehouderijen buiten de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;

  1. voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

 

3.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.

 

3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. in uitzondering op het bepaalde onder a mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ buiten het bouwvlak voorzieningen ten behoeve van ruwvoeropslag met een maximale bouwhoogte van 3 meter worden opgericht;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ buiten het bouwvlak teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter worden opgericht;

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, schoorstenen en silo’s;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. de hoogte van schoorstenen en silo’s bedraagt maximaal 15 meter;

  5. in afwijking van het gestelde onder a. mogen buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter hoge omheiningen worden geplaatst;

  6. voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;

  1. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als een grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

3.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen worden alleen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ buiten het bouwvlak opgericht en hebben een hoogte van maximaal 3,5 meter;

  2. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt maximaal 5.000 m² en de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 5 en 7 meter;

  3. ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - teeltondersteunende kassen’ mag maximaal 1,5 ha netto glas worden opgericht, met dien verstande dat omschakeling en doorgroei naar zelfstandige glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan.

 

3.2.6 Paardenrijbakken

Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Nieuwe bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder g. voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning indien de noodzaak blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering aanwezig is en de noodzaak niet het gevolg is van een eerder aanwezige, inmiddels afgestoten bedrijfswoning.

 

3.3.2 Schuilgelegenheden voor dieren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a. voor het bouwen van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak, mits:

  1. de schuilgelegenheid gebouwd wordt op een perceel dat ligt in de kernrandzone of in een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;

  2. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 90 m² bedraagt;

  3. de goothoogte en hoogte maximaal 2,5 respectievelijk 4 meter bedragen;

  4. de schuilgelegenheid uitsluitend bedoeld is voor de uitoefening van hobbymatige activiteiten en aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn.

 

3.3.3 Afstand tot de perceelsgrenzen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a. voor het bouwen op een kleinere, maar minimaal 3 meter, afstand tot de perceelsgrenzen.

 

3.3.4 Hoogte van bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder d. en in 3.2.4 onder f. tot een goothoogte van 7,5 en een hoogte van respectievelijk 15 en 20 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

3.3.5 Veehouderij

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder f.1 voor het uitbreiden van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mits:

  1. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;

  2. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;

  3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;

  4. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;

  5. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  6. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;

  7. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

  8. in geval van dierenverblijven bij een hokdierhouderij:

  1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;

  1. er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie.

 

3.3.6 Omheining

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.

 

3.3.7 Teeltondersteunende voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.5 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen buiten maar aansluitend aan het bouwvlak, mits:

  1. deze voorzieningen een hoogte van maximaal 4 meter hebben;

  2. de omvang per agrarisch bedrijf ten hoogste 4 hectare bedraagt;

  3. er sprake is van hydrologisch neutraal bouwen;

  4. er geen sprake is van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschapswaarden;

  5. de hoogte van boomteelthekken niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze voorzien zijn van voldoende dassenpoorten;

 

3.3.8 Paardenrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.6 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Algemeen

  1. Het is verboden gronden en bouwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf zodanig te gebruiken dat daardoor sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).

  2. Dieren mogen binnen gebouwen – al dan niet in hokken – alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  3. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.

  4. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.

  5. Het is verboden de gronden en/of gebouwen te gebruiken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Mestbewerking anders dan van ter plaatse geproduceerde mest is uitgesloten.

  6. De gronden buiten een bouwvlak mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ worden gebruikt voor voorzieningen ten behoeve van ruwvoeropslag;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ ook voor teeltondersteunende voorzieningen, waaronder containervelden, en waterbassins, worden gebruikt.

 

 

3.4.2 Aan huis gebonden beroep

Bij een woning zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

  2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;

  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;

  4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;

  5. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

 

3.4.3 Ondergeschikte detailhandel

Ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten is toegestaan, mits:

  1. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;

  2. de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 200 m² gaat bedragen;

  3. de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Ondersteunende horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van ondersteunende horeca, mits:

  1. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;

  2. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de horeca in verband staat met kleinschalig kamperen;

  4. maximaal 100 m² van de bebouwing (mede)gebruikt wordt;

  5. de ondersteunende horeca geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

 

3.5.2 Nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten, mits:

  1. de activiteiten binnen of aansluitend aan het bouwvlak plaatsvinden;

  2. de activiteiten maximaal milieucategorie 1, 2 of 3, indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, bedragen;

  3. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;

  4. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  5. ten behoeve van de activiteiten niet meer dan 50% en maximaal 500 m² van de aanwezige gebouwen wordt gebruikt;

  6. de activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

 

3.5.3 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bedrijfsgebouwen of woonunits, mits:

  1. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  2. de huisvesting niet langer dan 6 maanden duurt en uitsluitend werknemers betreft die werkzaamheden verrichten binnen het bedrijf waarin ze gehuisvest zijn;

  3. de woonunits een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m² hebben;

  4. de woonunits binnen het bouwvlak geplaatst en doelmatig landschappelijk ingepast worden;

  5. de woonunits na het gebruik verwijderd worden.

 

3.5.4 Stagiaires

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van verblijfsruimten voor stagiaires in bedrijfsgebouwen, mits:

  1. het verblijf van stagiaires ter plaatse blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk of wenselijk is en realisering binnen de bedrijfswoning aantoonbaar niet mogelijk of wenselijk is;

  2. er maximaal vijf individuele verblijfsruimten met een oppervlakte van elk maximaal 30 m² gerealiseerd worden alsmede één gezamenlijke verblijfsruimte met een oppervlakte van maximaal het aantal individuele verblijfsruimten maal 10 m²;

  3. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  4. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven.

 

3.5.5 Startende ondernemers en ZZP'ers

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - verruimd VAB beleid’ kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het voor een termijn van maximaal vijf jaar vestigen van startende ondernemers in de Agrifoodsector en van ZZP-ers, mits:

  1. de agrarische activiteiten ter plaatse beëindigd zijn;

  2. per bouwvlak is toegestaan:

  1. één bedrijf van een startende ondernemer in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, waarvoor maximaal 400 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt; dan wel

  2. één bedrijfsverzamelgebouw, waarvoor maximaal 2.000 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt en waarbinnen meerdere bedrijven van startende ondernemers in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, mogen worden gevestigd, waarbij ieder afzonderlijk bedrijf een oppervlakte van maximaal 400 m² mag hebben;

  1. een ZZP-er zich alleen in een bedrijfsverzamelgebouw als bedoeld in het vorige lid mag vestigen en per ZZP-er maximaal 150 m² gebruikt wordt;

  2. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;

  3. er geen sprake is van onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;

  4. er voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein;

  5. opslag alleen inpandig plaatsvindt, tenzij buitenopslag rechtstreeks voortvloeit uit de aard van het bedrijf en in dat geval een afdoende landschappelijke inpassing plaatsvindt.

 

3.5.6 Gebruik bedrijfsbebouwing bij veehouderijen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder c. voor het gebruik van bebouwing als dierenverblijven, mits:

  1. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;

  2. de locatie niet gelegen is in het gebied met de gebiedsaanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’, tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij;

  3. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;

  4. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;

  5. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;

  6. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;

  7. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  8. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;

  9. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

  10. in geval van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij:

  1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;

 

3.5.7 Mestvergisting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder e. voor mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot het hoogste 25.000 ton per jaar, mits:

  1. de locatie goed ontsloten is;

  2. de opslag, overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;

  3. in het geval dat de mest ter plaatse verder wordt bewerkt, ten minste 50 % van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water;

  4. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar is in de omgeving.

 

 

 

3.5.8 Kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder m. tot maximaal 25 plaatsen binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, mits:

  1. het terrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;

  2. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschaps-waarden;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, mits:

  1. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet vergroot wordt;

  2. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;

  3. blijkens advies van de AAB de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;

  4. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.

 

3.6.2 Vergroting bouwvlak (vollegrond)teeltbedrijf en overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een (vollegronds) teeltbedrijf en een overig agrarisch bedrijf, mits:

  1. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 hectare;

  2. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;

  3. blijkens advies van de AAB de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;

  4. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.

 

3.6.3 Burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:

  1. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;

  2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;

  3. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;

  4. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;

  5. de woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;

  6. de woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;

  7. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

3.6.4 Agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van één agrarisch technisch hulpbedrijf of één agrarisch verwant bedrijf, mits:

  1. de totale omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;

  2. overtollige bebouwing gesloopt wordt;

  3. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;

  4. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopoppervlakte van meer dan 200 m²;

  5. aangetoond is dat het bedrijf ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang;

  6. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

3.6.5 Ruwvoer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een bouwvlak te vergroten met ten hoogste 0,5 hectare en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ op te nemen, indien:

  1. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;

  2. de ruimte binnen het bouwvlak niet aanwezig is;

  3. aangetoond is dat sprake is van hydrologisch neutraal ontwikkelen;

  4. geborgd wordt dat de vergroting uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen – geen gebouwen zijnde – voor de opslag van ruwvoer;

  5. er geen sprake is van een intensieve veehouderij.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik;

  2. één (vollegronds)teeltbedrijf;

  3. één veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’, ook een intensieve veehouderij is toegestaan;

  4. bestaande bedrijfswoningen;

  5. een veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’;

  6. teeltondersteunende voorzieningen;

  7. paardenrijbakken;

  8. statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;

  9. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

  10. kleinschalig (maximaal 15 plaatsen) kamperen;

  11. ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten;

  12. niet-agrarische activiteit als neventak, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – 1 t/m 7’ overeenkomstig de tabel ‘Nevenactiviteiten’ en mits ten behoeve van die nevenactiviteit niet meer bebouwing gebruikt wordt als aangegeven in die tabel;

 

Tabel ‘nevenactiviteiten’

Nr.

Adres

Kern

Activiteit

Bebouwde oppervlakte

1

Hoogeind 1a

Oeffelt

opslag materialen t.b.v. electrobedrijf

50 m²

2

Krolhoek 2

Oeffelt

kinderdagverblijf

120 m²

3

Hoog Werveld 2

Beugen

verblijfsruimte zorgverlening

50 m²

4

Veerstraat 51a

Boxmeer

kinderdagverblijf

500 m²

5

Veerweg 3

Vortum-Mullem

verblijfsrecreatie en ondersteunende horeca

100 m²

6

Staaiweg 16

Vierlingsbeek

botenopslag

875 m²

7

Staaiweg 27

Vierlingsbeek

botenopslag

2.000 m²

 

  1. behoud, herstel, bescherming en ontwikkeling van landschappelijke waarden;

  2. behoud, herstel, bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden;

  3. aan huis gebonden beroepen;

  4. tuinen, erven en terreinen, mits binnen bouwvlak;

  5. groenvoorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

 

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ is de bouw toegestaan van één veldschuur met een oppervlakte van maximaal 200 m² en met een maximale goothoogte en hoogte van respectievelijk 3 en 8 meter;

  5. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. voor veehouderijen buiten de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;

  1. voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

 

4.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vòòr de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.

 

4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, schoorstenen en silo’s;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  4. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  5. de hoogte van schoorstenen en silo’s bedraagt maximaal 15 meter;

  6. in afwijking van het gestelde onder a. mogen buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter hoge omheiningen worden geplaatst;

  7. voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:

  • op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel

  • gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;

  1. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op een veehouderij die wordt aangemerkt als een grondgebonden veehouderij; er is sprake van een grondgebonden veehouderij indien wordt voldaan aan de criteria voor grondgebondenheid zoals opgenomen in de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

 

4.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen worden alleen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm aan agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ buiten het bouwvlak opgericht en hebben een hoogte van maximaal 3,5 meter;

  2. vestiging, omschakeling en doorgroei naar zelfstandige glastuinbouwbedrijven zijn niet toegestaan;

  3. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende kas’, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer dan 5.000 m² en de goot- en bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan respectievelijk 5 en 7 meter.

 

4.2.6 Paardenrijbakken

Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

 

 

 

 

 

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Nieuwe bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder d. voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning indien de noodzaak blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering aanwezig is en de noodzaak niet het gevolg is van een eerder aanwezige, inmiddels afgestoten bedrijfswoning.

 

4.3.2 Schuilgelegenheden voor dieren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 voor het bouwen van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak, mits:

  1. de schuilgelegenheid gebouwd wordt op een perceel dat ligt in de kernrandzone of in een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;

  2. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 90 m² bedraagt;

  3. de goothoogte en hoogte maximaal 2,5 respectievelijk 4 meter bedragen;

  4. de schuilgelegenheid uitsluitend bedoeld is voor de uitoefening van hobbymatige activiteiten en aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn;

  5. de schuilgelegenheid voorzien wordt van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

4.3.3 Afstand tot de perceelsgrenzen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder a. voor het bouwen op een kleinere, maar minimaal 3 meter, afstand tot de perceelsgrenzen.

 

4.3.4 Hoogte van bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder b. en in 4.2.4 onder e. tot een goothoogte van 7,5 en een hoogte van respectievelijk 15 en 20 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

4.3.5 Veehouderij

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder e.1 voor het uitbreiden van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij, mits:

  1. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;

  2. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;

  3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;

  4. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;

  5. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  6. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;

  7. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

  8. in geval van dierenverblijven bij een hokdierhouderij:

  1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;

  1. er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie.

 

4.3.6 Omheining

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.

 

4.3.7 Teeltondersteunende voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.5 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen buiten maar aansluitend aan het bouwvlak, mits:

  1. deze voorzieningen een hoogte van maximaal 4 meter hebben;

  2. de omvang per agrarisch bedrijf ten hoogste 3 hectare bedraagt;

  3. er sprake is van hydrologisch neutraal bouwen;

  4. er geen sprake is van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschapswaarden;

  5. de hoogte van boomteelthekken niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze voorzien zijn van voldoende dassenpoorten;

 

4.3.8 Paardenrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.6 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

 

 

 

 

 

 

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Algemeen

  1. Het is verboden gronden en bouwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf zodanig te gebruiken dat daardoor sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).

  2. Dieren mogen binnen gebouwen – al dan niet in hokken – alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  3. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.

  4. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.

  5. Het is verboden de gronden en/of gebouwen te gebruiken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Mestbewerking anders dan van ter plaatse geproduceerde mest is uitgesloten.

 

4.4.2 Aan huis gebonden beroep

Bij een woning zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

  2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;

  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;

  4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;

  5. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

 

4.4.3 Ondergeschikte detailhandel

Ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten is toegestaan, mits:

  1. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;

  2. de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 200 m² gaat bedragen;

  3. de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Ondersteunende horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van ondersteunende horeca, mits:

  1. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;

  2. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de horeca in verband staat met kleinschalig kamperen;

  4. maximaal 100 m² van de bebouwing (mede)gebruikt wordt;

  5. de ondersteunende horeca geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

 

 

4.5.2 Nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten, mits:

  1. de activiteiten binnen of aansluitend aan het bouwvlak plaatsvinden;

  2. de activiteiten maximaal milieucategorie 1, 2 of 3, indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, bedragen;

  3. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;

  4. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  5. ten behoeve van de activiteiten niet meer dan 50% en maximaal 500 m² van de aanwezige gebouwen wordt gebruikt;

  6. de activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

 

4.5.3 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bedrijfsgebouwen of woonunits, mits:

  1. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  2. de huisvesting niet langer dan 6 maanden duurt en uitsluitend werknemers betreft die werkzaamheden verrichten binnen het bedrijf waarin ze gehuisvest zijn;

  3. de woonunits een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m² hebben;

  4. de woonunits binnen het bouwvlak geplaatst en doelmatig landschappelijk ingepast worden;

  5. de woonunits na het gebruik verwijderd worden.

 

4.5.4 Stagiaires

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van verblijfsruimten voor stagiaires in bedrijfsgebouwen, mits:

  1. het verblijf van stagiaires ter plaatse blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk of wenselijk is en realisering binnen de bedrijfswoning aantoonbaar niet mogelijk of wenselijk is;

  2. er maximaal vijf individuele verblijfsruimten met een oppervlakte van elk maximaal 30 m² gerealiseerd worden alsmede één gezamenlijke verblijfsruimte met een oppervlakte van maximaal het aantal individuele verblijfsruimten maal 10 m²;

  3. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  4. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven.

 

4.5.5 Startende ondernemers en ZZP'ers

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - verruimd VAB beleid’ kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het voor een termijn van maximaal vijf jaar vestigen van startende ondernemers in de Agrifoodsector en van ZZP-ers, mits:

  1. de agrarische activiteiten ter plaatse beëindigd zijn;

  2. per bouwvlak is toegestaan:

  1. één bedrijf van een startende ondernemer in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, waarvoor maximaal 400 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt; dan wel

  2. één bedrijfsverzamelgebouw, waarvoor maximaal 2.000 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt en waarbinnen meerdere bedrijven van startende ondernemers in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, mogen worden gevestigd, waarbij ieder afzonderlijk bedrijf een oppervlakte van maximaal 400 m² mag hebben;

  1. een ZZP-er zich alleen in een bedrijfsverzamelgebouw als bedoeld in het vorige lid mag vestigen en per ZZP-er maximaal 150 m² gebruikt wordt;

  2. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;

  3. er geen sprake is van onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;

  4. er voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein;

  5. opslag alleen inpandig plaatsvindt, tenzij buitenopslag rechtstreeks voortvloeit uit de aard van het bedrijf en in dat geval een afdoende landschappelijke inpassing plaatsvindt.

 

4.5.6 Gebruik bedrijfsbebouwing bij veehouderijen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder c. voor het gebruik van bebouwing als dierenverblijven, mits:

  1. het geen dierenverblijven voor het houden van geiten betreft;

  2. de locatie niet gelegen is in het gebied met de gebiedsaanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’, tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij;

  3. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;

  4. maatregelen getroffen en in stand gehouden worden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;

  5. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;

  6. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;

  7. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages – maatregelen worden getroffen die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  8. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van de uitbreiding, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;

  9. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

  10. in geval van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij:

  1. binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:

  • de bestaande dierenverblijven die gesaneerd zijn, voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan ‘bestaande dierenverblijven’, zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

  • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk beëindigd is;

  1. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1 ten minste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;

  2. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;

  3. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, overgelegd is;

 

4.5.7 Mestvergisting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder e. voor mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot het hoogste 25.000 ton per jaar, mits:

  1. de locatie goed ontsloten is;

  2. de opslag, overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;

  3. in het geval dat de mest ter plaatse verder wordt bewerkt, ten minste 50 % van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water;

  4. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de omvang van de bebouwing, de effecten vanwege milieuaspecten, de effecten vanwege volksgezondheid en de afwikkeling van het verkeer inpasbaar is in de omgeving.

 

4.5.8 Kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder j. tot maximaal 25 plaatsen binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, mits:

  1. het terrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;

  2. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, mits:

  1. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet vergroot wordt;

  2. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;

  3. blijkens advies van de AAB de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;

  4. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.

 

 

 

 

 

4.6.2 Vergroting bouwvlak (vollegrond)teeltbedrijf en overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een (vollegronds) teeltbedrijf en een overig agrarisch bedrijf, mits:

  1. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 hectare;

  2. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;

  3. blijkens advies van de AAB de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;

  4. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.

 

4.6.3 Ruwvoer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een bouwvlak te vergroten met ten hoogste 0,5 hectare en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ op te nemen, indien:

  1. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;

  2. de ruimte binnen het bouwvlak niet aanwezig is;

  3. aangetoond is dat sprake is van hydrologisch neutraal ontwikkelen;

  4. geborgd wordt dat de vergroting uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen – geen gebouwen zijnde – voor de opslag van ruwvoer;

  5. er geen sprake is van een intensieve veehouderij.

 

4.6.4 Burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:

  1. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;

  2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;

  3. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;

  4. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;

  5. de woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;

  6. de woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;

  7. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

 

 

 

 

 

4.6.5 Agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van één agrarisch technisch hulpbedrijf of één agrarisch verwant bedrijf, mits:

  1. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan in milieucategorie 1 en 2 en 3.1, indien vergelijkbaar met milieucategorie 2;

  2. de totale omvang van het bouwvlak ten hoogste 5.000 m² bedraagt;

  3. overtollige bebouwing gesloopt wordt;

  4. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;

  5. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopoppervlakte van meer dan 200 m²;

  6. aangetoond is dat het bedrijf ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang.

 

4.6.6 Overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig te wijzigen dat omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf mogelijk is, mits:

  1. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet groter is dan 1,5 hectare;

  2. de omschakeling bijdraagt aan een afname van de uitstoot van milieubelastende stoffen;

  3. de omschakeling een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

 

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten van waterlopen of anderszins verlagen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen en houtopstanden;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

 

4.7.2 Uitzonderingen

Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.7.3 Toelaatbaarheid

De in 4.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. In elk geval moet worden voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de bij de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant behorende bijlage C “Pakketten maatregel fijne dooradering”.

 

Artikel 5 Bedrijf

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. één vollegronds teeltbedrijf;

  2. één overig agrarisch bedrijf;

  3. één agrarisch technisch hulpbedrijf in milieucategorie 1, 2 en 3.1 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch hebben en 1 en 2 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch met waarden hebben;

  4. één agrarisch verwant bedrijf in milieucategorie 1, 2 en 3.1 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch hebben en 1 en 2 indien de omliggende gronden de bestemming Agrarisch met waarden hebben;

  5. een gemaal ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';

  6. niet-agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1 t/m 52’ een en ander overeenkomstig de tabel ‘Bedrijf’;

 

Tabel ‘Bedrijf’

Nr.

Adres

Kern

Niet-agrarische activiteit

 

Bebouwde oppervlakte

1

Hoogeind 8

Oeffelt

tentenopslag

max. 225 m²

2

Kruispunt 1a

Oeffelt

meubelmakerij

max. 800 m²

3

Kruispunt 26-28

Oeffelt

steenfabriek

max. 22.690 m²

4

Rijtjes 13

Oeffelt

transportbedrijf

max. 425 m²

5

Scheperstraat 2A

Oeffelt

hoveniersbedrijf met hondenopvang als nevenactiviteit

max. 1.500 m²

6

Scheperstraat 6

Oeffelt

transportbedrijf

max. 1.360 m²

7

Urlingsestraat 5a

Oeffelt

statische opslag

max. 1.250 m²

8

Urlingsestraat 6a

Oeffelt

timmerwerkplaats

max. 1.525 m²

9

Urlingsestraat 23

Oeffelt

autosloperij

max. 1.070 m²

10

Hapseweg 3

Beugen

aardappelopslag en verwerkingsbedrijf met transport en (statische) opslag en verwerking van producten op agrarisch gebied met transport

max. 3.440 m²

11

Hoge Startwijk 13a

Beugen

handelsbedrijf

max. 5.940 m²

12

Laag Werveld 1

Beugen

detailhandel in agrarische benodigdheden

max. 3.950 m²

13

Provincialeweg 19-21

Beugen

bedrijfsverzamelgebouw voor bedrijven in milieucategorie 1 en 2 en 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2

max. 2.000 m²

14

Voordstraat 7a

Beugen

caravanstalling

max. 460 m²

15

Voordtstraat 8

Beugen

aannemersbedrijf

max. 3.860 m²

16

Voordtstraat 9

Beugen

graanhandel

max. 175 m²

17

Voordtstraat 12

Beugen

metaalbewerkingsbedrijf

max. 535 m²

18

Hoogeindsestraat 14

Rijkevoort

productie en handel in diergeneesmiddelen

max. 600 m²

19

Hoogeindsestraat 31

Rijkevoort

zuivelfabriek

max. 27.600 m²

20

Hoogeindsestraat 29, 32 en 36

Rijkevoort

Transportbedrijf, uitsluitend kantoor- of diens- ruimten en geen rechtstreeks met transport samenhangende activiteiten

max. 6.900 m²

21

Beugenseweg 61

Boxmeer

handel en detailhandel in groente en fruit

max. 1.600 m²

22

Veerstraat 42

Boxmeer

betoncentrale en laad- en loswal grenzend aan de Maas

max. 984 m²

23

Rijkevoortseweg 5

Boxmeer

handel en verkoop in tuinornamenten

max. 890 m²

24

Waterleidingstraat 10

Boxmeer

waterpompstation

max. 905 m²

25

Verlengde Heistraat 5

Sambeek

modeltuin, ondersteunende horeca, functiegebonden detailhandel, 1 recreatiewoning

max. 750 m²

26

Grotestraat 104a

Sambeek

keukeninrichtingsbedrijf en - showroom

max. 1.510 m²

27

Grotestraat 109

Sambeek

fourage- en composthandel

max. 2.100 m²

28

Heikant 7

Sambeek

Kwekerij, tuincentrum met verkooppunt, zorg/dagbesteding t.b.v. mensen met beperkingen, fruitpark, ondersteunende horeca, expositieruimte/ educatieve ruimte, uitzichttoren

max. 2.310 m²

29

Hoogeindseweg 2B

Sambeek

loonwerk- en transportbedrijf

max. 1.920 m²

30

Maasstraat 8

Sambeek

werkplaats sluiscomplex

max. 170 m²

31

Maasstraat 28

Sambeek

werkplaats sluiscomplex

max. 55 m²

32

Radioweg 7

Sambeek

Installatiebedrijf stalinrichtingen

Max. 3.650 m²

33

Sint Janslaan 19

Sambeek

timmerwerkplaats

max. 1.100 m²

34

Stalenberg 20

Sambeek

opslagloods ten behoeve van sloopbedrijf Stalenberg 18

max. 780 m²

35

Langstraat 16

Vortum-Mullem

autobedrijf

max. 600 m²

36

Hultenhoek 12

Groeningen

opslag

max. 1.200 m²

37

Molenweg 1-1a

Vierlingsbeek

autobedrijf

max. 1.575 m²

38

Molenweg 11-13

Vierlingsbeek

mengvoederbedrijf

max. 2.750 m²

39

Overloonseweg 11a

Vierlingsbeek

handelsbedrijf

max. 6.625 m²

40

Parallelweg 10

Vierlingsbeek

Het telen van paddenstoelen en meelwormen met als neven- activiteit het houden van maximaal 53 schapen

max. 900 m²

41

Crooijmansweg 1

Overloon

trendvijvers

max. 900 m²

42

Groeningsedijk 1

Overloon

waterpompstation

max. 600 m²

43

Heikant 5

Overloon

aardappelgroothandel

max. 6.830 m²

44

Holthesedijk 2a

Overloon

(tuin)vijvercentrum

max. 815 m²

45

Holthesedijk (Q364)

Overloon

milieustraat

max. 50 m²

46

Oploseweg 11

Overloon

constructiebedrijf

max. 460 m²

47

Oploseweg 17-19

Overloon

machineverhuur, sloop- en loonbedrijf

max. 6.875 m²

48

Rondweg 14a

Overloon

steenhandel

max. 710 m²

49

Stevensbeekseweg 39

Overloon

loonwerk-, grondverzetbedrijf, puinopslag, groenrecycling, opslag t.b.v. zand, grond, klei maximaal 5.000 m³, maximaal 5.000 m³ puin, groenrecycling maximaal 10.000 m³

max. 2.440 m²

50

Vierlingsbeekseweg 73a

Overloon

aardappelgroothandel en logistiek, opslag en transport van agrarische en aanverwante producten

max. 12.950 m²

51

de Breid 11

Maashees

cultuurtechniek/groenvoorziening

max. 1.940 m²

52

Op den Bosch 12

Maashees

aardappelgroothandel en logistiek, opslag en transport van agrarische en aanverwante producten

max. 7.810 m²

 

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veehouderij’ een neventak veehouderij;

  2. bestaande bedrijfswoningen;

  3. teeltondersteunende voorzieningen;

  4. paardenrijbakken;

  5. statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;

  6. een parkeerterrein voor campers, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – camperplaats’;

  7. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaats van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’;

  8. ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten;

  9. aan huis gebonden beroepen;

  10. tuinen, erven en terreinen;

  11. parkeervoorzieningen;

  12. groenvoorzieningen;

  13. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

 

 

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

 

Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal 80% tenzij anders is aangegeven in de tabel ‘Bedrijf’; de in de tabel genoemde maximaal bebouwde oppervlaktes zijn exclusief de bedrijfswoningen;

  3. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter;

  4. in afwijking van het gestelde onder c. bedragen de goothoogte en hoogte op de percelen:

Nr.

Adres

Goothoogte

Hoogte

3

Kruispunt 26-28

max. 10 meter

max. 10 meter

15

Voordtstraat 8

max. 10 meter

max. 10 meter

19

Hoogeindsestraat 31

max. 14 meter

max. 14 meter

20

Hoogeindsestraat 29-32-36

max. 10 meter

max. 10 meter

24

Waterleidingstraat 10

max. 10 meter

max. 15 meter

38

Molenweg 11-13

max. 15 meter

max. 15 meter

42

Groeningsedijk 1

max. 10 meter

max. 15 meter

 

  1. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – camperplaats’ is geen bebouwing toegestaan, behoudens ondergrondse voorzieningen ten behoeve van beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater.

 

5.2.3 Gebouwen voor nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. het bestemmingsvlak mag geheel worden bebouwd;

  2. de goothoogte en hoogte bedraagt niet meer dan 5 meter.

 

5.2.4 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.

 

5.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd schoorstenen en silo’s waarvan de hoogte maximaal 15 meter bedraagt, erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. in afwijking van het gestelde onder a. bedraagt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het perceel (22) Veerstraat 42 in Boxmeer maximaal 21 meter.

 

5.2.6 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen hebben een hoogte van maximaal 3 meter;

  2. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt maximaal 5.000 m²;

  3. ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - teeltondersteunende kassen’ mag maximaal 1,5 ha netto glas worden opgericht, met dien verstande dat omschakeling en doorgroei naar zelfstandige glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan.

 

5.2.7 Paardenrijbakken

Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bestemmingsvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Afstand tot de perceelsgrenzen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder a. voor het bouwen op een kleinere, maar minimaal 3 meter, afstand tot de perceelsgrenzen.

 

5.3.2 Hoogte van bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder c. en in 5.2.5 onder a. tot een hoogte van respectievelijk 15 en 20 meter (schoorstenen en silo’s) indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

5.3.3 Paardenrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.7 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij paardenrijbakken.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Aan huis gebonden beroep

Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

  2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;

  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;

  4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;

  5. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

 

5.4.2 Ondergeschikte detailhandel

Ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten is toegestaan, mits:

  1. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;

  2. de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 200 m² gaat bedragen;

  3. de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

 

5.4.3 Neventak veehouderij

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veehouderij’ mag de omvang van de veehouderij niet meer bedragen dan per locatie is aangeven in de volgende tabel:

 

Zandsteeg 16, Sambeek

maximaal 10 zoogkoeien, 90 stuks jongvee, 8 vleeskalveren en 2 paarden

De Breid 7B-9, Maashees

maximaal 25 stuks jongvee en 54 stuks vleesvee

 

5.4.4 Mestbewerking

Bij agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven is mestbewerking toegestaan indien:

  1. de mest met pijpleidingen wordt aangevoerd vanaf de locatie waar de mest geproduceerd wordt;

  2. ten minste 50% van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water;

  3. de opslag, overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;

  4. de mestbewerking vanuit het oogpunt van een goede leefomgeving en gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;

  5. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;

  6. de locatie buiten de aanduiding ‘gebied beperkingen veehouderij’ ligt;

  7. de landschappelijke inpassing ten minste 15% van de omvang van het bouwperceel bedraagt;

  8. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de ontwikkeling.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gestelde in 5.1 onder c. en d. voor het toestaan van bedrijven die in de meest recente handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG niet of in een hogere milieucategorie opgenomen zijn, mits:

  1. de aantasting van het woon- en leefklimaat niet onevenredig toeneemt;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

 

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.6.1 Burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:

  1. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;

  2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;

  3. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;

  4. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;

  5. de woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;

  6. de woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;

  7. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

5.6.2 Vergroten bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak van een (vollegronds) teeltbedrijf, een overig agrarisch bedrijf een agrarisch technisch hulpbedrijf en een agrarisch verwant bedrijf, mits:

  1. de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet groter wordt dan 5.000 m²;

  2. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;

  3. blijkens advies van de AAB de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;

  4. de vergroting een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  5. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet wordt belemmerd of aangetast.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Bedrijf - Hoogspanningsstation

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf – Hoogspanningsstation” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hoogspannings(koppel)station voor het transporteren, verdelen en transformeren van elektrische energie met bijbehorende voorzieningen;

  2. opstijgpunten ten behoeve van een 150 kV-verbinding;

  3. gebouwen en bouwwerken;

  4. erven en terreinen;

  5. kabels en leidingen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. wegen, paden en verhardingen;

  9. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. de totale oppervlakte bedraagt maximaal 2.000 m²;

  3. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 15 en 17,5 meter.

 

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 10 meter, behoudens bliksempieken en erf- en terreinafscheidingen;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 4 meter;

  3. de hoogte van bliksempieken bedraagt maximaal 30 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Cultuur en ontspanning” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. educatiepark;

  2. groenvoorzieningen;

  3. wegen, paden en verkeersvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. de totale oppervlakte bedraagt maximaal 100 m²;

  3. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 en 5 meter.

 

7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op deze gronden worden uitsluitend omheiningen gebouwd met een hoogte van maximaal 1,5 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Bordeel

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Cultuur en ontspanning - Bordeel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bordeel;

  2. wonen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. wegen en paden;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal 40%

  3. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter.

 

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vòòr de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.

 

8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Horeca

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van horeca – 1 t/m 10, gespecificeerd in de tabel ‘Horeca’;

  2. bestaande bedrijfswoningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. tuinen, erven en terreinen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

Tabel ‘Horeca’

Nr.

Adres

Kern

Categorie

Toegestane activiteit(en)

Bebouwde oppervlakte

1

Heide 8

Oeffelt

categorie 1

hotel, conferentieoord

500 m²

2

Veerweg 2

Oeffelt

categorie 2

hotel-café-restaurant

470 m²

3

Voordstraat 11

Beugen

categorie 2

café

500 m²

4

Sint Anthonisweg 63

Boxmeer

categorie 2

restaurant en zaalaccommodatie

935 m²

5

Maasstraat 12

Sambeek

categorie 1

lunchroom

165 m²

6

Oploseweg 30-32

Overloon

categorie 1

restaurant

400 m²

7

Duivenbosweg 1

Overloon

categorie 1

brasserie

900 m²

8

Holthesedijk 2

Overloon

categorie 1

restaurant

750 m²

9

Koudenhoek 1

Holthees

categorie 2

zaalaccommodatie van maximaal 80 m²

400 m²

10

Op den Berg 1

Maashees

categorie 1

restaurant

700 m²

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. indien op de verbeelding een bouwvlak aangegeven is dan worden de gebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen dat bouwvlak gebouwd;

  2. gebouwen worden uitsluitend op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  3. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal de in de tabel ‘Horeca’ genoemde oppervlakte; de in die tabel genoemde oppervlaktes zijn exclusief de bedrijfswoningen;

  4. de goothoogte en hoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 en 10 meter.

 

 

9.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vòòr de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 95 m² per woning;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.

 

9.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.

 

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:

  1. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;

  2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;

  3. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Maatschappelijk - AZC

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk - AZC” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de huisvesting van asielzoekers;

  2. tuinen, erven en terreinen

  3. speelvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 16.000 m²;

  3. de goothoogte en hoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 15 en 18 meter.

 

10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, palen en masten;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 12 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Maatschappelijk - Dierenopvang

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk - Dierenopvang” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. opvang en verblijf van honden en katten;

  2. een bestaande bedrijfswoning;

  3. tuinen, erven en parkeervoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. het bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot maximaal de in de tabel ‘Maatschappelijk’ genoemde oppervlaktes (exclusief de bedrijfswoningen);

  3. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter;

  4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³;

 

Tabel ‘Maatschappelijk’

Nr.

Adres

Kern

Bebouwde oppervlakte

1

Heide 13

Oeffelt

max. 780 m²

2

Melder 4a

Oeffelt

max. 100 m²

3

Werveld 1

Oeffelt

max. 400 m²

4

Hondsbergweg 1

Overloon

max. 900 m²

5

Kamphoefweg 2a

Overloon

max. 950 m²

 

11.2.2 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.

 

11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd schoorstenen en silo’s waarvan de hoogte maximaal 15 meter bedraagt, erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:

  1. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;

  2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;

  3. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Maatschappelijk - Zorgboerderij

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk - Zorgboerderij” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een zorgboerderij met maximaal 28 woonzorgeenheden;

  2. een bestaande bedrijfswoning;

  3. tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen bedraagt maximaal 2.500 m²;

  3. de goothoogte en hoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 4 en 8 meter;

  4. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud.

 

12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 800 m²;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 8 meter.

 

12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, palen en masten;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 12 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 13 Natuur

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden en bestaande biotopen;

  2. behoud van de natuurlijke hydrologische situatie;

  3. een informatiegebouw, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – informatiepunt’;

  4. een kampeerterrein met ondersteunende horeca voor natuurkamperen of groepskamperen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur - en groepskamperen’;

  5. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – recreatiewoning’;

  6. een uitkijktoren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur - uitkijktoren’;

  7. waterhuishoudkundige doeleinden;

  8. extensief recreatief medegebruik;

  9. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden worden geen gebouwen gebouwd, behoudens:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – informatiepunt’ waar een gebouw is toegestaan met een maximale oppervlakte van 100 m² en met een maximale goothoogte en hoogte van respectievelijk 3 en 3,5 meter;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding ‘uitkijktoren’ waar een uitkijktoren is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 100 m² en een hoogte van maximaal 28 meter;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuur- en groepskamperen’ een gebouw met een oppervlakte van maximaal 80 m² en een hoogte van maximaal 4,5 meter ten behoeve van een kampeerterrein en dagrecreatie;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – recreatiewoning’ waar een recreatieverblijf is toegestaan zonder onderbouw/kelder, bestaande uit één bouwlaag, met maximaal de bestaande oppervlakte en met een hoogte van maximaal 4,5 meter.

 

13.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter, behoudens palen ten behoeve van ooievaarsnesten waarvan de hoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen van gebouwen op locaties met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur - natuur- en groepskamperen’ onder de voorwaarde, dat per locatie één gebouw is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m² en met een maximale goothoogte en hoogte van respectievelijk 3 en 4,5 meter.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, en de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten van waterlopen of anderszins verlagen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen en houtopstanden;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

13.4.2 Uitzonderingen

Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

13.4.3 Toelaatbaarheid

De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. In elk geval moet worden voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de bij de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant behorende bijlage C “Pakketten maatregel fijne dooradering”.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 14 Recreatie

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatievoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 1 t/m 27’;

  2. ondersteunende horeca;

  3. horeca 1 ter plaatse van de functieaanduiding ‘horeca’;

  4. centrale voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen’;

  5. een woonboot, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding- woonboot’;

  6. bestaande bedrijfswoningen;

  7. paden en parkeervoorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie parkeerplaats' een parkeerplaats;

  8. groenvoorzieningen;

  9. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen en tevens ter plaatse van de aanduiding 'water' waterlopen en waterpartijen.

 

Tabel ‘Recreatie – activiteiten’

Nr.

Adres

 

Toegestaan

1

Veerweg 8

Oeffelt

sanitair- en receptiegebouw, beheerderverblijf, maximaal 56 kampeerstaanplaatsen en 4 trekkershutten

2

Heide 8

Oeffelt

vakantiewoningen en safaritenten, bedrijfswoning

3

Viltseweg 3

Oeffelt

groepsaccommodatie en bedrijfswoning met als nevenactiviteit akkerbouw en kerstbomenteelt

4

Papenvoortsedijk 6a

Rijkevoort

groepsaccommodatie, vijf chalets, bedrijfswoning en ondersteunende grondgebonden agrarische bedrijvigheid

5

Beugense Maasstraat 7

Beugen

jachthaven

6

Laag Werveld 9-9a

Beugen

groepsaccommodatie en bedrijfswoning

7

Oeffeltseweg 26

Beugen

dagrecreatieve doeleinden, vertrek- en eindpunt voor recreatieve activiteiten

8

De Wittenberg 5

Groeningen

bed & breakfast, kamperen in kampeermiddelen en in maximaal 6 trekkershutten, ezelgasterij met ondersteunende detailhandel

9

Duivenbosweg 1

Overloon

maximaal 40 kampeerstaanplaatsen, 5 stacaravans/chalets, bed & breakfast, groepsaccommodatie

10

Duivenbosweg 4

Overloon

maximaal 80 stacaravans/chalets, centraal gebouw en bedrijfswoning

11

Heikantweg 6

Overloon

maximaal 21 recreatieappartementen en bedrijfswoning

12

Helderseweg

Overloon

maximaal 78 vakantiewoningen met bijbehorende bouwwerken

13

Bossenhoekweg 14

Overloon

bed & breakfast

14

Holthesedijk 6a

Overloon

(appartementen-)hotel, horeca 2, wellnessgebouwen, thermaalbad, gebouw t.b.v. dagrecreatie en natuurkampeerterrein met ondersteunende detailhandel

15

Holthesedijk 8

Overloon

maximaal 15 kampeerstaanplaatsen, dagrecreatieve doeleinden en bedrijfswoning

16

Holthesedijk 10

Overloon

beeldentuin

17

Schaartven 1

Overloon

maximaal 100 recreatiewoningen, 3 groepsaccommodaties, een centraal gebouw en een bedrijfswoning

18

Stevensbeekseweg 4b-4c

Overloon

groepsaccommodatie en bedrijfswoning

19

Rondweg 8

Overloon

groepsaccommodatie en bedrijfswoning

20

Merseloseweg 24

Overloon

groepsaccommodatie en bedrijfswoning

21

Raaijweg 25

Overloon

maximaal 234 recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken, 1 groepsaccommodatie, centrale voorzieningen

22

Vierlingsbeekseweg 42

Overloon

groepsaccommodatie met recreatie-, sanitair- en horecaruimte, 2 vakantiewoningen en maximaal 15 kampeerplaatsen

23

Sleijbergweg 1

Holthees

bed & breakfast, maximaal 25 kampeerstaanplaatsen en 3 trekkershutten, centraal gebouw en bedrijfswoning

24

Koudenhoek 1

Holthees

groepsaccommodatie, maximaal 30 kampeerstaanplaatsen en maximaal 10 stacaravans/chalets

25

Op den Berg

Maashees

maximaal 79 stacaravans/chalets met bijbehorend bouwwerk

26

Op den Berg 4

Maashees

maximaal 6 chalets met bijbehorend bouwwerk

27

Op den Berg 5a

Maashees

kamperen, 1 recreatiewoning en maximaal 10 trekkershutten

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

 

 

14.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. indien op de verbeelding een bouwvlak aangegeven is dan worden de gebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen dat bouwvlak gebouwd;

  2. indien geen bouwvlak is aangegeven dan bedraagt de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,5 meter;

  3. voor de toegestane activiteiten en maatvoering gelden de tabellen ‘Recreatie – activiteiten’ en ‘Recreatie-maten’.

Tabel ‘Recreatie – maten’

Nr.

Adres

Bebouwing

m2/m3/%

Goothoogte

Hoogte

1

Veerweg 8

centrale voorzieningen

trekkershut

250 m²

16 m²

3,5 meter

3,5 meter

6 meter

4,5 meter

2

Heide 8

bedrijfswoning

vakantiewoningen/safaritenten

750 m³

10%

5 meter

3 meter

10 meter

5,5 meter

3

Viltseweg 3

bedrijfswoning

groepsaccommodatie

bedrijfsgebouw

750 m³

450 m²

175 m²

5 meter

3,5 meter

3,5 meter

10 meter

6 meter

5,5 meter

4

Papenvoortsedijk 6a

groepsaccommodatie

chalet

agrarische bedrijfsbebouwing

bedrijfswoning

525 m²

55 m²

400 m²

750 m³

3,5 meter

3 meter

3,5 meter

5 meter

8 meter

5,5 meter

5,5 meter

10 meter

5

Beugense Maasstraat 7

bebouwing

bijbehorende bouwwerken

500 m²

5,5 meter

3 meter

10 meter

5,5 meter

6

Laag Werveld 9-9a

groepsaccommodatie

overdekt terras

expositieruimte

fietsenstalling

bedrijfswoning

724 m²

62 m²

90 m²

60 m²

750 m³

5 meter

3 meter

3 meter

3 meter

5 meter

10 meter

5,5 meter

5,5 meter

5,5 meter

10 meter

7

Oeffeltseweg 26

bebouwing

bijbehorende bouwwerken

40%

5,5 meter

3 meter

10 meter

5,5 meter

8

De Wittenberg 5

verblijfsruimte (bed & breakfast)

bedrijfswoning

bedrijfsgebouwen

100 m²

150 m²

450 m²

5 meter

5 meter

3,5 meter

10 meter

10 meter

5,5 meter

9

Duivenbosweg 1

centraal gebouw

groepsaccommodatie

stacaravan/chalet

bijbehorend bouwwerk

200 m²

1.600 m²

90 m²

10 m²

3,5 meter

3,5 meter

3,5 meter

3 meter

4,5 meter

4,5 meter

4,5 meter

3,5 meter

10

Duivenbosweg 4

bedrijfswoning

centraal gebouw

stacaravan/chalet

bijbehorend bouwwerk

750 m³

325 m²

90 m²

20 m²

5 meter

5 meter

3,5 meter

3 meter

7 meter

10 meter

4,5 meter

3,5 meter

11

Heikantweg 6

bedrijfswoning

per appartement

300 m²

15 m²

5 meter

5 meter

10 meter

8 meter

12

Helderseweg

recreatiewoning

bijbehorend bouwwerk

75 m²

15 m²

3,5 meter

3,5 meter

6 meter

3,5 meter

13

Bossenhoekweg 14

bedrijfsbebouwing

bed & breakfast

bedrijfswoning

330 m²

225 m²

750 m³

5 meter

5 meter

5 meter

10 meter

10 meter

10 meter

14

Holthesedijk 6a

appartementenhotel

wellnessgebouwen

gebouw dagrecreatie

4.500 m²

1.600 m²

80 m²

10 meter

3 meter

4,5 meter

10 meter

4 meter

4,5 meter

15

Holthesedijk 8

centraal gebouw

bedrijfswoning

bijbehorende bouwwerken

130 m²

750 m³

130 m²

6 meter

6 meter

3,5 meter

10 meter

10 meter

5,5 meter

16

Holthesedijk 10

bedrijfsbebouwing

terreinafrastering (geen muur of schutting)

260 m²

n.v.t.

5 meter

n.v.t.

10 meter

2,5 meter

17

Schaartven 1

bedrijfswoning

recreatiewoning

groepsaccommodatie

centraal gebouw

1.200 m³

85 m²

1.000 m²

1.800 m²

6 meter

3,5 meter

3,5 meter

4,5 meter

10 meter

6 meter

6 meter

10 meter

18

Stevensbeekseweg 4b-4c

groepsaccommodatie

bedrijfswoning

750 m²

750 m³

5 meter

5 meter

10 meter

10 meter

19

Rondweg 8

groepsaccommodatie

bedrijfswoning

250 m²

750 m³

5 meter

5 meter

10 meter

10 meter

20

Merseloseweg 24

bedrijfswoning

groepsaccommodatie

ondersteunende horeca

750 m³

1.325 m²

50 m²

5 meter

5 meter

10 meter

10 meter

10 meter

10 meter

21

Raaijweg 25

centrale voorzieningen

recreatiewoning

groepsaccommodatie

bijbehorend bouwwerk

4.000 m²

95 m²

200 m²

20 m²

10 meter

3,5 meter

3,5 meter

3 meter

12 meter

9 meter

9 meter

3,5 meter

22

Vierlingsbeekseweg 42

Bedrijfswoning

Groepsaccommodatie

vakantiewoningen

750 m³

185 m²

45 en 60 m²

4 meter

3,5 meter

3 meter

10 meter

8 meter

6 meter

23

Sleijbergweg 1

bedrijfswoning

bedrijfsgebouwen

trekkershutten

750 m³

500 m²

3 x 15 m²

5 meter

5 meter

3 meter

10 meter

10 meter

5,5 meter

24

Koudenhoek 1

groepsaccommodatie

bedrijfswoning

stacaravan/chalet

 

 

 

200 m²

750 m³

75 m²

3 meter

4 meter

3,5 meter

6 meter

7 meter

4,2 meter

25

Op den Berg

stacaravan/chalet

bijbehorend bouwwerk

40% perceelopp

20 m²

3 meter

2,7 meter

3,5 meter

3,2 meter

26

Op den Berg 4

stacaravan/chalet

bijbehorend bouwwerk

65 m²

20 m²

3 meter

3 meter

4 meter

6 meter

27

Op den Berg 5a

recreatiewoning

trekkershut

bijbehorend bouwwerk

40% perceelopp.

20 m²

10 m²

3 meter

3 meter

2,7 meter

4 meter

6 meter

3,2 meter

 

14.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 95 m²;

  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.

 

14.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, palen en masten;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 12 meter.

 

 

Artikel 15 Recreatie - Op den Bosch 3

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie - Op den Bosch 3” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bedrijfsmatige exploitatie van vrijstaande en twee- aan-een-gebouwde recreatiewoningen als één complex;

  2. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een saunacentrum met beauty- en fitnessvoorzieningen en hieraan ondergeschikte, niet zelfstandige horecavoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

  3. een zelfstandige horecavoorziening waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m² bedraagt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

  4. één inpandige bedrijfswoning of appartement, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

  5. verkeers- en parkeerdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats’;

  6. groenvoorzieningen met een visuele afschermende functie naar de omgeving ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. er mogen in totaal niet meer dan 35 recreatiewoningen aanwezig zijn;

  2. de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt niet minder dan 50 m² en niet meer dan 75 m²;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 1.750 m²;

  4. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 respectievelijk 8,5 meter;

  5. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen bedraagt niet minder dan 5 meter.

 

15.2.2 Bij de recreatiewoningen behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bij de recreatiewoningen behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. per recreatiewoning is één bijbehorend bouwwerk met een maximale oppervlakte van 10 m² toegestaan;

  2. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 2,5 en 4 meter.

 

15.2.3 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Het hoofdgebouw wordt uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ met een maximale oppervlakte van 1.250 m²;

  2. de inhoud van de inpandige bedrijfswoning of appartement bedraagt maximaal 750 m³;

  3. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 7 respectievelijk 8,5 meter, tenzij sprake is van een kap met hellend dak als afdekking waarvan alsdan de bouwhoogte niet meer dan 10 meter bedraagt en de goothoogte niet meer dan 6 meter;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag over een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 250 m² de goothoogte maximaal 10 meter en de bouwhoogte maximaal 12,5 meter bedragen.

 

15.2.4 Bij het hoofdgebouw behorende bouwwerken

Voor het bouwen van bij het hoofdgebouw behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ mogen maximaal 3 bijbehorende bouwwerken met een maximale oppervlakte van 75 m² worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 meter.

 

15.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt niet meer dan 4 meter en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats’ niet meer dan 2 meter;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter en ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ niet meer dan 3 meter;

  3. de hoogte van lantaarnpalen bedraagt niet meer dan 6 meter.

 

15.3 Inrichting

Bij de inrichting van het terrein moet voldaan worden aan de volgende normen/eisen:

  1. per vierkante meter verhard oppervlak dat wordt gebouwd of aangelegd, moet binnen het plangebied ten minste 0,043 m³ aan voorzieningen ten behoeve van regenwaterpiekberging gerealiseerd worden;

  2. bij elke recreatiewoning moet minimaal één parkeerplaats voor personenauto’s gerealiseerd worden;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats’ moeten ten minste 62 parkeerplaatsen voor bezoekers van het saunacentrum gerealiseerd worden;

  4. ontsluiting van deze parkeerplaatsen alsmede van de bewoners van de recreatiewoningen geschiedt op de Grotestraat – De Breid;

  5. langs de weg Op den Bosch worden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - parkeerplaats minimaal 15 parkeerplaatsen gerealiseerd voor personeel;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeerplaats mag één uitweg op de weg Op den Bosch gerealiseerd worden voor dienstverkeer of calamiteiten.

 

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;

  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.

 

15.4.2 Uitzonderingen

Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing:

  1. voor normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

  3. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

  4. voor werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning uitgevoerd kunnen worden.

 

15.4.3 Toelaatbaarheid

De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van groenvoorzieningen met tevens een visueel afschermende functie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Sport

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. specifieke vorm van sport – 1 t/m 12 , gespecificeerd in de tabel ‘Sport’;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

Tabel ‘Sport’

Nr.

Adres

Kern

kadastraal

Activiteit

Max. m2

1

Sprongseweg 6b

Rijkevoort

W 710

visvijver

50 m²

2

Broekstraat

Boxmeer

Q 159

modelvliegveld

35 m²

3

Parallelweg 6

Boxmeer

S 209

oefenterrein paarden en pony’s

140 m²

4

Sint Anthonisweg 63

Boxmeer

Q 81

hondensportterrein

60 m²

5

Grotestraat 95c

Sambeek

M 267

gilde-/schietterrein

85 m²

6

Langstraat 6B

Vortum-Mullem

V 312

bedrijfswoning, manege met ondersteunende horeca (50 m²) en ondergeschikte detailhandel (100 m²) in eigen en/of streekgebonden producten

3.025 m²

7

Maasstraat 17

Groeningen

K 328/329

gilde-/schietterrein

200 m²

8

Heikantweg 6

Overloon

Q 149

golfterrein

60 m²

9

Vredepeelweg 1a

Overloon

U 62

oefenterrein paarden en pony’s

145 m²

10

Vliegenberg

Holthees

G 931

hondensportterrein

85 m²

11

Rieterweg 28

Maashees

G 1251

manege met bedrijfswoning

1.200 m²

12

Vennenweg 4

Maashees

G 1194

gilde-/schietterrein

105 m²

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. indien op de verbeelding een bouwvlak aangegeven is dan worden de gebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen dat bouwvlak gebouwd;

  2. gebouwen worden op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;

  3. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan in bovenstaande tabel is aangegeven;

  4. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5 en 10 meter.

 

 

16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter, met uitzondering van de onder b. tot en met e. genoemde bouwwerken;

  2. de hoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 12,5 meter;

  3. de hoogte van schietbomen bedraagt niet meer dan 15 meter;

  4. de hoogte van ballenvanghekken bedraagt niet meer dan 7,5 meter;

  5. de hoogte van reclameborden bedraagt niet meer dan 1,25 meter.

 

Artikel 17 Sport - Motorcrossterrein

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Sport – Motorcrossterrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van bestaand bos en natuurgebied;

  2. medegebruik als motorcrossterrein;

  3. waterhuishoudkundige doeleinden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. er is één clubgebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 125 m²;

  3. de goothoogte en hoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 en 4,5 meter.

 

17.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 8 meter bedraagt;

  2. terreinafscheidingen zijn niet toegestaan, behalve afzettingen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van deelnemers en toeschouwers.

 

17.3 Gebruiksregels

Het beoefenen van lawaaisporten is niet toegestaan, met uitzondering van:

  1. motorcrosstrainingen voor maximaal 7,5 uren per week;

  2. motorcrosswedstrijden voor maximaal 3 weekenden per jaar;

  3. 4x4 terreinrijden voor maximaal 4 dagen per jaar.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;

  2. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;

  6. het graven, dempen, verdiepen, vergroten of anders aanpassen van waterlopen, sloten en greppels;

  7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatie-leidingen.

 

 

 

 

17.4.2 Uitzonderingen

Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing:

  1. voor normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

  3. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

  4. voor werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning uitgevoerd kunnen worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 18 Tuin

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de woningen, gelegen op de aangrenzende gronden met de bestemming “Wonen”.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Op deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.

 

18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op deze gronden, die niet beschouwd worden als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit Omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan, worden uitsluitend erf- en tuinafscheidingen gebouwd met een hoogte van maximaal 1 meter voor de voorgevel van de woning en voor het overige maximaal 2 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 19 Verkeer

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare verkeersvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan;

  2. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³ ;

  3. de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.

 

19.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van kunstobjecten, palen, masten en portalen bedraagt niet meer dan 15 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer - Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. railverkeer;

  2. bruggen over het spoor;

  3. tunnels onderdoor het spoor;

  4. waterlopen onderdoor het spoor;

  5. gelijkvloerse overgangen ten behoeve van kruisend verkeer;

  6. geluidschermen en geluidwallen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. paden, wegen en verkeersvoorzieningen ten behoeve van het spoor;

  10. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. alleen gebouwen ten behoeve van het railverkeer zijn toegestaan;

  2. de oppervlakte van een trafostation bedraagt maximaal 100 m² en van overige gebouwen maximaal 30 m²;

  3. de goothoogte en hoogte van een trafostation bedragen niet meer dan 4,5 meter en van overige gebouwen niet meer dan 3,2 meter.

 

20.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 meter;

  2. de hoogte van geluidschermen bedraagt niet meer dan 3 meter;

  3. de hoogte van geluidwallen bedraagt niet meer dan 3 meter;

  4. de hoogte van voorzieningen voor elektrotechnische systemen bedraagt niet meer dan 4,5 meter.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid onder b en c voor het bouwen van hogere schermen of wallen onder de voorwaarde, dat:

  1. de afwijking noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;

  2. de hoogte maximaal 2 meter hoger is dan de ter plaatse toegestane maximale hoogte.

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 21 Water

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, wateraanvoer en waterafvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  2. herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en hydrologische waarden van het water;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de plezier- en beroepsscheepvaart, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - vaarwater’;

  4. een stuw- en sluizencomplex, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - stuw- en sluizencomplex’;

  5. een woonboot, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding- woonboot’;

  6. groenvoorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

 

21.2 Bouwregels

De tot ‘Water” bestemde gronden worden niet bebouwd, met uitzondering van:

  1. bruggen, duikers en vergelijkbare bouwwerken;

  2. palen en masten voor geleiding, beveiliging en regeling van het scheepvaartverkeer met een maximale hoogte van 12 meter, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - vaarwater’.

  3. gebouwen met een hoogte van maximaal 12,5 meter en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 12,5 meter, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van water - stuw- en sluizencomplex’;

 

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van waterlopen;

  2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  3. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;

  4. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben.

 

 

 

21.3.2 Uitzonderingen

Bovenstaand verbod is niet van toepassing:

  1. voor normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

  3. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

  4. voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd;

  5. voor waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de keur van het waterschap van toepassing is.

Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 22 Wonen

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. één vrijstaande woning en ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aangegeven aantal vrijstaande woningen;

  2. twee halfvrijstaande woningen ter plaatse van de bouwaanduiding ‘twee-aaneen (tae)’;

  3. drie aaneengebouwde woningen ter plaatse van de bouwaanduiding ‘aaneengebouwd (aeg)’;

  4. groepswonen in de woonboerderij met 4 aparte woongebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek vorm van wonen – bijzondere woonvorm’;

  5. een boerderijwinkel uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - boerderijwinkel’;

  6. het maximaal twee maal per jaar op het gehele in eigendom zijnde perceel plaatsvinden van een streekmarkt uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – streekmarkt’;

  7. een theehuis uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - theehuis’;

  8. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);

  9. inpandig statische opslag/stalling t.b.v. derden;

  10. paardenrijbakken;

  11. tuinen en erven;

  12. parkeervoorzieningen;

  13. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

22.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de woningen worden op minimaal 5 meter afstand van de voorste bestemmingsvlakgrens en op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen gebouwd; indien op de verbeelding een bouwvlak ingetekend is, dan wordt de woning in dat vlak gebouwd;

  2. halfvrijstaande woningen mogen aan één zijde en tussenwoningen aan beide zijden op de perceelsgrens c.q. bestemmingsvlakgrens worden gebouwd;

  3. de inhoud van de woning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud of maximaal de inhoud die op de verbeelding aangegeven wordt met de aanduiding ‘maximum volume (m³)’;

  4. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 en 10 meter.

 

22.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;

  2. achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;

  2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;

  4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;

  1. de gezamenlijk oppervlakte bedraagt per woning niet meer dan 95 m², tenzij anders is aangegeven met de aanduiding ‘maximum oppervlakte bijgebouwen (m²)’;

  2. bij een woonboerderij bedraagt de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 190 m²;

  3. indien het bestemmingsvlak groter is dan 300 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 150 m²;

  4. indien de legaal aanwezige oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan op grond van hiervoor onder d. en e. is toegestaan, dan mogen alleen nieuwe bouwwerken worden gebouwd indien per 10 m² nieuwbouw tenminste 30 m² gesloopt wordt;

  5. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;

  1. de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);

  2. indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;

  1. naast het bepaalde onder d. e. en f. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 25 m² en met een hoogte van maximaal 3 meter.

 

22.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.

 

22.2.5 Paardenrijbakken

Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.3.1 Paardenrijbakken

 

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.5 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

 

 

 

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

 

22.4.1 Aan huis gebonden beroep

Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

  2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;

  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;

  4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;

  5. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

 

22.4.2 Kamperen

Met een omgevingsvergunning kan recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen met ondersteunende horeca binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak worden toegestaan, mits:

  1. er maximaal 25 kampeerplaatsen worden aangelegd, indien het perceel ten minste 1 hectare groot is, waarvan ten minste de helft beschikbaar is als kampeerterrein;

  2. er maximaal 15 kampeerplaatsen worden aangelegd, indien het perceel ten minste 0,5 hectare groot is, waarvan ten minste de helft beschikbaar is als kampeerterrein;

  3. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden;

  4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).

  5. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen door op de verbeelding de bouwaanduiding “twee-aan-een (tae)” aan te brengen om zo de splitsing van een woonboerderij in twee woningen mogelijk te maken, mits:

  1. er sprake is van een woonboerderij met een bouwmassa van ten minste 900 m³;

  2. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;

  3. er twee volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van ten minste 350 m³;

  4. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;

  5. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;

  6. de nieuwe woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;

  7. de nieuwe woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;

  8. indien meer dan 190 m² (voormalige) bedrijfsgebouwen c.q. bijbehorende bouwwerken aanwezig is, de totale oppervlakte na de splitsing niet vergroot wordt;

  9. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

 

 

 

 

Artikel 23 Wonen - Landhuis

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen – Landhuis” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vrijstaande landhuizen;

  2. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);

  3. tuinen en erven;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. paardenrijbakken;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Landhuizen

Voor het bouwen van landhuizen gelden de volgende bepalingen:

  1. het landhuis wordt op minimaal 5 meter van de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. de breedte bedraagt minimaal 10 en maximaal 20 meter;

  3. de diepte bedraagt maximaal 30 meter;

  4. de oppervlakte bedraagt maximaal 400 m²;

  5. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk maximaal 6 en 12 meter;

  6. de inhoud bedraagt maximaal 2.500 m³;

  7. de dakhelling is gelegen tussen de 35 en 55 graden.

 

23.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het landhuis gebouwd;

  2. de afstand tot het landhuis bedraagt minimaal 5 en maximaal 25 meter;

  3. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 270 m²;

  4. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk maximaal 3 en 5,5 meter.

 

23.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;

  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.

 

23.2.4 Paardenrijbakken

Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande legale paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

 

23.4 Specifieke gebruiksregels

Bij landhuizen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  1. het landhuis blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

  2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;

  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;

  4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;

  5. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 24 Leiding

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding” aangewezen gronden zijn, behalve voor de voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van:

  1. een gastransportleiding ter plaatse van het figuur ‘hartlijn leiding – gas’;

  2. een rioolpersleiding ter plaatse van het figuur ‘hartlijn – riool’;

  3. een hogedruk waterleiding ter plaatse van het figuur ‘hartlijn leiding – water’;

 

24.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten dienste van de leiding;

  2. hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 55 meter ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsverbindingen.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor het verlenen van de vergunning advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.4.1 Werken en werkzaamheden

Binnen deze bestemming is in geval van ondergrondse leidingen een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

24.4.2 Uitzonderingen

De in het vorige lid genoemde vergunning is niet nodig voor werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

 

24.4.3 Toelaatbaarheid

De vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de leiding. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de leiding.

 

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Leiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien de leiding feitelijk buiten werking is gesteld of definitief niet wordt aangelegd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding – Hoogspanningsverbinding” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen met een maximum van 150 kV, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding 1’;

  2. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de ondergrondse hoogspanningsleidingen met een maximum van 150 kV, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding 2’;

  3. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen met een maximum van 380 kV, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding 3’;

  4. toegangswegen en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming;

  5. groenvoorzieningen en paden.

 

25.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend:

  1. bestaande bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd mits de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

  2. hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 55 meter ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen worden gebouwd.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorig lid voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen en voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de hoogspanningsverbinding, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;

  2. door de bouw of plaatsing van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in het eerste lid omschreven doeleinden;

  3. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening gewaarborgd zijn;

  4. voor het verlenen van de vergunning advies bij de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het veranderen van het huidig maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagingen of afgraven, dieper dan 0,80 meter onder peil;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 0,80 meter onder peil;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,80 meter onder peil;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, dieper dan 0,80 meter onder peil;

  5. het aanbrengen van andere kabels en leidingen, anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

  6. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;

  7. het aanleggen van drainage dieper dan 1 meter onder peil;

  8. het aanbrengen van verhardingen, wegen en paden;

  9. het opslaan van goederen.

 

25.4.2 Uitzonderingen

Het in het vorig lid vervatte verbod is niet toepassing op werken en werkzaamheden die

  1. verband houden met de aanleg van de ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;

  2. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  3. reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in het eerste lid genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding gewaarborgd zijn.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 26 Waarde – Archeologie 1

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 1” aangewezen gronden zijn op basis van de Erfgoedwet door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als archeologisch rijksmonument.

 

26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.2.1 Verbod

Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen.

 

26.2.2 Vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning:

  1. een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  2. een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

  3. de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;

  2. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;

  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;

  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;

  5. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;

  6. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;

  7. het scheuren van grasland, zulks indien de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;

  8. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

 

26.2.3 Aanvraag

De in deze regel genoemde vergunning kan worden aangevraagd bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 27 Waarde – Archeologie 3

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

27.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

27.2.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

 

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.

 

27.3.2 Uitzonderingen

Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

  2. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

27.4.1 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

 

27.4.2 Deskundige

Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.

 

27.4.3 Melding

Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

 

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 28 Waarde – Archeologie 4

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 4” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

28.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

28.2.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

 

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt.

 

28.3.2 Uitzonderingen

Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

  2. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

28.4.1 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

 

28.4.2 Deskundige

Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.

 

28.4.3 Melding

Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

 

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 4 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 29 Waterstaat - Aansluiting primaire waterkering

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat – Aansluiting primaire waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aansluitingen primaire waterkering op de naastgelegen hoge gronden.

 

29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.2.1 Werken en werkzaamheden

Binnen deze bestemming is, voor zover niet reeds een vergunning van het waterschap nodig is, een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

  6. het aanbrengen van drainage en andere leidingen;

  7. werken en werkzaamheden die een wijziging van het (grond)waterpeil tot gevolg hebben.

 

29.2.2 Uitzonderingen

De in het vorig lid genoemde omgevingsvergunning is niet nodig voor:

  1. normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.2.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 30 Waterstaat - Attentiegebied NNB

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat – Attentiegebied NNB” (Natuurnetwerk Brabant) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

 

30.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingswet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².

 

30.2.2 Uitzonderingen

Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

30.2.3 Toelaatbaarheid

De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van hydrologische waarden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij het waterschap Aa en Maas.

 

30.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van deze bestemming te wijzigen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. de beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging van de begrenzing nodig is, heeft geen invloed op de waterhuishouding ter plaatse;

  2. waterschap Aa en Maas om schriftelijk advies is gevraagd;

  3. gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant hebben positief besloten tot wijziging van de begrenzing.

 

 

Artikel 31 Waterstaat - Stroomvoerend regime

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Stroomvoerend regime” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van rivierwater van de Maas.

 

31.2 Bouwregels

 

31.2.1 Algemeen

De gronden worden uitsluitend bebouwd ten behoeve van de in de volgende leden genoemde riviergebonden activiteiten en niet-riviergebonden activiteiten, mits de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.

 

31.2.2 Riviergebonden activiteiten

De riviergebonden activiteiten zijn (ja, mits):

  1. de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige kunstwerken;

  2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;

  3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;

  4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagactiviteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;

  5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;

  6. de realisatie van natuur;

  7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;

  8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;

  9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.

 

31.2.3 Niet-riviergebonden activiteiten

Binnen het stroomvoerend regime is uitbreiding of vestiging van nieuwe niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek en nadat Rijkswaterstaat is gehoord, kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn, waarbij het om één van de volgende situaties kan gaan:

  1. een activiteit met een groot openbaar belang, die redelijkerwijs niet buiten het regime kan worden gerealiseerd;

  2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven, die redelijkerwijs niet buiten het regime kan worden gerealiseerd;

  3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, of

  4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig gezien aanvaardbare locatie.

 

31.2.4 Voorwaarden

De activiteiten genoemd in de vorige leden moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

  2. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;

  3. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;

  4. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;

  5. de gevraagde rivierverruimende maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

 

31.3 Advies

In alle in de vorige leden genoemde gevallen, wordt voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen schriftelijk advies ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

 

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlaten, afgraven of egaliseren van de bodem of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

31.4.2 Uitzonderingen

Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

31.4.3 Toelaatbaarheid

De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien voldaan wordt aan de hierboven onder 31.2.4 genoemde voorwaarden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij Rijkwaterstaat.

 

31.5 Andere van toepassing zijnde wetgeving

In gebieden gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend regime' is het stroomvoerend regime van toepassing, derhalve is tevens de Waterwet van toepassing. Dit betekent dat voor bouwwerken en andere werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, maar dat ook een vergunning in het kader van de Waterwet benodigd is.

 

 

 

 

Artikel 32 Waterstaat - Waterbergend regime

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterbergend regime” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging van rivierwater van de Maas.

 

32.2 Bouwregels

De gronden worden uitsluitend bebouwd indien de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

  2. er is geen sprake van een feitelijke belemmering van de afvoercapaciteit;

  3. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;

  4. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

 

32.3 Advies

In alle in het vorige lid genoemde gevallen, wordt voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen schriftelijk advies ingewonnen bij de rivierbeheerder.

 

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 100 m²;

  2. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen van gronden, aanleggen en/of wijzigen van kaden.

 

32.4.2 Uitzonderingen

Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.4.3 Toelaatbaarheid

De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien voldaan wordt aan de hierboven in 32.2 genoemde voorwaarden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

 

32.5 Andere van toepassing zijnde wetgeving

In gebieden gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend regime' is het waterbergend regime van toepassing, derhalve is tevens de Waterwet van toepassing. Dit betekent dat voor bouwwerken en andere werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, maar dat ook een vergunning in het kader van de Waterwet benodigd is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 33 Waterstaat – Waterkering

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat – Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, in eerste instantie bestemd voor de binnen het plangebied gelegen waterkering, met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. paden;

  3. daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

33.2 Bouwregels

 

33.2.1 Gebouwen

Op de voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden worden geen gebouwen gebouwd.

 

33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, zoals keermuren en pompen.

 

33.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de belangen van de waterkering niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies ingewonnen is bij de betrokken beheerder van de waterkering.

 

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

33.4.1 Werken en werkzaamheden

Binnen deze bestemming is, voor zover niet reeds een vergunning van het waterschap nodig is, een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

  6. het aanbrengen van drainage en andere leidingen;

  7. werken en werkzaamheden die een wijziging van het (grond)waterpeil tot gevolg hebben.

 

33.4.2 Uitzonderingen

De in het vorig lid genoemde omgevingsvergunning is niet nodig voor:

  1. normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

33.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 35 Algemene bouwregels

 

35.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak of indien dit ontbreekt, binnen het bestemmingsvlak;

  2. de verticale diepte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;

  3. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.

Een en ander met dien verstande, dat:

  1. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;

  2. er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;

  3. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.

 

35.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

 

36.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf (met uitzondering van de bestemming Cultuur en Ontspanning – Bordeel), raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. permanente bewoning van recreatieverblijven.

 

36.2 Voorwaardelijke verplichtingen landschappelijke inpassingen en/of sloop

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting‘ geldt dat overeenkomstig het in de tabel ‘Voorwaardelijke verplichting’ opgenomen gebruik en/of toegestane bebouwing uitsluitend mag worden gerealiseerd indien:

  1. de beplanting zoals opgenomen in de tabel binnen een jaar na vaststelling van het plan wordt gerealiseerd;

  2. de beplanting genoemd onder a. vervolgens in stand gehouden wordt;

  3. de oppervlakte bebouwing zoals opgenomen in de tabel binnen een jaar na vaststelling van het plan gesloopt is.

 

Tabel ‘Voorwaardelijke verplichting’

Nr.

Adres

Kern

Ontwikkeling

Te realiseren en in stand te houden beplanting

Te slopen

1

Cuijkseweg 2

Oeffelt

Wonen i.p.v. Maatschappelijk

Bestaande beplanting

0 m²

2

Hapseweg 9b-9c

Oeffelt

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Beplantingsplan SRO d.d. november 2016

0 m²

3

Heide 6 en 6A

Oeffelt

Wonen i.p.v. Agrarisch

10 (inheemse) fruitbomen

45 m²

4

Melder 5

Oeffelt

Wonen i.p.v. Agrarisch

Landschappelijk inpassingsplan opgenomen in de toelichting behorende bij het op 27 september 2018 vastgestelde bestemmingsplan

0 m²

5

Urlingsestraat 11A

Oeffelt

BIO-woning

In stand houden deel van natuurperceel Z 4947

0 m²

 

6

Viltseweg 3

Oeffelt

Recreatie i.p.v. Agrarisch

Inpassingsplan Borgo juli ‘18

0 m²

7

Werveld 1

Oeffelt

Maatschappelijk- i.p.v. Wonen

Bestaande beplanting

0 m²

8

Hoge Startwijk 9A

Beugen

Wonen i.p.v. Agrarisch

Bestaande beplanting

100 m²

9

Laag Werveld 1

Beugen

Camperparkeerplaats

De reeds aangebrachte beplanting

0 m²

10

Laag Werveld 3A

Beugen

Agrarisch i.p.v. Wonen

Bestaande beplanting

0 m²

11

Laag Werveld 6

Beugen

BIO-woning

In stand houden natuurperceel R 908

0 m²

12

Molenhei 4

Beugen

 

Bedrijf i.p.v. Wonen

Inpassingsplan Tuin & landschapsarchitect Paumen

0 m²

13

Molenveldweg 4

Beugen

Wonen i.p.v. Agrarisch

Aanleg poel van min. 300 m² met beplanting op perceel R 795 (overeenkomst)

80 m²

14

Provincialeweg 19-21

Beugen

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Bestaande beplanting

0 m²

15

Voordtstraat 12

Beugen

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Beplantingsplan Marcel Heiming

0 m²

16

Weversstraat 11

Beugen

Vergroten agrarisch bouwvlak

 

Bloemrijk grasland op een deel van de percelen R 355 en 618

8.100 m²

17

Hoogeindsestraat 23A

Rijkevoort

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Inpassingsplan Borgo juli’18

0 m²

18

Laageindsedijk 24A

Rijkevoort

BIO-woningen

In stand houden deel van natuurperceel Z 4947

0 m²

19

Laageindsedijk 26

Rijkevoort

Agrarisch i.p.v. Wonen

Bestaande beplanting

0 m²

20

Sassekamp 1

Rijkevoort

BIO-woning

2.000 m² van perceel W1122 omvormen naar natuur

 

21

Veerstraat 51A

Boxmeer

Vergroten agrarisch bouwvlak

Inpassingsplan Borgo d.d. juli 2018

0 m²

22

Zandkant 1

Boxmeer

Vergroten bestemmingsvlak Bedrijf

Landschapsplan Jhon Veelen d.d. 20 november 2018

0 m²

23

Zandsteeg 14

Sambeek

Vergroten agrarisch bouwvlak

Inpassingsplan Borgo d.d. april 2018

0 m²

24

Zandsteeg 16

Sambeek

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Inpassingsplan Borgo juni’18

0 m²

25

Heiweg 2

Vortum-Mullem

Wonen i.p.v. Horeca

Aanwezige beplanting

254 m²

26

Herselsedijk 1B

Vortum-Mullem

Wonen i.p.v. Agrarisch

Inrichtingsplan d.d. 2 oktober 2018

120 m²

27

Langstraat 9A

Vortum-Mullem

Wonen i.p.v. Agrarisch

Beplantingsplan ZLTO

2.000 m²

28

Groeningsestraat 1-1A

Groeningen

Wonen i.p.v. Bedrijf

Beplantingsplan 2017

89 m²

29

Voortweg 8

Groeningen

Wonen i.p.v. Bedrijf

Bestaande beplanting

0 m²

30

Voortweg 10

Groeningen

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Bestaande beplanting

0 m²

31

Passtraat 11

Groeningen

Wonen i.p.v. Agrarisch

Bestaande beplanting

0 m²

32

Parallelweg 8

Vierlingsbeek

Boerderijsplitsing

4 leibomen en een beukenhaag voor de woningen

0 m²

33

Crooijmansweg 1

Overloon

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Landschappelijk inpassingsplan van Carla Rovers d.d. 28-09-2017

0 m²

34

Heikantweg 5A

Overloon

Wonen i.p.v. Agrarisch

Bestaande beplanting en aan zuidzijde aanvullende struwelen/bomen

2.300 m²

35

Helderseweg 31-33

Overloon

Verkleinen agrarisch bouwvlak plus verwijderen aanduiding iv

Landschappelijk inrichtingsplan d.d. juni 2018

1.174 m²

36

Oploseweg 9A

Overloon

BIO-woningen

In stand houden natuurperceel R 844

0 m²

37

Oploseweg 15

Overloon

Wonen i.p.v. Agrarisch

Bestaande beplanting

2.150 m²

38

Siberië 3

Overloon

Wonen i.p.v. Agrarisch

Bestaande bomenrij wordt uitgebreid met naaldbomen

0 m²

39

Vierlingsbeekseweg 42

Overloon

Recreatie i.p.v. Wonen

Bestaande beplanting

0 m²

40

Vierlingsbeekseweg 54

Overloon

Vergroten agrarisch bouwvlak

Inpassingsplan van Orbis d.d. 29-07-2015

0 m²

41

Vredepeelweg 7

Overloon

Wijzigen vorm bouwvlak

Inpassingsplan van Ruud Reijrink d.d. november 2012

0 m²

42

Vredepeelweg 22

Overloon

Wijzigen vorm bouwvlak en toevoegen nevenactiviteit

Landschappelijk inpassingsplan van Borgo d.d. juli 2018

0 m²

43

De Breid 1

Maashees

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Inpassingsplan Borgo november 2018

0 m²

44

De Breid 7B en 9

Maashees

Bedrijf i.p.v. Agrarisch

Inpassingsplan Borgo juni ‘18

0 m²

45

Mgr. Geurtsstraat 76

Maashees

Wonen i.p.v. Agrarisch

Inpassingsplan G84 mei ‘18

0 m²

46

Op den Bosch 8

Maashees

Wonen i.p.v. Agrarisch

Inpassingsplan Borgo juli ‘18

0 m²

 

36.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – persoonsgebonden overgangsrecht’ mag het gebruik als woning worden voortgezet, en wel uitsluitend door de persoon/personen die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven als hoofdbewoner van het adres en diens partner. Eventuele inwonende gezinsleden mogen in de woning wonen zolang ze inwonen bij die degene, die op het moment van in werking treden van het bestemmingsplan als hoofdbewoner dan wel als diens partner is ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

  2. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te (laten) hervatten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

 

37.1 Bouwaanduiding - Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

 

37.1.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ´cultuurhistorisch waardevolle bebouwing´ mag uitsluitend worden gebouwd en verbouwd indien de bouw c.q. verbouwing dient ter behoud of herstel van de bebouwing met cultuurhistorische waarde.

 

37.2 Geluidzone - industrie

 

37.2.1 Bestemmingsomschrijving

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie’ zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de geluidzone van een industrieterrein;

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd of in gebruik worden genomen.

 

37.2.2 Afwijken

Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen of in gebruik nemen van een nieuw geluidgevoelig object, mits:

  1. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming’

  2. een hogere waarde is vastgesteld.

 

37.3 Overige zone - aardkundig waardevol gebied

 

37.3.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - aardkundig waardevol gebied’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

 

37.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.3.2.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - maasheggengebied´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het aanleggen van ondergrondse leidingen en of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem;

  3. het graven, dempen of verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke;

  4. het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander opgaand houtgewas;

  5. het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan;

  6. het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m².

 

37.3.2.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  1. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen waarden;

  2. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  3. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

37.3.2.3 Toelaatbaarheid

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de aardkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

 

37.4 Overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied

 

37.4.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied´ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

 

37.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.4.2.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied´ is boomteelt verboden en verder is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het (geheel of gedeeltelijk) slopen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  3. het graven, dempen of verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke;

  4. het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander, hoger dan 1,5 meter, opgaand houtgewas;

  5. het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan;

  6. het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m².

 

37.4.2.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  1. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen cultuurhistorische waarden;

  2. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  3. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

37.4.2.3 Toelaatbaarheid

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

 

37.5 Overige zone - landschapselement

 

37.5.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - landschapselement´ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats.

 

37.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen op deze gronden geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens hekwerken waarbij de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.

 

37.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.5.3.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - maasheggengebied´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het uitvoeren van ingrepen in de bodem, dieper dan 50 centimeter;

  2. het vellen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  3. het verwijderen van onverharde of verharde wegen of paden;

  4. het aanleggen en/of verharden of veranderen van wegen of paden of het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 50 m².

 

37.5.3.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  1. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen een agrarisch bouwvlak plaats vinden.

 

37.5.3.3 Toelaatbaarheid

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, het groen, de landschapselementen en de bijbehorend groeiplaats niet onevenredig kunnen worden aangetast.

 

37.6 Overige zone - maasheggengebied

 

37.6.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone – maasheggengebied´ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het maasheggengebied.

 

37.6.2 Gebruiksbepaling

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – maasheggengebied’ is het verboden de gronden te beplanten in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt.

 

37.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.6.3.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - maasheggengebied´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het aanleggen van ondergrondse leidingen en of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem;

  3. het graven, dempen of verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke;

  4. het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander opgaand houtgewas;

  5. het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan;

  6. het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m².

 

37.6.3.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  1. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen waarden;

  2. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  3. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

37.6.3.3 Toelaatbaarheid

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de kenmerken en waarden van het gebied niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of de mogelijkheden tot herstel van genoemde kenmerken en waarden niet of niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

 

 

37.7 Overige zone - Metworstrennen

 

37.7.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – metworstrennen’ zijn de gronden tevens bestemd voor het jaarlijks op carnavalsmaandag houden van de metworstrennen en de daarbij behorende activiteiten.

 

37.8 Overige zone - Natuur Netwerk Brabant

 

37.8.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – Natuur Netwerk Brabant (NNB)’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

 

37.8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.8.2.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘ecologische hoofdstructuur is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning vereist is op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het buiten een agrarisch bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².

 

37.8.2.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

37.8.2.3 Toelaatbaarheid

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, indien:

  1. de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet leiden tot aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkering;

  2. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.

 

37.9 Overige zone - steilranden

 

37.9.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Overige zone – steilranden’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van steilranden.

 

37.9.2 Gebruiksregel

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Overige zone – steilranden’ mogen de gronden niet als weiland en/of bouwland in gebruik worden genomen.

 

37.9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.9.3.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´Overige zone - Steilranden´ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de bodem te verlagen, te vergraven, op te hogen of te egaliseren.

 

37.9.3.2 Toelaatbaarheid

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar indien de werken en werkzaamheden niet leiden tot aantasting van de steilrand.

 

37.10 Overige zone - zoekgebied behoud en herstel watersystemen

 

37.10.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Overige zone – zoekgebied behoud en herstel watersystemen’ zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

 

37.10.2 Regels ten aanzien van bouwen, werken en werkzaamheden

In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen:

  1. de gronden niet worden bebouwd;

  2. geen oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m² worden aangebracht;

  3. de gronden niet worden opgehoogd.

 

37.10.3 Afwijking van de regels ten aanzien van bouwen, werken en werkzaamheden

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid onder voorwaarde dat:

  1. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming;

  2. de afwijking niet leidt tot aantasting van de waterhuishoudkundige functie van de waterloop;

  3. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.

 

37.11 Veiligheidszone - lpg

 

37.11.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.

 

37.11.2 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

  2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.

37.12 Vrijwaringszone - dijk

 

37.12.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone - dijk’ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor:

  1. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;

  2. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering met bijbehorende taluds, bermen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

37.12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen op, in en boven de gronden uitsluitend bouwwerken voor de waterkeringsvoorziening worden gebouwd, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag zijn.

 

37.12.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen ten behoeve van de ter plaatse geldende bestemmingen, mits:

  1. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming;

  2. de bebouwing niet mag leiden tot aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkering;

  3. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.

 

37.12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.12.4.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone-dijk’ is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

  6. het aanbrengen van drainage en andere leidingen;

  7. werken en werkzaamheden die een wijziging van het (grond)waterpeil tot gevolg hebben.

 

37.12.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

37.12.4.3 Toelaatbaarheid

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat:

  1. de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet mogen leiden tot aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkering;

  2. het waterschap vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.

37.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

37.13.1 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ mag in afwijking van hetgeen binnen diverse bestemmingen is toegestaan, binnen een afstand van 150 meter gemeten vanaf de voet van de molenromp de hoogte van bouwwerken maximaal 6,60 meter bedragen.

Op een afstand van meer dan 150 meter mag de hoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de voet van de molenromp, vermeerderd met 3,60 meter.

 

37.13.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid ten behoeve van een grotere hoogte onder de voorwaarde dat de functie en de waarde van de molen niet onevenredig worden aangetast.

 

37.14 Vrijwaringszone - vaarweg

 

37.14.1 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – vaarweg’ mogen in afwijking van hetgeen binnen de diverse bestemmingen is toegestaan, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht en geen opslag- of aanlegactiviteiten plaatsvinden.

 

37.14.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid voor het toestaan van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, en voor opslag- en aanlegactiviteiten, mits geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg en onder de voorwaarde dat belemmeringen worden voorkomen voor:

  1. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;

  2. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;

  3. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;

  4. de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten;

  5. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de vaarweg.

 

37.15 Vrijwaringszone - weg 1

 

37.15.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 1’ mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 50 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook van de Rijksweg, met uitzondering van bouwwerken die nodig zijn voor het wegverkeer.

 

 

 

 

 

 

37.16 Vrijwaringszone - weg 2

 

37.16.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 2’ mag niet worden gebouwd binnen een zone tussen 50 en 100 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook van de Rijksweg, met uitzondering van bouwwerken die nodig zijn voor het wegverkeer.

 

37.16.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen bestemming bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse aangegeven bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast.

  2. Rijkwaterstaat vooraf een schriftelijk positief advies heeft afgegeven.

 

 

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

 

38.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  1. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;

  2. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

  1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;

  3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;

  1. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk en/of wenselijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  2. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, alsmede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;

  3. het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;

  4. het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarde, Bedrijf en Wonen, met dien verstande dat:

  1. de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;

  2. de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);

  3. de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;

  4. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;

  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven;

  1. het toestaan van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

  2. het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;

  3. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m²;

  4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;

  5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;

  6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

  1. het bouwen van zonnepanelen en/of zonnecollectoren in een permanente grondopstelling bij de bestemming Wonen, maar buiten het bestemmingsvlak 'Wonen', mits:

  1. binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is;

  2. de panelen en/of collectoren aansluitend aan het bestemmingsvlak Wonen en in de bestemmingen ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden' geplaatst worden;

  3. de panelen en/of collectoren maximaal 20 meter van het bestemmingsvlak 'Wonen' gebouwd worden en een oppervlakte hebben van maximaal 250 m²;

  4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 meter;

  5. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, natuur- en landschapswaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeerssituatie en cultuurhistorische waarden.

 

38.2 Afwijking bijlagen bestaande stikstofrechten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels in artikel 3 en 4 door:

  1. verleende en onherroepelijke vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de natuurbeschermingsweg 1998, of

  2. verleende en onherroepelijke omgevingsvergunningen die zijn verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998, of

  3. ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde meldingen als bedoeld in artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, alsnog aan te merken als bestaande stikstofrechten, mits wordt aangetoond dat deze rechten voor vaststelling van onderhavig bestemmingsplan onherroepelijk zijn geworden.

 

 

Artikel 39 Parkeernormen

 

39.1 Gebruiksregel

  1. De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.

  2. Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.

 

39.2 Afwijking

 

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:

  1. er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of

  2. er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente Boxmeer.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 40 Overgangsrecht

 

40.1 Overgangsregel bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

40.2 Overgangsregel gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 41 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2018’.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 mei 2019

 

 

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

 

A.W.J.M. Cornelissen K.W.T. van Soest