19.2 Bouwregels
a. de hoogte van bouwwerken mag, mits dit op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan, maximaal 6,60 meter bedragen binnen een afstand van 150 meter gemeten vanaf de voet van de molen;
b. op een afstand van meer dan 150 meter gemeten vanaf de voet van de molen mag de hoogte niet meer bedragen dan maximaal 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de op de plankaart aangegeven molen, vermeerderd met 3,60 meter.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
2. het ophogen van gronden;
3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:
1. werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
2. werken en werkzaamheden, welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.
c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.