Plan: | Boxmeer- Oost |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0756.BP09BmrOostBmr-OH01 |
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de waterhuishoudkundige situatie mag niet verstoord worden;
b. er mag geen onevenredige afbreuk gedaan worden aan archeologische waarden.
Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalin-gen:
a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c. de gebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
Een en ander met dien verstande dat:
a. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
b. er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
c. er géén zodanige verkeersaantrekkende activiteiten mogen worden uitgeoefend dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan wor-den voor voldoende parkeervoorzieningen.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. invloed van de omgeving op een bouwwerk;
e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
f. de ruimte tussen bouwwerken.
In afwijking van het bepaalde in de bouwbepalingen van de afzonderlijke bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze planregels, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' onverkort het gestelde in de Monumentenwet 1988.
(Beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen, onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming, niet worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', als bedoeld in 22.4.1. (gedeeltelijk) te doen vervallen, indien:
a. op 1 januari 2010 de maatregelen zoals genoemd in artikel 2 onder a en b van het 'Convenant LPG Autogas' van 22 juni 2005 (VROM) zijn genomen of;
b. de (bedrijfsmatige) exploitatie van het LPG-tankstation definitief gestaakt is.