Plan: | Bestemmingsplan Maashees |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0756.BP08Mhskomplan-OH02 |
De op de verbeelding voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen;
b. bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. aan huis gebonden beroepen;
e. tuinen en erven;
f. parkeervoorzieningen;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding,
alsmede de volgende bepalingen:
a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven specifieke aanduiding hoofdgebouw worden gebouwd;
b. de hoofdgebouwen moeten met één gevel in, dan wel tot maximaal 1 meter achter de op de verbeelding aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. per bouwvlak mogen ter plaatse van de aanduiding:
- vrijstaande woningen (vrij);
- twee-aan-een gebouwde woningen (tae);
- aaneengebouwde woningen (aeg);
- gestapelde woningen (gs);
vrijstaande, twee-aan-een gebouwde, aaneengebouwde of gestapelde woningen worden gebouwd;
d. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de op de verbeelding aangeduide maximale hoogten;
e. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden ten minste 3 meter te bedragen;
f. de afstand van een blok van twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde ten minste 3 meter te bedragen.
Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen bij voor zover gelegen buiten de specifieke aanduiding hoofdgebouw, gelden de volgende bepalingen:
(1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt;
(2) de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
(3) de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
(4) de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
(1) de hoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer bedragen dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
(2) indien bijgebouwen, aan- en uitbouwen aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de hoogte niet meer dan 5,5 meter bedragen;
(1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
(2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;
(3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a. de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen, uitgezonderd erf- en tuinafscheidingen;
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat:
(1) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;
(2) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen;
c. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
(1) de woningsplitsing uitsluitend is toegestaan daar waar dat op de verbeelding nader is aangeduid;
(2) de agrarische hindercirkel die van toepassing is op het perceel, opgeheven is; hiervan is onder andere sprake indien:
- het agrarisch bedrijf dat de milieuhinder ter plaatse veroorzaakt, ophoudt te bestaan;
- door technische maatregelen de hindercirkel wordt verkleind en de milieuvergunning wordt aangepast;
(3) door de woningsplitsing het totaal aantal hoofdgebouwen met niet meer dan 1 toeneemt;
(4) de bouwmassa niet vergroot wordt;
(5) de woningsplitsing past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid.
(1) per m² gesloopt bijgebouw, dat aanwezig is boven het voorgeschreven maximum, maximaal de helft wordt teruggebouwd;
(2) het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen per perceel maximaal 250 m² bedraagt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
b. de kapvorm van gebouwen;
c. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
d. het straat- en bebouwingsbeeld;
e. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit, woongenot van de directe omgeving);
f. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
g. de milieusituatie;
h. de verkeersveiligheid;
i. de parkeerruimte op eigen terrein;
j. de sociale veiligheid;
k. de brandveiligheid.
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk-, industrieel, handelsen/ of horecabedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting alsmede het gebruik van gebouwen, met uitzondering van het hoofdgebouw, en vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8, voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
(1) de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
(2) de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
(3) het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Bedrijvenstaat of bedrijven die niet voorkomen in die staat, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2;
(4) er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf;
(5) eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
(6) het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.