direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Koekoekbos, Villawijk en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.bpkoekoekvillagolf-VA01

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning en in samenhang daarmee aan huis verbonden beroepen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • d. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • e. detailhandel in witgoed, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – handel in witgoed';
  • f. handel en reparatie van auto's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – handel en reparatie in auto's';

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. parkeervoorzieningen, in- en uitritten en overige verhardingen, tuinen en erven;
  • i. hoofdgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en al dan niet overdekte zwembaden en speelvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
  • a. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak geldt een maximum bebouwingspercentage van 35%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. het oppervlak van een openlucht zwembad mag ten hoogste 100 m² bedragen.
14.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouw zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte'.
14.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, danwel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag ten hoogste 120 m² bedragen;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw. Voor bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen in of op een kleinere afstand achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw geldt de bestaande afstand als minimaal aan te houden afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:
    • 1. tot 2,50 meter, niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 2. van 2,5 meter tot 6 meter, niet meer dan 3 meter bedragen;
    • 3. van meer dan 6 meter, niet meer dan 4 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:
    • 1. tot 2,50 meter, niet meer dan 4 meter bedragen;
    • 2. van 2,5 meter tot 6 meter, niet meer dan 5 meter bedragen;
    • 3. van meer dan 6 meter, niet meer dan 7,50 meter bedragen;
  • g. met dien verstande dat de bouwhoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • h. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • i. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
  • j. indien de bestaande situatie als bedoeld onder a tot en met i, op het moment van ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan afwijkend is, is in dat geval de bestaande legale situatie, met de daarbij behorende maximale maatvoeringen, van toepassing.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. de carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd;
    • 2. goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter binnen het bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Onderwerpen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, omvang en hoogte van bouwwerken met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. een goede woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte voor aan huis verbonden beroepen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m²:
    • 2. er zijn uitsluitend beroepsactiviteiten toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst aan huis verbonden beroepen, zoals opgenomen in bijlage 1 (niet limitatieve lijst);
    • 3. detailhandel is niet toegestaan;
    • 4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte;
    • 6. reclame-uitingen zijn niet toegestaan, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
    • 7. het aan huis verbonden beroep dient te worden uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.
  • b. kleinschalige bedrijvigheid is niet toegestaan;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. het is niet toegestaan (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels  
14.5.1 Kleinschalige bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.4 onder b, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden moet blijven;
  • b. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, met dien verstande dat wanneer dit niet mogelijk is, aangetoond dient te worden dat geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk op de omgeving;
  • c. detailhandel niet is toegestaan;
  • d. er geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten plaatsvinden;
  • e. er geen onevenredige aantasting van het woonklimaat mag plaatsvinden;
  • f. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in bijlage 1 (niet limitatieve lijst);
  • g. buitenopslag niet is toegestaan;
  • h. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 80 m²;
  • i. reclame-uitingen niet zijn toegestaan, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijk Verordening is toegestaan;
  • j. de kleinschalige bedrijvigheid dient te worden uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.
14.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.4 onder d, voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

een en ander met dien verstande dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf – handel in witgoed' en 'specifieke vorm van bedrijf – handel en reparatie in auto's' verwijderen, indien:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – handel in witgoed' de activiteiten van de detailhandel in witgoed ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – handel en reparatie in auto's' de activiteiten met betrekking tot de handel en reparatie van auto's zijn beëindigd.