Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het uitwerkingsplan De Markiezaten, Meander fase 2-buurt 1 van de gemeente Bergen op Zoom;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0748.UP207b-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten;
lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
de oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijkte stellen bouwonderdelen;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
afstand tussen hoofdgebouwen:
tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.
2.2 Specifieke regels
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnencollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;
waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
speelvoorzieningen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen en kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van kunstobjecten ten hoogste 15 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'erf' of 'tuin' met de bedoeling percelen en/of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachneming van de volgende voorwaarden:
aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;
door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebiedsontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste vier rijstroken;
wegen bestaande uit maximaal twee rijstroken;
verblijfsgebied;
voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
voorzieningen van openbaar nut;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen, verlichting en andere verkeersvoorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4,5 meter.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishouding. waterberging, watergangen en sloten, waterpartijen, groenvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, kunstwerken, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder begrepen bruggen, worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van andere bouwwerken die hoger zijn dan 3 meter, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het belang van de waterhuishouding met betrekking tot de waterkwaliteit en waterkwantiteit wordt niet onevenredig aangetast;
vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent het onder in lid a gestelde.
5.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Water', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;
boringen verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
het wijzigen van het waterpeil.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
werken en werkzaamheden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan in uitvoering waren.
5.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.
5.4.4 Advies
Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in een woning;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, erven, tuinen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en speelvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
als woningtype zijn toegestaan:
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-één': vrijstaande en twee-aan-één gebouwde (dubbele) woningen;
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': vrijstaande, twee- aan-één gebouwde (dubbele) woningen en drie en meer aan-één-gebouwde (rij-)woningen;
indien het woningtype niet nader is bepaald, zijn alle woningtypes toegestaan;
de goot- en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
met betrekking tot vrijstaande woningen geldt dat de hoofdgebouwen op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens dienen te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'erf' (e) mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 centimeter van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 meter;
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'tuin' geldt het volgende:
bijbehorend bouwwerken aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:
de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
de breedte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 50% van de breedte van de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
overkappingen zijn niet toegestaan.
g. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Goothoogte
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 onder c voor het verhogen van de goothoogte met in achtneming van de volgende voorwaarden:
de goothoogte mag ten hoogste gelijk zijn aan de aangegeven bouwhoogte;
er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren tegen verhoging;
de verhoging leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen;
6.3.2 Begrenzing bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 onder a voor het aanpassen van de begrenzing van het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:
bouwgrenzen mogen met ten hoogste 2 meter worden verschoven;
de aanpassing mag niet tot gevolg hebben dat een bestemmingsgrens wordt overschreden;
de aanpassing leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen;
er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren tegen de aanpassing;
er wordt op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte.
6.3.3 afstand vrijstaande woningen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 onder d voor het realiseren van een hoofdgebouw op kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren;
de bouw mag niet leiden tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:
op gronden met de bestemming 'Wonen' is - in samenhang daarmee - ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, voor beroepsmatige activiteiten, voor zover;
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 30% van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m²;
het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
detailhandel is toegestaan, indien het detailhandel betreft in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt en/of voor zover dit een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
internetverkopen, waarbij het volledig assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten plaatsvindt via post of koeriersdiensten zijn toegestaan.
bedrijfsmatige activiteiten en logies niet zijn toegestaan;
er in voldoende mate ruimte voor parkeren of stallen van auto's dient te worden aangebracht en in stand worden gehouden, waarbij bij berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen gebruik wordt gemaakt van de parkeernormen uit de door de gemeenteraad vastgestelde Nota Parkeernormering Bergen op Zoom zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, of de rechtsopvolger daarvan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 ten behoeve van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten in een woning/bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
de woonfunctie in overwegende mate behouden dient te blijven;
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:
uitlsuitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
internetverkopen, waarbij het volledig assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten plaatsvindt via post of koeriersdiensten zijn toegestaan.
er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.
6.5.2 Parkeren
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4 sub c indien;
het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
op een andere wijze in de benodigde parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 vrijwaringszone - radar
8.1.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 5' geldt ten einde verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met hogere bouwhoogte dan 70 meter.
8.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.1 mits:
de grotere hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming(en);
de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beinvloed;
voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.
8.2 overig zone - IHCS
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:
75 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 5;
80 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 6';
85 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 7';
Artikel 9 Overige regels
Het bepaalde in de onderstaande paragrafen van het bestemmingsplan "De Markiezaten" van de gemeente Bergen op Zoom is onverkort van toepassing op het "Uitwerkingsplan De Markiezaten, Meander fase 2-buurt 1":
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 22 Algemene bouwregels
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Artikel 26 Algemene gebruiksregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Uitwerkingsplan De Markiezaten, Meander fase 2-buurt 1' van de gemeente Bergen op Zoom.