1. Plan: Uitwerkingsplan Nieuwe Vesting, deel De Nieuwe Kaai, fase 3
  2. Plantype: uitwerkingsplan
  3. Status: onherroepelijk (vastgesteld)
  4. IMRO-idn: NL.IMRO.0748.UP189f-0701
Gemeente Bergen op Zoom

Regels

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke uitwerking van het bestemmingsplan 'Nieuwe Vesting', dat door de gemeenteraad van Bergen op Zoom is vastgesteld op 21 november 2013. De regels behorende bij deze uitwerking worden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, nadat de uitwerking in werking is getreden, geacht onderdeel uit te maken van het bestemmingsplan 'Nieuwe Vesting'.

Specifiek voor het uitwerkingsplan zijn onderstaande regels opgenomen. Voor het overige blijven de regels en de bijlagen behorende bij het bestemmingsplan Nieuwe Vesting ongewijzigd en overminderd van toepassing

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het uitwerkingsplan Nieuwe Vesting, plandeel De Nieuwe Kaai (fase 3) van de gemeente Bergen op Zoom;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0748.UP189f-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

 

1.3 afvalinzamelsysteem

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

 

1.4 bergse Stoep

gronden gelegen voor de voorgevel van woningen ter plaatse van de aanduiding 'tuin', waarbinnen geen bouwwerken, behoudens paaltjes/hekjes benodigde trappartijen en leuningen naar de voordeur mogen worden gerealiseerd. Tevens zijn geveltuintjes tot maximale diepte van 45 cm en vrijstaande banken en bloembakken/potten toegestaan.

 

1.5 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingen

 

Artikel 2 Verkeer

Voor de regels van 'Verkeer' zijn onverkort van toepassing de regels van artikel 6 van bestemmingsplan Nieuwe Vesting (moederplan), zoals vastgesteld op 21 november 2013.

Artikel 3 Water

 

Voor de regels van 'Water' zijn onverkort van toepassing de regels van artikel 7 van bestemmingsplan Nieuwe Vesting (moederplan), zoals vastgesteld op 21 november 2013.

 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning tot en met categorie 2 B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. bergse stoep ter plaatse van de aanduiding 'tuin';

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.

 

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. als hoofdgebouwen binnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen met een minimum van 3 wooneenheden mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van 14 meter;

  3. als hoofdgebouw binnen de bestemming ter plaatse van de aanduding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van 25 meter.

  4. de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige en bedrijfsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 meter;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 meter;

  1. voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;

  2. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. het is niet toegestaan om woningen te spitsen;

  2. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de vastgestelde hogere grenswaarde, mag niet worden overchreden;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', zijn geen bouwwerken, toestaan;

  4. in afwijking van het gestelde onder 4.3 c zijn paaltjes, hekjes en benodigde trappartijen en leuningen naar de voordeur, vrijstaande banken en bloembakken /-en potten tot een maximale hoogte van 150 cm toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn geveltuintjes toegestaan tot een maximale diepte van 45 cm.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Beroepsmatige en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en of bijbehorende bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.d ten behoeve van beroepsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwerken en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woningen tot een maximum van 50 m²;

  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden dient te blijven;

  3. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:

  1. uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie A of B zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder) gelijkwaardig zijn aan de in categorie A of B genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

 

4.4.2 Bijzondere woonvormen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met dien verstande dat:

  1. er sprake dient te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, waarbij de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  5. aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.

 

4.4.3 Kamerverhuur

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van kamerverhuur, met dien verstande dat:

  1. bewoning toegestaan is door maximaal 4 personen per woning;

  2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen.

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

Voor de regels van 'Waarde - Archeologie' zijn onverkort van toepassing de regels van artikel 11 van bestemmingsplan Nieuwe Vesting (moederplan), zoals vastgesteld op 21 november 2013.

 

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie

Voor de regels van 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn onverkort van toepassing de regels van artikel 12 van bestemmingsplan Nieuwe Vesting (moederplan), zoals vastgesteld op 21 november 2013.

Artikel 7 Waterstaat - Waterlopen

Voor de regels van 'Waterstaat - Waterlopen' zijn onverkort van toepassing de regels van artikel 13 van bestemmingsplan Nieuwe Vesting (moederplan), zoals vastgesteld op 21 november 2013.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Voor de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie' en de algemene regels zijn onverkort van toepassing de regels van hoofdstuk 3 van bestemmingsplan Nieuwe Vesting (moederplan), zoals vastgesteld op 21 november 2013.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 8 Overgangsrecht

 

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.

 

 

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het uitwerkingssplan Nieuwe Vesting, deel De Nieuwe Kaai (fase 3) van de gemeente Bergen op Zoom"