1. Plan: Parapluplan Parkeren en Standplaatsen
  2. Plantype: bestemmingsplan
  3. Status: vastgesteld
  4. IMRO-idn: NL.IMRO.0748.BP0236-0301
Gemeente Bergen op Zoom

Toelichting

 

 

HOOFDSTUK 1 Doel en opzet bestemmingsplan

 

1.1 Aanleiding en doel

Aanleiding

De gemeente Bergen op Zoom heeft de afgelopen jaren een duidelijke onderverdeling in typen bestemmingsplannen gemaakt. Zo zijn er bestemmingsplannen voor werkgebieden, woongebieden en het buitengebied. Na vaststelling van deze plannen zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn door middel van wijzigingsplan of omgevingsvergunningen vastgelegd. De afgelopen jaren zijn er echter twee onderwerpen gaan spelen die vragen om een uniforme regeling in de bestemmingsplannen. Dit betreft een regeling voor standplaatsen en een regeling voor parkeren binnen de gemeente.

 

Parkeren

In de gemeente Bergen op Zoom zijn parkeerregelingen veelal op basis van de Bouwverordening geregeld. In 2014 is de Reparatiewet BZk vastgesteld die er voor zorgt dat per 1 juli 2018 de regelingen met betrekking tot stedenbouwkundige aspecten in de Bouwverordening komen te vervallen. Een van de voorschriften in deze wet is de verplichting van voldoende parkeergelegenheid. Parkeren dient daarom in het bestemmingsplan geregeld te worden. Omdat in de gemeente Bergen op Zoom parkeerregelingen veelal op basis van de Bouwverordening geregeld hebben voldoen niet alle bestemmingsplannen hieraan. Om de eis van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein bij ruimtelijke plannen en projecten te kunnen handhaven dient een paraplubestemmingsplan te worden gemaakt.

 

Standplaatsen

Op verschillende plaatsen binnen de gemeente Bergen op Zoom worden standplaatsen voor ambulante handel wekelijks in gebruik genomen. Voor het innemen van een standplaats in de open lucht en het venten van producten geldt, sinds jaar en dag, een vergunningstelsel. Eerst via de Vent- en standplaatsverordening 2010 en sinds 17 februari 2016 via de Algemene  Plaatselijke Verordening (APV). In het kader van het project administratieve lastenverlichting is eerder de deregulering van vent- en standplaatsenvergunning onderzocht door de gemeente Bergen op Zoom. Gebleken is dat het niet wenselijk is om de vergunningsplicht geheel af te schaffen. Regulering is noodzakelijk in verband met openbare orde en veiligheid.

 

Het toetsingskader voor het aanvragen van een standplaats is sinds 17 februari 2016 de APV (artikel 5:18). Als weigeringsgrond is in artikel 5:18, derde lid van de APV opgenomen dat de standplaatsvergunning alleen kan worden verleend als er geen strijd is met het bestemmingsplan. Geen enkele standplaats voldoet aan het bestemmingsplan dient ook dit te worden gerepareerd.

 

Onder de standplaatsen wordt specifiek de weekmarkt van Bergen op Zoom planologisch juridisch opgenomen.

 

Doel

Het opstellen van dit bestemmingsplan kent twee doelen:

  1. Het vertalen van beleid met betrekking tot parkeerplaatsen:

  2. Het vertalen van het gemeentelijk beleid voor wat betreft standplaatsen (inclusief de weekmarkt):

Met bovenstaande streeft de gemeente Bergen op Zoom naar een goede ruimtelijke ordening.

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft (voor het parkeerbeleid) het gehele grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom. Daarnaast zijn er voor de standplaatsen en de standplaats voor de weekmarkt specifieke locaties aangewezen (zie onderstaande figuur 1.1 en 1.2).

 [image]

 [image]

Figuur 1.1: Stippenplan standplaatsen met branchevermelding per locatie

 [image]

Figuur 1.2 gebied voor standplaatsen van de weekmarkt

1.3 Planologische regeling

Het voorliggende bestemmingsplan Parapluplan Parkeren en standplaatsen heeft de vorm van een paraplubestemmingsplan. Het plan vult de huidige vastgestelde bestemmingsplannen van de gemeente Bergen op Zoom aan met een regeling voor parkeren en standplaatsen (inclusief standplaats voor weekmarkt). Voor het overige blijven deze bestemmingsplannen ongewijzigd van toepassing. In bijlage 1 zijn de bestemmingsplannen opgenomen die door dit bestemmingsplan worden herzien.

 

1.4 Opbouw bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en planregels:

 

Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

 

Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. Op de verbeelding is voor de standplaatsen (en standplaats voor de weekmarkt) aangegeven waar welke regeling geldt. Het nieuwe parkeerartikel geldt voor de gehele gemeente.

 

Planregels

De planregels geven aan welke bouw- en gebruiksmogelijkheden er zijn voor de gronden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012. Nieuwe bestemmingsplannen die na dit paraplubestemmingsplan worden vastgesteld nemen, voor zover van toepassing, de regelingen uit dit plan in de bestemmingsplanregels over.

 

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

 

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

2.1 Parkeren

Door de groei van het Nederlandse autobezit, is door de jaren heen een steeds grotere ruimtevraag ontstaan naar parkeervoorzieningen en darmee het adequaat regelen van voldoende parkeerruimte. Artikel 2.30.5 (stedenbouwkundige bepalingen) van de Bouwverordening voorzag hierin. Bij de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 was het idee ontstaan om stedenbouwkundige regelingen uit de Bouwverordening, waar de parkeerregeling onderdeel van uit maakt, te schrappen en vast te leggen in het bestemmingsplan.

 

Op dat moment was het nog niet duidelijk hoe dat precies vastgelegd moest gaan worden in het bestemmingsplan en ontstond hierdoor zeer veel onduidelijkheid. Bij de vaststelling van de wet is daarom afgezien om op dat moment de stedenbouwkundige regeling uit de Bouwverordening te schrappen.

 

Inmiddels is een goede werkbare oplossing gevonden om voldoende parkeerruimte op een juiste wijze in het bestemmingsplan te verankeren. Hierdoor kan de gewenste aanpassing van de Bouwverordening alsnog doorgevoerd worden. Op 29 november 2014 is de Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) van kracht geworden. Op grond van deze wet mag de Bouwverordening geen bepalingen van stedenbouwkundige aard meer bevatten. In die gevallen dat in een bestemmingsplan nog geen regels zijn opgenomen ten aanzien van het parkeren is in de Reparatiewet BZK 2014 voorzien in overgangsrecht door een nieuw artikel in de Woningwet op te nemen, te weten artikel 133 van de Woningwet. Op grond van dit artikel houdt de bouwverordening aanvullende werking tot 1 juli 2018, tenzij het bestemmingsplan expliciet bepaalt dat de bepalingen van de Bouwverordening niet van toepassing zijn (zie o.a. AbRvS 13 mei 2009, 200806725/1/H1 en AbRvS 30 oktober 2002, 200202284/1). Er is dus een overgangstermijn. Na 1 juli 2018 verliezen de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening hun (aanvullende) werking.

 

Dit paraplubestemmingsplan voorziet in de nieuwe parkeerregeling. De parkeerregeling is gebaseerd op de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom die in september 2015 door de gemeenteraad van Bergen op Zoom is vastgesteld. De uitgangspunten van de de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom worden beschreven in paragraaf 3.1 van deze toelichting.

2.2 Standplaatsen

Op verschillende plaatsen binnen de gemeente Bergen op Zoom worden standplaatsen voor ambulante handel wekelijks in gebruik genomen. Onder standplaatsplaats wordt het volgende verstaan:

  1. een vaste plaats, die gelegen is op of aan de weg of aan een openbaar water. Het kan ook op een andere locatie, zolang deze maar voor het publiek toegankelijk en in de openlucht is;

  2. met een middel waarvan af of vanuit handel gedreven kan worden. Denk hierbij aan een open voertuig, een kraam of een tafel of enig ander middel die gebruikt kan worden voor het uitoefenen van handel of dienstverlening. Het middel kan geen gebouw zijn wat permanent op de standplaats staat;

  3. waar goederen uitgestald kunnen worden om deze te verkopen of af te geven. Van deze plaats kunnen ook diensten worden aangeboden;

  4. met bijbehorend meubilair, zoals een terras, statafels, parasols en afvalbakken.

 

Wanneer het bovenstaand wordt samengevoegd ontstaat de volgende definitie voor het begrip standplaats: 'het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Inclusief bijbehorend meubilair waaronder terrassen, statafels, parasols en afvalbakken' (APV artikel 5:17 eerste lid).

 

Voor het innemen van een standplaats in de open lucht en het venten van producten geldt, sinds jaar en dag, een vergunningstelsel. Eerst via de Vent- en standplaatsverordening 2010 en sinds 17 februari 2016 via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De grondslag voor het verlenen van een standplaatsvergunning is gelegen in de APV. In artikel 5:18, eerste lid, onder b is opgenomen dat het college de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit of vastgestelde stippenplan.

 

Op deze wijze is een koppeling gemaakt tussen het verlenen van de standplaats en het van toepassing zijnde bestemmingsplan. De standplaats mag niet in strijd zijn met de gebruiksvoorschriften uit het bestemmingsplan. Dit houdt in dat bij de beoordeling van de aanvraag voor het innemen van een standplaats ook getoetst moet worden aan de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Op standplaatsen is doorgaans de verkeersbestemming van toepassing. Binnen deze bestemming mag geen detailhandel plaatsvinden. Ook de reeds vergunde standplaatsen zijn niet conform de bestaande bestemmingen.

 

Om een correct regeling te verkrijgen is er voor gekozen om een parapluplan op te stellen. Hiermee wordt tevens voorkomen dat alle bestemmingsplannen binnen de gemeente aangepast en opnieuw vastgesteld moeten worden wat betreft het opnemen van deze standplaatsen.

 

Vergunning voor een standplaats: soort, aantal en locatie

Op basis van de Algemene Plaatselijke verordening moeten vergunningen aangevraagd worden waarbij een afweging gemaakt wordt op basis van de in het beleid genoemde gronden. Het bestemmingsplan wijst slechts de locatie aan van de standplaatsen. De toegestane branches en de aantallen wordt geregeld via het stippenplan. Voorliggend bestemmingsplan gaat daar dus niet op in. Voorliggend bestemmingsplan staat alleen een standplaats toe op de aangeduide locaties (zoals tevens opgenomen in het stippenplan).

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

 

3.1 Beleid parkeren

Nationaal beleid:

Als sluitstuk van de wijzigingen die met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 zijn doorgevoerd, is op 29 november 2014 de Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) van kracht geworden. Hierin is opgenomen dat artikel 8, vijfde lid van de Woningwet komt te vervallen. Dat artikel maakte het mogelijk dat stedenbouwkundige voorschriften, zoals de parkeernormen, in een gemeentelijke bouwverordening werden opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat voor gebieden die vallen binnen bestemmingsplannen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld geen rekening meer gehouden mag worden met de stedenbouwkundige regels uit de bouwverordening. Plannen van voor die datum vallen onder het overgangsrecht tot 1 juli 2018.

 

Gezien deze wetswijziging en de ruimtevraag die parkeren met zich meebrengt is het wenselijk dat dit op een goede wijze vastgelegd wordt. Het bestemmingsplan is hiervoor het aangewezen instrument. Dit paraplubestemmingsplan voorziet in een uniforme regeling voor parkeren voor de gehele gemeente Bergen op Zoom.

 

Gemeentelijk beleid

In verband met de Reparatiewet BZK kan de eis van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein niet meer geregeld worden via de bouwverordening, maar moet dit opgenomen worden in een bestemmingsplan. Om niet voor ieder bestemmingsplan van de gemeente een herziening uit te moeten voeren, heeft de gemeente gekozen om een paraplubestemmingsplan op te stellen voor het gehele gemeentelijke grondgebied, zodat een meer algemene regeling zorgt voor de vertaling het beleidskader waaraan voldaan moet worden.

 

Als voorbereiding hierop heeft de gemeenteraad in september 2015 de nota ‘Parkeernormering Bergen op Zoom’ vastgesteld. Vanuit dit paraplubestemmingsplan wordt vervolgens verwezen naar deze nota parkeernormen, waarmee het parkeren planologisch wordt verankerd.

 

De Nota Parkeernormen is opgesteld op basis van CROW-richtlijnen (kennisinstituut voor verkeer en vervoer, publicatie 311 en 317 (handboek parkeren)). Deze publicaties geeft aanbevelingen in de vorm van kencijfers voor parkeerbehoefte, die zijn gebaseerd op (literatuur)onderzoek en gemeentelijke praktijkervaringen. Hierbij worden betrekkelijk ruime bandbreedten aangegeven en wordt een onderscheid gemaakt tussen een aantal verschillende gebieden binnen en buiten de kom. De gebieden die in het CROW worden onderscheiden, zijn: centrum, schil/centrum, rest bebouwde kom en buitengebied. Daarnaast maakt het CROW onderscheid tussen gemeenten in Nederland, al naar gelang hun mate van stedelijkheid.

 

In de ‘Nota Parkeernormering Bergen op Zoom’ is aangegeven dat de gemeente de kencijfers uit de CROW-publicatie 317 overneemt voor het bepalen van de parkeerbehoefte die de diverse daarin te onderscheiden functies oproept. Deze publicatie en daarmee de aangegeven kencijfers, maken onderdeel uit van de Nota Parkeernormering. Om tot de juiste kencijfers te komen is het van belang de mate van verstedelijking te bepalen. De gemeente Bergen op Zoom valt te beschouwen als stedelijk. Voorts is een gebiedsindeling gemaakt om de toe te passen parkeernorm nader te specificeren, zie hiervoor figuur 3.1. De volgende categorieën worden per gebied aangehouden:

Op basis van functie, mate van stedelijkheid en gebiedscategorie wordt tot slot een bandbreedte gegeven voor de aan te houden parkeernorm. Uitgangspunt is en blijft dat iedere functie in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien. Afhankelijk van de gegeven situatie wordt bepaald welke parkeernorm binnen de aangegeven bandbreedte moet worden aangehouden.

 [image]

Figuur 3.1: Gebiedsindeling parkeren Bergen op Zoom

 

3.2 Beleid standplaatsen

Het beleid van de gemeente Bergen op Zoom voor standplaatsen is opgenomen in de algemene plaatselijke verordening onder afdeling 4: standplaatsen (artikel 5:18). Op gronde van deze artikelen zijn op 31 oktober 2017 nadere regels voor standplaatsen vastgesteld waaraan vergunninghouder zich moet conformeren. Deze regels hebben te maken met de openbare ruimte en veiligheid. Zo dient onder andere het gebruik van de standplaats dusdanig te zijn de de (verkeers)veiligheid gewaarborgd wordt en de standplaats schoon wordt achtergelaten.

 

 [image]

 [image]

Figuur 3.2: Standplaatsen gemeente Bergen op Zoom

 

 

HOOFDSTUK 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan heeft geen negatieve invloed op de diverse ruimtelijk relevante aspecten. Navolgend worden deze één voor één kort benoemd:

 

Bodem en archeologie:

Onderhavig plan voorziet niet in enige bouwactiviteit, standplaatsen zijn immers per definitie mobiel. Ook wordt de bodem niet geroerd. Een bodemonderzoek is daarmee overbodig noch vraagt dit plan archeologisch onderzoek.

 

Water

De verharding neemt door dit plan ook niet toe omdat parkeerplaatsen en standplaatsen doorgaans op een harde ondergrond staan en het regenwater dat op de standplaats valt niet via het riool wordt afgevoerd maar gewoon via het dak op de grond valt.

 

Lucht

De bestemming draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

 

Geluid

Geluid is geen uitvoerbaarheidsvraagstuk daar de standplaatsen op zich altijd klein zijn en in het rumoer van de omgeving op gaan. Voorts zorgt de gemeentelijke verordening dat het aspect geluid precies afgestemd wordt op de omgeving.

 

Natuur

Vanuit oogpunt van ecologie kan, tot slot, gemeld worden dat bij een standplaats geen verblijfplaatsen van dieren of planten worden verstoord daar de plaatsing in openbaar toegankelijk gebied is waar vele bezoekers reeds zijn. Mede daardoor is er ook geen effect op aangewezen beschermde natuurgebieden.

 

Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Het innemen van een standplaats is een bedrijfsactiviteit en moet om die reden passend zijn in de omgeving.

 

Standplaatsen voor ambulante handel hebben een beperkte ruimtelijke impact op de omgeving, met name doordat de wagens of kramen van waaruit verkoop plaatsvindt verplaatsbaar zijn en veelal slechts een dag of dagdeel per week op één locatie staan. De activiteiten zijn uit milieuhygiënisch oogpunt goed inpasbaar in de openbare ruimte aangezien een standplaats voor ambulante handel niet of nauwelijks hinder naar de omgeving oplevert.

 

Voor het beoordelen van de hinder van een (bedrijfs)activiteit op zijn omgeving kan gebruik worden gemaakt van de systematiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. De VNG-brochure bevat een lijst met bedrijfsactiviteiten, die zijn ingedeeld in milieucategorieën. Op basis van de te verwachten milieubelasting van bedrijven gelden richtafstanden die variëren van 10 meter (milieu-categorie 1) tot 1.500 meter (milieucategorie 6). Een standplaats voor ambulante handel komt niet expliciet voor in de bedrijvenlijst van de VNG-brochure. De VNG-brochure kent wel de activiteiten 'detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken' en 'detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel'. Daarnaast is er een categorie 'restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons, viskramen' opgenomen. Deze categorieën zijn qua activiteiten en mogelijke hinder vergelijkbaar met de activiteiten die plaatsvinden in een wagen of kraam voor ambulante detailhandel. Alle genoemde activiteiten vallen volgens de VNG-brochure in milieucategorie 1. De milieubelasting van activiteiten in milieucategorie 1 is zodanig beperkt dat deze activiteiten op korte afstand van woningen of andere gevoelige functies kunnen worden uitgeoefend. Uit milieuhygiënisch oogpunt zijn er daarom geen belemmeringen om de huidige permanente standplaatsen in het bestemmingsplan vast te leggen.

 

Verkeer en parkeren

Een standplaats heeft niet of nauwelijks verkeeraantrekkende werking. Wel kan in sommige gevallen door het innemen van een standplaats op een parkeerterrein tijdelijk minder parkeerruimte beschikbaar zijn. Bij de beoordeling van een aanvraag voor nieuwe standplaatsen wordt op grond van het standplaatsenbeleid getoetst of de beoogde locatie geschikt is voor het innemen van een standplaats, waarbij ook de bereikbaarheid en de parkeersituatie worden meegewogen. Tevens is het van belang dat bij de standplaatslocaties voldoende parkeerruimte aanwezig is voor bezoekende automobilisten.

Parkeren langs de weg door klanten kan in sommige situaties de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Om die reden dient het uitzicht voor verkeersdeelnemers vrij te worden gehouden. Bovendien mag de doorgang voor voetgangers en andere passanten niet belemmerd worden door een standplaats.

Op grond van de APV kan een vergunning worden geweigerd als sprake is van risico's voor de openbare veiligheid (waaronder de verkeersveiligheid).

 

 

HOOFDSTUK 5 Juridische planopzet

Dit bestemmingsplan betreft een zogenaamd ‘paraplubestemmingsplan’. Dit houdt in dat meerdere vigerende bestemmingsplannen tegelijkertijd worden herzien op specifieke onderdelen. Dit betekent dat de vigerende bestemmingsplannen voor alle overige onderdelen van kracht blijven en alleen de bepalingen met betrekking tot een specifiek onderwerp worden herzien of toegevoegd. In het geval van dit bestemmingsplan betreft het niet één onderdeel, maar twee, namelijk regels over standplaatsen en regels over parkeren. Dit bestemmingsplan stelt de andere bestemmingsplannen ten aanzien van deze onderwerpen buiten werking en bepaalt daarmee voor het gehele grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom het te volgen beleid met betrekking tot standplaatsen en parkeren.

Bij het opstellen van de verbeelding en de planregels is uitgegaan van de bepalingen uit het Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).

 

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen (middels gebiedsaanduidingen) aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn regels betreffende het gebruik gekoppeld.

 

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.1 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

 

Op de verbeelding is met behulp van de in de SVBP2012 bepaalde methode de dubbelbestemming voor standplaatsen aan de gronden gegeven. De bijbehorende regels zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding visualiseert de planregels.

 

5.2 Planregels

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

  1. Inleidende regels, dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel ‘begrippen’ waarin wordt toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. In het tweede deel staat de wijze van meten uitgelegd.

  2. Bestemmingsregels, in dit hoofdstuk wordt een verwijziging opgenomen naar de bestemmingen van vigerende bestemmingsplannen. De gehanteerde gebiedsaanduidingen worden in de volgende paragraaf van dit hoofdstuk verder uitgewerkt.

  3. Algemene regels, in de algemene regels worden regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. In het geval van dit paraplubestemmingsplan betreft het een algemene regel voor parkeren voor de hele gemeente.

  4. Overgangs- en slotregels, binnen de overgangsregels wordt geregeld dat met het bestemmingsplan strijdige bouwwerken en plannen welke bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan mogen worden uitgevoerd, mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel wordt de officiële naam van het bestemmingplan genoemd, welke moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.

5.3 Toelichting op bestemmingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel wordt een aantal in het plan gebruikte begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van de begrippen beperkt en daarmee de duidelijkheid en rechtszekerheid van het plan vergroot.

 

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel staat aangegeven dat de artikelen van wijze van meten van de andere onderliggende bestemmingsplannen onverminderd van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Alle onderliggende plannen blijven onverkort van kracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 3 Overige regels

De parkeerregeling voor de gemeente Bergen op Zoom is in dit artikel opgenomen. Hierin staat geregeld dat in het geval sprake is van nieuwbouw, of van uitbreiding van bestaande bebouwing moet worden voorzien in voldoende ruimte om auto’s te parkeren of stallen. Ik het artikel wordt verwezen naar de parkeernota en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

 

De aan te houden parkeernorm voor verschillende functies en gebieden is op dit moment vastgelegd in de ‘Nota Parkeernormering Bergen op Zoom’. De verwijzing naar de beleidsregels is flexibel in die zin, dat wanneer er door de gemeente een nieuwe nota parkeernormering wordt vastgesteld, die regeling vervolgens van toepassing is. Het moment van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt als ijkpunt gezien om te bepalen welke parkeernormen gelden.

 

Voorliggend bestemmingsplan bevat als toevoeging op bestaande algemeneregels de volgende gebiedsaanduiding:

- 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats;

- 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats weekmarkt'

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind.

Artikel 5 Slotregel

Het laatste artikel “Slotregel” geeft de officiële naam van het plan aan, wanneer naar het

plan wordt verwezen. De planregels kunnen worden aangehaald onder de naam:

bestemmingsplan “Paraplubestemmingsplan Standplaatsen en Parkeren”.

 

 

 

HOOFDSTUK 6 Resultaten inspraak en overleg

 

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met het waterschap en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

 

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn bestaat er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

 

Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Resultaten vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp- bestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. De ontvangen reacties worden betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan.

 

Het voorontwerp wordt eveneens voor inspraak ter inzage gelegd. Ingediende inspraakreacties worden bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan betrokken.

6.3 Zienswijzenprocedure

De procedure voorziet in de mogelijkheid voor een ieder om tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Daartoe zal het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken op het stadskantoor ter inzage worden gelegd. De terinzagelegging zal op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt.

 

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is het voor een ieder mogelijk schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen in te dienen.

6.4 Vervolgprocedure

Na beoordeling van eventueel ingediende zienswijzen zal door het college van burgemeester en wethouders bekeken worden of het plan bijgesteld moet worden. Vervolgens wordt het plan al dan niet gewijzigd ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na de vaststelling van het plan wordt het (gewijzigde) bestemmingsplan gedurende 6 weken ter visie gelegd. Belanghebbenden kunnen binnen deze termijn beroepschrift en/of een verzoek om voorlopige voorziening bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State indienen.