layout blokjes
  1. Plan: Langs de Lijn
  2. Plantype: bestemmingsplan
  3. Status: vastgesteld
  4. IMRO-idn: NL.IMRO.0748.BP0229-0301
Gemeente Bergen op Zoom

Toelichting

 

HOOFDSTUK 1 Doel en opzet bestemmingsplan

 

1.1 Aanleiding en doel

Op 23 april 2015 heeft de gemeenteraad de 'Notitie Woonwagenbleid Bergen op Zoom' vastgesteld. Met het opstellen van een specifiek woonbeleid voor de doelgroep van woonwagenbewoners, wordt daadwerkelijk inhoud gegeven aan de woonbehoefte van deze specifieke doelgroep in Bergen op Zoom. Vertrekpunt voor alle keuzes is normalisatie: woonwagenbewoners hebben dezelfde rechten en plichten als alle overige burgers van onze gemeente. Iedere burger heeft recht op een schone, hele en veilige woonomgeving. Het gaat dan onder meer om het brandveiliger maken en het verbeteren van het woon- en leefklimaat.

 

In de notitie zijn, naast de uitgangspunten, wijzigingen voorgesteld voor de wachtlijstsystematiek om tegemoet te kunnen komen aan een aantal essentiële normen en waarden van deze doelgroep, zijn de mogelijkheden voor nieuwe locaties verkend en worden er scenario's in beeld gebracht voor de 4 grote bestaande locaties.

 

In onze gemeente zijn er zeven woonwagencentra, waarvan er vier als grote locatie (15-30 standplaatsen) en drie als kleine locatie (4-5 standplaatsen) kunnen worden aangeduid. Dit bestemmingsplan betreft een nieuwe locatie. En dient daarbij te voorzien in het terugdringen van de wachtlijst voor standplaatsen binnen de gemeente Bergen op Zoom. In dit bestemmingsplan is het planologisch kader zoals opgenomen in de 'Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom' verwerkt.

 

Het bestemmingsplan “Langs de Lijn” bestaat uit drie delen: een (digitale) verbeelding, waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen, en een toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het (juridisch) bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van het stadscentrum van Bergen op Zoom en maakt deel uit van het westelijk deel van de nieuwbouwwijk de Markiezaten. Het plangebied wordt globaal begrensd door:

 [image]

Afbeelding: globale ligging plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Onderhavig bestemmingsplan 'Langs de Lijn' vervangt het volgende voor het plangebied vigerende bestemmingsplan:

 

Bestemmingsplan

Vaststellingsbesluit

Onherroepelijk

De Markiezaten

21-04-2016

05-07-2016

 

1.4 Opzet

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

 

Ruimtelijk kader (hoofdstuk 2)

In hoofdstuk 2 wordt de huidige ruimtelijke situatie van het plangebied geanalyseerd en beschreven. Daarbij wordt eerst ingegaan op de stedenbouwkundige en functionele structuur van het totale plangebied. Vervolgens worden de uitgangspunten geformuleerd.

 

Beleidsaspecten (hoofdstuk 3)

In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten in beeld gebracht. Er wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

 

Onderbouwing op onderdelen (hoofdstuk 4)

In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk kader uit hoofdstuk 2 op onderdelen nader onderbouwd. Deze nadere analyse beschrijft per onderdeel de consequenties van het voorgestelde ruimtelijk kader.

 

 

Milieuaspecten (hoofdstuk 5)

In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten als gevolg van het voorgestelde ruimtelijk kader nader omschreven.

 

Bestemmingsregeling (hoofdstuk 6)

Op basis van de voorgaande hoofdstukken is de bestemmingsregeling opgesteld (verbeelding en regels). In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels. Voor wat betreft de opzet van de bestemmingsplan methodiek is aangelsoten op de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de bijbehorende Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP 2012).

 

Uitvoeringsaspecten (hoofdstuk 7)

In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de uitvoering van het plan. Ingegaan wordt op de aspecten economische uitvoerbaarheid en handhaving.

 

Resultaten inspraak en overleg (hoofdstuk 8)

Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het plan voorgelegd is aan de inwoners en instellingen. De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure zijn in dit hoofdstuk vermeld.

HOOFDSTUK 2 Ruimtelijk structuur

 

2.1 Beschrijving huidige situatie

Het plangebied maakt deel uit van het nieuwe woongebied De Markiezaten. De wijk De Markiezaten is gelegen in de zuidelijke stadsrand van Bergen op Zoom. De Markiezaten sluit aan de omliggende woongebieden Fort/Zeekant in het noorden, Nieuw-Borgvliet en Langeweg in het oosten en de Bergse Plaat in het westen. In zuidelijke richting grenst de wijk De Markiezaten aan het natuurlijke buitengebied.

 

Binnen De Markiezaten is ruimte voor circa 1600 woningen waarvan er circa 400 al zijn gerealiseerd, verdeeld over diverse deelplannen. Naast deze woningbouw zijn ook al een sportpark, diverse scholen en een supermarkt aanwezig.

 

Het plangebied 'Langs de Lijn' is gesitueerd bij het sportpark Markiezaten, aan de noordzijde van de wijk. In dit sportpark bevinden zich voetbal- en tennisvelden. Op een noordelijk aangrenzend perceel is het Aventurijncollege, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, gevestigd. Op een ander aangrezend perceel, aan de oostzijde, heeft de scoutingvereniging Menno van Coehoorn zijn basis.

2.2 Stedenbouwkundige visie

 

2.2.1 Uitgangspunten Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom

Als input voor nieuw beleid is bij alle bestaande woonwagenlocaties in Bergen op Zoom bekeken wat er goed en wat er minder goed gaat. Hieruit blijkt dat hoe groter de woonwagenlocaties is, hoe meer ongewenste situaties er plaatsvinden. Aanvankelijk is als uitgangspunt genomen dat de woonwagenlocaties uit maximaal 4 standplaatsen zouden moeten bestaan. Na overleg met de bewoners, waarin aandacht is gevraagd voor het wonen in familieband en de gewenste sociale controle en onderlinge zorg, is gekozen voor maximaal 8 standplaatsen per locatie.Het genoemde maximum van 8 standplaatsen is mede gebaseerd op ingewonnen advies van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC).

 

Bij de uitwerking van nieuwe woonwagenlocaties zijn enkele aandachtspunten meegegeven:

 

De beoogde nieuwe woonwagenlocatie 'Langs de Lijn' is zorgvuldig op deze aandachtspunten geselecteerd en uitgewerkt.

 

 

 

 

 

 

 

 

2.2.2 Stedenbouwkundige inpassing en uitwerking nieuwe woonwagenlocatie 'Langs de Lijn'

De locatie voor de beoogde nieuwe woonwagenlocatie 'Langs de Lijn' maakt deel uit van het sportpark Markiezaten waar aangrenzend tevens het Aventurijncollege is gesitueerd. Deze wijkvoorzieningen genereren veel dagelijks bezoek en gebruik en daarmee ook veel (sociaal) toezicht.

 

Het sportpark ligt bovendien centraal tussen diverse woonwijken / buurten en daarmee zal de nieuwe woonwagenlocatie ook voldoende onderdeel uitmaken van de wijk/buurt/woonomgeving. Voor de ruimtelijke inpassing is gezocht naar een heldere opzet waarbij met grondwallen een afscherming wordt bereikt naar het spoor (geluid) en sportvelden (licht en geluid), zonder dat de locatie compleet wordt ingepakt.

 

De open opzet met een gezamenlijk voorterrein zorgt voor een helder adres aan het bestaande parkeerterrein Langs de Lijn. Vanuit de entree is direct zich op alle standplaatsen mogelijk. Het voorterrein heeft tevens aansluiting op de Verlenging zodat een eenvoudige lusontsluiting ontstaat. Dit is praktisch voor de bewoners, het dienstverlenend verkeer, het toezicht en het zwaardere verkeer (voor bijvoorbeeld verhuiswagens).

 

De voorgestelde opzet van 8 standplaatsen (2 x 4) voldoet aan de brandweereisen en biedt de gewenste

onderlingen sociale samenhang. Het gezamenlijk voorterrein heeft voldoende maat voor een dertiental parkeerplaatsen ten behoeve van de bewoners en biedt naast voldoende beschutting en groenaankleding (enkele bomen) ook een verblijfsplek voor spelen op straat. Het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de gebruikers van het sportpark blijft zodoende intact.

 

Op het resterende perceel is voorzien aan de noordzijde voorzien in de mogelijkheid van proeftuinen voor onderwijs/maatschappelijke instellingen. Dit versterkt de samenhang tussen de diverse functies in de omgeving.

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding: stedenbouwkundige opzet Langs de Lijn

 

2.2.3 UItwerking in het bestemmingsplan

Stedenbouwkundig

Er is gekozen voor een open opzet en een gezamenlijk voorterrein, waarbij een helder adres aan het bestaande parkeerterrein Langs de Lijn gecreëerd wordt. Vanuit de entree is direct zicht op alle standplaatsen mogelijk. Het voorterrein heeft tevens aansluiting op de Verlenging, zodat een eenvoudige lusontsluiting ontstaat. Dit is praktisch voor de bewoners, het dienstverlenend verkeer, het toezicht en het zwaardere verkeer (voor bijvoorbeeld verhuiswagens). De locatie wordt zorgvuldig ingepast in het groen en met een geluidswerende aarden wal aan de west- en oostzijde.

 

De voorgestelde opzet van 8 standplaatsen in twee clusters van 4, voldoet aan de brandweereisen (Bouwbesluit) en biedt de gewenste onderlinge sociale samenhang. Het gezamenlijk voorterrein heeft voldoende maat voor een dertiental parkeerplaatsen ten behoeve van de bewoners en biedt tevens voldoende beschutting en groenaankleding (enkele bomen) als verblijfsplek met spelen op straat/erf. Het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de gebruikers van het sportpark blijft zodoende intact.

 

Voor de toegestane bebouwing is aansluiting gezocht met een eigentijdse maatvoering van woonwagens. Dit betekent een bouwvlak van 6 bij 12 meter en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter.

 

Op een restperceel aan de noordzijde is voorzien in de mogelijkheid van proeftuinen voor onderwijs- en/of maatschappelijke instellingen. Dit versterkt de samenhang tussen de diverse functies in de omgeving. Hiervoor heeft zich Fort Smakelijk gemeld met het initiatief dit te gebruiken als moestuin. Een aantal onderwijsinstellingen in de buurt waaronder het Kwadrant en de Kameleon hebben belangstelling om met hun leerlingen hieraan deel te nemen.

 

Brandveiligheid

De regelgeving rond brandveiligheid is met name gericht op twee aspecten: veiligheid van personen en beheersbaarheid van de brand. Bij de brandveiligheid van woonwagens spelen diverse factoren een rol: de bouwtechnische eigenschappen van de woonwagen, de aankleding, inrichting en het gebruik van de woonwagen en het gebruik van de ruimte rond de woonwagen.

 

Net als een woning is een woonwagen bouwkundig gezien brandveilig als deze voldoet aan de bouwtechnische eisen voor bestaande bouw van het Bouwbesluit 2012. De brandveiligheidseisen bepalen de weerstand die een bouwwerk moet kunnen bieden tegen brand en de tijd voordat de brand kan overslaan naar een ander bouwwerk. Op basis van het Besluit geldt dat in een brandcompartiment ten hoogste vier woonwagens en nevenfuncties daarvan met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m² naast elkaar liggen.

Op bouwtechnische gronden kan niet altijd worden voorkomen dat brand overslaat van de ene woonwagen naar de andere. Dit kan wel voorkomen worden door voldoende afstand tussen de woonwagens aan te houden. In de praktijk zou een onderlinge afstand van 5 meter brandveilig genoeg moeten zijn. Door de woonwagens te clusteren in kleine groepjes van maximaal 4 met een onderlinge minimale afstand tussen de woonwagens van 5 meter alsook tussen de clusters wordt een brandveilige situatie nagestreefd.

 

Met de regeling zoals opgenomen in dit bestemmingsplan wordt de brandveiligheid van de woonwagenlocaties, die de gemeente van essentieel belang acht, gewaarborgd. In het kader van 'Schoon, heel en veilig' zorgt de gemeente ervoor dat nergens binnen het plangebied sprake is van meer dan 4 direct naast elkaar gelegen woonwagenstandplaatsen.

 

Verkeersontsluiting

De standplaatsen wordt aan de zuidzijde omsloten via de weg 'Langs de Lijn' en worden via doortrekking van de weg richting het noordwesten aangesloten op de weg 'De Verlenging'.

 

Milieutechnische beperkingen

Rekeninghoudend met de milieutechnische beperkingen door onder andere de nabijheid van het spoor en mogelijke (licht- en geluid)hinder van de sportvelden is het mogelijk acht standplaatsen te realiseren.

 

HOOFDSTUK 3 Beleidsaspecten

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota's op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte.

 

Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. voor een aanpak die Nederland concurrerend, leefbaar en veilig maakt, is volgens het Rijk een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegenen brengen die het aangaan (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies ('decentraal, tenzij - principe'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.

 

Op basis van de genoemde ambities komt het Rijk tot drie rijksdoelen:

 

Voor de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen geformuleerd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is. Het gaat hier om het volgende:

 

Conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan is niet strijd met de hierboven besproken rijksbeslangen en geeft hier, voor zover aan de orde, uitvoering aan.

 

 

3.1.2 Ladder van duurzame verstedelijking

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen, die voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

 

Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Met behulp van de handreiking is de ladder voor duurzame verstedelijking toegepast

 

Trede 1 Bepalen regionale vraag naar ruimte

Bij iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

 

Op regionaal niveau hebben de gemeenten in de regio West-Brabant (Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen en Woensdrecht + Tholen) in samenwerking met de Provincie Noord-Brabant de Regionale Agenda Wonen op gesteld. Deze jaarlijks geactualiseerde woonagenda formuleert vanuit de actuele ontwikkelingen op de regionale woningmarkt de gezamenlijke regionale opgaven die de regio met de provincie jaarlijks wil oppakken. De actuele thema’s betreffen regionale woningbouwafspraken voor een periode van circa 10 jaar, waarin gemeenten toewerken naar een programma conform de prognose. Het betreft vooral procesafspraken. Tweejaarlijks informeren gemeenten elkaar over de ontwikkeling van de harde plancapaciteit, vooral in relatie tot de afspraken over harde plancapaciteit. Aan het eind van ieder jaar wordt afspraken geactualiseerd. Gemeenten nemen een regierol op en brengen marktpartijen bij elkaar om (individueel of samen) om vraag en aanbod beter af te stemmen. Met het beleidsplan Wonen geeft Bergen op Zoom invulling aan die afspraak.

 

Voor het totale grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom is onderzoek verricht naar mogelijke nieuwe woonwagenlocaties. In totaal zijn hiertoe zo´n 30 locaties onderzocht. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de in de ´Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom´ voorgestelde vier locaties.

 

In het bestemmingsplan ´Markiezaten´ was aan de Sportlaan een locatie gedacht voor zes standplaatsen. Deze locatie was gesitueerd nabij de spoorlijn Roosendaal - Vlissingen. Om milieutechnische gronden is de locatie in noordelijke richting verplaatst, naar Langs de Lijn.

 

De in dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling kan gezien worden als voorzetting van voorziene planologische mogelijkheden hiervoor in het bestemmingsplan "De Markiezaten". De nieuwe woonwagenstandplaatsen voorzien gedeeltelijk in de toekomstige verplaatsing van woonwagens van de bestaande woonwagenlocaties in Bergen op Zoom. Daarnaast zijn enkele standplaatsen benodigd voor het verkleinen van de wachtlijst.

 

Trede 2 Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Bij trede 2 moet de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied binnen de regio worden vastgesteld.

 

Voor 6 van de 8 standplaatsen betreft het een bestaande ontwikkelingsmogelijkheid die voortvloeit uit de geldende planologische kaders. De overige twee standplaatsen betreft een nieuwe ontwikkeling die voortvloeit uit de 'Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom'. De ontwikkeling voorziet in het terugdringen van de wachtlijst voor standplaatsen binnen de gemeente Bergen op Zoom. Het plangebied voldoet daarbij aan de uitgangs- en aandachtspunten zoals genoemd in deze notitie. Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied zoals dit ook is vastgelegd in de Verordening Ruimte.

 

Trede 3 Bouwen buiten stedelijk gebied

De regionale behoefte is op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Trede drie is niet aan de orde.

 

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld en is op 1 januari 2011 in werking getreden. Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De belangrijkste beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.

De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid tot 2025. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering.

 

De structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Daarnaast beschrijft de structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Op basis van de beschreven trends en kernkwaliteiten geeft de structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes geven invulling aan het streven naar ruimtelijke kwaliteit en zijn van provinciaal belang.

 

Op basis van de structuurvisie is onderhavig plangebied gelegen in het stedelijk concentratie gebied. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Het onderhavige plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke regio Bergen op Zoom en Roosendaal. Met de provincie maken gemeenten in regionaal verband afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma. De provincie vindt het daarnaast belangrijk dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen, het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Dit betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen.

 

 [image][image]

Afbeelding: uitsnede Structuurvisie

Conclusie

Het beleid is gericht op het ontwikkelen, ordenen, beschermen, regionaal samenwerken, stimuleren van bedrijven, voorzieningen en wonen ten behoeve van onder andere zorgvuldig ruimtegebruik. De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het 'aansnijden van nieuwe ruimte' voor verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte betekent ook dat er aandacht is voor de kwalitatieve vraag naar woon- en werklocaties; het is soms nodig nieuwe ruimte aan te snijden om in de kwalitatieve vraag te voorzien. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen. De structuurvisie geeft aan dat bestaande ontwikkelingsmogelijkheden binnen een gebied worden gerespecteerd. Het onderhavige plan is daarmee niet in strijd met de provinciale structuurvisie.

 

Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte 2014 is op 14 maart 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. De verordening draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de structuurvisie en bevat hiertoe instructieregels die voor gemeenten van belang zijn bij het opstellen van hun bestemmings- plannen.

 

De Verordening ruimte 2014 omvat diverse wijzigingen ten opzichte van de Verordening 2012. Deze hebben in hoofdzaak betrekking op:

 

 [image][image]

Afbeelding. Uitsnede Verordening ruimte 2014.

 

Het plangebied is gelegen in het stedelijk concentratiegebied Bergen op Zoom. Derhalve zijn voor het plan de speerpunten concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik en meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit aan de orde. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De verordening vereist dat in de gemeentelijke planvorming wordt verantwoord dat de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Deze verantwoording dient gebaseerd te zijn op concreet beleid vastgelegd in een gemeentelijke structuurvisie. Het accent ligt op inbreiden en herstructureren. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. In stedelijke gebieden is dit mogelijk door het combineren van functies als wonen, werk en zorg. Bij de nieuwbouw van woningen is regionale afstemming vereist. Het wonen wordt namelijk steeds meer gezien als een regionale opgave en de noodzaak om met betrekking tot woningbouw tot regionale afstemming te komen wordt alleen maar groter.

 

Conclusie

Het bestemmingsplan 'Langs de Lijn' bestaat uit het toevoegen van beperkte woningbouw, in de vorm van enkele woonwagenstandplaatsen, te midden van een cluster aan maatschappelijke functies. In het voorgaande bestemmingsplan 'De Markiezaten' waren 6 van de 8 standplaatsen in de nabijheid van deze locatie reeds planologisch voorzien. Het beleid in de Verordening ruimte vormt geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Bergen op Zoom 2030

De op 22 september 2011 door de gemeenteraad van Bergen op Zoom vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt onder meer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad.

 

In de structuurvisie wordt het plangebied aangemerkt als 'Woongebied in afbouw of oprichting'. Voor de typering 'Woongebied in afbouw of oprichting' geldt dat er wordt ingezet op afbouw van de woonwijken De Markiezaten, Schelde Veste, het Groene Gordijn en De Schans. Onderlinge afstemming en monitoring dienen plaats te vinden om complementariteit te doen ontstaan. Verder wordt de afbouw van kleinschaligere projecten zoals Bloemendaal II te Lepelspraat en de realisatie van diverse ruimte-voor-ruimtelocaties voorgestaan.

 

De aanduiding 'steilrand' betreft de steilrand van de Brabantse Wal, een abrupte overgang van de hoger gelegen zandgronden met de lagere zeekleipolders die aangemerkt is als aardkundig waardevol. De steilrand kan verder benut worden voor de recreatieve kwaliteit van de gemeente. Het beleid is erop gericht de steilrand als beeldmerk van de Brabantse Wal meer zichtbaar en beleefbaar te maken bijvoorbeeld door de aanleg van een langslopend wandel- en fietspad.

 [image][image]

 

Afbeelding. Uitsnede structuurvisiekaart Structuurvisie Bergen op Zoom 2030.

 

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de toekomstige standplaatsen niet expliciet in de Structuurvisie worden genoemd, maar onderdeel vormen van de afbouw van de woonwijk De Markiezaten. Het plan is daarmee niet strijdig met het beleid zoals verwoord in de Structuurvisie.

 

Groenstructuurplan

Het Groenstructuurplan Bergen op Zoom 2007-2017 is een kadernota die gebruikt dient te worden bij de ontwikkeling van plannen en projecten in de ruimtelijke ordening van de gemeente Bergen op Zoom. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van een duurzame groenstructuur voor de kernen van de gemeente voor de komende tien jaar. De opgave is de structuren te verbinden en te (her)structureren zodanig dat zij samen de robuuste groene structuur gaan vormen. Het Groenstructuurplan beschrijft sfeerbeelden voor het groen in wijken en buurten, waarop het beheer afgestemd wordt. Er ligt vanuit het Groenstructuurplan geen concrete opgave voor het onderhavige plangebied.

 

Verkeersplan

Het Verkeersplan dat door de gemeenteraad op 30 juni 2014 is vastgesteld geeft een visie voor het verkeersbeleid van de komende jaren. De gemeente Bergen op Zoom heeft als belangrijk doel dat zij de bereikbaarheid in de woongebieden, centra en bedrijventerreinen in en naar de gemeente in stand wil houden en waar nodig verbeteren. Tegelijkertijd wil de gemeente de verkeersdruk in de woongebieden en op de centrumwegen verminderen. Om de negatieve verkeersgerelateerde milieueffecten te beperken en de verkeersveiligheid te vergroten moet zoveel mogelijk het (doorgaande) verkeer via de weg van de hoogste categorie (gebiedsontsluitings- en stroomwegen) worden afgewikkeld. De voorkeur gaat hierbij uit naar het (beter) benutten van de reeds bestaande infrastructuur in tegenstelling tot de aanleg van geheel nieuwe infrastructuur (uitzondering hierop vormt de Randweg Zuid). In dit Verkeersplan komen de aspecten bereikbaarheid en leefbaarheid samen in het streven naar een evenwichtige verkeerstructuur, waarin alle weggebruikers (inwoners, werknemers en bezoekers) zich veilig over een goed uitgeruste structuur voor alle verkeerssoorten kunnen begeven. De hinder van verkeer moet tot een minimum worden beperkt. Verder verplaatsen mensen zich op een zo schone, veilige en efficiënte manier, wat net zo goed geldt voor het transport van goederen. Fiets en openbaar vervoer spelen hierin een belangrijke rol. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan een duurzaam Bergen op Zoom.

 

Er ligt vanuit het Verkeersplan geen concrete opgave voor het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de relevante verkeersaspecten.

 

Beleidsplan Wonen 2014-2018

Op 27 februari 2014 heeft de raad het Beleidsplan Wonen 2014-2018 vastgesteld. Het beleidsplan heeft het motto ‘Goed wonen voor iedereen’ waarbij vraag en aanbod op elkaar moeten aansluiten en zorgen voor een realistische woningbouwplanning.

 

Met het Beleidsplan Wonen 2014-2018 wordt aangesloten bij actuele ontwikkelingen en wordt ingezet op:

 

Het uitgangspunt is om de stad te ontwikkelen tot een complete stad. Hierbij zal vooral wordt ingezet op de bestaande stad en kernen. De grote uitleglocaties hebben geen prioriteit, maar moeten wel een goede afronding krijgen. Met het bieden van een compleet aanbod aan woonmilieus probeert de gemeente een aantrekkelijk woon- en leefklimaat te creëren, waardoor het samen met flankerend beleid voor bedrijvigheid en onderwijs ook aantrekkelijker wordt om zich in de gemeente te vestigen.

 

Op kwantitatief niveau betekent dit dat we voorkeur geven aan locaties die passen bij bovenstaande visie. In dit beleidsplan wordt geconstateerd dat er tot 2020 ruimte is voor ca. 1.400 woningen, waarbij de gemiddelde afzet per jaar 200 woningen is. De ambities liggen echter hoger. Door voorkeursontwikkelingen te benoemen die gezamenlijk ca 1.400 woningen behelzen en door te adviseren om bepaalde ontwikkelingen later in de tijd uit te faseren, creëren we een realistischer programma en ontstaat er zelfs wat ruimte om aan nieuwe initiatieven, onder duidelijke voorwaarden, medewerking te verlenen.

 

Het gemeentleijk woonbeleidz et in op een goed woon- en leefklimaatr voor iedereen. Met realisatie van een nieuwe woonwagenlocatie wordt hieraan uitvoering gegeven en wordt er werk gemaakt van het bieden van huisvestingsmogelijkheden voor deze doelgroep.

 

Waterplan

Voor de gemeente Bergen op Zoom is in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Het opstellen van het plan heeft plaatsgevonden in samenwerking met alle betrokken waterpartners en is in februari 2002 vastgesteld. Op basis van de uitgangspunten van het waterplan is het vigerende Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) van kracht geworden in 2003. Dit plan is geactualiseerd en als verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) in februari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.

 

Het waterplan besteedt integraal aandacht aan de ontwikkelingen en problemen op het gebied van watersystemen en waterketen. Het watersysteem bestaat uit hemel-, grond- en oppervlaktewater. De waterketen omvat alle drink- en afvalwater, kortom alle water in de buis. Met het waterplan willen de waterpartners het beleid meer op elkaar afstemmen. Bovendien willen ze gezamenlijk werken aan het herstel van veilige, gezonde, duurzame en veerkrachtige watersystemen en een duurzame, samenhangende waterketen. Daarbij staat centraal de verbetering van het leefmilieu van mens, dier en plant alsmede het evenwicht in economische en ecologische ontwikkelingen.

Vanuit de gezamenlijke beleidsplannen is een visie voor de gewenste situatie in 2050 (streefbeeld) ontwikkeld voor het waterplan. Vervolgens zijn aan de hand van het streefbeeld de ambities voor de lange, korte en middellange termijn vastgelegd. Kernelementen van het streefbeeld c.q. de lange termijn ambitie zijn:

 

In het watersysteem van de gemeente Bergen op Zoom zijn 7 stroomgebieden te onderscheiden. Voor elk stroomgebied is de huidige situatie bepaald en een toetsing aan de ambities uitgevoerd om de maatregelen te formuleren. In de stedelijke wateropgave van de gemeente uit 2009 is het betreffende waterbeleid herbevestigd en geactualiseerd met betrekking tot de beleidsdoelstellingen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en de gestelde normen met betrekking tot het voorkomen van wateroverlast in relatie tot de klimaatverandering. Alle te nemen maatregelen zijn vervolgens nader omschreven in het vijfjaarlijks te actualiseren rioleringsplan van de gemeente.

 

Er ligt vanuit het Waterplan geen concrete opgave voor het betreffende plangebied. In de waterparagraaf in hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect water.

 

Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen

In het kader van het uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011 is een gevoeligheidsanalyse groepsrisico voor bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uitgevoerd. In de analyse, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 6 maart 2012, zijn de toekomstplannen van de gemeente uit de structuurvisie getoetst op ‘groepsrisico’; dit wel zeggen dat per Bevi-bedrijf - bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken - is berekend wat in de toekomst de gevolgen zijn voor de omgeving van het bedrijf, als er een incident zou plaatsvinden.

 

Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat de toekomstplannen niet leiden tot een toename van het groepsrisico. Daarnaast blijkt dat diverse grootschalige ontwikkelingen tegelijkertijd mogelijk zijn zonder dat een knelpunt voor groepsrisico ontstaat. Zolang nieuwe of herziene bestemmingsplannen passen binnen de structuurvisie, zal het plan geen gevolgen hebben voor het groepsrisico.

 

In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.

 

Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom

Op 15 augustus 2014 is de woonwagencultuur aangewezen als immaterieel cultuur erfgoed. Onder meer wordt de cultuur bepaald door te willen wonen in familieverband. Met het opstellen van een specifiek woonbeleid voor de doelgroep van woonwagenbewoners, wordt recht gedaan aan de aanwijzing tot immaterieel erfgoed en het gewenste behoud hiervan.

 

Op 23 april 2015 heeft de gemeenteraad de 'Notitie Woonwagenbleid Bergen op Zoom' vastgesteld. Met het opstellen van een specifiek woonbeleid voor de doelgroep van woonwagenbewoners, wordt daadwerkelijk inhoud gegeven aan de woonbehoefte van deze specifieke doelgroep in Bergen op Zoom. Vertrekpunt voor alle keuzes is normalisatie: woonwagenbewoners hebben dezelfde rechten en plichten als alle overige burgers van onze gemeente. Iedere burger heeft recht op een schone, hele en veilige woonomgeving. Het gaat dan onder meer om het brandveiliger maken en het verbeteren van het woon- en leefklimaat.

 

In de Notitie zijn, naast de uitgangspunten, wijzigingen voorgesteld voor de wachtlijstsystematiek om tegemoet te kunnen komen aan een aantal essentiële normen en waarden van deze doelgroep, zijn de mogelijkheden voor nieuwe locaties verkend en worden er scenario's in beeld gebracht voor de 4 grote bestaande locaties. Er is hierbij door de raad besloten tot de aanleg van 2 nieuwe woonwagenlocaties. De locatie 'Langs de Lijn' is er hier 1 van.

 

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in het terugdringen van de wachtlijst voor standplaatsen op woonwagenlocaties binnen de gemeente Bergen op Zoom. De uitgangspunten en criteria zoals opgenomen in de 'Notitie Woowagenbeleid Bergen op Zoom' zijn daarbij leidend geweest.

 

HOOFDSTUK 4 Onderbouwing op onderdelen

In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke kader en de hierin geformuleerde uitgangspunten op de relevante onderdelen nader onderbouwd. Aan bod komen verkeer en groen, flora en fauna en water.

 

4.1 Verkeer

 

Wegenstructuur en ontsluiting

De locatie is ontsloten via Langs de Lijn. De wegen binnen het plangebied zelf zijn bestemd tot verblijfsgebied (erftoegangswegen). Deze wegen maken de erven toegankelijk. Op wegen met een erftoegangsfunctie, ofwel de verblijfsgebieden, staat de verblijfsfunctie centraal. Hier ontmoeten alle verkeersdeelnemers elkaar. De snelheid van het verkeer dient hier laag te zijn (30km/h). Binnen de erftoegangswegen kan wel verschil in verkeersintensiteit zijn.

 

De locatie heeft tevens aansluiting op de Verlenging zodat een eenvoudige lusontsluiting ontstaat. Dit is praktisch voor de bewoners, het dienstverlenend verkeer, het toezicht en het zwaardere verkeer (voor bijvoorbeeld verhuiswagens).

 

Parkeren

Ten aanzien van parkeernormen gaat de gemeente Bergen op Zoom uit van de (actuele) Nota Parkeernormering. Het gezamenlijk voorterrein heeft voldoende maat voor een dertiental parkeerplaatsen ten behoeve van de bewoners. Het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de gebruikers van het sportpark blijft zodoende intact.

4.2 Groen

 

De nieuwe locatie ligt op dit moment braak en biedt daarmee kansen de openbare ruimte in te richten. Er wordt ingezet op een groene aankleding langs de randen, zodat een goede inpassignn aar de omgeving wordt gecreeerd. Er wordt daarnaast voorzien in voldoende beschutting en groenaankleding als verblijfsplek met spelen op straat en erf. Tussen de huidige gronden van het Aventurijncollege en de toekomstige standplaatsen is sprake van een restperceel. Op dit restperceel wordt de mogelijkheid geboden van proeftuinen.

4.3 Flora en Fauna

 

Sinds 2002 is een groot deel van de inheemse planten- en diersoorten via de Natuurbeschermingswet (Flora- en Faunawet) beschermd. In deze wet is bepaald dat, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen die van invloed kunnen zijn op de bestaande flora en fauna, onderzoek plaats dient te vinden naar de aanwezige flora en fauna. Als de ruimtelijke ingrepen significant negatieve gevolgen hebben ten aanzien van de instandhouding van beschermde soorten zullen mitigerende, dan wel compenserende maatregelen getroffen moeten worden.

 

Het plangebied omvat verstedelijkt gebied binnen de bebouwde kom, waarmee het voorkomen van beschermde soorten beperkt is. Het uitvoeren van een onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet wordt gelet op het voorgaande niet noodzakelijk geacht.

 

Er worden, gezien de ligging, geen nadelige effecten op beschermde gebieden dan wel soorten verwacht.

 

4.4 Water

 

Beleid gemeente

De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Dit plan is opgesteld in samenwerking met alle betrokken waterpartners en zowel door de gemeenteraad als het waterschapsbestuur in 2002 vastgesteld. De meeste uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) dat in februari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.

 

Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater is deze zorgplicht uitgewerkt in het vigerende vGRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als grondeigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen. In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Een passende aanpak is vastgelegd in de nota Watertaken: Gemeentelijke Wateropgave Bergen op Zoom, daterend uit 2009.

 

Tenslotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. Ook in dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met noodzakelijke voorzieningen vanuit zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan.

 

Beleid Waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits- en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.

 

Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2016-2021, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Belangrijke speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie. Bovendien richt het waterschap met genoemde hoofdlijnen van het waterbeheer zich in toenemende mate op de samenwerking met de mogelijkheid in de verbinding meer maatwerk toe te passen, voor zover doelmatig.

 

In een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend”, heeft het waterschap aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Verder heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor diverse ingrepen met betrekking tot de waterhuishouding een ontheffing of watervergunning gerelateerd aan de Keur van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

 

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de ‘beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater’.

 

Watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader hebben waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken:

 

Beschrijving huidige situatie

Het betreffende, qua bestemming te actualiseren, plangebied is onderdeel van een gedeelte van de stad Bergen op Zoom, waarvan de functionele inrichting en bebouwing als woonwijk deels is gerealiseerd en deels nog in ontwikkeling. Het plangebied is onderdeel van de nieuw te ontwikkelen stadswijk Markiezaten, die zuidelijk is gelegen van de bestaande stad en aansluitend in het westen bij de Bergse Plaat. De oostelijke zijde heeft de grens bij de spoorlijn.

 

Door de historische ontwikkeling als polder en vervolgens voor invulling van het plangebied met omgeving als nieuwe stadswijk, is de oorspronkelijke afwatering of oppervlaktewatersituatie ingrijpend aangepast. Inmiddels is de oppervlakkige afwatering via inrichting van aangelegd oppervlaktewater voor betreffende omgeving in relatie tot de functie van het gebied in afstemming met de (water)beheerder al invulling gegeven en gerealiseerd. Hierbij is tevens uitdrukkelijk rekening gehouden met de gewenste eisen ten aanzien van een waterneutrale ontwikkeling met voldoende waterberging ten aanzien van het totale plan. Dit dus mede, zoals is benodigd voor de toekomstig voorziene ontwikkeling vanuit onderhavige plan(actualisatie). Afwatering van de stadswijk geschied met name door een gescheiden rioleringsstelsel. De afvoer van het schone hemelwater gebeurt via het HWA-stelsel. Middels de vuilwaterriolering (DWA) wordt het huishoudelijk afvalwater van de woningen en vrijkomend afvalwater van overige functies ingezameld en afgevoerd naar de rioolwaterzuivering te Bath. Het overtollige (schone) regenwater wordt na lozing op het aanwezige oppervlaktewater vanuit het gebied afgevoerd via de Plaatvliet richting Schelde-Rijnverbinding.

Het (oorspronkelijke) gebied ligt zodanig dat in hydrologisch opzicht sprake is van kwel. Door ophoging van het te bewonen gebied en kruipruimteloos bouwen bevind het grondwater zich aldaar in voldoende mate onder het maaiveld en is er ook geen sprake van grondwateroverlast.

 

Beschrijving toekomstige situatie

Het bestemmingsplan voor betreffende plangebied betreft een actualisatie van de vigerende bestemming van maatschappelijke ontwikkeling naar bewoning door woonwagens. In planolgoisch opzicht verandert de mate van bebouwing en verharding niet of nauwelijks en is met betrekking tot de reeds gerealiseerde waterhuishouding daarom een neutrale situatie aan de orde.

 

Alwaar ontwikkeling voor realisatie van het plan wordt aangepakt zal nauwgezet worden toegezien op de aansluitingen van schoon en vuil water. Daarbij is het de bedoeling om enerzijds de garantie omtrent aansluiting van schoon regenwater op de schoonwatervoorziening te waarborgen en anderzijds deze in de richting van het aanwezige oppervlaktewater te laten afstromen. Waar de kwaliteitszekerheid van het (regen)water voor aansluiting als schoon regenwater niet of onvoldoende is gegarandeerd, zoals drukke wegen e.d., worden maatregelen genomen dan wel is aansluiting op het vuilwatersysteem voorzien. Centrale doelstelling blijft dat alleen slechts het afvalwater wordt geloosd op de vuilwaterriolering (DWA-stelsel).

 

Mede gelet op genoemde risico’s bij het regenwater en eventuele aansluiting van verontreinigd hemelwater op het DWA-stelsel zal daarom steeds in overleg met het waterschap in de meest passende en doelmatige maatwerkoplossing(en) worden voorzien.

 

Gevolgen voor het water

Aangezien sprake is van een actualisatie van het bestemmingsplan, zonder noemenswaardige verandering in de mate van verharding of gebruik van het terrein, betreft het voor water in principe een neutrale situatie. In het gebied is en wordt al voorzien in een gescheiden rioolwaterstelsel. Het aanwezige oppervlaktewater in de nabijheid voorziet in ruime mate in de benodigde berging passend bij de functie/bestemming.

 

Voor zover het afstromend regenwater niet ter plaatse in de grond zakt, zal dit via het schone waterafvoersysteem in het aanwezige oppervlaktewater worden geloosd en afgevoerd richting Plaatvliet. De afvoer van dit oppervlaktewater gebeurt volgens gedoseerde normering in afstemming met het waterschap. Het waterschap stelt vanuit de keur een eis aan retentie voor het lozen van regenwater afkomstig van een toename van verhard oppervlak van 2.000 m² of groter om het afwentelen van een bui van T=100 te kunnen voorkomen. Momenteel wordt daartoe als uitgangspunt gehanteerd een berging van 600 m³/ha aan retentie in relatie tot genoemde acute buien. Met de actualisatie van dit plan is echter geen uitbreiding van de verharding voorzien en is dit dus vooralsnog ook niet aan de orde.

 

Bij elk gebouw is de afvoer van het (huishoudelijke) afvalwater op systematische wijze gescheiden van het (schone) regenwater. De afvoer van het (huishoudelijk) afvalwater is aangesloten op de vuilwaterriolering (DWA). Om verontreiniging van hemelwater te voorkomen, is voor zowel nieuwbouw als bij renovatie de (uitwendige) toepassing van uitlogende materialen, zoals koper, lood, zink en zacht PVC niet gewenst; aangezien deze stoffen zich kunnen ophopen in het water(bodem)systeem en daarmee een zeer nadelige invloed hebben op de water(bodem)kwaliteit en –ecologie.. Door gerichte communicatie, waar mogelijk met de ontwikkelaar/eigenaar zelf, zal informatieverstrekking over de mogelijkheden van duurzaam bouwen en het toepassen van duurzame en milieuvriendelijke bouwmaterialen plaats hebben.

 

Juridische vertaling

Ruimtelijk zijn de voorzieningen, die aanwijsbaar zijn in relatie tot het water, met de benodigde aanduiding op de verbeelding aangeduid ten behoeve van de waterhuishouding. De als oppervlaktewater dienst doende ruimte is als zodanig benoemd en aangeduid op de verbeelding.

 

Advies waterbeheerder

Het Waterschap Brabantse Delta heeft op 20 december 2016 een positief wateradvies gegeven onder voorbehoud. Er wordt door het waterschap geconstateerd dat paragraaf 4.2 en 4.4 elkaar tegen spreken. In paragraaf 4.4 stond inderdaad dat er in fysiek opzicht niets wijzigd. Bedoeld is dat er in planolgisch opzicht in de mate van bebouwing en verharding niet of nauwelijks iets verandert en met betrekking tot de reeds gerealiseerde waterhuishouding daarom een neutrale situatie aan de orde is. Voor het overige wordt verwezen naar de huidige waterparagraaf.

 

HOOFDSTUK 5 Milieuaspecten

De gemeente Bergen op Zoom heeft de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) gevraagd een milieuparagraaf op te stellen voor het onderhavige bestemmingsplan. De milieuparagraaf is opgesteld voor de aspecten bedrijven en milieuzonering, lucht, geluid, externe veiligheid, bodem en licht.

5.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. Voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de VNG van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ in 2009 een geheel herziene uitgave opgesteld. Voor het bepalen van de richtafstand die in beginsel in acht moet worden genomen, wordt gebruikgemaakt van deze VNG-publicatie.

 

Richtafstanden

In de VNG-publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen in relatie tot het omgevingstype rustige woonwijk. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. In tabel 1 zijn de milieucategorieën en richtafstanden uit de VNG-publicatie overgenomen.

 

Tabel Milieucategorieën en richtafstanden

Milieucategorie

Richtafstanden tot omgevingstype ‘rustige woonwijk’* in meters

1

10

2

30

3.1

50

3.2

100

4.1

200

4.2

300

5.1

500

5.2

700

5.3

1000

6

1500

* Indien de omgeving is te typeren als ‘gemengd gebied’, gelden voor de aspecten geur, stof en geluid kleinere richtafstanden, namelijk één afstandstap kleiner (Zie de VNG-publicatie, paragraaf 2.3).

 

Wijze van meten

De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het (bestemmings)plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.

De VNG-publicatie geeft richtafstanden, gebaseerd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk. Daarnaast kent de publicatie het omgevingstype ‘gemengd gebied’. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen een hogere milieubelasting kent. De reductie met één afstandstap leidt niet tot een lager beschermingsniveau voor gevaar.

 

Indeling naar gebiedstype

In de omgeving van het plangebied zijn diverse functies aanwezig, zoals sportpark Langs de Lijn, het Aventurijncollege, en de scouting. Het plangebied ligt tevens in het invloedsgebied van de spoorlijn Bergen op Zoom-Vlissingen. Er is sprake van een omgevingstype gemengd gebied. De richtafstand kan hier dus met één afstandsstap worden teruggebracht.

 

Situatie ter plaatse

De ontwikkeling bestaat uit het realiseren van woonwagenstandplaatsen. De bestemming wonen is een milieugevoelige functie. In onderstaande tabel zijn de milieubelastende activiteiten in de directe omgeving van het plangebied opgenomen.

 

Tabel: Bedrijfsactiviteiten in de directe omgeving (omgevingstype rustige woonwijk)

Bedrijfsnaam

SBI-2008

Omschrijving

Geur

Stof

Geluid

Gevaar

Grootste afstand

Milieucategorie

Scoutinggroep Menno van Coehoorn

94991.A

Buurt- en clubhuizen

0

0

30 C

0

30 D

2

Aventurijn College

852, 8531

Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs

0

0

30

0

30

2

Sportpark De Markiezaten

931.G

Veldsportcomplex (met verlichting)

0

0

50 C

0

50

3.1

C continu

D divers

 

De grootste richtafstand die is opgenomen in bovenstaande tabel geldt in het omgevingstype rustige woonwijk. Indien de richtafstanden met een afstandsstap worden teruggebracht, dan reikt enkel de grootste richtafstand van het sportpark nog over de woonwagenstandplaatsen. Conform de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering wordt de grootste richtafstand veroorzaakt door het aspect geluid. Aangegeven wordt dat het geluid continu is.

 

Op basis van uitspraken van de Raad van State dient eveneens rekening te worden gehouden met het aspect licht. Voor het aspect licht is een lichthinderonderzoek uitgevoerd naar invloed van de verlichting van het sportpark op het plangebied. Uit het Lichthinderonderzoek Sportpark Markiezaten (projectcode L0707yy.berg, datum 07-07-2016) volgt dat ter plaatse van de woonwagens de lichthinder acceptabel is.

 

Om voor het aspect geluid te zorgen voor een goed woon- en leefklimaat wordt een aarden wal aangelegd in de groenzone tussen de voetbalvelden en de woonwagenstandplaatsen. In het akoestisch onderzoek is op basis van het stappenplan uit bijlage 5 van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ de aanvaardbaarheid van de geluidbelastingen van de sportactiviteiten op de gevels van de woonwagens bepaald. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan worden gesteld dat, na het realiseren van een aarden wal met een hoogte van minimaal 3 meter, wordt voldaan aan de richtwaarden.

 

Conclusie

Na het realiseren van een aarden wal met een hoogte van minimaal 3 meter in de groenzone tussen de voetbalvelden en de woonwagenstandplaatsen vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het initiatief.

 

 

 

 

 

5.2 Lucht

Toetsingskader

Nieuwe plannen die mogelijk worden gemaakt middels onder andere een bestemmingsplan dienen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer (Wm). Een wijzigingsplan valt niet onder voornoemd artikel. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt voor dit plan wel aangesloten bij artikel 5.16 Wm. Kort samengevat vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, mits:

- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;

- een project ‘niet in betekende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging;

- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

 

Situatie ter plaatse

In artikel 5.16 Wm is bepaald dat in bepaalde categorieën van gevallen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, geen directe toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. In het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ zijn deze categorieën van gevallen aangewezen.

 

Zo valt een woningbouwlocatie onder de in deze regelgeving aangewezen categorieën indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 woningen omvat. Daarbij is door het toenmalige ministerie van VROM, zo blijkt uit het rapport ‘Bepaling van IBM planomvang op basis van herziene uitgangspunten’ van december 2006, uitgegaan van gemiddeld 2,6 voertuigbewegingen per woning per weekdag. Een toename van de verkeersintensiteit met maximaal 3.900 voertuigbewegingen per weekdag (1.500 woningen * 2,6 voertuigbewegingen per woning per weekdag) draagt dus niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

 

Voorliggende ontwikkeling heeft betrekking op het realiseren van enkele woonwagenstandplaatsen. Deze ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In een dergelijk geval is een nader onderzoek naar de concentratie en toetsing van de luchtkwaliteitsgrenswaarden niet aan de orde.

 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool kan inzicht worden gekregen in de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van het plangebied zowel in de huidige situatie als voor 2020 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar. De grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie voor PM 2,5 wordt eveneens niet overschreden.

 

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor het initiatief.

5.3 Geluid

Toetsingskader

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting wordt onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen.

 

Situatie ter plaatse

Voor het realiseren van de woonwagenstandplaatsen is het akoestisch onderzoek ‘Woonwagenstandplaatsen locatie Langs de Lijn gemeente Bergen op Zoom’ opgesteld. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd vanwege de ligging binnen de geluidzone van de spoorweg en in het kader van een goede ruimtelijke ordening vanwege de geluidbelasting van de 30 kilometerwegen en de geluiduitstraling van het sportpark.

 

Uit de berekeningsresultaten van de geluidbelastingen vanwege het spoorverkeer volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB op de terreingrens met 1 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarden van 63 dB worden nergens overschreden. Uit het onderzoek is verder gebleken dat maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting, onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom zal een hogere waarde voor spoorverkeerslawaai vaststellen voor het plangebied.

 

Vanwege de omliggende 30 kilometerwegen is het geluidklimaat als goed te beoordelen. Na het realiseren van een aarden wal met een hoogte van minimaal 3 meter in de groenzone tussen de voetbalvelden en de woonwagenstandplaatsen voldoet de geluiduitstraling van het sportpark aan de richtwaarden.

 

Conclusie

Het aspect geluid is geen belemmering voor het initiatief.

5.4 Externe veiligheid

Toetsingskader
Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen

In het Bevi zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevi heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe situaties moet worden getoetst aan de risiconormen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) strekt tot uitvoering van het Bevi. In het Revi staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

 

Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.

 

Binnen het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van een inrichting mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen. In principe geldt dat ook voor beperkt kwetsbare objecten tenzij er “gewichtige redenen” zijn om daarvan af te wijken. Indien het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting dient het groepsrisico te worden verantwoord.

 

Transport externe veiligheid

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet in werking getreden en daarmee het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en de weg vindt vanaf deze datum plaats aan de hand van de Wet Basisnet. Hierin zijn grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

 

Wat de berekening van het groepsrisico betreft dient voor bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen e.d. die ter inzage worden gelegd en die betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlagen van de in de Regeling Basisnet genoemde transportassen, uit te worden gegaan van de in de bijlage vermelde vervoerscijfers. Die vervoerscijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer. Bij de vaststelling van het ruimtelijk besluit dient het groepsrisico te worden verantwoord.

 

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het Basisnet Weg, Water en/of Spoor kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de afstanden die in bijlage I, II en III van de Regeling Basisnet zijn opgenomen. Op deze afstanden mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Voor basisnet weg geldt bijvoorbeeld dat daar waar in bijlage II de afstand ‘0’ is vermeld het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar.

 

Vanaf het moment dat het Bevt in werking is getreden, moet voor sommige transportassen rekening worden gehouden met het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is het gebied tot 30 meter van de transportas waarin, bij realisering van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (en verbouwingen daaraan), rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Voor bijvoorbeeld een rijksweg wordt de 30 meter voor het PAG gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. In het Bouwbesluit is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen binnen een PAG moet voldoen.

 

Indien binnen het invloedsgebied van een transportas nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante stijging van het groepsrisico optreedt, dient bij de vaststelling van het ruimtelijk besluit, het groepsrisico te worden verantwoord. Volgens het Bevt gelden geen beperkingen voor het ruimtegebruik voor het gebied dat verder ligt dan 200 m van de transportas. Ten aanzien van de verantwoording dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) voor het groepsrisico te worden beschouwd, maar ook de effectafstand die wordt gegenereerd door overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd. Zodoende kan het invloedsgebied verder reiken dan 200 meter. Indien dat het geval is en het invloedsgebied reikt tot over het plangebied, moeten wel maatregelen worden overwogen bijvoorbeeld in het kader van zelfredzaamheid.

 

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

 

Situatie ter plaatse

Voor de risico-inventarisatie is uitgegaan van de navolgende informatiebronnen:

- Professionele risicokaart provincie Noord-Brabant;

- Informatie gemeente Bergen op Zoom (RRGS );

 

In onderstaand figuur is een deel van de risicokaart weergegeven van Bergen op Zoom in de omgeving van het

plangebied.

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur: uitsnede risicokaart ter hoogte van het plangebied.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op basis van de uitgevoerde risico inventarisatie blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied ligt van meerdere Bevi-bedrijven, te weten: Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V.

 

Sabic innovative plastics B.V.

Met betrekking tot Sabic is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 3.500 meter van de inrichtingsgrens van Sabic ligt. Het invloedsgebied van Sabic bedraagt 8.705 meter en ligt hierdoor volledig over van het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag van Sabic, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.002 van de oriënterende waarde.

 

Mepavex Logistics B.V.

Met betrekking tot deze inrichting is de gemeente Bergen op Zoom het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2500 meter van de inrichtingsgrens van Mepavex ligt. Het invloedsgebied van Mepavex bedraagt 3.260 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar net (10 m) buiten de inrichtingsgrens, maar niet over het plangebied ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.15 van de oriënterende waarde.

 

In het kader van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid is in 2011 een “Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen” uitgevoerd (rapportage 6 januari 2012). In de gevoeligheidsanalyse is voor het berekenen van het groepsrisico uitgegaan van de aanwezigen in de bestaande bebouwing. Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat grote ruimtelijke ontwikkelingen niet of nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico van o.a. Sabic en Mepavex. Op basis van de gevoeligheidsanalyse kan worden geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling niet (significant) bijdraagt aan de hoogte van het groepsrisico.

 

Transport externe veiligheid

Vaarwegen, snelwegen

Het bestemmingsplan ligt op meer dan 200 meter afstand van vaarwegen, de snelweg en andere wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gelet hierop zijn risicoberekeningen voor wegen niet relevant en hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied.

  

Spoor

De spoorlijn Bergen op Zoom-Vlissingen is gelegen op circa 75 meter van het plangebied. Gelet op de korte afstand van het plangebied ten opzichte van de risicovolle transportroute zijn conform het Bevt risicoberekeningen nodig voor de bepaling van het groepsrisico. Tevens moet het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied beschouwd worden.

 

Bijlage II tabel Basisnet spoor uit de Regeling basisnet geeft aan dat een veiligheidszone (komt overeen met het maximale plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar) voor het spoorvak gelegen langs het plangebied niet is vastgesteld. Hierdoor wordt voldaan aan de normen met betrekking tot de veiligheidsafstand uit de Regeling basisnet. Bijlage II tabel Basisnet spoor uit de Regeling basisnet geeft aan dat een PAG zone voor het spoorvak gelegen langs het plangebied niet is vastgesteld. Hierdoor wordt voldaan aan de normen met betrekking tot het plasbrandaandachtsgebied uit de Regeling basisnet en hoeven hiervoor geen extra eisen gesteld te worden aan de bebouwing.

 

Uit het eindrapport Basisnet spoor blijkt dat ter hoogte van het betreffende traject het groepsrisico is gelegen onder de oriënterende waarde. In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied Zuid is voor het spoor een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma RBMII voor het spoor (d.d. 27 februari 2012) waaruit blijkt dat het hoogste groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde (OW) ligt. Het groepsrisico bedraagt namelijk 0.09 x OW. Het toevoegen van de woonwagenstandplaatsen heeft geen significant effect op het groepsrisico.

 

Buisleidingen

Om te bepalen of er in het plangebied of in de directe omgeving buisleidingen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van een enkele buisleidingen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op circa 30 meter. De buisleidingenstraat ligt op circa 1000 meter van het plangebied.

 

In het kader van eerder vastgestelde bestemmingsplannen zijn voor de aardgasleidingen kwantitatieve risicoanalyses uitgevoerd. Hiervan is verslag gelegd in de rapportage QRA hogedruk aardgas buisleidingen Fort Zeekant (datum 24 juli 2012). Hieruit volgt dat de aardgasbuisleidingen geen plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 per jaar hebben. Het groepsrisico bedraagt in alle gevallen minder dan 0.01 van de oriënterende waarde. Het toevoegen van de woonwagenstandplaatsen heeft geen significant effect op het groepsrisico.

 

Conclusie

Met betrekking tot de Bevi-bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Omdat het plangebied in het invloedsgebied ligt van diverse Bevi-inrichtingen, het spoor en buisleidingen is het groepsrisico verantwoord. Hiervoor is gebruik gemaakt van het standaardadvies van de veiligheidsregio en de standaard verantwoording groepsrisico. Het standaardadvies en de standaard verantwoording groepsrisico zijn opgenomen in de bijlage.

5.5 Bodem

Toetsingskader

De bodemkwaliteit moet (kunnen) voldoen aan de in het plan beoogde functie.

 

Situatie ter plaatse

De gronden in het plangebied hebben in het vigerend bestemmingsplan De Markiezaten (vastgesteld 21-4-2016) de bestemming ‘Maatschappelijk’. Binnen deze bestemming zijn gevoelige functies zoals gezondheidszorg, onderwijs, jeugd- en kinderopvang, volksgezondheid, zorg en welzijn toegestaan. De gronden zijn geschikt voor gevoelige functies zoals woonwagenstandplaatsen.

 

Conclusie

Het aspect bodem is geen belemmering voor het initiatief.

5.6 Licht

Situatie ter plaatse

De grootste richtafstand die is opgenomen geldt in het omgevingstype rustige woonwijk. Binnen het plangeid kan door de overige aanwezige functies echter gesproken worden van 'gemengd gebied'. In een gemengd gebied kan de richtafstand met één afstandststap worden teruggebracht. Uitzondering hierop is de richtafstand voor het aspect gevaar. Voor de locatie 'Langs de Lijn' betekent dat het sportpark De Markiezaten de grootste richtafstand, te weten 30 meter, veroorzaakt. De richtafstand voor het sportpark geldt (op basis van uitspraken van de Raad van State) eveneens voor het aspect licht. De richtafstand van 30 meter reikt over een deel van het plangebied heen.

 

Naar aanleiding van de richtafstand is een lichthinderonderzoek uitgevoerd. Dit lichthinderonderzoek is uitgevoerd voor alle velden op het sportpark. Voor het plangebied is voornamelijk veld 4 van belang.

 

Uit het lichtonderzoek blijkt dat de lichtvoorziening in de zuidoostzijde van veld 4 een uitstraling heeft naar buiten het veld. Echter de lichthinder raakt de toekomstige standplaatsen niet, maar reikt tot op de naastgelegen verkeersvoorziening en een deel van de groene afscherming van de standplaatsen.

 

Conclusie

Het aspect licht is geen belemmering voor realisatie van de toekomstige locatie.

 

HOOFDSTUK 6 Bestemmingsregeling

 

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (de verbeelding en de regels).

6.2 Verbeelding

Welke bestemming de gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).

6.3 Regels

De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2012 De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

 

6.3.1 Inleidende regels

 

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald.

 

6.3.2 Bestemmingsregels

 

Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:

In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven: de functies die binnen de bestemming “bij recht” zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste “toetssteen” voor bouwactiviteiten en/of gebruiksvormen. Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.

Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.

 

De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.

 

Groen (G)

De gronden met deze bestemming betreffen gebieden met (openbare) groenvoorzieningen welke binnen de ruimtelijke hoofdopzet van het plan van belang zijn en om die reden behouden dienen te blijven. Binnen het plangebied hebben deze groenstroken tevens de functie voor speelvoorziening, aangrenzend groen bij de parkeerplaatsen of afschermend groen naar de omliggende functies. Binnen de bestemming ‘Groen’ is uitsluitend de bouw van andere bouwwerken, zoals speelvoorzieningen, toegestaan.

 

Maatschappelijk (M)

Deze bestemming is opgenomen voor een perceel aan de noordzijde van het plangebied. Om gebruik ten behoeve van volkstuinen voor maatschappelijke doeleinden mogelijk te maken is hiervoor een aanduiding opgenomen. Voor dit gebruik worden beperkte bebouwingsmogelijkheden geboden.

 

Verkeer (V)

Deze bestemming is opgenomen voor alle wegen en verblijfsgebieden binnen het plangebied.Binnen de bestemming is onder andere het oprichten van straatmeubilair toegestaan.

 

Wonen (W)

Als woningtypen zijn enkel woonwagens toegestaan. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Hierbinnen zijn regels opgenomen ten aanzien van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte. Voor het perceelsgedeelte buiten het bouwlak worden mogelijkheden geboden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken.

 

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonwagens (hoofdgebouw) worden rechtsreeks, onder specifieke voorwaarden, mogelijk gemaakt.

 

6.3.3 Algemene regels

 

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.

 

Algemene bouwregels

Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan, welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daarnaast beoogt dit artikel te voorkomen dat bouwwerken die groter of juist kleiner zijn dan in de bouwregels bij de diverse bestemmingen is toegestaan of voorgeschreven, onder het overgangsrecht komen te vervallen. Voor deze bouwwerken gelden de bestaande grotere dan wel kleinere afmetingen als maximaal respectievelijk minimaal toegestaan.

 

Algemene aanduidingsregels

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het radarverstoringsgebied en de zogenaamde IHCS-zone van de vliegbasis Woensdrecht. Binnen deze zones geldt een beperking van de bouwhoogte.

 

Algemene afwijkingsregels

Deze afwijkingsmogelijkheden hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsregels, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

 

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, via een voorgeschreven procedure, in iets ruimere mate dan bij de “algemene afwijkingsregels” af te wijken van de regels. Het gaat dan echt om een wijziging van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan een meer flexibel plan.

 

6.3.4 Overgangs- en slotregels

 

Overgangsrecht

De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.

 

Slotregel

Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).

 

HOOFDSTUK 7 Uitvoeringsaspecten

 

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:

  1. het kostenverhaal anderszins is verzekerd;

  2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;

  3. het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.

 

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een woonwagenlocatie. Deze locatie is

gesitueerd op gronden die in eigendom zijn van de gemeente. Kostenverhaal is daarmee niet aan de orde dan

wel anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

7.2 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.

 

Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

 

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.

 

 

HOOFDSTUK 8 Resultaten inspraak en overleg

 

8.1 Inleiding

Het bestemmingsplan “Langs de Lijn” heeft tot doel om de ontwikkeling van een woonwagenlocatie mogelijk te maken en bevat hiervoor het planologisch kader. Ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan wordt een inspraaktraject gevolgd en wordt het plan toegezonden aan dde diverse vooroverleginstanties.

8.2 Resultaten vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp- bestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. De ontvangen reacties worden betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan.

Alleen van het waterschap is een reactie ontvangen. Deze is verwerkt in de toelichting.

 

Het voorontwerp wordt eveneens voor inspraak ter inzage gelegd. Ingediende inspraakreacties worden bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan betrokken.

Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn geen inspraakreacties ingediend.

8.3 Resultaten zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 mei 2017 gedurende zes weken terinzage gelegen. Gedurende deze termijn kon iedereen een zienswijze indienen. Van deze mogelijkheid heeft niemand gebruik gemaakt.