Toelichting
HOOFDSTUK 1 Doel en opzet bestemmingsplan
1.1 Aanleiding en doel
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is aangegeven dat gemeentes elke tien jaar hun bestemmingsplannen dienen te actualiseren. Gelet op de periode dat de thans vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied reeds gelden, is een actualisatie aan de orde. De gemeente Bergen op Zoom is al enige tijd bezig met de actualisatie van haar bestemmingsplannen. Bij deze actualisatieronde wordt gestreefd naar een zo uniforme wijze van bestemmen. Op deze wijze ontstaat eenduidigheid in de geldende regels.
De onderhavige actualisatie is consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat bij de wijze van bestemmen zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de feitelijke situatie en de mogelijkheden die in de op dit moment nog geldende bestemmingsplannen zijn opgenomen.
Het bestemmingsplan 'Warande' bestaat uit drie delen: een (digitale) verbeelding, waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen, en een toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het (juridisch) bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt ten zuidoosten van de binnenstad van Bergen op Zoom en ten westen van de rijksweg A58/A4. Het gebied wordt globaal begrensd door:
de Rooseveltlaan in het noorden;
de Randweg-Oost (A4/A58) in het oosten;
de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen aan de westzijde;
de Antwerpsestraatweg in het zuidwesten;
de Olympialaan, Olympiaplein en de Huijbergsebaan aan de zuidzijde.
Sportpark Rozenoord en het terrein van de voormalige Cort Heijligerskazerne maken geen onderdeel uit van het plan. Ook de woonbebouwing aan oostzijde van de Guido Gezellelaan, die voorheen onderdeel uitmaakte van het bestemmingsplan 'Warande-West', maakt geen onderdeel uit van het plan. Deze woonbebouwing is opgenomen in het bestemmingsplan 'Het Groene Gordijn e.o.'.
Het plangebied komt overeen met de plangebieden van de bestemmingsplannen “Warande-Oost” uit 2005 en 'Warande-West' uit 2006. Voor het zuidoostelijke deel van het plangebied is sinds 2008 de '1e herziening Warande-Oost' van kracht. Dit betreft het gebied dat wordt ontsloten door de Saturnuslaan, Maanstraat, Uranuslaan, Mathijsenstraat, Dokter de Ramlaan, Oberonlaan en de Argolaan. Daarnaast worden de bedrijven binnen het plangebied, die nu zijn opgenomen in het bestemmingsplan ‘Verspreide bedrijven en detailhandel’, in het plan ‘Warande’ meegenomen.
Afbeelding 1. Globale weergave plangebied
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Onderhavig bestemmingsplan 'Warande' vervangt (deels) de volgende vigerende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan |
Vaststellingsbesluit |
Goedkeuringsbesluit |
Onherroepelijk |
Warande-Oost |
24-02-2005 |
23-05-2005 |
18-07-2005 |
Warande-West |
30-11-2006 |
02-03-2007 |
01-05-2007 |
Warande-Oost, 1e herziening |
28-02-2008 |
23-05-2008 |
05-08-2008 |
Warande-West, 2e wijzigingsplan |
10-06-2008 |
|
05-08-2008 |
Verspreide bedrijven en detailhandel |
22-09-2011 |
n.v.t. |
27-03-2013 |
1.4 Opzet
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Ruimtelijk kader (hoofdstuk 2)
In hoofdstuk 2 wordt de huidige ruimtelijke situatie van het plangebied geanalyseerd en beschreven. Daarbij wordt eerst ingegaan op de stedenbouwkundige en functionele structuur van het totale plangebied. Vervolgens worden de uitgangspunten geformuleerd.
Beleidsaspecten (hoofdstuk 3)
In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten in beeld gebracht. Er wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Onderbouwing op onderdelen (hoofdstuk 4)
In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk kader uit hoofdstuk 2 op onderdelen nader onderbouwd. Deze nadere analyse beschrijft per onderdeel de consequenties van het voorgestelde ruimtelijk kader.
Milieuaspecten (hoofdstuk 5)
In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten als gevolg van het voorgestelde ruimtelijk kader nader omschreven.
Bestemmingsregeling (hoofdstuk 6)
Op basis van het voorgaande is de juridische regeling opgesteld (verbeelding en regels). In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels.
Uitvoeringsaspecten (hoofdstuk 7)
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de uitvoering van het plan. Ingegaan wordt op de aspecten economische uitvoerbaarheid en handhaving.
Resultaten inspraak en overleg (hoofdstuk 8)
Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het plan voorgelegd is aan de inwoners en instellingen. De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure zijn in dit hoofdstuk vermeld.
HOOFDSTUK 2 Ruimtelijk structuur
2.1 Beschrijving huidige situatie
Het plangebied wordt gevormd door twee deelgebieden die samen de wijk Warande vormen. 'Warande-West' is het gedeelte van de wijk dat globaal gelegen is tussen de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen, de Rooseveltlaan, de Antwerpsestraatweg, de voormalige Cort Heijligerskazerne, sportpark Rozenoord en het A.M. de Jongpark. Het andere deelgebied 'Warande-Oost' wordt globaal begrensd door de Rooseveltlaan, de Randweg-Oost (A4/A58), Churchilllaan, A.M. de Jongpark de voormalige Cort Heijligerskazerne, sportpark Rozenoord en de Huijbergsebaan.
Warande-West
Warande-West is grotendeels opgebouwd in de 20e eeuw. De woonwijk is planmatig aangelegd tussen de verschillende historische linten die lopen naar de binnenstad van Bergen op Zoom. Het bebouwingslint langs het spoor, de Parallelweg dateert van rond 1900. Het gebied ten oosten van het lint was in gebruik als land- en tuinbouwgrond. Na de bouw van de Cort Heijligerskazerne in de jaren 1930 groeide langzaam het gebied tussen de Parallelweg en de Antwerpsestraatweg in oostelijke richting dicht met woonbebouwing. Ook werd voor de Tweede Wereldoorlog het sport- en wielercomplex ‘De Raaijberg’ in het buitengebied aangelegd. In 1958 is dit complex gesloopt. Op de hoek van de Antwerpsestraatweg en Guido Gezellelaan staat nu partycentrum 'De Raayberg'.
De grote ontwikkelingen hebben hoofdzakelijk na de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden. De twee belangrijkste ontwikkelingen waren de realisatie van ‘de Blokkendoos’ in de 50-er jaren en de flats aan de Guido Gezellelaan (1960-1965). Later werden de tussenruimtes opgevuld met traditionele rijtjeshuizen en met vrijstaande bebouwing (ten zuiden van de Guido Gezellelaan). Tussen de Guido Gezellelaan, Olympialaan en het sportpark ligt een groene enclave met vrijstaande woningen. Door het gebied loopt de C. Pronkstraat waaraan enkele kleine doodlopende zijstraten liggen.
Vanaf de 70-er jaren tot enkele jaren geleden zijn er toevoegingen in de wijk geweest. De hoofdstructuur is daardoor nog compacter geworden. De meest recente ontwikkeling in de wijk is de herstructurering met gedeeltelijke vervanging van ‘de Blokkendoos’ (Acaciapark).
Binnen het deelgebied zijn naast de hoofdfunctie wonen, verschillende functies aanwezig. Het gebied rondom de Abraham de Haanstraat wordt gedomineerd door de aanwezigheid van bedrijvigheid. Aan de Guido Gezellelaan is sprake van scholen. Detailhandel is binnen het deelgebied weinig aanwezig en concentreert zich aan de Herman Leusstraat en het begin van de Pastoor Jutenlaan. De horecavestigingen liggen verspreid over 'Warande-West'. Aan de Rooseveltlaan liggen twee kantoorgebouwen.
Warande-Oost
Het plangebied maakt deel uit van de na-oorlogse stedenbouwkundige uitbreiding van Bergen op Zoom aan de oostkant van de spoorlijn. De wijk Warande-Oost heeft haar eigen karakteristieke stedelijke structuur. Kenmerkend is de orthogonale structuur van de wijk. De eengezinswoningen zijn volgens het zogenaamde stempeldoosprincipe (gelijkende vierkante blokken) in dit orthogonale patroon geprojecteerd. De overige stedelijke gebieden zijn ingevuld met solitaire gebouwen met een eigen status en uitstraling. Dit wordt vaak versterkt door de aswerking die veel van deze gebouwen hebben, evenwijdig aan het orthogonale patroon. Een mooi voorbeeld hiervan was de Warandeflat aan de Argolaan. De solitaire gebouwen zijn veelal georiënteerd op buurtpleinen zoals het Zonneplein en het Mathijssenplantsoen. Aan de achterzijde liggen veelal parkeervoorzieningen en verblijfsgebieden. Horizontale gevelgeleding, ritmiek en herhaling is beeldbepalend in deze wijken, zowel bij de geschakelde eengezinswoningen als bij hoogbouw.
In het gebied bevinden zich maatschappelijke voorzieningen waaronder enkele scholen, de kerk in het A.M. de Jongpark en de moskee op de hoek van de Van Heelulaan/Rigelstraat. Aan de oostkant van het deelgebied bevindt zich het ziekenhuis Lievensberg aan het Boerhaaveplein. Naast de algemene ziekenhuisfunctie kent het ziekenhuis nog een aantal specifieke functies.
In het centrum van deelgebied Warande-Oost is het wijkwinkelcentrum aan het Zonneplein gevestigd. Daarnaast is verspreid over het deelgebied sprake van kleinschalige bedrijvigheid, een benzineservicestation en kantoorgebouwen aan de Pasteurlaan, Marslaan en Kometenlaan.
2.2 Uitwerking in het bestemmingsplan
De in het plangebied aanwezige woningen zijn positief bestemd, waarbij voor de toegestane bebouwing aansluiting is gezocht met de voorheen van toepassing zijnde planologische regeling. De aanwezige bedrijvigheid binnen het plangebied is specifiek aangegeven, waardoor de daar gevestigde bedrijven worden gerespecteerd. Het gaat daarbij om een klein bedrijventerrein dat ingeklemd ligt tussen de woonbebouwing aan de Abraham de Haanstraat en enkele over het plangebied verspreide bedrijfslocaties. Ook de detailhandel binnen het plangebied is specifiek aangegeven en betreft enkele solitaire vestigingen. Aan het begin van de Pastoor Jutenlaan en aan de Herman Leusstraat is sprake van gemengde functies op de begane grond van de panden. Omdat functiewisseling tot de mogelijkheden behoort zijn deze gronden bestemmen tot 'Gemengd'. De overige niet-woonfuncties binnen het plangebied, zoals kantoren, horecavestigingen, maatschappelijke voorzieningen en de sporthal zijn eveneens van een passende functie voorzien. De in een gedeelte van de Parallelweg aanwezig gasleiding is met een dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Deze leiding is voorzien van een beschermingszone.
Het grondwaterbeschermingsgebied is als zodanig op de verbeelding opgenomen. Vanwege de ligging in het radarverstoringsgebied en de IHCS-zone van de vliegbasis Woensdrecht gelden beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte. Deze zones zijn door middel van een gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven. Daarnaast gelden er voor delen van het plangebied archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Om deze waarden te beschermen zijn dubbelbestemmingen opgenomen, waaraan een vergunningenstelsel is gekoppeld voor het uitvoeren van bepaalde werken en/of werkzaamheden.
2.3 Ontwikkelingen
In het plangebied zijn geen omvangrijke of ingrijpende ontwikkelingen of veranderingen op korte termijn aan de orde. Ook zijn er geen specifieke of urgente ruimtelijke knelpunten. Op de hoek van de Burgemeester Blomlaan en Van Heelulaan wordt op het bestaande sportveld de bouw van een nieuwe gymzaal/sporthal voorzien. Deze ontwikkeling was ook al in het huidige bestemmingsplan 'Warande-Oost' opgenomen. Het actuele beleid richt zich op uitvoering van beheersmaatregelen (woningvoorraad, groenstructuur, verblijfsfunctie) en op inspelen op ontwikkelingen in de verzorgingsstructuur.
HOOFDSTUK 3 Beleidsaspecten
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota’s op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte.
Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Voor een aanpak die Nederland concurrerend, leefbaar en veilig maakt, is volgens het Rijk een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegenen brengen die het aangaan (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies (‘decentraal, tenzij- principe’). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden, te weten:
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland;
het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen geformuleerd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is. Het gaat hier om het volgende:
Een excellente ruimtelijke-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen
Efficiënt gebruik van de ondergrond
Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen
Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem
Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen
Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s
Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Conclusie
Er zijn geen rijksbelangen in het geding binnen het plangebied.
3.2 Provinciaal beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld en is op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid tot 2025. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering.
De structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Daarnaast beschrijft de structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Op basis van de beschreven trends en kernkwaliteiten geeft de structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes geven invulling aan het streven naar ruimtelijke kwaliteit en zijn van provinciaal belang.
Op basis van de structuurvisie is onderhavig plangebied gelegen in het stedelijk concentratie gebied. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Het onderhavige plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke regio Bergen op Zoom en Roosendaal. Met de provincie maken gemeenten in regionaal verband afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma. De provincie vindt het daarnaast belangrijk dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen, het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Dit betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen.
Conclusie
De structuurvisie geeft aan dat bestaande ontwikkelingsmogelijkheden binnen een gebied worden gerespecteerd. Het onderhavige plan is daarmee niet in strijd met de provinciale structuurvisie.
Verordening ruimte
De Verordening ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de structuurvisie en bevat hiertoe instructieregels die voor gemeenten van belang zijn bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. Provinciale Staten hebben in hun vergadering van 11 mei 2012 de Verordening ruimte 2012 vastgesteld. De Verordening ruimte 2012 betreft een actualisering van de Verordening ruimte 2011 en is op 11mei 2012 vstgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Met ingang van 1 juni 2012 is de verordening in werking getreden. De actualisatie bevat onder andere de volgende onderwerpen:
wijziging van de begrenzing van de groenblauwe mantel;
aanpassingen in verband met rijksregelgeving (het omzetten van ontheffingsmogelijkheden naar algemene regels en diverse aanpassingen aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening);
aanpassingen in verband met onvolkomenheden en onduidelijkheden;
aanpassingen vanwege ervaringen uit de praktijk;
invoeren van een algemene ontheffingsmogelijkheid.
Op 17 december 2013 hebben Gedeputeerde Staten het Statenvoorstel van de structuurvisie en de Verordening ruimte vastgesteld. De Verordening ruimte 2014 is op 7 februari 2014 vastgesteld. Op 19 maart is de verordening in werking getreden. Ten opzichte van de Verordening ruimte 2012 omvat de verordening diverse wijzigingen. Deze hebben in hoofdzaak betrekking op:
vereenvoudiging en verduidelijking: de opbouw van de Ontwerpverordening ruimte 2014 is gewijzigd waardoor deze beter aansluit bij de systematiek van de bestemmingsplannen. Daarnaast is er gekozen voor een directer taalgebruik en meer opsommingen, eenvoudigere zinnen en herkenbare formuleringen;
wijzigingen vanwege het rijksbeleid: met de vaststelling van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is het rijksbeleid gewijzigd. Dat heeft ook gevolgen voor de kaders die in de provinciale verordening zijn opgenomen;
wijzigingen vanwege het landbouwbeleid;
wijzigingen vanwege het natuurbeleid.
Het plangebied is gelegen in het stedelijk concentratiegebied Bergen op Zoom
Afbeelding 2. Uitsnede Verordening ruimte 2014.
Derhalve zijn voor het plan de speerpunten concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik en meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit aan de orde. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De verordening vereist dat in de gemeentelijke planvorming wordt verantwoord dat de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Deze verantwoording dient gebaseerd te zijn op concreet beleid vastgelegd in een gemeentelijke structuurvisie. Het accent ligt op inbreiden en herstructureren. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. In stedelijke gebieden is dit mogelijk door het combineren van functies als wonen, werk en zorg. Bij de nieuwbouw van woningen is regionale afstemming vereist. Het wonen wordt namelijk steeds meer gezien als een regionale opgave en de noodzaak om met betrekking tot woningbouw tot regionale afstemming te komen wordt alleen maar groter.
Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard. Verstedelijkingsvraagstukken die samenhangen met bundeling en/of verdichting (concentratie) en zuinig ruimtegebruik zijn daarom niet aan de orde. In het bestemmingsplan worden de archeologische en cultuurhistorische waarden beschermd en er worden geen Bevi-inrichtingen mogelijk gemaakt. Het beleid in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening ruimte vormt derhalve geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
3.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Bergen op Zoom 2030
De op 22 september 2011 door de gemeenteraad van Bergen op Zoom vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt onder meer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad.
In de structuurvisie gelden voor het plan meerdere typeringen. Hieronder wordt op de diverse typeringen binnen het plangebied ingegaan.
Woonwijk herstructurering
Deelgebied ‘Warande West’ is aangemerkt als één van de vier herstructureringswijken van de gemeente Bergen op Zoom. In de herstructureringwijken wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering door sloop van verouderde bebouwing (zowel woningen als oude bedrijfslocaties) en het realiseren van nieuwbouw aansluitend op de eisen van deze tijd. De kansen die zich aandienen, bijvoorbeeld bij herstructurering, moeten benut worden. Bij herstructurering dient voorkomen te worden dat het woningaantal toeneemt. Er mag maximaal 1 op 1 teruggebouwd worden en dit mag niet ten koste gaan van openbare ruimte. Dit betekent dat ruimte gezocht moet worden in herstructureringslocaties (bijvoorbeeld vrijkomende bedrijfslocaties’ om het gewenste bouwvolume te kunnen bereiken. In geval van substantiële sloop dient onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheid om minder dan 1 op 1 terug te bouwen.
Woonwijk
Het deelgebied ‘Warande-Oost’ is grotendeels aangemerkt als “Woonwijk”. Voor deze typering geldt dat er gestreefd wordt naar kwaliteitsverbetering en het versterken van de groenstructuren. Verpaupering dient door goede monitoring voorkomen te worden. In de woonwijken dienen de dienstenzones van de woonservicegebieden verder gestalte te krijgen. Een sterkere verankering van zorgdiensten in combinatie met een goede bereikbaarheid van de dagelijkse voorzieningen zorgen ervoor dat de wijk vitaal blijft.
Grootschalige voorzieningen (zorg, onderwijs, detailhandel)
Grootschalige voorzieningen zijn op drie functies benoemd, in zorg, onderwijs en detailhandel.
Grootschalige voorzieningen op het gebied van zorg zijn het Lievensberg ziekenhuis in Bergen op Zoom, TanteLouise-Vivensis, Vrederust en de Viersprong in Halsteren. De gemeente wil deze voorzieningen blijven faciliteren omdat deze een belangrijke maatschappelijke functie hebben. Ook zijn deze voorzieningen belangrijk voor de werkgelegenheid. Binnen het plangebied is het Lievensberg ziekenhuis gelegen.
Bereikbaarheid
Een goede bereikbaarheid van Bergen op Zoom is belangrijk voor de economische ontwikkeling van de gemeente en om als aantrekkelijke woongemeente aangemerkt te kunnen worden. Het gaat hierbij om zowel bereikbaarheid voor autoverkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer. De mobiliteit zal blijven groeien. Vooral omdat het aantal verplaatsingen per persoon toeneemt. Ook zullen steeds meer oudere mensen (zelfstandig) reizen.
Autoverkeer
Met de realisatie van de A4 wordt de bereikbaarheid van de gemeente beter. Aan de andere kant neemt de verkeersdrukte tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat zodanig toe, dat aan verbreding van dit wegvak niet valt te ontkomen. Het is daarom noodzakelijk dat er maatregelen getroffen worden op het hoofdwegenstelsel in en rond Bergen op Zoom.
Aandachtspunten naast de A4/A58 tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat zijn:
de A58 tussen Roosendaal en Bergen op Zoom;
de Rooseveltlaan en de aansluiting daarvan op de A58;
de ontsluiting van de Theodorushaven (onder andere via de Van Gorkumweg en Randweg-West).
Elektrisch rijden is op dit moment erg in opkomst. Verwacht wordt dat het autoverkeer zich steeds duurzamer zal gaan ontwikkelen. Ook door het elektrisch rijden kan het vervoer steeds stiller worden. Welke invloed dit uiteindelijk heeft op de ruimtelijke inpassing van autowegen is echter op dit moment moeilijk te voorspellen.
Transformatiezone snelweg
De snelle afronding van de doortrekking van de A4 is van groot economisch belang. Verwacht wordt dat hierdoor de doorstromingsproblematiek op de A58 sterk zal toenemen tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat. Voorkomen dient te worden dat de weg verstopt raakt. Om ruimte te bieden voor infrastructurele maatregelen is een transformatiezone rondom de A4 en A58 opgenomen.
Hoofdwegenstructuur
Het verdelen van het wegennet in twee aders staat centraal: wegen voor doorstroming (hoofdwegennet) en wegen voor verblijfsgebieden. Door het beter benutten van wegen wordt de doorstroming van het verkeer verbeterd. Daarbij hoort het versterken van duurzame vervoerswijzen en het ontwikkelen van een duurzaam veilig verkeerssysteem. Waar het wegennet onvoldoende capaciteit heeft worden oplossingen gezocht door een betere inrichting van de weg, door het inzetten van openbaar vervoer en/of het stimuleren van fietsverkeer. Binnen het plangebied zijn de Pastoor Jutenlaan/Guido Gezellelaan en de Sterrelaan/Mathijsenstraat/Dr. De Ramlaan zijn van deze typering voorzien.
Parken en groenstructuren
De Vijverberg is aangewezen als ‘parken en groenstructuur’. De parken dienen beter toegankelijk en beleefbaar te worden gemaakt waardoor het gebruik toeneemt. Daar waar mogelijk worden verbindingen gezocht met andere groenstructuren en het buitengebied. Recreatieve routes in de vorm van wandel- en fietspaden kunnen de verbinding met het buitengebied vormgeven.
De belangrijkste dragende groenstructuren in Bergen op Zoom zijn het stadspark Kijk-in-de-Pot, het Anton van Duinkerkenpark en het Ravelijn, de noordelijke groenstructuur (Kleine Melanen en het Oscar van Hemelpark) en de oostelijke groenstructuur (De Mondaf, Rozenoord, Cort Heijligerspark, A.M. de Jongpark, Vijverberg Zuid). Het doel is een sterkere verwevenheid van stad en land en het groen in de wijken, waardoor groene eenheden een meer structurele waarde krijgen. Het in plangebied gelegen A.M. de Jongpark maakt onderdeel uit van de oostelijke groenstructuur.
Groene verbinding versterken
Ter plaatse van een groenverbinding is het gewenst om door middel van natuurontwikkeling de groenstructuur te versterken. De natuurlijke waarde dient zoveel mogelijk gecombineerd met een recreatieve functie. Binnen het plangebied gaat het daarbij om de verbinding tussen de Vijverberg Zuid en het A.M. de Jongpark.
Afbeelding 3. Integrale structuurvisiekaart Structuurvisie Bergen op Zoom 2030
Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan Bergen op Zoom 2007-2017 is een kadernota die gebruikt dient te worden bij de ontwikkeling van plannen en projecten in de ruimtelijke ordening van de gemeente Bergen op Zoom. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van een duurzame groenstructuur voor de kernen van de gemeente voor de komende tien jaar. De opgave is de structuren te verbinden en te (her)structureren zodanig dat zij samen de robuuste groene structuur gaan vormen. Het Groenstructuurplan beschrijft sfeerbeelden voor het groen in wijken en buurten, waarop het beheer afgestemd wordt. Het groenstructuurplan kan als bouwsteen dienen voor het bestemmingsplan.
Verkeersplan
Het Verkeersplan dat door de gemeenteraad op 30 juni 2014 is vastgesteld geeft de visie voor het verkeersbeleid van de komende jaren. De gemeente Bergen op Zoom heeft als belangrijk doel dat zij de bereikbaarheid in de woongebieden, centra en bedrijventerreinen in en naar de gemeente in stand wil houden en waar nodig verbeteren. Tegelijkertijd wil de gemeente de verkeersdruk in de woongebieden en op de centrumwegen te verminderen. Om de negatieve verkeersgerelateerde milieueffecten te beperken en de verkeersveiligheid te vergroten moet zoveel mogelijk het (doorgaande) verkeer via de weg van de hoogste categorie (gebiedsontsluitings- en stroomwegen) worden afgewikkeld. De voorkeur gaat hierbij uit naar het (beter) benutten van de reeds bestaande infrastructuur in tegenstelling tot de aanleg van geheel nieuwe infrastructuur. In het Verkeersplan komen de aspecten bereikbaarheid en leefbaarheid samen in het streven naar een evenwichtige verkeerstructuur,, waarin alle weggebruikers (inwoners, werknemers en bezoekers) zich veilig over een goed uitgeruste structuur voor alle verkeerssoorten kunnen begeven. De hinder van verkeer moet tot het minimum worden beperkt. Verder verplaatsen mensen zich op een zo schone, veilige en efficiënte manier, wat net zo goed geldt voor het transport van goederen. Fiets en openbaar vervoer spelen hierin een belangrijke rol. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan een duurzaam Bergen op Zoom.
Er ligt vanuit het Verkeersplan geen concrete opgave voor het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de relevante verkeersaspecten.
Beleidsplan Wonen 2014-2018
Op 27 februari 2014 heeft de raad het Beleidsplan Wonen 2014-2018 vastgesteld. Het beleidsplan heeft het motto ‘Goed wonen voor iedereen’ waarbij vraag en aanbod op elkaar moeten aansluiten en zorgen voor een realistische woningbouwplanning.
Met het Beleidsplan Wonen 2014-2018 wordt aangesloten bij actuele ontwikkelingen en wordt ingezet op:
Een goed woon- en leefklimaat voor iedereen;
Een realistische woningbouwportefeuille, zowel kwantitatief als kwalitatief, waarbij het aanbod aansluit op de vraag;
Een flexibeler houding onder bepaalde voorwaarden bij nieuwe kleinschalige woningbouwinitiatieven die zich aandienen;
Behoud en versterking van de bestaande woningvoorraad;
Behoud en versterking van regionale afstemming met de regio West-Brabant;
Integrale en continue afstemming met (lokale) marktpartijen.
Het uitgangspunt is om de stad te ontwikkelen tot een complete stad. Hierbij zal vooral wordt ingezet op de bestaande stad en kernen. De grote uitleglocaties hebben geen prioriteit, maar moeten wel een goede afronding krijgen. Met het bieden van een compleet aanbod aan woonmilieus probeert de gemeente een aantrekkelijk woon- en leefklimaat te creëren, waardoor het samen met flankerend beleid voor bedrijvigheid en onderwijs ook aantrekkelijker wordt om zich in de gemeente te vestigen.
Op kwantitatief niveau betekent dit dat we voorkeur geven aan locaties die passen bij bovenstaande visie. In dit beleidsplan wordt geconstateerd dat er tot 2020 ruimte is voor ca. 1.400 woningen, waarbij de gemiddelde afzet per jaar 200 woningen is (waarbij wordt gewerkt met ca. 150 woningen per jaar voor de komende jaren). De ambities liggen echter hoger. Door voorkeursontwikkelingen te benoemen die gezamenlijk ca 1.400 woningen behelzen en door te adviseren om bepaalde ontwikkelingen later in de tijd uit te faseren, creëren we een realistischer programma en ontstaat er zelfs wat ruimte om aan nieuwe initiatieven, onder duidelijke voorwaarde, medewerking te verlenen.
Waterplan
Voor de gemeente Bergen op Zoom is in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Het opstellen van het plan heeft plaatsgevonden in samenwerking met alle betrokken waterpartners en is in februari 2002 vastgesteld. Op basis van de uitgangspunten van het waterplan is het vigerende Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) van kracht geworden in 2003. Dit plan is geactualiseerd en als verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) in februari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Het waterplan besteedt integraal aandacht aan de ontwikkelingen en problemen op het gebied van watersystemen en waterketen. Het watersysteem bestaat uit hemel-, grond- en oppervlaktewater. De waterketen omvat alle drink- en afvalwater, kortom alle water in de buis. Met het waterplan willen de waterpartners het beleid meer op elkaar afstemmen. Bovendien willen ze gezamenlijk werken aan het herstel van veilige, gezonde, duurzame en veerkrachtige watersystemen en een duurzame, samenhangende waterketen. Daarbij staat centraal de verbetering van het leefmilieu van mens, dier en plant alsmede het evenwicht in economische en ecologische ontwikkelingen.
Vanuit de gezamenlijke beleidsplannen is een visie voor de gewenste situatie in 2050 (streefbeeld) ontwikkeld voor het waterplan. Vervolgens zijn aan de hand van het streefbeeld de ambities voor de lange, korte en middellange termijn vastgelegd. Kernelementen van het streefbeeld c.q. de lange termijn ambitie zijn:
schoon oppervlaktewater en waterbodem;
schoon grondwater;
evenwichtige flora en fauna;
water vasthouden en bergen;
voorkomen wateroverlast;
alleen afvalwater zuiveren (geen regenwater via de riolering transporteren/lozen);
duurzame watervoorziening (beperkt drinkwatergebruik en water op maat).
In het watersysteem van de gemeente Bergen op Zoom zijn 7 stroomgebieden te onderscheiden. Voor elk stroomgebied is de huidige situatie bepaald en een toetsing aan de ambities uitgevoerd om de maatregelen te formuleren. In de stedelijke wateropgave van de gemeente uit 2009 is het betreffende waterbeleid herbevestigd en geactualiseerd met betrekking tot de beleidsdoelstellingen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en de gestelde normen met betrekking tot het voorkomen van wateroverlast in relatie tot de klimaatverandering. Alle te nemen maatregelen zijn vervolgens nader omschreven in het vijfjaarlijks te actualiseren rioleringsplan van de gemeente.
Er ligt vanuit het Waterplan geen concrete opgave voor het betreffende plangebied. In de waterparagraaf in hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect water.
Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen
In het kader van het uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011 is een gevoeligheidsanalyse groepsrisico voor bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uitgevoerd. In de analyse, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 6 maart 2012, zijn de toekomstplannen van de gemeente uit de structuurvisie getoetst op ‘groepsrisico’; dit wel zeggen dat per Bevi-bedrijf - bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken - is berekend wat in de toekomst de gevolgen zijn voor de omgeving van het bedrijf, als er een incident zou plaatsvinden.
Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat de toekomstplannen niet leiden tot een toename van het groepsrisico. Daarnaast blijkt dat diverse grootschalige ontwikkelingen tegelijkertijd mogelijk zijn zonder dat een knelpunt voor groepsrisico ontstaat. Zolang nieuwe of herziene bestemmingsplannen passen binnen de structuurvisie, zal het plan geen gevolgen hebben voor het groepsrisico.
Conclusie
Het onderhavige plan legt de bestaande (planologische) situatie vast. Geconcludeerd wordt dat het plan uitvoering geeft aan het beleid zoals dat is verwoord in de besproken beleidsdocumenten en/of niet strijdig is met het genoemde beleid.
In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.
HOOFDSTUK 4 Onderbouwing op onderdelen
4.1 Cultuurhistorie en Archeologie
Ligging, geologie, bodem
De ondergrond van het plangebied bestaat uit zand, dat op basis van extrapolatie op de geomorfologische kaart voornamelijk tot de hoge landduinen en dekzandglooingen gerekend kan worden. Plaatselijk bevinden zich ook dalvormige laagtes. De oudste zandafzettingen dateren uit het Tiglien (2,45 miljoen jaar -1,8 m.j. BP). In de laatste IJstijd, het Weichselien (115.000-10.000 jaar BP) ontstonden op grote schaal periglaciale zandafzettingen in zuidwest tot noordoost gevormde ruggen (Formatie van Twente). Dit zijn zowel eolische (wind-) als fluvioperiglaciale (smeltwater-) afzettingen. De zandafzettingen van het Laat-Weichselien worden onderverdeeld in oud dekzand van gelaagd lemig zand (30.000-13.000) en jong dekzand (13.000-10.000) in de vorm van paraboolduinen. Deze jongere duinen zijn dominant in de ondergrond aanwezig. Tot ver in het holoceen bleef het stuifzand actief. De jongste afzettingen worden tot de Formatie van Kootwijk gerekend.
Ten oosten van de Churchilllaan bevindt zich een dalvormige laagte, die aan de westzijde wat scherp is begrensd door afgravingen in de 20ste eeuw. Deze laagte, ook wel “De Kuil” genoemd, werd in de laatste ijstijd gevormd door het uitblazen van zand. Dat zand werd ten oosten van de A58 weer gedeponeerd in de vorm van een paraboolduin (Zoomland e.o.).
Vanaf het Late Neolithicum (2.800 v.Chr.) trad vanwege een sterke grondwaterstijging veenvorming op (Hollandveen, Formatie van Singraven). Dit veen ontstond vooral op plaatsen waar de wind de onderliggende pleistocene klei had blootgelegd. Ook de laagte in het plangebied werd met veen gevuld. Volgens reconstructies van historisch geograaf K.Leenders reikte dit veengebied, dat “Zwaluwmare” werdgenoemd, oostwaarts tot het ziekenhuis Lievensberg. Aan de zuidwestzijde van de laagte vormde zich een soort overstort, van waaruit een teveel aan water af kon stromen in zuidwestelijke richting. Het vormde een droogdal in de noordwestelijke hoek van de Augustapolder.
Het natuurlijke landschap in het plangebied werd vanaf de middeleeuwen geleidelijk veranderd. Het veen in de laagte werd ontgonnen en op de resterende zandvlakten ontwikkelde een podzolbodem. De randen van de laagte waren geschikt voor ontginning en daar ontstonden de eerste boerderijen (Het Haasken, de Bal). Het hogere duinzand was echter ongeschikt voor cultivatie. Deze stuifzandgronden , die bijna tot de binnenstad reikten, bleven tot in de 20ste eeuw onbebouwd.
Historie
In de late middeleeuwen hoorde het plangebied tot de buitenpoorterij van Bergen op Zoom en deels tot de heerlijkheid Borgvliet. Het was nauwelijks bewoond vanwege de slechte natuurlijke omstandigheden. Het gebied werd doorsneden door enkele oude wegen. Dit waren de beide landwegen van Bergen op Zoom naar Huijbergen, die zich van elkaar afsplitsten ter hoogte van de Canadalaan, en een landweg die vanuit de Balsebaan zuidwaarts afboog in de richting van Westelaar. Deze wegen zijn bij de aanleg van de wijk Warande geheel verdwenen. Alleen de Vondellaan is nog een relict van de weg naar Huijbergen.
De zuidwestelijke grens van het plangebied werd gevormd door de landweg van Bergen op Zoom naar Antwerpen, die uit de 17de eeuw dateert. Ter hoogte van de Valeriusstraat bevond zich de “Raaijberg” waar lichamen van ter dood veroordeelden op een rad werden opgesteld. Ruim 475 meter ten zuiden ervan bevond zich de hoeve “De Raaijberg”, waarschijnlijk uit de 17de eeuw daterend.
Behalve deze hoeve bevonden zich volgens de inmetingen van de landmeterfamilie Adan in de 18de eeuw nog enkele boerderijen, zoals “het Haasken” ter hoogte van de Van Heelulaan en een hoeve ter hoogte van de Vesaliuslaan.
Een ander oud element in het plangebied is de Balse Loop. Dit is een turfvaart die gegraven werd vanuit de “Anxtenmare” (het latere landgoed Goeree) en met scherpe bochten naar het veen van “De Zwaluwmare” leidde. Dit veen werd vermoedelijk in de 14de eeuw ontgonnen. Van daaruit ging de Balse Loop noordwaarts naar de wijk Gageldonk en sloot vervolgens aan op de Moervaart.
Vanaf de jaren ’20 van de 20ste eeuw werd ten oosten van de Parallelweg gebouwd (omgeving Vondellaan).
In 1938-1939 liet het Ministerie van Oorlog de Cort Heijligerskazerne bouwen, in een gebied waar tevoren de hoeve “Het Haagje” had gestaan en waar later villa “Roosenoord” werd gebouwd.
In de Tweede Wereldoorlog werd een anti-tankgracht gegraven aan de noordzijde van de Balsebaan. Hiervan is de Vijverberg een relict. De steile rand langs de Churchilllaan werd waarschijnlijk in dezelfde periode gegraven en ligt in het verlengde van de tankgracht.
Na de oorlog werd het gebied langzaam verstedelijkt. In 1966 werd het ziekenhuis Lievensberg gebouwd. Langs de nieuwe Guido Gezellelaan kwamen portiekflats. Ten noorden ervan was al eerder de wijk “Blokkendozen” gebouwd. Vanaf de jaren ’70 kwam de Sterrenbuurt tot ontwikkeling.
Archeologische waarden
Vanwege de bijna volledige verstedelijking en het ontbreken van enige archeologische waarnemingen zijn geen archeologische vondsten uit het gebied bekend. In beginsel zou er een zekere kans bestaan op het aantreffen van vindplaatsen uit de steentijd op de randen van het veen (gradiënten), die voor de jacht op klein wild interessant waren. Door de grootschalige inrichting van het gebied is er nu echter vrijwel geen sprake meer van een onverstoorde bodem. Onderzoek op het aangrenzende plangebied Cort Heijligerskazerne leverde geen vondstmateriaal op dat ouder was dan de 16de eeuw.
In de periode tussen het Neolithicum en de Late Middeleeuwen was het gebied ongunstig voor permanente bewoning, enerzijds vanwege de stuifzanden en anderzijds vanwege het veen. Uitzondering was het uiterste zuidwestelijke gedeelte langs de Antwerpsestraatweg waar volgens de bodemkaart (Siboka 1948) matig vochtige humeuze gronden voorkomen. Ook het uiterste noordoosten, langs de oprit van de A58, ligt binnen een zone met vruchtbare gronden.
Na de ontginning van het Zwaluwmare waren de randen van de veenkom in principe geschikt voor ontginning. Gunstige gronden bevonden zich op basis van de bodemkaart aan de westrand en in het zuidoostelijke deel. Deze gronden hebben een middelhoge trefkans voor sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.
Verder zijn er specifieke objecten met een zekere archeologische trefkans. Dat zijn de turfvaart de Balse Loop en de locaties van enkele boerderijen zoals afgebeeld op de kaarten uit de 18de eeuw. De locaties van de boerderijen zijn met een cirkel aangeduid. Hier is een grote kans op het aantreffen van sporen van boerderijen en bijgebouwen.
De locatie van de Raaijberg (rad op een heuvel)) is eveneens met een cirkel aangeduid.
Rood: archeologische waarde hoog: bodemingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm zijn alleen mogelijk na vergunning;
Groen: archeologisch waarde midden: bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm zijn allen mogelijk na vergunning.
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en historisch groen
Gebiedsbeschrijving
De Antwerpsestraatweg is gelegen tussen de historische binnenstad en Borgvliet. Een stedelijk lint wat ver terug gaat in de geschiedenis maar pas rond 1900 de uitstraling kreeg als lint zoals we dat nu kennen. Het deel wat tot het Warande gebied hoort kent een groot bouwwerk met een historische achtergrond. Cafe-Zalencomplex de Raaijberg uit 1910 kan genoteerd worden als een beeldbepalend pand. Verder tref je aan de oostelijke zijde van de Antwerpsestraatweg arbeiderswoningen uit de periode net na 1900 aan tegen het talud van de Stalenbrug en jaren dertig woningen.
De Parallelweg bestaat uit hoofdzakelijk kleine arbeiderswoningen uit de periode 1905/ 1920 met weinig architectonische waarde wat ook opvalt bij de woningen van recenter periodes.
Vondellaan e.o.
Gebiedsbeschrijving
Deze buurt in het zuiden van de stad is gelegen pal ten oosten van de spoorlijn. Het buurtje vormt een weerspiegeling van de verschillende perioden waarin Bergen op Zoom zich als stad voor en net na de Tweede Wereldoorlog kon uitbreiden. De begrenzingen worden gevormd door de bebouwing langs de spoorzone aan de westkant en langs de Guido Gezellelaan aan de oostkant. Aan de noordzijde is de Canadalaan de afronding van de wijk en aan de zuidzijde is dit de Vondellaan.
De stedenbouwkundig structuur is opgebouwd uit enkele enigszins gebogen straten met aangrenzende weinig in de voorgevellijn verspringende vrijstaande dan wel dubbele of geschakelde woonhuizen. Door de ruimte voortuinen en voornamelijk in de Vondellaan overheersende laanbeplanting ontstaat er een groene uitstraling in het straatbeeld. De bebouwing werd opgetrokken in meerdere perioden van circa 1925 tot 1950, grotendeels in traditionalistische baksteenarchitectuur.
In het straatbeeld van de Canadalaan overheersen de met rode pannen bedekte dagen. Kenmerkend voor deze bouwblokken is de ritmiek van geschakelde woningen opgebouwd uit 1 bouwlaag van donker aardkleurig metselwerk en een zadeldak met de noklijn evenwijdig aan de weg regelmatig afgewisseld met topgevels. Kleine dakkapellen zijn eenduidig vormgegeven en gepositioneerd onder in het dakvlak dat wordt beëindigd door middel van een fraaie daklijst. De overige bebouwing in de wijk bestaat voornamelijk uit vrijstaande of dubbele woonhuizen van 1 bouwlaag met een evenwijdig zadeldak van rode dakpannen en een aantal woningen in Delftse Schoolstijl klokgevels. Er is sprake van een zorgvuldige geveldetaillering met kleine dakkapellen in de gootlijsten, witte omlijsting van gevelopeningen, roedenramen, fraaie bovenlichten, detaillering van zijgevels met verschillende gevelopeningen en meegemetselde erfafscheidingen.
Waardebepaling, gewenste ontwikkelingen en beleid
De buurt ‘Vondellaan e.o.’ vertegenwoordigt grote stedenbouwkundige en architectonische waarden, waardoor de buurt is opgenomen op de cultuurhistorische waardekaart Noord-Brabant. De buurt met een stedenbouwkundige structuur van enkele enigszins gebogen straten begeleid door geschakelde en (half)vrijstaande woonbebouwing uit meerdere perioden van 1925 tot 1950 is, cultuurhistorisch gezien een gaaf bewaard gebleven gebied.
Het zwaartepunt met betrekking tot de beoordelingsaspecten ligt op de gevelkarakteristiek en kleur en materiaal van de gebouwen. Het welstandsbeleid is er dan ook op gericht de samenhangende gevelbeelden van traditionele baksteenarchitectuur en zeer fraaie geveldetailleringen te respecteren. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn het behoud van de herkenbare architectuur, gevelindeling en –opbouw en oorspronkelijke detailleringen.
Welstandsniveau
Het welstandsgebied ‘Vondellaan e.o.’ is een bijzonder welstandsgebied. In dit gebied dient de stedenbouwkundige en architectonisch waardevolle bestaande context te worden gerespecteerd. Vondellaan e.o. verdraagt in beginsel dan ook geen verandering, vernieuwing of afwijking van de bestaande omgeving.
Goddelijke Voorzieningskerk
De Goddelijk Voorzieningskerk is zeer beeldbepalend en kan worden aangemerkt als beeldbepalend pand opgetrokken in wederopbouw architectuur gelegen in vrij toegankelijk groene enclave met opmerkelijke hoogte verschillen. De kerk staat op een voorlopige lijst van aan te wijzen gemeentelijke monumenten.
De Goddelijke Voorzieningskerk of Kerk van de Goddelijke Voorzienigheid is gebouwd in 1963 en is gelegen aan de van Heelulaan 73. De architect was H. Nefkens. De bouwstijl van de kerk behoort tot het naoorlogs modernisme. Specifieker benoemt behoort de architectuurvorm tot 'Wederopbouw architectuur voor kerkenbouw'. Het gebouw kenmerkt zich door een open karakter van de gevels, een lessenaarsdak en de interne transparantheid. Het complex is zelfvoorzienend met een pastorie, gasten verblijven, ontspanningsruimte voor de parochianen en een parkeerterrein De toren is via een luifel verbonden aan de kerk en heeft dezelfde kenmerken als de kerk zelf. Het kerkensemble ligt op een verhoogd grondlichaam in een groene setting.
In 2012 is de wederopbouw architectuur landelijk gewogen en zijn 100 objecten rijksmonument geworden. De Goddelijke Voorzieningskerk is ook gewogen maar te licht bevonden voor een rijksbescherming, maar wel aangemerkt als een object met landelijk aanzien. De kerk is op 1 april 2014 buiten gebruik gesteld.
Naamgeving gebied
De Warande is van oudsher de benaming van een jachtgebied. Zo ook in Bergen op Zoom. In de tijd dat de heren van Bergen op Zoom leefde, de Middeleeuwen, was het gebied een populair jachtgebied wat toen bestond uit bossen en zandvlaktes. Bergen op Zoom kende toen meerdere jachtgebieden. De Bergse gemeenteraad heeft in januari 1950 besloten dat het toen van kracht wordende bestemmingsplan voor het gebied ten oosten van de stad de benaming Warande mee moest krijgen.
4.2 Verkeer
Ontsluiting en bereikbaarheid
De A4/A58 maakt aan de oostzijde onderdeel uit van het plangebied Warande. Door en langs het gebied liggen een aantal gebiedsontsluitingswegen. De Rooseveltlaan is aan de noordzijde van het plangebied de belangrijkste stadsentree van Bergen op Zoom vanaf de rijksweg A4/A58 tot het stadscentrum. Op de Huijbergsebaan is een aansluiting vanaf de rijksweg A4/A58. De Huijbergsebaan, Olympiaplein, Dr. De Ramlaan, Mathijsenstraat en Sterrenlaan hebben een ontsluitingsfunctie voor het oostelijk deel van het plangebied. De Olympialaan ontsluit het plangebied in het zuiden. De Antwerpsestraatweg – Guido Gezellelaan/Pastoor Jutenlaan hebben een ontsluitingsfunctie voor het westelijk deel van het plangebied.
De overige straten binnen het plangebied zijn erftoegangswegen.
Categorisering wegen
In het Verkeersplan Bergen op Zoom heeft de gemeente haar verkeersveiligheidsbeleid vastgelegd. Het streefbeeld is een indeling van de wegenstructuur met een eenduidige, herkenbare vormgeving die is afgestemd op de functie en waarin gevaarlijke conflicten zijn uitgesloten. Wanneer een weg goed herkenbaar is en volgens de juiste uitgangspunten is ingericht, wordt een goede verkeersveiligheid geboden, ook voor wegen waar een hogere rijsnelheid is toegestaan.
Er worden landelijk drie categorieën wegen onderscheiden met elk een eigen functie: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Concreet voor het plangebied leidt dit tot de volgende wegencategorisering:
Stroomweg
De A4/A58 behoort tot de categorie stroomweg buiten de bebouwde kom. De functie van een stroomweg is het snel verwerken van het doorgaande verkeer. De kwaliteit van het stromen neemt toe bij meer continuïteit en hogere snelheid (binnen de grenzen) van het autoverkeer.
Gebiedsontsluitingswegen
De Rooseveltlaan, Pastoor Jutenlaan, Guido Gezellelaan, Antwerpsestraatweg, Olympialaan, Dr. De Ramlaan, Mathijsenstraat, Sterrelaan en het Olympiaplein zijn aangeduid als gebiedsontsluitingsweg, type 2 binnen de bebouwde kom (maximale snelheid 50km/uur). Deze wegen maken de wijken en gebieden onderling bereikbaar. Ze hebben een voedings- en verdeelfunctie. Deze wegen worden gekenmerkt door een hoge mate van uitwisseling. Ze verbinden de verblijfsgebieden met de stroomwegen. De Huijbergsebaan maakt onderdeel uit van de categorie gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom (60km/uur).
Erftoegangswegen
De overige straten binnen Warande zijn bestemd tot verblijfsgebied (erftoegangswegen). Deze wegen maken de erven toegankelijk. Op wegen met een erftoegangsfunctie, ofwel de verblijfsgebieden, staat de verblijfsfunctie centraal. Hier ontmoeten alle verkeersdeelnemers elkaar. De snelheid van het verkeer dient hier laag te zijn (30km/h). Binnen de erftoegangswegen kan wel verschil in verkeersintensiteit zijn.
Duurzaam Veilig
De vormgevingsprincipes van ‘Duurzaam Veilig’ zijn uitgangspunt bij de vormgeving van het wegennet: een strikte scheiding tussen verkeersaders en verblijfsgebieden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De verkeersaders worden zo ingericht dat de doorstroming is gewaarborgd, maar dat waar nodig snelheidsexcessen worden tegengegaan. In de verblijfsgebieden wordt de snelheid van het autoverkeer afgestemd op de plaats en het aantal conflictpunten (uitritten, zijstraten) dat optreedt. Een middel is het inrichten van een 30 km-zone: uitgangspunt (en wettelijke norm) is daar 30 km/uur. De inrichting van 30 km-gebieden vindt plaats volgens het principe sober maar doelmatig. De randen van het gebied (‘poorten’) worden benadrukt en snelheidsremmende maatregelen worden getroffen op die plaatsen waar dit nodig is. Daarbij wordt meer en meer ingezet op het aanbrengen van plateaus op kruisingsvlakken.
Een bijzonder soort verblijfsgebieden bevindt zich rondom scholen: daar is op een aantal korte momenten gedurende de dag een groot aantal ‘kwetsbare verkeerdeelnemers’ aanwezig. Oplossingen op maat zijn nodig.
Langzaam verkeer
Om ervoor te zorgen dat mensen blijven lopen, is de nabijheid van voorzieningen en essentiële bestemmingen cruciaal, evenals een goede basiskwaliteit van de voetgangersvoorzieningen naar die bestemmingen. Een goede inrichting (denk aan veilige oversteekvoorzieningen en verlaagde trottoirbanden) is noodzakelijk om de zelfstandige mobiliteit van met name ouderen, kinderen en gehandicapte voetgangers te garanderen. Dergelijke voorzieningen kunnen het verschil betekenen tussen afhankelijkheid van anderen en zelfstandig aan het verkeer en sociale leven deelnemen. Daarnaast worden voetgangers- en gehandicaptenvoorzieningen integraal betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Qua inrichting wordt de huidige werkwijze voortgezet:
Bij de realisatie van trottoirs gelden de eisen voor toegankelijkheid (voor rolstoelen, kinderwagens en voor blinden en slechtzienden) als uitgangspunt. Hierbij is altijd sprake van maatwerk en vindt een afweging plaats tussen toegankelijkheid, verkeerskundig en stedenbouwkundig ontwerp en kosten.
Veilige bereikbaarheid van scholen voor voetgangers door middel van goede trottoirs en oversteekvoorzieningen.
Fietsverkeer
Eén van de doelstellingen uit het Verkeersplan is het bieden van een alternatief voor autobereikbaarheid in de vorm van een veilig, direct en comfortabel fietsnetwerk. De fiets moet concurrerend zijn op de korte afstanden. Hiervoor moeten veilige en kwalitatief goede voorzieningen voor het fietsverkeer gerealiseerd worden. Een hoogwaardig netwerk komt tot stand door de regionale en lokale fietsroutes met elkaar te verbinden. Infrastructurele maatregelen, beleid en promotie moeten op elkaar worden afgestemd om het fietsgebruik voor de toekomst te stimuleren.
Binnen de gemeentelijke hoofdfietsstructuur wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire fietsroutes. Binnen het plangebied Warande maken de Antwerpsestraatweg, Olympialaan en Huijbergsebaan onderdeel uit van het regionaal fietsnetwerk West-Brabant. De Rooseveltlaan en Guido Gezellelaan/Pastoor Jutenlaan behoren tot de gemeentelijke hoofdfietsroute. De Dr. de Ramlaan, Mathijsenstraat, Sterrelaan, Van Heelulaan, Beukenlaan en Marathonstraat maken deel uit van de lokale fietsroutes.
Het fietsroutenetwerk heeft de volgende kwaliteitseisen:
als fietsroutes samenvallen met de hoofdstructuur voor het autoverkeer: aparte fietsvoorzieningen, bij voorkeur fietspaden en in uitzonderingsgevallen fietsstroken;
als fietsroutes in verblijfsgebieden (30 km/uur gebieden) lopen: bij voorkeur gemengde infrastructuur, die ingericht is op een veilige afwikkeling van het fietsverkeer (wegbreedte minstens 5 meter bij tweerichtingsverkeer, geen haaks parkeren en geen schijnvoorrang bij kruisende straten, dus duidelijke en overzichtelijke kruispunten).
Openbaar vervoer
Warande is bereikbaar per openbaar vervoer. Aan de Pastoor Jutenlaan, Van Heelulaan, Argolaan , Mathijsenstraat, Boerhaaveplein en Antwerpsestraatweg zijn bushaltes aanwezig.
Parkeren
Knelpunten op het gebied van parkeren komen in het plangebied deels voor. Vooral in de vooroorlogse gebieden en rondom Ziekenhuis Lievensberg zijn er knelpunten betreffende parkeren. In het plangebied zijn aan het Boerhaaveplein, het Zonneplein en de Plejadelaan parkeerterreinen gesitueerd. Op diverse plaatsen in het plangebied zijn autoboxen aanwezig. Daarnaast zijn verspreid over het plangebied tussen de woonbebouwing parkeerplaatsen aanwezig. Het parkeerbeleid van de gemeente draagt in belangrijke mate bij tot het voorkomen van parkeerknelpunten.
Fietsparkeervoorzieningen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Daarnaast zijn in het gebied op een aantal plaatsen bij met name openbare gebouwen fietsenrekken aanwezig.
Ten aanzien van parkeernormen gaat de gemeente Bergen op Zoom uit van de (actuele) Nota Parkeernormering.
4.3 Groen
Het gemeentelijk Groenstructuurplan "Bergen op Zoom 2007-2017" (GSP) beschrijft sfeerbeelden voor het groen in de wijken en buurten waarop het beheer, het groenbeheerplan, afgestemd wordt. De beheerplannen zijn een uitvoeringsmiddel voor het behalen van de doelen en beschreven sfeerbeelden van het GSP. Voor het plangebied zijn daarbij de volgende uitgangspunten van belang.
Mondaf-Vijverberg
De groenstructuur Mondaf-Vijverberg loopt vanuit het buitengebied (landgoed Lievensberg) ver door in het stedelijk gebied van Bergen op Zoom. De structuur bevat veel (oude) bomen en bosrelicten waardoor de structuur als verbindingszone met name belangrijk is voor bosorganismen. De structuur bestaat onder ander uit; Mondaf, Rozenoord, voormalige Cort Heijligerskazerne, A.M. de Jongpark en de Vijverberg. De structuur als verbindingszone loopt dood op het industriegebied Lage Meren. Voor deze structuur geldt de uitdaging om meer eenheid te vormen en de verschillende elementen beter te verbinden en een beter interactie te laten ontstaan met de aanliggende buurten.
Het A.M. de Jongpark en de Vijverberg hebben binnen deze structuur nu een openbare functie, de overige gebieden zijn niet of nauwelijks openbaar en/of recreatief ontsloten. De ontwikkeling van het Groene Gordijn brengt daar, voor wat de voormalige Cort Heijligerskazerne betreft, verandering in. Recreatief en visueel worden hier koppelingen gemaakt door het aanleggen van een groene parkzone en openbare paden. De kerk in het A.M. de Jongpark vormt een oriëntatiepunt voor de omgeving. De morfologie binnen de stedelijke groenzone is wisselend. Het A.M. de Jongpark heeft door de opgaande en dichte begroeiïng een besloten karakteristiek.
De Rooseveltlaan snijdt de structuur in twee delen. De opgave voor deze groenstructuur is oplossen van zowel visuele, recreatieve en ecologische barrièrewerking die door de Rooseveltlaan wordt veroorzaakt. De barrière wordt niet alleen door de Rooseveltlaan zelf gevormd, ook de wijze waarop de bebouwing langs de laan is gelegen speelt een rol.
(Historische) uitvalswegen
Na de slechting van de vesting is niet alleen met het wegenpatroon op de oude radialen en de concentrische belijningen van de oude stad aangesloten. De verstedelijking heeft zich langzaam doorgezet langs de wegen richting de belangrijkste dorpen en steden in de omtrekt. Uit de namen 'Halsterseweg', 'Huijbergsestraat', 'Antwerpsestraatweg" en 'Wouwsestraatweg' is te herleiden waarheen ze leidden. Hierdoor zijn het wat de bebouwing betreft gevarieerde linten met nu nog steeds een belangrijke verkeersfunctie. De aanleg van nieuwe wegenstructuur, onder ander het doortrekken van de A4, is de verwachting dat de verkeersintensiteiten minder sterk zullen stijgen en soms zelfs afnemen. Dit vraagt om een versterking van de linten en historische elementen.
Rooseveltlaan, Jacob Obrechtlaan
De Rooseveltlaan is de belangrijkste toegang vanaf de snelweg naar de binnenstad van Bergen op Zoom. Voor deze route is in het verleden een ruimtelijke visie vastgesteld. De hoofddoelstelling daarin was het bereiken van een opwaardering van de ruimtelijke belevingswaarde van dé stadsentree van Bergen op Zoom. Een belangrijk uitgangspunt was daarbij dat van oost naar west de overgang van landelijke omgeving naar stedelijke omgeving wordt ervaren. De groeninvulling en de aansluiting op de singels en naoorlogse uitbreidingswijken zijn daarbij belangrijke opgaven. Zoals eerder gesteld is de opgave voor de Rooseveltlaan wat de groenstructuur betreft het oplossen van de barrièrewerking die de wegstructuur heeft voor één van de belangrijkste groenstructuren van Bergen op Zoom, de Mondaf-Vijverberg.
Pastoor Jutenlaan, Guido Gezellelaan
In het Verkeersplan zijn zowel de Antwerpsestraatweg als de Guido Gezellelaan als gebiedsontsluitingsweg type 2 aangewezen. Daarbij vorm de route Guido Gezellelaan, Pastoor Jutenlaan een belangrijke ontsluitingsroute vanuit de zuidelijke woongebieden. Herinrichting van de Guido Gezellelaan past binnen het eerder gesteld verkeersbeleid en hoeft derhalve niet te wachten op nadere bestudering van de oostelijke ontsluitingsstructuur van Bergen op Zoom. Wijziging van de functie van de Antwerpsestraatweg naar een lagere verkeersfunctie en het eventueel aanpassen van het kruispunt Guido Gezellelaan - Antwerpsestraat zijn meegenomen in de integrale (gebieds)visie "Oostelijke ontsluitingsstructuur Bergen op Zoom'. In deze gebiedsvisie wordt aangegeven dat beide wegen van dezelfde categorisering blijven en daardoor de Antwerpsestraatweg niet meer een lagere verkeersfunctie krijgt.
Indien de functieverandering zou zijn doorgegaan zou een inrichtingsplan worden opgesteld waarbij de groene invulling zou worden meegenomen om de (verkeer)structuur te versterken. Belangrijk daarbij was het leggen van dwarsverbinding richting de Cort Heijligerskazerne en het A.M. de Jongpark, onderdelen van de groenstructuur Mondaf-Vijverberg en de aanpalende wijken en buurten.
Marconilaan, Gagelboslaan, Sterrelaan, Dr. de Ramlaan
De lijn Marconilaan, Gagelboslaan en de Sterrelaan zijn in het Verkeersplan benoemd tot de belangrijkste noord-zuid route voor het autoverkeer in het oostelijk deel van de stad. Verkeerskundige is de belangrijkste opgave de kruising Rooseveltlaan - Sterrelaan. Het huidige profiel van noord naar zuid is heel divers, over het algemeen heel ruimtelijk maar vaak oogt het stenig. Voor een sterkere eenheid in de lijn, onder andere om het doorgaande verkeer beter te kunnen sturen moet het profiel eenduidiger en herkenbaarder worden. De groene invulling speelt daarbij een belangrijke rol.
De Wijk Warande
Deelgebied Warande-West
De groenstructuur van deelgebied Warande-West verdeeld zich in twee zones. Het oostelijk deel waar een overdaad aan groen aanwezig is en grenst aan het A.M. de Jongpark en het westelijk deel dat een stenig karakter heeft en waar bijna al het groen op privéterrein aanwezig is. In 'de Blokkendoos' is een overdaad aan acaciabomen aanwezig. Tussen de bouwblokken zijn de bomen veelvuldig toegepast en geven het gebied een groene uitstraling. De Vondellaan wordt begeleid door volgroeide bomen die de rijbaan 'overkappen'.
Deelgebied Warande-Oost
Het deelgebied Warande-Oost is een groen gebied, waarbij de verschillende lanen, solitaire bomen, plantvakken en het groen in particulieren tuinen opvallend zijn. De interactie tussen de wijk en de Vijverberg blijft beperkt tot de aangrenzende bewoners.
Er ligt vanuit het Groenstructuurplan een opgave in het beheer en groen houden van de wijk. Belangrijk is het versterken van groenelementen en de relatie met de wijk zowel functioneel als ruimtelijk. Bestaande groenstructuren zijn als zodanig bestemd.
4.4 Flora en Fauna
Sinds 2002 is een groot deel van de inheemse planten- en diersoorten via de Natuurbeschermingswet (Flora- en Faunawet) beschermd. In deze wet is bepaald dat, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen die van invloed kunnen zijn op de bestaande flora en fauna, onderzoek plaats dient te vinden naar de aanwezige flora en fauna. Als de ruimtelijke ingrepen significant negatieve gevolgen hebben ten aanzien van de instandhouding van beschermde soorten zullen mitigerende, dan wel compenserende maatregelen getroffen moeten worden.
Het plangebied omvat verstedelijkt gebied binnen de bebouwde kom, waarmee het voorkomen van beschermde soorten beperkt is. Bovendien is het plan consoliderend van aard, nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien. Het uitvoeren van een onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt gelet op het voorgaande niet noodzakelijk geacht.
4.5 Water
Beleid gemeente
De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Dit plan is opgesteld in samenwerking met alle betrokken waterpartners en zowel door de gemeenteraad als het waterschapsbestuur in 2002 vastgesteld. De meeste uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) dat in februari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater is deze zorgplicht uitgewerkt in het vigerende vGRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als grondeigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen. In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Een passende aanpak is vastgelegd in de nota Watertaken: Gemeentelijke Wateropgave Bergen op Zoom, daterend uit 2009.
Tenslotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. Ook in dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met noodzakelijke voorzieningen vanuit zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan.
Beleid Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits- en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.
Het waterschap heeft in een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.
In het ontwerp waterbeheerplan 2016-2021 worden de zojuist genoemde hoofdlijnen voortgezet, met de mogelijkheid meer maatwerk toe te passen, voor zover doelmatig.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de oppervlaktewateren en waterstaatwerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de ‘beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater’.
Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader hebben waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken:
Een duurzame benadering van de waterstromen in relatie tot de ruimtelijke functie van het gebied;
Afkoppeling van regenwater mede als bijdrage in relatie tot sanering riooloverstorten Vijverbergvijvers.
Beschrijving huidige situaitie
Het plangebied is gelegen in het zuid-oostelijke deel van het aanwezige bebouwd stedelijke gebied, dat voornamelijk is bestemd voor wonen en deels voor werken en maatschappelijk doel (winkels, bedrijvigheid aan huis en ziekenhuis). Het gebied, dat is gelegen op de Brabantse Wal, behoort weliswaar tot het stroomgebied van de Zoom, maar de afwatering gebeurt met name als gevolg van de verstedelijking via de aanwezige riolering. In het algemeen is het rioolstelsel in het oostelijke deel van deze wijk nog gemengd van karakter. Voor het westelijke deel van de wijk is omvorming naar een gescheiden stelsel middels projectmatige aanpak in toenemende mate al aan de orde.
In het gebied is, mede gelet op de ligging op de Brabantse Wal, sprake van inzijging en bevindt het freatisch grondwater zich over het algemeen een tot enkele meters onder maaiveld. Er is echter ook een lager deel in het gebied waar in het verleden sprake is geweest van (grond)wateroverlast; dit mede in relatie tot de diep gelegen blokvewarmingsvoorziening. Het aanwezige grondwater vormt grondstof voor de drinkwaterwinning. De drinkwaterwinning Mondaf van Brabant Water bevindt zich zuidelijk van het plangebied, zodanig dat het plangebied met uitzondering van het noordwestelijke deel behoort tot het grondwaterbeschermingsgebied.
Beschrijving toekomstige situatie
Met het bestemmingsplan wordt vooral consolidatie van de huidige bestemmingen beoogd. In fysiek opzicht verandert de mate van bebouwing en verharding niet of nauwelijks en is met betrekking tot de waterhuishouding dus een neutrale situatie aan de orde.
Alwaar de openbare ruimte in het kader van revitalisering van het aanwezige stedelijk gebied wordt aangepakt zal een gescheiden riolering met scheiding van schoon en vuil water worden aangebracht. In het vervolg daarop zal in de jaren daarna ook voor het overige deel van het gebied, voor zover doelmatig en er nog niet in is voorzien, gescheiden riolering met aansluiting daarop worden gerealiseerd. Centrale doelstelling blijft dat het schone (regen)water via het hemelwaterafvoerstelsel (HWA-stelsel) wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater en alleen slechts het afvalwater dan wel vervuild (regen)water wordt geloosd op de vuilwaterriolering (DWA-stelsel).
Om bij de nieuw-/verbouw voldoende aan te sluiten dan wel te anticiperen op gescheiden riolering, dient het vuile en schone water apart en dus via gescheiden buizen te worden aangeleverd. Waar mogelijk wordt toepassing van inzijging van het schone (regen)water in de bodem uitgewerkt en voorgesteld. Voor zover dit niet mogelijk is, zal het schone (regen)water worden aangesloten op en afgevoerd via het hemelwaterafvoerstelsel (HWA-stelsel). Alleen slechts het afvalwater dan wel vervuild (regen)water wordt geloosd op de vuilwaterriolering (DWA-stelsel).
Voor de afvoer van het regenwater en eventuele blijvend benodigde aansluiting van verontreinigd hemelwater op het DWA-stelsel zal in overleg met het waterschap in de meest passende en doelmatige maatwerkoplossing(en) worden voorzien.
Het plangebied ligt grotendeels in het grondwaterbeschermingsgebied behorende bij het waterwingebied Bergen op Zoom (Mondaf). In de provinciale milieuverordening zijn zones aangewezen rond waterwingebieden met regels in deze zones ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
In de beschermingszone van het grondwaterbeschermingsgebied geldt als algemene beleidslijn dat bij nieuwbouw, vervangende nieuwbouw en uitbreiding van de bestaande bebouwing, de risico's voor het grondwater zo klein mogelijk dienen te blijven en dat er, indien nodig, aanvullende beschermende maatregelen worden getroffen, die redelijkerwijs nodig zijn om grondwatervervuiling te voorkomen. De regeling voor waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden vindt, zoals opgemerkt, plaats in de Provinciale Milieuverordening (PMV). Een regeling opnemen in dit bestemmingsplan is dus niet nodig.
Wel is het gewenst om het bestemmingsplan een signalerende functie te geven naar toekomstige eigenaren en initiatiefnemers. Daarom is het betreffende deel van het grondwaterbeschermingsgebied op de plankaart als aanduiding opgenomen met verwijzing naar de provinciale milieuverordening die daar van kracht is.
Voor uitvoering of nadere invulling van de aangegeven bestemmingen dient zo optimaal mogelijk rekening gehouden te worden met het grondwaterbeschermingsgebied en de aldaar geldende regels en aanduidingen vanuit de PMV hiervoor.
Ten slotte vormt het plangebied onderdeel van het stedelijk gebied, waarvoor de gemeente in het kader van het gebiedsdossier van de hier aanwezige drinkwaterwinning uitdrukkelijk kijkt naar de mogelijkheid tot toepassing van (extra) preventieve maatregelen voor bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwaterwinning.
Gevolgen voor het water
Aangezien sprake is van een actualisatie van het bestemmingsplan, betreft het voor water in principe een neutrale situatie. Indien stedelijke vernieuwing binnen het gebied aan de orde zal gaan komen, is daarbij een gefaseerde aanpassing van inrichting van de openbare ruimte van het gebied voorzien. Bij een dergelijke herinrichting van de openbare ruimte wordt de huidig aanwezige gemengde riolering omgevormd tot een gescheiden rioolstelsel met daarop passende aansluitingen, mits doelmatig. De afvoer van het schone regenwater en met name de uiteindelijke lozing op het oppervlaktewater, zal in afstemming met het waterschap tot stand worden gebracht. Dit vooral omdat de afvoer van het ontvangende oppervlaktewater dient te gebeuren volgens gedoseerde normering volgens de eisen van het waterschap. Het waterschap stelt vanuit de keur een eis aan retentie voor het lozen van regenwater afkomstig van een toename van verhard oppervlak van 2.000 m² of groter om het afwentelen van een bui van T=100 te kunnen voorkomen. Momenteel wordt daartoe als uitgangspunt gehanteerd een berging van 600 m³/ha aan retentie in relatie tot genoemde acute buien.
Op basis van een doelmatige toepassing zal, in het geval van nieuwbouw of verbouwing, bij elk gebouw de afvoer van het (huishoudelijke) afvalwater op systematische wijze gescheiden worden van het (schone) regenwater. De afvoer van het afvalwater is aangesloten op de vuilwaterriolering (de zogenaamde droogweerafvoer, DWA). De afvoer van het schone regenwater dient te gebeuren via aansluiting op het systeem van hemelwaterafvoer (HWA).
Om verontreiniging van hemelwater te voorkomen, is voor nieuwbouw en of renovatie de (uitwendige) toepassing van uitlogende materialen, zoals koper, lood, zink en zacht PVC niet gewenst; aangezien deze stoffen zich kunnen ophopen in het water(bodem)systeem en daarmee een zeer nadelige invloed hebben op de water(bodem)kwaliteit en –ecologie. Door gerichte communicatie, waar mogelijk met de ontwikkelaar/eigenaar zelf, zal informatieverstrekking over de mogelijkheden van duurzaam bouwen en het toepassen van duurzame en milieuvriendelijke bouwmaterialen plaats hebben.
Dit plan heeft zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht ook geen nadere gevolgen voor het grondwater, aangezien het een actualisatie van bestaande bestemming(en) betreft en daarmee in fysiek karakter nauwelijks tot uiterst beperkt wijzigingen op (kunnen) treden. Voor de volledigheid ten aanzien van de drinkwaterwinning, is hierboven verwezen naar de PMV en is de beschermingszone als zodanig op de bestemmingskaart aangeduid.
Juridische vertaling
Ruimtelijk zijn de voorzieningen, die aanwijsbaar zijn in relatie tot het water, met de benodigde aanduiding op de kaart aangeduid ten behoeve van de waterhuishouding. Aangezien de openbare groene ruimte tevens kan voorzien in een zekere mate van waterberging, zeker met betrekking tot de gewenste klimaatadaptatie in de toekomst is aan betreffende ruimte veelal een medebestemming voorzien in het kader van de waterhuishouding.
Advies waterbeheerder
Het waterschap heeft op 24 maart 2015 het onderhavige plan voorzien van een positief advies.
4.6 Landschappelijke waarde
Het zuidoostelijk gedeelte van het plangebied 'Warande', het gebied dat globaal ligt ingeklemd tussen de Dokter de Ramlaan, Huijbergsebaan, Randweg-Oost en de Paracelsuslaan, maakt onderdeel uit van één van de waardevolle groengebieden binnen de gemeente Bergen op Zoom. Als gevolg hiervan is voor dit hele gebied de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap' opgenomen. Deze dubbelbestemming voorziet in het behoud van de waardevolle houtopstanden die op de particulieren percelen aanwezig zijn.
Toolbox: Werken naar een toekomstbeeld
Het gebied dat globaal wordt begrensd door de Dokter de Ramlaan, Huijbergsebaan, Randweg-Oost en de Paracelsuslaan kan gezien worden als een beschermingswaardig gebied. Beschermingswaardige gebieden zijn groene plekken binnen de bebouwde kom die vanwege hun omvang, karakter en natuurwaarde in beginsel beschermingswaardig zijn. Dit geldt zowel voor het openbaar als particulier grondgebied. De gebieden dienen het gemeentelijk belang omdat deze de karakteristieke uitstraling van (delen van) het dorp bepalen, een gezond leefklimaat garanderen en de natuurbeleving in het stedelijk gebied verrijken.
Het doel van het bestemmingsplan is het duurzaam instant houden van het karakter van de buurt / omgeving. Het karakter van het gebied kan weergegeven worden als: wonen in het bos, waarbij de duurzame instandhouding van het karakter door middel van onderhoud gewaarborgd kan blijven en bescherming plaats vindt door middel van sturing op de groene waarde, karakter en natuurwaarde van het gebied.
Om te komen tot het streefbeeld dient er enige vorm van onderhoud mogelijk te zijn. Mogelijkheden van onderhoud zijn als volgt, waarbij onderstaande werkzaamheden onder regulier beheer en onderhoud vallen:
Het verwijderen van dode bomen
Het verwijderen van bomen met een verhoogd risico, bijvoorbeeld door instabiliteit en slecht aangehechte takken in de kroon. Is het verhoogde risico door middel van snoeien niet weg te nemen dan is kap de enige voorziening om het risico weg te nemen.
Het verwijderen van bomen met als doel het houden van een dunning. Dunning is een selectieve kap die wordt uitgevoerd om blijvende bomen meer ruimte te geven. Het is de nabootsing van een natuurlijk proces, waarbij bomen groeien, meer ruimte innemen en voor de toekomst er te weinig ruimte is voor alle bomen en er dus enkele moeten verdwijnen. Bij een dunning laat de beheerder dan net die bomen staan die het meest gewenst zijn door hinderende naastgelegen bomen te verwijderen. Voor een reguliere dunning is herplant niet noodzakelijk. Dit heeft te maken met het eindbeeld dat wordt nagestreefd: een boombestand met daarin gezonde, grote bomen die de mogelijkheid hebben zich verder te ontwikkelen tot individuen die het eindbeeld invulling geven. Dit is in de onderstaande tekeningen weergegeven.
Het dunnen zorgt voor een kleiner aantal bomen op het perceel. Maar op termijn zal het kroonvolume nagenoeg gelijk blijven. Dit doordat na verloop van tijd de toename van het kroonvolume van de blijvende bomen zorgt voor een soortgelijke bosstructuur als voor de dunning.
Voor het verwijderen van dode bomen en / of bomen met een verhoogd risico (bv slechte stabiliteit of ziekte) kan herplant worden opgelegd. Dit heeft te maken met de rol die de boom innam in het perceel. Als deze rol dominant / codominant was dan is herplant gewenst.
Onderstaande activiteiten worden in eerste instantie niet beschouwd als regulier beheer en onderhoud en zijn ook activiteiten waar een aanlegvergunning voor het kappen van de houtopstand niet voor verleend wordt:
Het verwijderen van bomen als gevolg van overlast in de vorm van het vallen van blad, takjes, bloesem en vruchten is geen reden om een boom te verwijderen. Net als het veroorzaken van schaduw en andere met de natuur gerelateerde zaken zoals vogels en insecten.
Het verwijderen van bomen die worden gebruikt als nestboom voor vogels en/of vleermuizen of een andere verhoogde ecologische waarde is in beginsel niet toegestaan
Het verwijderen van bomen die opvallen en een extra beleving geven aan het gebied door de vorm en beleving is ook niet toegestaan.
HOOFDSTUK 5 Milieuaspecten
5.1 Bedrijven en milieuzonering
Toetsingskader
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. Voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de VNG van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ in 2009 een geheel herziene uitgave opgesteld. Deze publicatie is geraadpleegd ten behoeve van dit advies.
Richtafstanden In de VNG-publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen in relatie tot het omgevingstype rustige woonwijk. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. In tabel 1 zijn de milieucategorieën en richtafstanden uit de VNG-publicatie overgenomen.
Tabel 1 Milieucategorieën en richtafstanden
* indien de omgeving te typeren is als 'gemengd gebied', gelden kleinere richtafstanden, namelijk één afstandstap kleiner (zie paragraaf 2.3 van de VNG-publicatie) |
De VNG-publicatie onderscheidt twee omgevingstypen:
Het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer.
Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.
Het omgevingstype gemengd gebied
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.
Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Wijze van meten De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het (bestemmings)plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. |
Situatie ter plaatse
Het voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Het plangebied wordt o.a. begrensd door de snelweg A4/A58, spoorweg Bergen op Zoom – Goes en Rooseveltlaan. De randen van het plangebied liggen derhalve in de invloedssfeer van de hoofdinfrastructuur. In het plangebied bevinden zich verspreid over het gebied diverse bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Direct naast woningen komen derhalve andere functies voor. De lijst van het in het plangebied aanwezige bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 2. Het plangebied kan worden aangemerkt als een omgevingstype gemengd gebied.
De bedrijven opgenomen in de bijlage van de toelichting zijn ten tijde van de verlening van de milieuvergunning/omgevingsvergunning voor de activiteit milieu of de behandeling van de melding in het kader van de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 8.40 Wet milieubeheer getoetst aan de fysieke bestaande situatie waarbij per milieuaspect een afweging is gemaakt met het oog op de omgeving. Bij vergunningplichtige bedrijven in het kader van milieu is de milieubelasting op basis daarvan door middel van voorschriften begrensd. Bij meldingsplichtige bedrijven zijn eventueel, naast de algemeen geldende voorschriften, maatwerkvoorschriften gesteld.
Uitbreiding van bestaande bedrijven of vestiging van nieuwe bedrijven in en om het plangebied zal slechts mogelijk zijn indien de beoogde bedrijfsactiviteiten daar milieuhygiënisch acceptabel zijn. Een bedrijf dat uitbreidt of zich vestigt zal moeten voldoen aan de bepalingen in het bestemmingsplan en de milieuvoorschriften die verbonden zijn aan het Activiteitenbesluit milieubeheer of aan de omgevingsvergunning voor de milieu-inrichting.
Conclusie
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. Uitbreiding van bestaande bedrijven of vestiging van nieuwe bedrijven in en om het plangebied zal slechts mogelijk zijn indien de beoogde bedrijfsactiviteiten daar milieuhygiënisch acceptabel zijn. Vanuit bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.2 Lucht
Toetsingskader
Het wettelijke kader voor de luchtkwaliteit is gegeven in de volgende documenten:
de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna te noemen de Wm;
het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’, hierna te noemen het Besluit nibm;
de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’, hierna te noemen de Regeling nibm;
de ‘Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007’;
de ‘Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007’;
het ‘Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)’.
Voor de kwaliteit van de buitenlucht gelden de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden van de genoemde stoffen zijn reeds ingegaan, met een uitzondering: voor stikstofdioxide (NO2) gaat de grenswaarde in op 1 januari 2015.
Voor de kleinere fractie van de zwevende deeltjes, die met PM2,5 wordt aangeduid, zal de grenswaarde (een jaargemiddelde concentratie van 25 µg/m3) op 1 januari 2015 ingaan. Tot 1 januari 2015 blijft het toetsen aan die grenswaarde buiten beschouwing bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift (zie artikel 5.16, lid 2 van de Wm waarin een opsomming van deze bevoegdheden en wettelijke voorschriften wordt gegeven). Dit is ongeacht of een besluit van vóór 1 januari 2015 ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben (zie bijlage 2 voorschrift 4.4, lid 2 van de Wm).
De vaststelling van een bestemmingsplan betreft de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid, van de Wm die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm is vaststelling van het bestemmingsplan mogelijk, indien aannemelijk is gemaakt dat:
als gevolg van het plan, al dan niet nadat maatregelen zijn getroffen, de grenswaarden niet worden overschreden (artikel 5.16, eerste lid, sub a, van de Wm);
als gevolg van het plan de concentratie van stoffen in de buitenlucht per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (artikel 5.16, eerste lid, sub b1 van de Wm);
als gevolg van het plan bij een beperkte toename van de concentratie van stoffen in de buitenlucht, door een met de activiteiten samenhangende maatregel of optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (artikel 5.16, eerste lid, sub b2 van de Wm);
als gevolg van het plan, al dan niet nadat maatregelen zijn getroffen, de toename van stoffen waarvoor grenswaarden zijn gesteld ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16, eerste lid, sub c van de Wm); of
het te nemen besluit een besluit is dat genoemd of beschreven is in of betrekking heeft op een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een door de Minister (NSL) of andere bestuursorganen vastgesteld programma dat is gericht op het bereiken van de grenswaarden (artikel 5.16, eerste lid, sub d van de Wm).
In het Besluit gevoelige bestemmingen is bepaald dat bepaalde bestemmingen niet mogen worden gerealiseerd binnen een zone van 300 meter langs rijkswegen en binnen een zone van 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg, indien in een dergelijke zone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. Het gaat om gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn bestemd of in gebruik zijn ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis.
Situatie ter plaatse
Het voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Dat wil zeggen dat in het plan de huidige functies worden vastgelegd. Dit betekent voor het aspect luchtkwaliteit dat er naast de autonome groei niet wordt vooruitgelopen op eventuele ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien daartoe geen concrete plannen bestaan. Het is aannemelijk dat de concentratie van stoffen in de buitenlucht als gevolg van het plan per saldo gelijk blijft. Gelet op artikel 5.16, eerste lid, sub b van de Wm is vaststelling van een conserverend bestemmingsplan mogelijk, waarbij toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet aan de orde is.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool kan inzicht worden gekregen in de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van het plangebied zowel in de huidige situatie als voor 2020 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.3 Geluid
Toetsingskader
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting wordt onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen. Het bestemmingsplan Warande is conserverend van aard.
Bedrijven
Voor de in het plangebied gelegen inrichtingen in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gelden de geluidvoorschriften, verbonden aan de Wabo vergunning voor het aspect milieu of de Algemene Maatregel van Bestuur ingevolge artikel 8.40 Wet milieubeheer. In deze voorschriften zijn maxima gesteld aan de geluidniveaus die een inrichting mag veroorzaken, ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige bestemmingen van derden, dan wel ter plaatse van vastgestelde referentiepunten. Zo wordt geluidhinder voorkomen.
Industrielawaai
Het plangebied is niet gelegen binnen de zone vanwege een industrieterrein. Aangezien er binnen het plan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, en over het plan geen zone vanwege industrielawaai is gelegen, is er geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai uitgevoerd.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen binnen de zone van een aantal bestaande wegen, waaronder de Rijkswegen A4/A58, de Rooseveltlaan, Antwerpsestraatweg, Pastoor Jutenlaan, Guido Gezellelaan en de Dokter de Ramlaan. In de planontwikkeling worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Derhalve is geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai uitgevoerd.
Spoorweglawaai
Het plangebied is voor een deel gelegen binnen de zone vanwege het spoortraject Bergen op Zoom - Goes. In de planontwikkeling worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Derhalve is geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van spoorweglawaai uitgevoerd.
Conclusie
Vanuit geluid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.4 Externe veiligheid
Toetsingskader
Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
In het Bevi zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevi heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe situaties moet worden getoetst aan de risiconormen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) strekt tot uitvoering van het Bevi. In het Revi staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het Bevi is van toepassing op vergunningplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie
Binnen het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van een inrichting mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen. In principe geldt dat ook voor beperkt kwetsbare objecten tenzij er “gewichtige redenen” zijn om daarvan af te wijken. Indien het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting, dan dient het groepsrisico te worden verantwoord bij vaststelling van het bestemmingsplan.
Transport en externe veiligheid
Beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 31 juli 2012” (Circulaire), waarin grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen.
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn vaste afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Binnen het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar is bebouwing (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) in beginsel niet toegestaan. Bij omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs basisnet routes dient wel een berekening van het groepsrisico plaats te vinden.
Wat de berekening van het groepsrisico betreft dient voor bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen e.d. die na 1 juli 2012 ter inzage worden gelegd en die betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlagen van de circulaire genoemde transportassen, uit te worden gegaan van de in de bijlage vermelde vervoerscijfers. Die vervoerscijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer. Bij de vaststelling van het ruimtelijke besluit dient het groepsrisico te worden verantwoord.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Situatie ter plaatse
Voor de risico-inventarisatie is uitgegaan van de navolgende informatiebronnen:
Professionele risicokaart provincie Noord-Brabant. (De Risicokaart geeft weer waar risicobronnen zich bevinden).
Informatie gemeente Bergen op Zoom (RRGS. Het RRGS is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen).
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
In onderstaande figuur is een deel van de risicokaart weergegeven van de plaats Bergen op Zoom. De ligging van het plangebied Warande is hierin weergegeven.
figuur 1: Plangebied bestemmingsplan Warande
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op basis van de uitgevoerde risico inventarisatie blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied ligt van de een tweetal Bevi-bedrijven, te weten: Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V.
Sabic innovative plastics B.V.
Met betrekking tot deze inrichting is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2800 meter van de inrichtingsgrens van Sabic ligt. Het invloedsgebied van Sabic bedraagt 8700 meter en ligt hierdoor volledig over van het plangebied.
Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag van Sabic, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.002 van de oriënterende waarde.
Mepavex Logistics B.V.
Met betrekking tot deze inrichting is de gemeente Bergen op Zoom het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2300 meter van de inrichtingsgrens van Mepavex ligt. Het invloedsgebied van Mepavex bedraagt 3260 meter en ligt gedeeltelijk over het plangebied.
Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar net (10 m) buiten de inrichtingsgrens, maar niet over het plangebied ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.15 van de oriënterende waarde.
Uit de “Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen”, die in het kader van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid in 2011 is uitgevoerd (rapportage 6 januari 2012) blijkt dat grote ruimtelijke ontwikkelingen niet of nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico van o.a. Sabic en Mepavex.
Op basis van bovengenoemde gevoeligheidsanalyse en het conserverend karakter van het bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico niet zal toenemen. Ook eventuele toekomstige ontwikkelingen zullen geen significante invloed hebben op het groepsrisico.
Transport en externe veiligheid
Binnen het bestemmingsplan is de snelweg A4/A17 gelegen. Dit betekent dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg voor deze ruimtelijke ontwikkeling risicorelevant is. Het betreft het wegvak vanaf knooppunt Zoomland tot aan afrit 30 (Hoogerheide) waarvoor een veiligheidszone van 25 meter geldt. Dat wil zeggen dat er voor betreffende wegvak sprake is van een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar gelegen op 25 meter vanuit het hart (middenberm) van de snelweg.
Het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar ligt, omdat breedte van de snelweg varieert door aanwezige op- en afritten ter hoogte van de Warande, deels volledig op de snelweg en deels erbuiten. Voor zover deze erbuiten ligt reikt het tot maximaal 5 meter buiten de snelweg en ligt binnen bestemde verkeersdoeleinden en groenstroken. Derhalve is geen sprake van al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten binnen de veiligheidsafstand.
Uit de eindrapportage Basisnet Weg d.d. 9 oktober 2009 blijkt dat het voor het betreffende wegvak (B1) het berekende groepsrisico minder dan 0.1 van de oriënterende waarde bedraagt. Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico als gevolg van het plangebied niet toeneemt. Omdat geen sprake is van toename van het groepsrisico en het groepsrisico tevens lager is dan 0.1 van de oriënterende waarde, is een verantwoording van het groepsrisico vanwege de snelweg niet noodzakelijk.
Binnenkort zal het Basisnet wettelijk worden verankerd waarbij de veiligheidsafstanden, nu nog opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, worden opgenomen in de regeling behorende bij het Besluit externe veiligheid transportroutes. Tevens wordt het fenomeen Plasbrandsaandachtgebieden geïntroduceerd. Langs bepaalde (spoor)wegen moeten gemeenten in de toekomst rekening gaan houden met de effecten van een ongeval met brandbare vloeistoffen. Over die (spoor)wegen worden veel brandbare vloeistoffen vervoerd (o.a. benzine, diesel). Bij een ongeval kan zo’n stof uit een tankwagen of tankwagon vrijkomen en in brand vliegen (plasbrand). Dat kan in een zone tot zo’n 30 meter langs de spoorbaan of weg tot slachtoffers leiden. Deze zone is daarom aangeduid als Plasbrandaandachtsgebied (PAG), en wordt gemeten vanaf de buitenste kantstrepen (weg) en vanaf de buitenste spoorstaven (spoor). In het bouwbesluit is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen.
In de toekomst zal voor dit wegvak van de A4/A17 sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied (PAG) waardoor er sprake is van een PAG-zone van 30 meter. Binnen het plangebied ligt geen bebouwing binnen een afstand van ca. 30 meter. Het bestemmingsplan laat binnen de afstand van 30 meter geen nieuwe bebouwing (of uitbreiding) toe. Dit aspect levert derhalve geen belemmeringen of beperkingen op.
Transport van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen in of nabij het plangebied vindt niet plaats.
De spoorlijn Bergen op Zoom - Vlissingen is gelegen aan de westzijde langs het plangebied. Ter hoogte van het plangebied ligt het traject 11010-27: Sloehaven-Roosendaal-West waarvoor op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geen veiligheidsafstand (of plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar) geldt.
Uit het eindrapport Basisnet spoor blijkt dat ter hoogte van het betreffende traject het groepsrisico is gelegen onder de oriënterende waarde. In het kader van het bestemmingsplan Bergen op Zoom Buitengebied is voor het spoor een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma RBMII voor het spoor (d.d. 27 februari 2012) waaruit blijkt dat het hoogste groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde (OW) ligt. Het groepsrisico bedraagt namelijk 0.09 x OW. Omdat het een conserverend plan betreft is geen sprake van een toename van het groepsrisico.
Voor het traject 11010-27 gelegen ter hoogte van het plangebied geldt geen PAG (plasbrandaandachtsgebied). Derhalve behoeft met dit aspect geen rekening te worden gehouden.
Om te bepalen of er in het plangebied of in de directe omgeving buisleidingen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van aardgasleidingen gelegen parallel aan de spoorlijn en parallel aan het John F Kennedy-viaduct. Het betreft buisleidingen gelegen in of direct grenzend aan het plangebied Warande. Zie bovenstaande figuur 1.
In het kader van eerder vastgestelde bestemmingsplannen zijn voor de aardgasleidingen kwantitatieve risicoanalyses uitgevoerd. Kortheidshalve wordt hierna verwezen:
QRA hogedruk aardgas buisleidingen Fort Zeekant, d.d. 24 juli 2012
QRA hogedruk aardgas buisleidingen Stationsgebied, d.d. 31 januari 2012
Een overzicht van de risico’s per buisleiding is gegeven in onderstaande tabel.
Tabel 1: Plaatsgebonden riscio en groepsrisico van buisleidingen
Exploitant Buisleiding |
aanduiding |
stof |
PR10-6 |
Max. GR t.o.v. OW |
Gasunie |
Z-526-01 |
aardgas |
Nee |
<0.01 |
Gasunie |
Z-526-16 |
aardgas |
Nee |
0.02 |
De aardgasbuisleidingen hebben in geen enkel geval een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 per jaar. Het groepsrisico bedraagt minder dan 0.01 respectievelijk 0.02 van de oriënterende waarde. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan is geen sprake van toename van het groepsrisico.
Conclusie
Besluit externe veiligheid
Met betrekking tot de Bevi-inrichtingen Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V. blijkt uit de QRA berekeningen dat het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet binnen het plangebied ligt. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Het voor de inrichtingen berekende groepsrisico wordt niet beïnvloed door het conserverend bestemmingsplan.
Overeenkomstig het Bevi is een verantwoording groepsrisico noodzakelijk. Hiertoe is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. PM Voor verdere uitwerking hiervan wordt kortheidshalve verwezen naar de verantwoording groepsrisico waarin dit aspect is meegenomen.
Transport en externe veiligheid
Het plangebied ligt binnen 200 meter van een risicorelevante Basisnet weg en spoorweg. Daarnaast zijn in of in de nabijheid van het plangebied buisleidingen gelegen die relevant zijn voor het aspect externe veiligheid.
Bij zowel het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor als door buisleidingen is geen sprake van plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Eveneens is geen sprake van een relevant groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico wordt niet beïnvloed door het conserverend bestemmingsplan.
Er is rekening gehouden met de mogelijke effecten in geval van een calamiteit op de snelweg of spoorlijn. Hiertoe is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. PM Voor verdere uitwerking hiervan wordt kortheidshalve verwezen naar de verantwoording groepsrisico waarin dit aspect is meegenomen.
Ook is rekening gehouden met de mogelijke effecten in geval van een calamiteit bij de buisleidingen. Hiertoe is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. PM Voor verdere uitwerking hiervan wordt kortheidshalve verwezen naar de verantwoording groepsrisico waarin dit aspect is meegenomen.
Verantwoording groepsrisico
Inleiding
Voor het groepsrisico moet worden beschouwd welke populatie mogelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen. De gevolgen van het onderhavige bestemmingsplan voor het groepsrisico zijn bekend en vormen samen met de aanwezige mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een calamiteit en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van in de nabijheid aanwezige personen de basis voor de verantwoording groepsrisico. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Dit advies, PM is betrokken bij onderstaande verantwoording.
5.5 Bodem
Toetsingskader
Het bestemmingsplan bevat een beschrijving van de bodemkwaliteitsaspecten binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat de bodemkwaliteit moet (kunnen) voldoen aan de in het plan beoogde functies.
Regionale bodemopbouw en grondwaterbeschermingsgebied
De onderzoekslocatie betreft een binnenstedelijk gebied met ten oosten een natuurgebied. De regionale bodemopbouw van de locatie Warande kan als volgt worden omschreven: De bodem ter plaatse van de locatie Warande bestaat voornamelijk uit matig tot fijn zand. Plaatselijk komt een leemlaag voor.
De locatie Warande is gelegen binnen het (25-jaarszone van een) grondwaterbeschermingsgebied ‘Bergen op Zoom’. In de provinciale milieuverordening (PMV) zijn in paragraaf 5.1.3 regels opgenomen voor activiteiten binnen een grondwaterschermingsgebied. Hier dient men rekening mee te houden. Indien men werkzaamheden wil gaan uitvoeren binnen het grondwaterbeschermingsgebied dient bij de provincie een melding in het kader van de PMV te worden gedaan.
Bodemkwaliteitsgegevens
Uitgevoerde bodemonderzoek
Ter plaatse van de locatie Warande zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater over het algemeen niet of nauwelijks is verontreinigd. Niet het gehele plangebied is onderzocht waardoor van bepaalde gebieden de bodemkwaliteit onbekend is en of zijn de onderzoeken gedateerd. Deze locaties zijn onvoldoende onderzocht en of niet meer actueel waardoor vervolgstappen noodzakelijk zijn. Deze vervolgstappen kunnen worden ondernomen wanneer er wijzigingen ter plaatse van die locaties gaan plaatsvinden.
Historische informatie
Uit de historische bodembestanden (HBB2) zijn gegevens naar voren gekomen die duiden op voormalige bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten (zie bijlage).
Uit het tankenbestand blijkt dat er diverse ondergrondse tanks hebben gelegen welke zijn gesaneerd. De meeste van deze tanks zijn conform KIWA gesaneerd en hebben een KIWA-certificaat gekregen. Verder dient men er rekening mee te houden dat er binnen het gebied nog wel enkele tanks aanwezig kunnen zijn. (zie bijlage).
De locaties waar nog een ondergrondse tank aanwezig is zijn bij (her)ontwikkeling van deze locaties verdacht op eventuele bodemverontreiniging.
Conclusie bodemkwaliteit
De locatie Warande ligt op de rand van het stedelijk gebied met ten oosten een natuurgebied. Op grond van een eerste verkenning wordt dit plangebied inclusief de directe
omgeving, met uitzondering van een aantal locaties, als onverdacht aangemerkt. In het kader van herontwikkeling binnen de locatie zal een indicatief bodemonderzoek worden gevraagd. De resultaten van dit onderzoek zijn uiteindelijk maatgevend of de bodem geschikt is voor de (toekomstige) bestemming.
Op basis van de huidige beschikbare bodeminformatie wordt verwacht dat de bodem ter plaatse van de locatie Warande over het algemeen niet is verontreinigd en geschikt is voor de functie wonen. Aangenomen kan worden dat de algemene bodemkwaliteit binnen het plangebied geen belemmering vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Bronnen
Voor het opstellen van de paragraaf bodem zijn de beschikbare bodemkwaliteitsgegevens van het plangebied
geïnventariseerd, aan de hand van de volgende bronnen:
Bodeminformatiesysteem gemeente Bergen op Zoom;
Bodemkwaliteitskaart Bergen op Zoom;
Tanken bestand;
Historisch Bodembestand (HBB2) Bergen op Zoom;
Het Bodemloket
HOOFDSTUK 6 Bestemmingsregeling
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de verbeelding en de regels).
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dat wil zeggen dat de bestaande ruimtelijke en functionele hoofdstructuur is bestemd en dat het plan erop is gericht deze hoofdstructuur te behouden. Daartoe is in het plan een gedetailleerde regeling van bestemmingen en bouw- en gebruiksregels opgenomen. Indien een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen past binnen de bestemming en de bijbehorende regels, ontstaat een directe bouwtitel. Daarnaast kent het bestemmingsplan enige flexibiliteit, die het mogelijk maakt om in de planperiode in te spelen op ontwikkelingen, zonder dat de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur wordt aangetast.
6.2 Verbeelding
Welke bestemming de gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).
6.3 Regels
De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2008. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels, met daarin begripsbepalingen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels, met daarin per bestemming onder meer een bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;
Hoofdstuk 3: Algemene regels, met daarin algemene regels en bouw-, afwijkings- en wijzigingsregels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, met daarin het overgangsrecht en de slotregel.
6.3.1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald.
6.3.2 Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:
Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven: de functies die binnen de bestemming “bij recht” zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste “toetssteen” voor bouwactiviteiten en/of gebruiksvormen. Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
Bouwregels
Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
Afwijking van de bouwregels
In een aantal gevallen zijn voor de bestemming specifieke afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming bouwactiviteiten worden toegelaten, welke niet bij recht zijn toegestaan.
Afwijking van de gebruiksregels
In de bestemmingen komt ook een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden voor. Met toepassing van een afwijkingsmogelijkheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming gebruiksvormen worden toegelaten, die niet bij recht zijn toegestaan.
Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Ten behoeve van het behoud van in het plan voorkomende waarden is de uitvoering van bepaalde werken en/of werkzaamheden aan een vergunning gebonden (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Wijzigingsbevoegdheid
De wijzigingsbevoegdheid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om via een voorgeschreven procedure, voor een specifieke situatie of geval, af te wijken van de bestemmings- en bebouwingsregels.
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Bedrijf (B)
Op gronden met deze bestemming zijn in beginsel bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2, zoals opgenomen in de bij de regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten. De Staat van bedrijfsactiviteiten bevat geen uitputtende lijst met alle denkbare bedrijven en bedrijfstypen. Daarom is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt bedrijven toe te laten die niet genoemd worden in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die wel gelijkgesteld kunnen worden met een bedrijf in de toegestane milieucategorie. De aanwezige gebouwen voor nutsvoorziening hebben ook een bedrijfsbestemming gekregen, waarbij een aanduiding is opgenomen die aangeeft dat hier uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan.
Voor gebouwen wordt uitgegaan van een situering binnen het bouwvlak. De aangegeven bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Voor het bouwvlak is tevens de maximale goot- en/of bouwhoogte aangegeven. Voor het overige perceelsgedeelte is het beleid, in verband met de ruimtelijke kwaliteit, gericht op het open en onbebouwd laten van deze gronden. Binnen dit perceelsgedeelte is in beginsel slechts de bouw van ondergeschikte andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, toegestaan.
Detailhandel (D)
Deze bestemming heeft betrekking op enkele solitaire vestigingen binnen het plangebied en heeft als uitgangspunt de bestaande functie en bebouwing. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Buiten het bouwvlak zijn slechts andere bouwwerken toegestaan. Alleen op de locatie hoek Parallelweg/Snelliusstraat is een dienstwoning toegestaan. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming om te zetten naar ‘Wonen’. Ook kan een dienstwoning onder voorwaarden via wijziging worden omgezet in een bovenwoning zonder directe relatie met de onderliggende horecavestiging.
Gemengd (GD)
Binnen de gronden met de bestemming 'Gemengd' is functiewisseling rechtstreeks mogelijk. De bestemming heeft als uitgangspunt de bestaande functie en bebouwing. Er zijn detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of praktijkruimten, bedrijven, horecavestigingen en (boven)woningen toegestaan. De horecabedrijven zijn door middel van een aanduiding bevestigd via een koppeling aan de Staat van Horeca-activiteiten. Ook de omvang kan niet toenemen. Bedrijvigheid is toegestaan met maximaal milieucategorie 2. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Om fucntiewisseling mogelijk te maken is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Groen (G)
De gronden met deze bestemming betreffen gebieden met (openbare) groenvoorzieningen welke binnen de ruimtelijke hoofdopzet van het plan van belang zijn en om die reden behouden dienen te blijven. Binnen het plangebied hebben deze groenstroken tevens de functie voor speelvoorziening of sportveld. Daarnaast is in het openbaar groen ruimte voor water om berging van water als mogelijkheid te kunnen benutten. Binnen de bestemming ‘Groen’ is uitsluitend de bouw van andere bouwwerken, zoals speelvoorzieningen, toegestaan.
Horeca (H)
De bestemming ‘Horeca’ staat horecabedrijven toe. Het betreft zalencentrum De Raayberg aan de Antwerpsestraatweg 267 en het restaurant Jasmijn aan de Antwerpsestraatweg 211. De toelaatbaarheid van de horecabedrijven is afgestemd op de aard van de omgeving, de betreffende voorziening en is gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten.
Hoofdgebouwen zijn slechts toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogtes in acht dienen te worden genomen. Alleen bij het horecabedrijf aan de Antwerpsestraatweg 211 wordt gewoond en is bewoning door middel van een aanduiding op de verbeelding toegestaan. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming om te zetten naar ‘Wonen’. Ook kan een dienstwoning onder voorwaarden via wijziging worden omgezet in een bovenwoning zonder directe relatie met de onderliggende horecavestiging.
Kantoor (K)
Binnen de bestemming ‘Kantoor’ zijn kantoren toegestaan. De panden aan de Rooseveltlaan 148 en150, Pasteurlaan 1, Marslaan 1 en Kometenlaan 20 zijn van deze bestemming voorzien. Voor de hoofdbebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak zijn bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erfafscheidingen, toegestaan.
Maatschappelijk (M)
Naast de toegestane maatschappelijke voorzieningen, mogen de gronde met deze bestemming worden gebruikt voor feestzaal . Dit is specifiek op de verbeelding aangeduid. Voor de hoofdbebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. De aangegeven bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Voor het bouwvlak zijn de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte aangegeven. Buiten het bouwvlak zijn binnen de aanduiding ‘erf’ bijbehorende bouwwerken toegestaan. De gronden buiten het bouwvlak zonder deze aanduiding dienen onbebouwd te blijven.
Sport (S)
De sporthal met voetbalveldje aan de Burgemeester Blomlaan 4 en de mogelijkheid om een nieuwe gymzaal/sporthal te bouwen aan de overzijde van de bestaande sporthal, op de hoek van de Burgemeester Blomlaan/Van Heelulaan, zijn voorzien van de bestemming ‘Sport’. Hoofdgebouwen zijn slechts toegestaan binnen het bouwvlak. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogtes in acht dienen te worden genomen.
Tuin (T)
De bestemming ‘Tuin’ is opgenomen voor (voor)tuinen, waarvoor het beleid in verband met de ruimtelijke kwaliteit is gericht op het hoofdzakelijk open en onbebouwd laten van deze perceelsgedeelten. Binnen deze bestemming is slechts de bouw van ondergeschikte bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, toegestaan.
Verkeer (V)
Deze bestemming is opgenomen voor alle wegen binnen het plangebied, zowel de wegen met een belangrijke stroomfunctie als wegen bestemd voor bestemmingsverkeer. Ook verkeersgebieden waarbinnen de verblijfsfunctie primair staat (parkeerterreinen) vallen binnen deze bestemming. Binnen de bestemming is onder andere het oprichten van straatmeubilair toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' wordt bovendien het verkeer en vervoer per rail met de daarbij behorende bouwwerken toegestaan. Hier geldt bovendien een vergunningenstelsel ten aanzien van het uitvoeren van werken en werkzaamheden op, in, boven of onder deze gronden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de verkeersbestemming te kunnen wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ of de bestemming ‘Tuin’, waardoor het mogelijk is perceelsgedeelten bij woningen te kunnen vergroten.
Wonen (W)
Als woningtypen zijn vrijstaande, twee-aaneengebouwde, geschakelde, gestapelde woningen en patiowoningen toegestaan. Naast deze woningtypen mogen de gronden met deze bestemming mede voor andere functies worden gebruikt, mits dit specifiek op de verbeelding is aangeduid. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte. Voor het perceelsgedeelte buiten het bouwlak worden mogelijkheden geboden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken. In het plangebied zijn meerdere clusters garageboxen aanwezig. Deze clusters zijn, gelet op hun functie, ook opgenomen in de woonbestemming en voorzien van de nadere aanduiding ‘garage’. Deze gebouwen mogen maximaal 3 m hoog zijn.
Beroepsmatige activiteiten in woningen wordt rechtsreeks mogelijk gemaakt. Voor het toestaan van beroepsmatige activiteiten in bijgebouwen of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en/of in bijgebouwen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Er is tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om bijzondere woonvormen en kamerverhuur toe te staan.
Leiding- Gas
In de Parallelweg loopt een gasleiding. Deze is als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Aan weerszijde van de hartleiding van deze leiding is een beschermingszone opgenomen. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden worden gebouwd ten behoeve van de onderliggende bestemming. Voor het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden geldt een vergunningplicht.
Waarde-Archeologie (WR-A)
Voor een groot gedeelte van het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Hiermee worden eventuele archeologische waarden beschermd. Voor het uitvoeren van andere werken is een vergunningstelsel opgenomen. Dit vergunningstelsel is van toepassing op het moment dat er over een oppervlakte van 100m² en dieper dan 0,5 m werkzaamheden plaatsvinden. Met inachtneming hiervan zijn op deze gronden eveneens bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemmingen toegestaan.
Waarde - Cultuurhistorie (WR-C)
De in het plangebied gelegen buurt 'Vondellaan e.o.' is van grote stedenbouwkundige en architectonische waarden (o.a. Delftse School). De buurt is opgenomen op de cultuurhistorische waardekaart van de provincie Noord-Brabant. Voor deze buurt is deze dubbelbestemming opgenomen. Hiermee wordt recht gedaan aan de stedenbouwkundige en architectonische waarden. Voor het uitvoeren van andere werken is een vergunningenstelsel opgenomen. met inachtneming heirvan zijn op deze gronden eveneens bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemmingen toegestaan.
Waarde-Landschap (WR-L)
Om de landschappelijke waarden in het plangebied te beschermen is deze bestemming als dubbelbestemming voor het gehele plangebied opgenomen. De bescherming heeft vorm gekregen via een vergunningsplicht voor de in dit artikel genoemde werkzaamheden.
6.3.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.
Algemene bouwregels
Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan, welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daarnaast beoogt dit artikel te voorkomen dat bouwwerken die groter of juist kleiner zijn dan in de bouwregels bij de diverse bestemmingen is toegestaan of voorgeschreven, onder het overgangsrecht komen te vervallen. Voor deze bouwwerken gelden de bestaande grotere dan wel kleinere afmetingen als maximaal respectievelijk minimaal toegestaan.
Algemene aanduidingsregels
Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht. Binnen deze zone geldt een beperking van de bouwhoogte. Daarnaast behoort het plangebied, met uitzondering van het noordwestelijke deel, tot het grondwaterbeschermingsgebied. De Provinciale Milieuverordening bevat regels ter bescherming en kwaliteit van het grondwater. Ook is het bestemmingsplan gelegen binnen de zogenaamde Inner Horizontal en Conical Surface (IHSC) van de vliegbasis Woensdrecht. Dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid. Ten behoeve van een veilig gebruik van luchthavens voor de militaire en civiele luchtvaart zijn obstakelbeheersvlakken ingesteld. De IHCS staat in het Tweede Structuurschema Militaire terreinen (SMT-2) en heeft als zodanig juridische betekenis. De IHCS is een soort koekenpan met de bodem 45 meter (+ NAP) boven de landingsbaan met een straal van 4 kilometer rondom de landingsdrempels. Dit gaat over in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 meter over een afstand van 2 kilometer.
Voor het bestemmingsplan 'Warande' geldt een maximale bebouwingshoogte ten aanzien van de IHCS van 56 meter oplopend tot 125 meter boven NAP. Binnen deze obstakelvrije vlakken is overschrijding van de maximum bouwhoogte van circa 56 tot 125 meter verboden. Dit geldt voor zowel gebouwen als ook bouwwerken geen gebouwen zijnde. Alleen in uiterste gevallen, genoemd worden de C2000 masten, wordt meegewerkt aan bouwwerken die door dit vlak heen steken.
Algemene afwijkingsregels
Deze afwijkingsmogelijkheden, gebaseerd op artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening, hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsregels, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, via een voorgeschreven procedure, in iets ruimere mate dan bij de “algemene afwijkingsregels” af te wijken van de regels. Het gaat dan echt om een wijziging van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan een meer flexibel plan.
6.3.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.
Slotregel
Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).
HOOFDSTUK 7 Uitvoeringsaspecten
7.1 Economische uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:
het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.
Het onderhavige plan heeft een consoliderend karakter. Vooralsnog zijn in het plan geen directe ontwikkelingen opgenomen waaraan voor de gemeenten kosten zijn verbonden. Onderzoek naar de financiële haalbaarheid is dan ook niet aan onderhavig bestemmingsplan toegevoegd.
7.2 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.
Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid om omgevingsvergunningen ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk, voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt.
De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
HOOFDSTUK 8 Resultaten inspraak en overleg
8.1 Inleiding
Het bestemmingsplan “Warande” heeft tot doel het onderbrengen van het bestaande woongebied en de hierin aanwezige overige functies in één bestemmingsplan met één samenhangende en actuele juridisch-planologische regeling. Het plan betreft een conserverend plan. Ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraaktraject gevolgd. Wel is er een overlegprocedure gevolgd.
8.2 Resultaten vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. Achtereenvolgens wordt hieronder ingegaan op de ontvangen reacties.
Cluster Ruimte van de provincie Noord-Brabant, d.d. 3 maart 2015
Reactie
De provincie stelt dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Conclusie
Gelet op de reactie is geen nadere bespreking noodzakelijk. De reactie geeft geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Waterschap Brabantse Delta, d.d. 24 maart 2015
Reactie
Het waterschap geeft aan dat bij het opstellen van de waterparagraaf zoals opgenomen in de toelichting deels is uitgegaan van verouderde regelgeving en beleid van het waterschap. Met betrekking tot de planregels en de verbeelding zijn er geen opmerkingen. Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het bestemmingsplan geven zij een positief wateradvies.
Conclusie
Gelet op de reactie is de waterparagraaf, zoals opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan, aangepast aan de actuele regelgeving en het beleid van het waterschap.
N.V. Nederlandse Gasunie, d.d. 25 maart 2015
Reactie
Door de N.V. Nederlandse Gasunie wordt aangegeven dat zij belang hebben bij de opname van de juiste ligging van de gasleiding op de verbeelding. Deze gastransportleiding is gelegen in het westelijk deel van het plangebied. Verzocht wordt de ligging van deze leiding te controleren met de toegestuurde digitale leidinggegevens.
Conclusie
Met gebruikmaking van de toegezonden digitale leidinggegevens is de ligging van de gastransportleiding op de verbeelding gecontroleerd. Hieruit is gebleken dat de ligging overeenkomt met de toegezonden informatie. De reactie geeft geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Rijksswaterstaat Zuid-Nederland, d.d. 31 maart 2015
Reactie
Rijkswaterstaat Zuid-Nederland geeft aan dat het plan is beoordeeld op de beheersaspecten zoals deze door Rijkswaterstaat Zuid-Nederland worden behartigd. Gezien de eerdere overleggen tussen Rijkswaterstaat en de gemeente wordt er vanuit gegaan dat in overleg zal worden getreden over plannen op of aan de Rijksinfrastructuur.
Conclusie
Indien sprake is van een toename van de verkeersdrukte tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat waardoor verbreding van de Rijksweg A58/A4 niet is uitgesloten, zal in overleg worden getreden met Rijkswaterstaat Zuid-Nederland. De reactie geeft geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Brandweer Midden- en West-Brabant
Reactie
Verwezen wordt naar de bijlagen behorende bij de toelichting van het bestemmingsplan.
Voor wat betreft de opmerking over de regels zal dit in het plan worden aangepast.
Over de opmerking over de onjuiste informatie over het groepsrisico wordt opgemerkt dat de aangegeven 1% letaliteitsgrens van de twee gasleidingen standaard op 140 meter is gelegen. Uit metingen en berekeningen van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) is gebleken dat de 1% letaliteitsgrens van beide leidingen is gelegen op 140 meter. Deze afstand is opgenomen in paragraaf 5.6. van de toelichting.
Conclusie
Het advies van de brandweer is verwerkt in de paragraaf over het aspect externe veiligheid en betrokken bij de opgestelde groepsrisicoverantwoording.
8.3 Vaststellingsprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 20 april 2015 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is het voor een ieder mogelijk schriftelijk dan wel mondeling een zienswijze in te dienen.