direct naar inhoud van Bestemmingsplanregels
Plan: Maaijkant 2e fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BPmaaijkant2efase-VS01

Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Maaijkant 2e fase' met identificatienummer NL.IMRO.0744.BPmaaijkant2efase-VS01 van de gemeente Baarle-Nassau;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bestemmingsvlak / bouwperceel / bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 bed and breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning dat door de beperkte omvang in een woning, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.8 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.9 bedrijf aan huis

het door een bewoner van een woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een klompenmakerij of een cateringbedrijf. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 beroep aan huis

een beroep aan huis is het door een bewoner van een woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden, schoonheidssalons, honden-trimsalons en pedicures, die door hun beperkte omvang in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel. In Baarle-Nassau dient hieronder niet te worden begrepen kappers. In Ulicoten worden kappers hieronder wel begrepen;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 eerste bouwlaag

de eerste volledige bouwlaag boven het peil;

1.25 erkers

ren ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag. Dit is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage II, artikel 1.1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.26 erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

Hoewel niet horeca in strikte zin betreffend, vallen onder dit begrip tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.27 escortbureau

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan worden uitgeoefend;

1.28 evenement

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 handel

elke vorm van handel dat wil zeggen het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen;

1.31 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.32 jongerenontmoetingsplaats

een plaats in de openbare ruimte waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten en kunnen recreëren;

1.33 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.34 landschappelijke inpassing

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.35 lijst van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels;

1.36 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.37 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.38 overkapping

een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie (zijnde een plat dak). Indien een overkapping aangebouwd is aan een gebouw mag een overkapping maximaal 2 niet eigen wanden hebben. Eigen wanden zijn dan niet toegestaan. Indien een overkapping niet is aangebouwd aan een gebouw mag een overkapping maximaal 1 eigen wand hebben;

1.39 patiowoning

bebouwing (woning) in één bouwlaag of gedeeltelijk twee bouwlagen, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of tuin;

1.40 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: het hoogste punt van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privéhuis, raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

1.42 raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);

1.43 rabat

een tussen greppels gelegen langwerpige ophoging, waarbij de grond voor de ophoging afkomstig is uit de greppels. Op de ophoging is vegetatie aanwezig in de vorm van opgaande begroeiing in de vorm van bomen en struiken;

1.44 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 sekswinkel

de voor het publiek toegankelijke, (besloten) ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

1.46 sociale veiligheid

het voorkomen van het ontstaan van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

1.47 stedenbouwkundige waarde/kwaliteit

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;

1.48 twee-aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.49 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.50 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.51 voorzieningen van algemeen nut

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.52 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.53 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlakte water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.54 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.55 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. kunstwerken;
  • f. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens een in- en uitrit;
  • i. het aanleggen en in stand houden van een rabat met een minimale hoogte van 0,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – rabat', ter landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in het landschap;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn geen gebouwen binnen de bestemming toegestaan, uitgezonderd gebouwen zoals opgenomen in artikel 3.2.2 t/m 3.2.3.

3.2.2 Jongerenontmoetingsplaatsen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte bedraagt 30 m².

3.2.3 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw voor voorzieningen van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw voor voorzieningen van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen en dergelijke mogen binnen de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale diepte van een erker bedraagt 25% van de diepte van de voortuin, zulks tot een maximum van 1,5 meter;
    • 2. de maximale breedte van een erker bedraagt tweederde van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
    • 3. op één hoek van het hoofdgebouw is een hoekerker is toegestaan, mits de maximale diepte van een erker bedraagt 25% van de diepte van de zijtuin, zulks tot een maximum van 1,5 meter.
  • b. de maximale bouwhoogte van een erker bedraagt 3 meter. Doortrekken van het schuine dak van het hoofdgebouw over de erker, het entreeportaal e.d. met eenzelfde dakhelling is toegestaan.
  • c. de maximale afstand tot de entree van de voorgevel van het nabij gelegen hoofdgebouw bedraagt 3 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van pergola's bedraagt 2,5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten e.d. bedraagt 5 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. overkappingen.

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin – voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in lid 4.1 onder a opgenomen omschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregel als bedoeld in lid 3.1, onder i.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen waaronder bermen en beplanting;
  • d. voorzieningen van algemeen nut
  • e. straatmeubilair;
  • f. kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. evenementen;
  • i. jongerenontmoetingsplaatsen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een kiosk, abri of telefooncel mag maximaal 6 m² bedragen;
  • b. de oppervlakte van een gebouw voor voorzieningen van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m²;
  • c. de maximale bouwhoogte van een gebouw voor voorzieningen van algemeen nut bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van de garageboxen bedraagt 3 meter;
  • e. de maximale oppervlakte per garagebox bedraagt 18 m².

5.2.2 Jongerenontmoetingsplaatsen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte bedraagt 30 m².

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. de oppervlakte per overkapping mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • b. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • c. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • d. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. de grond en bouwwerken ten behoeve van enige vorm van handel en/of bedrijf, uitgezonderd (week)markten en het bepaalde in artikel 5.1 sub h;
  • c. straatprostitutie.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in maximaal 27 wooneenheden, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m²;


met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste één wooneenheid is toegestaan;
  • b. binnen het bouwvlak zijn de woningtypen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneengebouwd', 'vrijstaand' en 'patiowoningen' toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend het woningtype 'vrijstaand' is toegestaan;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen 3 meter aan één zijde;
  • d. de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • e. de maximale goothoogte bedraagt 6 meter, uitgezonderd het bepaalde in sub g. Daarnaast zijn van het voorgaande uitgezonderd bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'. Daar gelden de maten zoals op de verbeelding zijn weergegeven;
  • f. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter, uitgezonderd bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'. Daar gelden de maten zoals op de verbeelding zijn weergegeven;
  • g. hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met zowel een kap als een platte afdekking, met dien verstande dat de afdekking van het hoofdgebouw gelegen moet zijn binnen de denkbeeldige lijn van de maximale goothoogte en maximale bouwhoogte.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de bovenkant van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,5 meter, met dien verstande dat de minimale afstand tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw 1,5 meter dient te bedragen. Doortrekken van het schuine dak van het hoofdgebouw over het aangebouwde bijbehorende bouwwerk met eenzelfde dakhelling is toegestaan. Dan geldt de feitelijke goothoogte van het hoofdgebouw als de maximale bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op percelen tot en met 500 m² mag niet meer bedragen dan 60 m², mits de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op percelen met een oppervlakte van meer dan 500 m², mag niet meer bedragen dan 60 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 120 m², mits de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  • h. de minimale afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder lid g is het toegestaan bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, entreeportalen en dergelijke voor de voorgevel dan wel binnen een afstand van 3 meter tot de voorgevel van het hoofdgebouw te bouwen, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot een bouwperceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de breedte maximaal 50% van de gevel bedraagt;
    • 4. de goothoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.

6.2.3 Patiowoningen

Voor het bouwen van patiowoningen gelden deels afwijkende bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken:

  • a. in afwijking van artikel 6.2.1 sub a zijn ook buiten het bouwvlak hoofdgebouwen toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan de bouwregels voor de oppervlakte en bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken;
  • b. in afwijking van artikel 6.2.1 sub c is het toegestaan om het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens te bouwen, waarbij aan één zijde binnen 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens een maximum bouwhoogte geldt van 5,5 meter;
  • c. in afwijking van artikel 6.2.1 sub d is het toegestaan om tot in de achterste perceelsgrens te bouwen, mits buiten het bouwvlak wordt voldaan aan de bouwregels voor de oppervlakte en bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken.

6.2.4 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw voor voorzieningen van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².
  • b. de bouwhoogte van een gebouw voor voorzieningen van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.

6.2.5 Overkappingen

Overkappingen zijn toegestaan binnen de regels voor bijbehorende bouwwerken. Daar bovenop geldt dat overkappingen ook zijn toegestaan als deze niet (meer) vallen binnen de regels van artikel 6.2.2, waarbij dan de volgende regels gelden:

  • a. de oppervlakte van een overkapping bedraagt maximaal 20 m²;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. er mag slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd worden;
  • d. de oppervlakte van overkappingen overeenkomstig lid a telt niet mee bij bepaling van de maximale oppervlakte zoals vervat in artikel 6.2.2 lid f en g.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • c. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de parkeerruimte op eigen terrein;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan onder 6.1 omschreven;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • c. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • d. kamerbewoning;
  • e. recreatief nachtverblijf;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. het bedrijfsmatig houden van paarden;
  • h. het bedrijfsmatig exploiteren van een paardenbak;
  • i. het oprichten van een of meer lichtmasten en/of tredmolens;
  • j. de opslag van vuurwerk.

6.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in lid 6.1 onder a, b en c opgenomen omschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregel als bedoeld in lid 3.1, onder i.

6.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
6.5.1 Beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor de uitoefening van een beroep aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor gebruikt wordt niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • b. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • c. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • d. de activiteit niet vergunningsplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in de nodige parkeergelegenheid.

6.5.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft. Dit wil zeggen dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend ten behoeve van het bedrijf aan huis, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
  • b. een afwijking mag alleen verleend worden voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten. Deze lijst is als bijlage opgenomen bij de regels;
  • c. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. seksinrichtingen niet zijn toegestaan.

6.5.3 Aantal wooneenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het realiseren van meer dan 27 wooneenheden, mits dit passend is binnen de regionale woningbouwafspraken als bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
8.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 6.2.2 in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • e. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.

8.1.3 Inritconstructies parkeerkelders

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 teneinde inritconstructies bij parkeerkelders mogelijk te maken, onder voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
  • b. geen onevenredige aantasting van de sociale veiligheid;
  • c. geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. geen onevenredige aantasting van brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

8.2 Ondergeschikte bouwdelen
8.2.1 Overige ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

8.2.2 Dakkapellen

Voor dakkappellen geldt dat wanneer deze niet meer dan 2/3 van het dakvlak beslaan de bouwhoogte van de dakkapel niet als goothoogte wordt aangemerkt.

8.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
8.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.3.1 en 8.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat voorzieningen van algemeen nut, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat een gebouw wordt gebouwd ten behoeve van het houden van dieren of het kweken van planten, zoals een volière of een groente-kas, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw maximaal 10 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 4,50 m bedraagt;
    • 3. achter de bebouwingsgrens wordt gebouwd;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 6 meter mits de gebruiksfunctie op de aanliggende percelen niet wordt beperkt en de belangen van derden niet worden geschaad.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 2 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut met een inhoud van ten hoogste 35 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter, welke in het kader van de voorzieningen van algemeen nut nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
  • c. de Lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeernormen
  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en / of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2011 en als bijlage 2 aan deze regels is gehecht;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • c. indien de Nota Parkeernormen 2011 als bedoeld onder sub a. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Maaijkant 2e fase”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van…………………….
 
de griffier,   de voorzitter,  
................................   ................................