direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Asten, Markt 11-13 (De Wit), 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0743.BP00334-VS01

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen op de verdieping, met dien verstande dat er maximaal 24 woningen zijn toegestaan;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat een supermarkt niet is toegestaan;
  • c. horeca tot en met categorie 3, uitsluitend op de begane grond;
  • d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • e. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

met de daarbij horende:

  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat op maaiveldniveau minimaal 22 parkeerplaatsen en in een ondergrondse parkeergarage minimaal 24 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. Er zijn binnen het bouwvlak maximaal 24 woningen toegestaan;
  • d. De goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte", met dien verstande dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" niet meer mag bedragen dan 11,5 meter;
  • e. De voorgevel mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "gevellijn".

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • b. De bouwhoogte van een vluchttrap mag niet meer bedragen dan de maximale goothoogte van de aangrenzende gevel van het gebouw.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. prostitutie;
  • c. kamerverhuur;
  • d. aan huis gebonden beroep;
  • e. aan huis gebonden bedrijf;
  • f. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • i. supermarkt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 sub d en e voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
  • I. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • II. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • III. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • IV. voor de uitoefening van een beroep en bedrijf dient aansluiting te worden gezocht met het bepaalde in bijlage 1 van deze regels;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een toename van de parkeerbehoefte of een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 50 m².