3.5.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 sub d en e voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bedrijf, met dien verstande dat:
-
a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
-
b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
-
I. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
-
II. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
-
III. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
-
IV. voor de uitoefening van een beroep en bedrijf dient aansluiting te worden gezocht met het bepaalde in bijlage 1 van deze regels;
-
c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een toename van de parkeerbehoefte of een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
-
d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
-
e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
-
f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 50 m².