Jistrum 2017
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.15BPIII-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting Bestemmingsplan Jistrum 2017
Inhoudsopgave
Toelichting Bestemmingsplan Jistrum 2017
3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening
3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen
4.3.2 Sociaal/cultureel, religieus
4.3.4 Onderwijs, kinderopvang c.a.
5.2 Archeologie en cultuurhistorie
5.8 Luchtkwaliteit en geurhinder
Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels
Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Eind 2015 is gestart met de herziening van het bestemmingsplan voor het dorp Jistrum. Hier zijn een aantal redenen voor:
Bestemmingsplannen moeten na 10 jaar worden vervangen door een nieuw plan of de werkingsduur moet worden verlengd;
Het bestemmingsplan Jistrum 2005 is met name plantechnisch verouderd.
1.2 Plangebied
Het plangebied Jistrum 2017 betreft een bestaand dorpsgebied dat wordt gevormd door: de historische kern, de dorpsuitbreiding de Geasten, de inbreiding aan het Langhof op de voormalige Combexlocatie (mogelijk gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan), de dorpsuitloper aan de Tillewei, een deel van de Ies met de daaraan grenzende woonbebouwing en tenslotte een deel van de Jisteboerewei. Dit betreft het deel waar via een wijzigingsprocedure, woon/werkcombinaties kunnen worden gerealiseerd.
De begrenzing van het bestemmingsplan Jistrum 2017 komt, met uitzondering van enkele minimale grensaanpassingen in verband met gebruik of eigendom, overeen met de begrenzing van het bestemmingsplan Jistrum 2005.
1.3 Planinhoud
Het plan is conserverend van karakter. De bestemmingen zijn overgenomen uit het nog vigerende plan 'Jistrum 2005' waarbij tussentijdse wijzigingen natuurlijk zijn meegenomen. Tegelijk is het plan voorzien van een actuele regeling van gebruiks- en bouwmogelijkheden, waarbij is aangesloten op de standaardsystematiek die voor de gemeente Tytsjerksteradiel is ontwikkeld.
Momenteel is een nieuwe wet; de Omgevingswet, in voorbereiding. Deze vervangt de Wro-wetgeving. In deze Omgevingswet komt het bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd: het omgevingsplan.
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond. Ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: Van "een goede ruimtelijke ordening" tot "een goede fysieke leefomgeving”.
Het is de bedoeling dat de Omgevingswet in 2021 in werking treedt. De dan geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.
Bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor Jistrum is waar mogelijk geanticipeerd op de nieuwe planvorm.
Hoofdstuk 2 Huidige situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Jistrum ligt ingebed in het coulissenlandschap van de hogere zand- en hoogveenontginningsgronden van de Friese Wouden. Elzensingels (en in mindere mate ook houtwallen) bepalen de kleinschaligheid van dit gebied. Jistrum vormt echter een uitzondering op de typische structuur van de dorpen in de Friese Wouden. Deze worden over het algemeeen door hun verschijningsvorm gekenmerkt als wegdorp met de daaraan verbonden opstrekkende verkaveling. Jistrum is echter een esdorp, een van de oudste landbouwnederzettingsvormen in Noord-Nederland. Zulke nederzettingen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van diverse kenmerken:
open, enigszins bolvormig lopende (voormalige) bouwlandcomplexen (essen);
een bochtige structuur van (land)wegen en paden naar het omliggende landelijke gebied;
boerderijen of groepen van boerderijen, schijnbaar willekeurig gesitueerd rond een gemeenschappelijke ontmoetingsplaats;
een rijkdom aan geboomte;
een royaal ruimtebeslag.
Grenzend aan de essen heeft zich van oudsher kernvorming voorgedaan langs de Schoolstraat in een bebouwingspatroon dat zich in de loop der jaren plaatselijk heeft verdicht. Dit patroon heeft zich verder voortgezet in noordelijke en zuidelijke richting. Kenmerkend is voorts de (meer verspreide) bebouwing, afgewisseld met open ruimten langs enkele andere wegen die het landelijk gebied in lopen (de Tillewei, de Marwei, de Achterwei, De Meren, de Ieswei).
Dit type dorpen komt veel op de hogere gronden in het oosten van Nederland voor (Drenthe, Overijssel, Gelderland), maar in Fryslân slechts sporadisch.
Rond Jistrum kwamen vanouds drie es-complexen voor, namelijk De Geasten (De Geesten), it Koartlân (het Kortland) en De Ies (De es), waarvan De Es nog het meest herkenbaar is. De Geasten en it Koartlân zijn in het landschap veel minder herkenbaar.
Fragment Schotanus atlas 1718 (bron: Tresoar)
Fragment topografische kaart 1870 - 1935
2.2 Ruimtelijke ontwikkeling
Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling, kan de dorpsbebouwing van Jistrum in een viertal kenmerkende gebieden worden onderscheiden:
de oorspronkelijke wegbebouwing langs de Schoolstraat (individuele bouw), in de loop der jaren tamelijk verdicht aaneen gebouwd;
de (soms recentere) uitlopers van het dorp in een veel opener patroon van wegbebouwing;
een na-oorlogs woongebied aan de zuidwestkant. Dat bestaat uit verschillende woongebiedjes (rond de Buorrefinnewei, de Fjildwei en de Hessel Loonstrastrjitte);
de uitbreiding De Geast en aan het Langhof de invulling van de voormalige Combexlocatie met een aantal woningen en een wooncentrum.
Met name in de oorspronkelijke bebouwing wordt het ruimtelijk beeld ondersteund door de aanwezigheid van enkele rijksmonumenten (de hervormde kerk, een woonhuis aan de Schoolstraat 6 en voormalige boerderijen aan de Schoolstraat 31, 54 en 59) en verschillende karakteristieke panden aan de Joost Wiersmaweg, Rounhof en de Schoolstraat. In hoofdstuk 5.2 wordt op deze panden ingegaan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Onderstaand volgt een samenvatting.
3.1 Rijksbeleid
De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
de bereikbaarheid verbeteren;
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening
a. Streekplan
De provincie Fryslân heeft in 2007 het Streekplan Fryslân ‘Om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Met dit streekplan laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Zij wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.
In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.
De provincie gaat uit van een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit: stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar. Fryslân is ingedeeld in een aantal gebieden. Tytsjerksteradiel - en daarmee Jistrum - behoort tot het gebied Midden-Fryslân. De provincie zet in op de handhaving en versterking van de positie van Burgum als belangrijk regionaal centrum.
Wonen
Jistrum is in het streekplan aangeduid als "overige kern". Dat betekent een kleine kern, waar woningbouw primair gericht is op de woningvraag uit het gebied zelf en de verdeling van de beschikbare woningbouwruimte een gemeentelijke verantwoordelijkheid is.
Werken
Voor overige kernen is in het streekplan het volgende uitgangspunt opgenomen: ruimte voor lokale bedrijven draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Primair wordt binnen het bestaande bebouwde gebied gezocht naar ruimte door functieveranderingen, het intensiveren en combineren van functies, of het benutten van open ruimte. Daarnaast is er ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van de kern onder bepaalde voorwaarden. Voorraadvorming van bedrijventerrein is niet mogelijk.
Ook op zaken als landbouw, recreatie en toerisme, water, netwerken e.d. wordt ingegaan in het streekplan. Jistrum ligt in het Nationaal landschap 'De Noardlike Fryske Wâlden'. Voor de nationale landschappen bestaat geen rijksbeleid meer. De begrenzing van de Nationale landschappen is een planologische begrenzing die nog wel in het Streekplan 2007 staat. Het provinciale beoordelingsregime van de landschappelijke kwaliteit is zowel binnen als buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen even zwaar. Daarmee in samenhang is het provinciaal beleid gericht op bescherming van natuur- en landschapswaarden zowel binnen als buiten Nationale Landschappen.
b. structuurvisie 'Grutsk op 'e romte'
In 'Grutsk op ‘e Romte' worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.
In hoofdstuk 8 van deze structuurvisie wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'. Dit mondt uit in de benoeming van een achttal provinciale waarden:
Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting gevend aan het landschap), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten.
De overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels en houtwallen op de zandgronden naar het open veenweidegebied en het kleigebied;
De samenhang van historische wegen met bebouwingslinten en rijke schakeringen aan wegbeplanting in verschillende vormen: singels, bomen, hagen. Op een aantal locaties de bossen behorend bij landgoederen in samenhang met het landschap;
Een aantal plekken waarbij kleinschalige ontginningen nog herkenbaar gekoppeld zijn aan eenvoudige woningbouwvormen;
De Friese esgebieden rond de Burgumer Mar en Westergeest met de daarbij horende 'Friese' esdorpen met de kenmerkende, afwijkende structuur ten opzichte van omliggende, voornamelijk opstrekkende verkavelingen;
De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het natuurlijke reliëf in de vorm van dekzandruggen, de vele pingoruïnes, vuursteenvindplaatsen en kleine stuifduinen in restanten van voormalige heidevelden.
De karakteristieke langgerekte verkaveling- en bebouwingsstruturen van de hoogveenontginningsgebieden met bijbehorend watererfgoed (vaarten, wijken, bruggen);
Karakteristieke blokvormige structuren en verkavelingen met verspreide bebouwing in de heideontginningsgebieden.
Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan in lijn met de door de structuurvisie benoemde waarden is opgesteld.
c. provinciale verordening Romte Fryslân
De Verordening Romte Fryslân (2014) stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in nieuwe bestemmingsplannen. Geldend provincaal beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Deze verordening is een integrale herziening van de vorige Verordening Romte uit 2011 op grond van nieuw provinciaal beleid inzake (intensieve) vehouderij, landschap en cultuur (Grutsk op 'e Romte) en weidevogels. Daarnaast heeft een tussentijdse evaluatie van het streekplan plaatsgevonden die van invloed is op de verordening. Ook op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was een aanpassing van de verordening vereist.
De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening.”
Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Jistrum 2016' in lijn met de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” is opgesteld.
3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan
Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.
Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelenpakket voor het fietsverkeer.
Het hoofddoel van het PVVP is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:
dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers van Fryslân;
dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;
dat bijdraagt aan de versterking van de economie;
dat veilig is;
en dat de schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.
Op grond van het PVVP is voor een aantal wegen in/grenzend aan Jistrum een 60km regime ingesteld. Dit heeft voor het bestemmingsplan geen gevolgen. De betreffende wegen behouden de bestemming 'Verkeer - Ontsluitingswegen. Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Jistrum 2017' in overeenstemming met het PVVP is opgesteld.
3.3 Gemeentelijk beleid
Begin 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie “Finster op Romte” vastgesteld met een looptijd tot 2020.
In deze Structuurvisie wordt aangegeven dat Tytsjerksteradiel zich, als het om wonen en werken gaat, vooral richt op de eigen bewoners. De omvang, de kwaliteit en het prijsniveau van de woningvoorraad passen bij de samenstelling en ontwikkeling van de bevolking. Er is een diversiteit aan woonmilieus waar verschillende doelgroepen zich thuis voelen; of het nu om jongeren, gezinnen of senioren gaat. Er is speciale aandacht voor duurzaam bouwen en het realiseren van levensloopbestendige woningen.
Het gemeentebestuur vindt het in het kader van de leefbaarheid belangrijk dat het bestaande voorzieningenniveau in de kernen zoveel mogelijk op peil blijft. De inspanningen richten zich op het combineren en concentreren van maatschappelijke voorzieningen (voor zorg en welzijn), wonen, commerciële voorzieningen en onderwijs.
De krimpende bevolking(sgroei) en de crisis (bezuinigingen) waren de voornaamste redenen waarom in de Structuurvisie is gekozen voor concentratie van woningbouw en voorzieningen. Burgum is daarbij gekenmerkt als hoofd- en recreatiekern.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen
4.1 Wonen
Het bestemmingsplan Jistrum 2017 is een conserverend plan. Er zijn, in overeenstemming met het gemeentelijk beleid geen nieuwe ontwikkelingen voor wonen in dit plan opgenomen.
Net als in veel andere dorpen bestaat ook in Jistrum de wens om binnenkort of op termijn, te mogen uitbreiden. Tegelijk hebben we te maken met een krimpende bevolking in Noordoost Fryslân. Om inzicht te krijgen in de woningbehoefte heeft de gemeente gemeentebreed onderzoek gedaan naar de woningbehoefte.
In het bestemmingsplan Jistrum 2005 staan twee wijzigingsmogelijkheden die wonen mogelijk maken: een wijzigingsmogelijkheid van agrarische cultuurgrond naar wonen aan de Schoolstraat tussen de nummers 44 en 46a en een wijzigingsmogelijkheid van agrarisch cultuurgrond naar woon/werk combinaties (zie onder 4.2.1) aan de Jisteboerewei.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden doorlopen. De ladder bestaat uit drie treden:
1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoete, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kanworden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en
3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties, die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Om de wijzigingsbevoegdheden die in het bestemmingsplan Jistrum 2005 zijn opgenomen mee te kunnen nemen naar het voorliggende plan, is het noodzakelijk om inzicht te verkrijgen in bovengenoemde treden. Hiervoor is gebruikt gemaakt van o.a. het recent uitgevoerde woningmarktonderzoek Tytsjerksteradiel, Companen, en het Woningbehoefte onderzoek KAW.
Samengevat is de conclusie ten aanzien van bovengenoemde treden voor Jistrum als volgt:
trede 1. De behoefte aan nieuwe woonlocaties is beperkt. De uitbreiding aan de Schoolstraat is uitvoerbaar binnen een periode van 10 jaar, maar kan nog niet worden gestart door de milieuzonering op de locatie. De vraag naar levensloopgeschikte woningen is niet op te vangen binnen de bestaande woningvoorraad. Aan de Schoolstraat wordt geadviseerd om op levensloopgeschikte en nultredenwoningen in te zetten.
De vraag naar een hoogwaardige woon-werklocatie, met een veeleisend welstandsbeleid is beperkt. Deze locatie is uniek voor de regio en kan dan ook in een regionaal perspectief worden gezien. Verwacht wordt dat er eenbehoefte in de regio is voor deze kwalitatief hoogwaardige woon-werk locaties.
Trede 2. De locatie Schoolstraat ligt binnen stedelijk gebied en past binnen de ladder. De locatie Jisteboerewei ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Binnen bestaand stedelijk gebied is geen ruimte om te voorzien in deze specifieke woon-werk locatie, en er wordt voor gekozen deze te handhaven, zoals beleidsmatig is vastgelegd, aan de rand van bestaand stedelijk gebied.
Trede 3. De ontwikkeling voldoet aan trede 3. Het gebied krijgt een passende multimodale ontsluiting.
Eindconclusie:
De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking, met de kanttekening dat de behoefte beperkt is, mede gezien het ruimte aanbod aan bestaande woningvoorraad. Voor beide gebieden is er behoefte in specifieke segmenten, op de locatie Schoolstraat aan bijvoorbeeld levensloopgeschikte en nultreden woningen en vrijstaande koop en op d elocatie Jistebeorewei voor woon-werk locaties met een regionale uitstraling.
De planvorming gaat om 2 keer 4 woningen, dit is een beperkte stedelijke ontwikkeling, passend bij een reële woningvraag die voortkomt uit het gebid zelf.
De onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking, Inbreidingsplannen Jistrum, gemeente Tytsjerksteradiel is als bijlage 4 toegevoegd.
Inspraak en overleg
- woning Tillewei
De raad heeft naar aanleiding van de inspraak besloten tegemoet te willen komen aan het verzoek om een woning te mogen bouwen op een perceel grond met een agrarische bestemming ten westen van nr 1a aan de Tillewei te Jistrum. De provincie heeft ons geïnformeerd dat om deze woning te realiseren geen provinciale ontheffing nodig is. De eigenaren van het betreffende perceel hebben de daarvoor noodzakelijke onderzoeken aangeleverd. Zowl de resultaten van het bodemonderzoek als van het onderzoek in het kader van de natuurwetgeving staan het wijzigen van de bestemming naar woondoeleinden niet in de weg. Beide onderzoeken zijn als bijlage bijgevoegd. Het Wetterskip Fryslân heeft een watertoets uitgevoerd. Ook hieruit komen geen belemmeringen naar voren die wijziging van de bestemming in de weg staan. De watertoets is eveneens als bijlage bijgevoegd. Op de archeologische situatie ter plaatse is ingegaan onder 5.2. In het ontwerp van het bestemmingsplan is op het betreffende perceel de bestemming W-V1 opgenomen. De extra woning wordt meegenomen in het gemeentelijke woningprogramma.
4.2 Bedrijvigheid
4.2.1 Productiebedrijven c.a.
Het provinciale beleid staat geen voorraadvorming van bedrijventerrein toe. Dit vormt de reden dat de gronden aan de Jisteboerewei niet rechstreeks bestemd zijn als bedrijventerrein. Als zich een contrete vraag voordoet kan via wijziging van de bestemming een bedrijf (combinatie wonen/werken) gerealiseerd worden.
Er is in de afgelopen bestemmingsplanperiode via een wijzigingsprocedure één locatie ingevuld, aan de Jisteboerewei 9. Tegelijk met de realisatie hiervan is de benodigde compensatie in verband met toename verhard oppervlak direct voor de gehele wijzigingslocatie gerealiseerd middels het aanleggen van een waterberging van minimaal 2500 m2 oostelijk van nr 9.
Inspraak en overleg
ln november 2015 heeft de raad opiniërend gesproken over een actieve verkoopstrategie voor bouwkavels ten behoeve van woningbouw en bedrijven. Voor de locatie aan de Jisteboerewei gold op dat moment dat er van de vijf mogelijkheden slechts één locatie was ingevuld en deze situatie is nog ongewijzigd. Voor deze locatie geldt dat er veel aandacht is voor ruimtelijke kwaliteit met de daarbij behorende voorwaarden. ln 2015 is geconstateerd dat ondernemers deze maatregelen als een extra belemmering en als onkostenverhogend ervaren. De raad is toen gevraagd of de raad het huidige ruimtelijke programma voor deze panden zo wil laten of het ruimtelijk kader wil heroverwegen. Het merendeel van de raadsleden heeft aangegeven meer te voelen voor een heroverweging van het ruimtelijk kader van de bedrijfspanden.
Op grond daarvan is in de startnotitie van het voorliggende bestemmingsplan vermeld dat tijdens de bestemmingsplanprocedure zal worden onderzocht hoe het ruimtelijk kader aangepast kan worden. In het kader van de inspraak zijn geen inspraakreacties ontvangen met voorstellen voor aanpassing van de wijzigingsvoorwaarden en welstandseisen die gelden voor de woonwerklocatie Jisteboerewei. De vereniging dorpsbelangen Jistrum is expliciet gevraagd om op dit punt te reageren. De vereniging kwam echter met een alternatief voorstel voor woningbouw waar college en raad niet in zijn meegegaan.
In de notitie Inspraak en Overleg is opgenomen dat in de volgende fase van het bestemmingsplan (ontwerp) onderzocht zal worden of en hoe aanpassingen ten aanzien van de welstandseisen mogelijk zijn voor de locatie Jisteboerewei. Een eventuele aanpassing zal gelijktijdig met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
De motie laat zien dat de raad een nog actievere strategie wenst om de verkoop van deze woonwerklocaties te bevorderen:
De raad is van mening dat:
Gestreefd moet worden naar een betere aansluiting van dit aanbod op de vraag en op de mogelijkheden van potentiële kopers
In het definitieve ontwerp van het bestemmingsplan en welstandsnota aanpassingen opgenomen dienen te worden waarbij:
- De kavelgrootte wordt verkleind
- De welstandseisen worden bijgesteld, m.n. op het terrein van het bouwvolume
De raad draagt het college op:
- Te onderzoeken wat, naast de genoemde wijzigingen, kan bijdragen tot het beperken en bij voorkeur weghalen van belemmeringen voor potentiële kopers van deze woonwerklocaties
- De aanpassingen op te nemen in het definitieve ontwerp van het bestemmingsplan en de welstandsnota Jistrum 2017.
Na de inspraak kwam er een concreet verzoek van een bedrijf om zich te mogen vestigen aan de Jisteboerewei. In verband daarmee is onderzoek gedaan naar de bodem (bijlage 8a), flora en fauna in het kader van de Natuurbeschermingswet (bijlage 6a), geluidsonderzoek in verband met het wegverkeerslawaai (bijlage 7) en een watertoets (bijlage 9a). De resultaten daarvan staan het wijzigen van de bestemming niet in de weg.
In verband met de mogelijke aanwezigheid van waardevolle archeologische resten is de provinciale archeologische kaart geraadpleegd (FAMKE). De FAMKEkaart geeft ter plaatse voor de Middeleeuwen karterend onderzoek 3 aan. Het advies is om, indien het gaat om ingrepen groter dan 5000m2 karterend en historisch onderzoek uit te voeren. Voor de steentijd vermeldt de FAMKEkaart karterend onderzoek 2. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, afgedekt door een veen- of kleidek. Als dat het geval is dan zijn deze waarschijnlijk van goede kwaliteit. De provincie beveelt daarom bij ingrepen groter dan 2500 m2 karterend (boor)onderzoek aan. Omdat de ingreep kleiner is dan 2500 m2 is geen nader onderzoek naar archeologische resten uit de steentijd of uit de middeleeuwen uitgevoerd.
Op basis van de resultaten en conclusies van alle bovenstaand genoemde onderzoeken kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn om tot wijziging van de bestemming over te gaan. Het verzoek is daarom meegenomen in de bestemmingsplanprocedure en op de plankaart is naast Jisteboerewei 9 een tweede locatie inbestemd als Bedrijf-2.
In verband met de motie van de raad zijn de regels die gelden om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid in die zin verruimd dat de maximale dakhelling voor het hoofgebouw is verhoogd van 30 naar 35 graden en van de bedrijfswoning van 30 naar 45 graden. Op deze wijze is tegemoetgekomen aan de vraag van de raad zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen.
Een minimale dakhelling ontbrak in de regels en is toegevoegd evenals de maximale goot- en bouwhoogte (resp. 4 en 9 meter).
In reactie op de motie van de raad is met de provincie overlegd over de mogelijkheid om de gehele wijzigingslocatie aan de Jisteboerewei te mogen bestemmen als Bedrijf-2 om zodoende sneller op vraag in te kunnen spelen. De provincie wenst echter vast te houden aan de regel dat het niet is toegestaan om bedrijventerrein op voorraad te hebben.
De welstandseisen zijn eveneens aangepast. Deze maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Ook de kavels zijn overeenkomstig de motie van de raad verkleind. De kavelindeling maakt evenmin onderdeel uit van het bestemmingsplan, echter de verkleining heeft tot gevolg dat in plaats van vier, er ruimte is voor vijf woonwerklocaties. Op grond van de woningbehoefte is er niet direct uitbreiding nodig, echter, gelet op de al lang geplande invulling van deze locatie voor een specifieke doelgroep (wonen/werken) is deze aanpassing ten gunste van één locatie te rechtvaardigen. Omdat in de planregels al een aantal van vijf stond vermeld (foutief, dit had vier moeten zijn en is als zodanig ook gemeld in de notitie inspraak en overleg) hoefden de regels ten aanzien van het aantal te realiseren woonwerklocaties, niet te worden gewijzigd. De extra woning is toegevoegd aan het gemeentelijke woningprogramma.
Om ten aanzien van verzoeken voor de kavels aan de Jisteboerewei zoveel mogelijk maatwerk te kunnen leveren is bij de vaststelling besloten om artikel 30.2 lid C te laten vervallen. In dit artikel was een maximale kavelgrootte van 2500 m2 opgenomen.
4.3 Voorzieningen
4.3.1 Zorg
De landelijke bouwregelgeving maakt het sinds 1 oktober 2014 mogelijk om bij een woning vergunningvrij een zgn. mantelzorgwoning te realiseren. Deze woonruimte is bedoeld voor:
de huisvesting van een zorgbehoevende (bijv. chronisch zieke, oudere, gehandicapte), die afhankelijk is van de zorg die verstrekt wordt door een familielid of andere naaste, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat;
de huisvesting van de zorgverlener (familid of andere naaste) van een zorgbehoevende, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat.
Medische (huisarts, tandarts) en paramedische (fysiotherapeut, podoloog, etc.) praktijken kunnen in principe als ‘beroep of bedrijf aan huis’ bij een woning worden uitgeoefend.
4.3.2 Sociaal/cultureel, religieus
De beide kerken en de muziekkoepel vallen onder deze categorie. Ruimtelijke ontwikkelingen van enige omvang bij deze voorzieningen worden niet verwacht.
De muziekvereniging Joost Wiersma behoort eveneens tot deze categorie. De vereniging heeft geen eigen repetitieruimte en oefent in hotel restaurant Phoenix. De vereniging is al lange tijd op zoek naar een andere/eigen oefenruimte. Tot nu toe is er geen geschikte locatie gevonden. Wordt deze binnenkort gevonden dan kan de nieuwe locatie nog meegenomen worden in de bestemmingsplanprocedure voor het voorliggende bestemmingsplan. Wordt een nieuwe locatie op een later moment gevonden en is daarvoor wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk dan dient hiervoor op dat moment een aanvraag ingediend te worden.
4.3.3 Sport, recreatie c.a.
De sportvelden zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Hier worden geen ontwikkelingen voorzien.
4.3.4 Onderwijs, kinderopvang c.a.
Jistrum telt twee scholen, De Finne en It Iepenstee. Deze zijn als zodanig bestemd (Maatschappelijk - Onderwijs) net als de peuteropvang aan de Buurtlaan 2. Op dit moment onderzoekt de gemeente welk maatschappelijk vastgoed in de gemeente aanwezig is en hoe daarmee om te gaan. Tegelijk wordt zowel van de kant van de gemeente als vanuit de samenleving en het onderwijs gekeken hoe we ook in de toekomst goed onderwijs kunnen waarborgen. Doen zich in dat kader ontwikkelingen voor in Jistrum dan zal hiervoor, indien nodig, een aparte procedure worden gevoerd. Deze ontwikkelingen worden niet meegenomen bij de actualisatie van het voorliggende conserverende plan.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Ecologie
Toetsing natuurwetgeving
Er wordt een nieuw bestemmingsplan voor het dorp Jistrum gemaakt. Daarbij hoort een toetsing van het plangebied aan de natuurwetgeving. Deze toets geeft aan met welke beschermde natuurgebieden rekening gehouden moet worden en welke beschermde soorten planten en dieren mogelijk in het plangebied voorkomen, omdat de voor hen geschikte biotopen aanwezig zijn.
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter: er wordt in het nieuwe bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. Wel bevat het plan een drietal wijzigingsmogelijkheden (wetgevingszones) die zijn overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan (Jistrum 2005).
Als er nieuwe ruimtelijke plannen uitgevoerd gaan worden zal tevoren de aanwezigheid van de beschermde soorten nog onderzocht moeten worden. De meeste informatie over beschermde natuurgebieden en beschermde flora en fauna is ontleend aan het Ecologisch Ontwikkelingsplan Tytsjerksteradiel 2009 (actualisatie beschermde soorten 2015). Het plangebied is te voet verkend om de biotopen die geschikt zijn voor beschermde soorten, te beschrijven.
Wet natuurbescherming 2017
Deze toetsing voorziet in de eisen, die de Wet natuurbescherming 2017 stelt. Deze nieuwe wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. In de nieuwe wet zijn de verschillende onderdelen van de oude wetten beter op elkaar afgestemd. Het toetsingskader voor projecten en plannen blijft in de basis hetzelfde maar is in een ander 'jasje' gestoken. Het is de bedoeling dat de Wet natuurbescherming zorgt voor een vereenvoudiging van de wet en regelgeving. Over een aantal jaren zal de wet weer vervallen omdat deze dan opgaat in de Omgevingswet. Het bevoegd gezag is de provincie waar het project of de handeling plaatsvindt. Ontheffingen moeten dus bij de provincie worden aangevraagd.
De beschermde soorten zijn verdeeld in strikt beschermde soorten en overige soorten. Tot de eerste categorie behoren de soorten, die door Europese regels beschermd worden (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, verdragen van Bern en Bonn). De tweede categorie zijn de nationale soorten (verdeeld in lijst A en lijst B) en de soorten, die per provincie worden aangewezen (nog onbekend). Deze lijsten bevatten minder en andere soorten dan de lisjten van de vroegere Flora- en faunawet.
De strikt beschermde soorten zijn zwaarder beschermd dan de overige soorten. Beide categorieën soorten mogen niet worden gedood en gevangen en ook mogen de rust- en voortplantingsplaatsen niet verstoord worden. Bij de strikt beschermde soorten is het tevens verboden om de eieren te rapen en de dieren te verstoren. Vogels mogen wel verstoord worden als dat geen invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor beide categorieën geldt een verbod om planten te plukken, verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen.
In de nieuwe provinciale verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017 zijn de verboden ten aanzien van de nationale soorten vrijgesteld bij bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke inrichting en ontwikkeling mits de beperkingen in acht worden genomen en de middelen en methoden worden gebruikt, die per soort in de bijlagen van de verordening staan aangegeven. Deze voorwaarden beogen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten te behouden. De ontheffing geldt ook als gebruik gemaakt wordt van een goedgekeurde gedragscode.
Deze gedragscodes voor verschillende soorten werkzaamheden kunnen in de nieuwe wet voor alle beschermde soorten gebruikt worden. De gedragscodes moeten zijn goedgekeurd door het rijk. Zorgvuldig handelen moet worden uitgewerkt in een per situatie specifiek Plan van Aanpak.
Landschap
Jistrum ligt op een es: oud (akker)bouwland, dat door eeuwenlange bemesting met plaggen en schapenmest een opbolling in het landschap vormt. De es ligt gedeeltelijk in het plangebied. Rondom ligt het elzensingellandschap. Beide landschapstypen behoren tot het nationaal landschap de Noardlike Fryske Wâlden.
De bodem bestaat grotendeels uit een ca. 0,5 m dikke golvende laag lemig fijn zand gelegen op keileem. Waar de lemige zandlaag dikker is dan 1,0 m ligt de keileem dieper. Het plangebied ligt op 2,0 tot ruim 2,5 m boven NAP, iets hoger dan de omgeving. Omdat de keileemlaag geen water doorlaat is zijn de meeste percelen met sloten omgeven. Langs de sloten staan vaak elzensingels. Rond de hoogste percelen zijn sloten niet nodig en vormen houtwallen met eiken of meidoornhagen de perceelscheidingen.
Gebiedsbescherming
De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden, de Alde Feanen en de Grutte Wielen liggen op meer dan 10 km afstand. De beschermde soorten in deze gebieden hebben door de afstand maar ook door het biotoopverschil geen relatie met het plangebied (Beheerplan Alde Feanen 2015, Beheerplan Grutte Wielen 2013).
De ecologische hoofdstructuur (die inmiddels Natuurnetwerk Nederland heet) ligt op ca. 1 km van het plangebied en bestaat uit weilanden, moerassen en rietlanden met bijbehorende (broed)vogels grenzend aan het Burgumermar. De Marwei vormt de enige verbinding tussen het plangebied en het NnN, waardoor er geen verstoring van de vogels plaatsvindt. Aan de oostkant van het plangebied bij de Miedwei ligt een klein natuurgebied met een oeverzwaluwwand en vijver.
Soortenbescherming
In het plangebied komen de volgende biotopen voor: houtsingels (singels met meerdere soorten bomen), veel elzensingels, enkele houtwallen, heel wat grote tuinen met bomen en soms een vijver, moestuinen, weilanden, sloten en greppels.
Een soort beekje stroomt van het hoogste punt op de es naar de opvaart, die naar het Bergumermeer leidt.
Houtsingels, elzensingels en houtwallen
Houtsoorten zijn els, es, eik, berk, lijsterbes, meidoorn, veldesdoorn, sporkehout. Spontaan hebben hulst, braam, kamperfoelie, diverse soorten varens en soms hop zich gevestigd. Er leven muizen, egels en (zang)vogels. Naast gemengde singels staan er op lagere gronden singels met meest elzen en op hogere gronden singels met meest eiken. Het singellandschap is zeer geschikt als foerageergebied voor vleermuizen.
Oude bomen
Op erven en in grote tuinen staan oude bomen (eiken, beuken, essen, paardenkastanjes, esdoorns), waarin als er holten voorkomen mogelijk vleermuizen of vogels verblijven.
Gebouwen
In gebouwen met weinig gebruikte ruimten zoals zolders en schuren van boerderijen, oude bedrijfsgebouwen en woningen kunnen vleermuizen, muizen, steenmarters, padden, zwaluwen, (kerk)uilen verblijven.
Graslanden
Veel kleine stukken grasland worden vrij extensief beweid en bemest. Door de voedselrijke ondergrond komen er geen beschermde planten voor en door de ingesloten ligging van de percelen zullen er geen weidevogels broeden. Wel zullen er zangvogels en kleine zoogdieren als muizen, mollen en egels voorkomen.
Sloten en vijvers
Verspreid liggen sloten, greppels en vijvers waarin moeras- en waterplanten (waaronder de licht beschermde zwanenbloem) en amfibieën voorkomen. De sloten zijn meest smal, zodat er weinig of geen vissen, watervogels en libellen verwacht worden.
Bestemmingsplan Jistrum:
Alle nationale soorten muizen, spitsmuizen, marterachtigen, knaagdieren, hoefdieren, overige zoogdieren, reptielen, amfibieën en de vogelsoorten kokmeeuw, zilvermeeuw en roek kunnen in principe voorkomen in de biotopen van Jistrum. Voor deze soorten zijn voorschriften opgenomen in de provinciale verordening Wet natuurbescherming 2017. Het opvolgen van deze voorschriften betekent een vrijstelling van de verboden in de natuurbeschermingswet 2017.
Conclusies
Gebiedsbescherming speelt in het bestemmingsplan geen rol. Er moet bij de uitvoering van ruimtelijke plannen wel rekening gehouden worden met beschermde soorten. Bij nieuwbouw, slopen of kappen moet daartoe geïnventariseerd worden.
Als beschermde soorten worden aangetroffen moet er gewerkt worden met een goedgekeurde gedragscode zoals opgesteld voor verschillende typen werkzaamheden of gebruik gemaakt worden van de verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017.
Als de zwaar beschermde vleermuizen worden aangetroffen moet een alternatieve verblijfplaats worden aangeboden. Zo’n alternatief moet gereed zijn voor de start van de uitvoering van het ruimtelijk plan. Als er broedende vogels zijn, moet buiten de broedtijd van de betreffende soort worden gewerkt en als er jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn moet een ontheffing worden gevraagd of tijdig een alternatieve nestplaats worden geboden.
5.2 Archeologie en cultuurhistorie
5.2.1 Archeologie
Het belang van de bescherming van de archeologische waarden is in internationaal verband erkend in het 'Verdrag van Valletta' (ook wel 'verdrag van Malta' genoemd). In Nederland zijn de uitgangspunten van dit Verdrag geImplementeerd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, september 2007). Op grond van de Wamz dient bij de voorbereiding van bestemmingsplannen aandacht te worden besteed aan de (mogeiljke) aanwezigheid van archeologische waarden. De provincie Fryslân heeft de arcehologisch waardevolle gebieden opgenomen op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Dit is een advies-/verwachtingenkaart.
Binnen het plangebied liggen meerdere locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.
Steentijd - bronstijd
Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd-bronstijd staan binnen het bestemmingsplangebied vijf vuursteenvindplaatsen en één dobbe vermeld, waarbij vermeld is dat, voordat een ingreep plaatsvindt, eerst nader onderzoek vereist is. Voor één locatie binnen het plangebied geldt het advies: streven naar behoud. Van gebieden die dit advies hebben gekregen op de Famkekaart is bekend dat deze archeologisch waardevolle resten bevatten.
Fragment Famke kaart, steentijd - bronstijd
De meeste vindplaatsen zijn op de Famkekaart gezet op basis van een melding van een al dan niet toevallige vondst. De vuursteenvindplaatsen die zijn aangegeven binnen het plangebied bevinden zich voornamelijk in bebouwd gebied.
De vuursteenvindplaatsen zijn op bovenstaand kaartje genummerd met de nummers 2 tot en met 6. Het gaat om
Schoolstraat 50 – 54;
De Geasten 25, 26 - 30, De Meren 11;
Langhof 8 – 13, 8a, Miedwei 2, 10 (deels), Tillewei 3, 3a;
Tillewei 5 – 11;
Tillewei 17, 17a, 18 - 26
Al deze vindplaatsen bevinden zich (voor zover binnen de begrenzing van het het bestemmingsplangebied gelegen), in gebieden die door de jaren heen behoorlijke grondbewerkingen hebben ondergaan (bouwrijp maken, infrastructuur). De kans dat eventuele archeologische waarden nog aanwezig zijn is zeer klein. De grond is dusdanig geroerd dat een bescherming middels een dubbelbestemming niet nodig is. Ook in het voorgaande plan Jistrum 2005, is hiervoor geen beschermingsregime opgenomen.
Op de Famkekaart staat één dobbe aangegeven. Op bovenstaand kaartje is de locatie (paars) met het cijfer 8 aangegeven. Het overgrote deel van de aangegeven cirkel ligt in het bestemmingsplan Buitengebied. Een klein gedeelte ligt binnen het plangebied Jistrum en is bebouwd (De Geasten 19-23). In het bestemmingsplan Buitengebied is voor de archeologisch waardevolle gebieden een beschermingsregime (dubbelbestemming) opgenomen; de (voormalige) dobbe is niet voorzien van een dubbelbestemming. In het verlengde daarvan is ook voor het deel dat binnen het voorliggende bestemmingsplangebied ligt en bebouwd is, geen beschermingsregime opgenomen.
Ter plaatse van het cijfer 1 op bovenstaande kaart is een groen gebied aangegeven. Van gebieden met deze kleuraanduiding wordt op basis van eerder onderzoek vermoed, dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd al ernstig verstoord zijn. Voor de meeste kleine ingrepen is hier dan ook geen verder onderzoek noodzakelijk. Diepere sporen en vondsten kunnen evenwel nog intact zijn. Enkel voor zeer omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare wordt nader onderzoek geadviseerd. Het betreft hier een deel van de bestaande sportterreinen en ingrepen van een zodanige omvang worden niet voorzien. Gelet op bovenstaande is een voor deze locatie geen beschermingsregime middels een dubbelbestemming opgenomen.
Tenslotte bevindt zich ten westen van Tillewei 3 een locatie, aangeduid op bovenstaande kaart met nummer 7, waarvoor het advies geldt: streven naar behoud. Van terreinen met dit advies is bekend dat zij waardevolle archeologische resten uit de steentijd kunnen bevatten. De provincie adviseert om voor deze gebieden in het bestemmingsplan een beschermingsregime op te nemen.
Op het oostelijke deel (ongeveer de helft van deze locatie) is inmiddels, via een wijzigingsprocedure, een woning gerealiseerd. In het kader van deze procedure is archeologisch onderzoek verricht. Dit heeft uitgewezen dat de bodem in het plangebied sterk verstoord is. Mogelijk heeft zandwinning plaatsgevonden en is later weer grond opgebracht. In de uiterste oostzijde van het terrein is nog een restant van een podzolbodem aangetroffen. Op grond hiervan worden geen archeologische resten meer verwacht, zodat een vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Gelet hierop kan aangenomen worden dat voor de westelijke helft de situatie niet anders zal zijn en ook deze sterk verstoord is. Wij hebben daarom het beschermingsregime dat in het bestemmingsplan Jistrum 2005 was opgenomen voor deze locatie niet meer in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Op dit punt wijkt het nieuwe bestemmingsplan daarmee af van het voorgaande plan. Het archeologisch onderzoek ter plaatse van Tillewei 3a is als bijlage 1 aan dit plan toegevoegd.
IJzertijd - middeleeuwen
Op de Famkekaart ijzertijd - middeleeuwen wordt voor geheel Jistrum en omgeving karterend onderzoek 3 geadviseerd. In de gebieden waar dit onderzoek wordt geadviseerd kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. Aanbevolen wordt om bij ingrepen van meer dan 5000m2 een historisch en karterend onderzoek te verrichten waarbij speciale andacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.
Voor de ontwikkelingsmogelijkheid aan de Jisteboerewei is ten tijde van het opstellen van het voorgaande bestemmingsplan archeologisch onderzoek onderzoek verricht (RAAP-rapport 1023 en 1072 eindversie 13-08-2004). Daarin is geconcludeerd dat er geen archeologische indicatoren in dit gebied zijn aangetroffen.
De ontwikkelingsmogelijkheid tussen Schoolstraat 44a en nr 46 betreft een oppervlakte ter grootte van circa 2600 m2 zodat karterend onderzoek hier niet nodig is.
5.2.2 Cultuurhistorie
Binnen het plangebied bevinden zich meerdere structuren en locaties van cultuurhistorische waarde.
De vaak al eeuwen oude landwegen, zoals de Achterwei, Ieswei, Heideweg, De Meren, Marwei, Tilleweg, Mieden en de Schoolstraat en de Buurtlaan zijn in belangrijke mate bepalend voor de bebouwingsstructuur van Jistrum, samen met de essen: oud (akker)bouwland, dat door eeuwenlange bemesting met plaggen en schapenmest een opbolling in het landschap vormt. Deze wegen en de es zijn al aangegeven op de atlas van Schotanus uit 1718 maar gaan verder terug in de tijd. Bewoning was er in ieder geval in de dertiende eeuw gezien het gegeven dat de kerk in Jistrum, een rijksmonument, dateert uit deze eeuw (bron www.rijksmonumenten.nl).
Uitsnede Tietjerksteradeel in de atlas van Schotanus, 1718, Tresoar
Uitsnede Tietjerksteradeel in de atlas van Schotanus, 1870-1935, Tresoar
Uitsnede Topografische kaart 1870 - 1935, kaartblad 93 Bergum, Tresoar
Houtsingels
Structuurbepalende houtsingels worden beschermd tegen wijzigingen die hun waarde te niet kunnen doen. Structuurbepalende houtsingels worden onderverdeeld in landschappelijke en cultuurhistorische singels. Binnen het bestemmingsplan Jistrum komen cultuurhistorische singels niet voor. Wel zijn er landschappelijke singels. Deze liggen veelal aan de randen van het bestemmingsplangebied langs de wegen, die op een scheiding liggen van verkavelingsblokken met verschillende perceelrichtingen.
Daarnaast zijn binnen het bestemmingsplan Jistrum vier singels aan de categorie landschappelijke singels toegevoegd: langs de noordzijde van de bebouwing op De Geasten en de singel aan de zuidzijde van deze bebouwing; de singel aan de noordzijde van de (toekomstige) woonwerklocatie aan de Jisteboerewei en de singel langs de beek die over de Ies loopt op de bestemmingsplankaart. De eerste drie singels accentueren de perceelgrenzen binnen de bebouwde kom en de laatste de loop van de beek over de es.
Landschappelijke singels zijn met een aanduiding op de bestemmingsplan kaart aangebracht (houtsingel 1) onder de dubbelbestemming Waarde - Woudenlandschap. Deze singels kunnen alleen door een wijziging van het bestemmingsplan verwijderd worden. De overige houtsingels worden lichter beschermd, namelijk door een omgevingsvergunning. Deze singels zijn niet op de plankaart aangebracht.
Zowel de landschappelijke singels als de overige singels zijn daarnaast weergegeven op de bij de bestemmingsplanregels horende landschaps- en natuurwaardenkaart (bijlage 3). De landschappelijke singels zijn aangeduid met een rode kleur, de overige singels met een groene kleur. Ook bijlage 4 bij de regels ‘Richtlijnen houtsingels’ is op deze singels van toepassing.
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Binnen het plangebied komen een aantal rijksmonumenten voor. Deze bevinden zich allemaal aan de Schoolstraat: op nr 2 de kerk en toren, op nr 6 een langgerekt woongebouw en op de nummers 31, 54 en 59 een boerderij. Omdat deze van rijkswege worden beschermd is hiervoor in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen.
Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.
In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". De motivatie van de gemeente stelt de beleving van potentiële gemeentelijke monumenten voorop. Het gaat erom bij te dragen aan het plaatsbesef, de herkenbaarheid van de dorpen en de belevingswaarde van de omgeving. samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.
De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.
In 2015 zijn de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen uitgebreider omschreven en gewaardeerd. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden. Een aantal voormalige boerderijen worden aangeduid als 'karakteristiek'.
Op het moment van ter inzage legging ten behoeve van de inspraak van het voorliggende plan (voorontwerp) is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De gemeentelijke monumenten zijn daarom niet vertaald in het voorliggende plan maar de regeling voor karakteristieke panden is uit het voorgaande plan overgenomen. Daarbij hebben we wel besloten om panden die in het bestemmingsplan Jistrum 2005 de aanduiding karakteristiek hadden maar niet als gemeentelijk monument zijn opgenomen in de inventarisatie, in het voorliggende plan niet meer te voorzien van de aanduiding karakteristiek. Komt er tijdig duidelijkheid over de regeling voor gemeentelijke monumenten en betekent dit dat deze dient te worden opgenomen in bestemmingsplannen dan is dat in de volgende fase van het voorliggende plan (ontwerp) nog mogelijk. De inventarisatie is als bijlage 5 (a en b) aan dit plan toegevoegd.
5.3 Bodem
Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn geen bodemonderzoeken uitgeoverd. Op grond van de Woningwet wordt bij incidentele (ver)bouw de bodemkwaliteit getoetst. Het onderdeel bodem levert daarmee geen belemmeringen voor het bestemmingsplan op.
5.4 Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Ten behoeve daarvan is het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân.
Samengevat vraagt Wetterskip Fryslân aandacht voor de onderstaande punten.
Om bij toekomstige ontwikkelingen te kunnen adviseren vraagt Wetterskip Fryslân om in de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen die er in voorziet dat bij ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 200 m2 in stedelijk gebied en meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied, de initiatiefnemer contact opneemt met Wetterskip Fryslân.
Deze voorwaardelijke verplichting is niet in de regels opgenomen omdat het voorliggende plan een conserverend plan is waarin geen ontwikkelingen zijn opgenomen. Wel bevat het plan enkele wijzigingsmogelijkheden. Onderdeel van de wijzigingsprocedure is de watertoets en Wetterskip Fryslân zal daarom als deze procedure gestart wordt, om een beoordeling worden gevraagd.
Wetterskip Fryslân verzoekt om bij de inrichritn van plangebieden te anticiperen op klimaatveranderingen (hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming) door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten.
In het plangebied liggen divers objecten en spelen diverse belangen van Wetterskip Fryslân. Genoemd worden
- regionale kering; deze moet ten allen tijde gehandhaaft worden en het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de waterkering noch in de naastgelegen beschermingszone. Hiervoor is een watervergunning nodig.
- hoofdwatergangen: een zone van 5 meter vanaf de oever is noodzakelijk voor onderhoud. Deze moet obstakelvrij blijven en mag niet worden bebouwd.
- Voor zowel hoofdwatergangen als schouwwatergangen en overig oppervlaktewater geldt dat het bestemmingsplan al het bestaande oppervlaktewater in het plangebied planologisch mogelijk moet maken.
In het plangebied ligt een rioolgemaal. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met een geurcontour van 30 meter. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met een zone van 3 meter aan weerszijden van de persleiding waarbinnen geen vaste verharding en diep wortelende beplanting is toegestaan.
In de notitie inspraak en overleg (bijlage 10) is ingegaan op de overlegreactie van Wetterskip Fryslân.
Toename verharding
Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslân is het onder meer verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond wordt bebouwd of verhard in het stedelijk gebied en meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied.
Planwijzigingen ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn in het ontwerp twee wijzigingen opgenomen: Aan de Tillewei ten westen van nr 1a is een agrarische bestemming vervangen door een woonbestemming. Aan de Jisteboerewei is een deel van een agrarisch perceel welke een wijzigingsmogelijkheid naar de bestemming Bedrijf-2 bevat, gewijzigd naar de bestemming Bedrijf-2 (zie verder onder hoofdstuk 4.1 Wonen en 4.2 Bedrijvigheid). In verband met beide wijzigingen is Wetterskip Fryslân om advies gevraagd via de zogenaamde Watertoets. Onderstaand wordt daar op ingegaan, beide wateradviezen zijn als bijlage toegevoegd aan dit plan (bijlagen 9a en 9b)
Watertoets en Wateradvies Tillewei
De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. Achtergrondinformatie over de verschillende aspecten is te vinden in de Leidraad Watertoets die is te raadplegen op de website: www.wetterskipfryslan.nl/watertoets.
Veilig
Regionale waterkering
Het plangebied ligt binnen de beschermingzone van de regionale waterkering. De begrenzing van de zones kunt u raadplegen op onze website: www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart.
De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende werking moet u te allen tijde handhaven. Langs de regionale kering ligt een beschermingszone van 5 meter. Deze beschermingszone is nodig voor het beheer en onderhoud aan en bescherming van de kade. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de kade of in de beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de beschermingszone van de Regionale kering is een watervergunning nodig.
Voldoende Klimaatadaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Bij de inrichting van het plangebied kunt u hier op anticiperen door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.
Peilbeheer en drooglegging
Het plangebied ligt in een peilgebied met een vast peil van -0,15 m NAP. Dit vastgestelde peil is een streefpeil. Het werkelijke peil is als gevolg van opstuwing en weersomstandigheden niet altijd gelijk aan het streefpeil. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de +1,85 m NAP en de +2,05 m NAP. De maaiveldhoogte voldoet hiermee aan de droogleggingsnorm.
De grondwaterstand is niet gelijk aan het waterpeil in de sloten. Grondwater kan opbollen en uitzakken. Om grondwateroverlast te voorkomen is naast de drooglegginsnorm daarom ook de ontwateringsdiepte van belang. Wij hebben geen gedetailleerde informatie beschikbaar over de grondwaterstanden op uw locatie. Wij adviseren u wel om bij het bepalen van de aanleghoogte naast de drooglegging ook rekening te houden met voldoende ontwateringsdiepte.
Grondwateronttrekking
Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur is het vaak nodig om het grondwater te verlagen om het werk droog uit te kunnen voeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing.
Toename verhard oppervlak
Door de realisatie van het plan neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met 150 m² tot 200 m². Dit ligt beneden de ondergrens voor bebouwd gebied, waardoor de initiatiefnemer de toename aan verhard oppervlak voor voorliggend plan niet hoeft te compenseren.
Waar de mogelijkheid zich voordoet ziet Wetterskip Fryslân graag dat de nieuwe verharding zoveel mogelijk wordt afgekoppeld of wordt uitgevoerd met een waterbergende verharding (een bestrating die hemelwater bergt, zuivert en vertraagd afvoert).
Schoon
Schoonhouden – scheiden – zuiveren
Waterkwaliteit
Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat wordt voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat u bouwt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.
Afkoppelen en waterkwaliteit
Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.
In geval van dit bouwplan kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit in deze e-mail genoemde voorwaarden, lozen op het oppervlaktewater.
Uitbreiding van het rioolstelsel
Mogelijk is een uitbreiding van het rioolstelsel onderdeel van het plan. Wijzigingen aan het rioolstelsel van het betreffende rioleringsgebied dient de initiatiefnemer door te geven aan Wetterskip Fryslân (Cluster Waterzuivering)
Vervolg
Waterwet
Voor alle activiteiten in en nabij het watersysteem, waaronder het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het aanbrengen van een wijziging in het watersysteem, dient een vergunning te worden aangevraagd of een melding te worden gedaan bij Wetterskip Fryslân.
Watertoets en wateradvies Jisteboerewei (woonwerklocatie naast nr 9)
Het Wetterskip Fryslân heeft ons geinformeerd dat het toevoegen van een woonwerklocatie aan de Jisteboerewei een beperkte invloed heeft op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Er zijn geen aanvullende aandachtspunten.
5.5 Geluid
5.5.1 Verkeerslawaai
Voor de meeste wegen geldt van rechtswege op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone waarbinnen een normering van kracht is voor de geluidbelasting op gevels door het verkeer. Uit de Wgh vloeit verder voort dat binnen deze zone van wegen akoestisch onderzoek noodzakelijk is ten behoeve van nieuwe situaties ten aanzien van geluidgevoelige functies. Wegen waarvoor een dertig-kilometerregime geldt, zijn niet zoneplichtig. In Jistrum geldt voor alle wegen binnen de bebouwde komgrens een dertig-kilometerregime.
Voor de wegen waar een hogere snelheidsregime geldt (60 of 80 km) namelijk Kooiweg/Schoolstraat, Ieswei, Tillewei, Joost Wiersmawei en Jisteboerewei, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel, deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contour. In deze gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder kan optreden. Daarnaast worden in het plan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt buiten de contouren van de voorkeursgrenswaarden. Dit met uitzondering van het wijzigingsgebied 1 aan de Jisteboerewei.
Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is de situatie aan de Jisteboerewei gewijzigd in die zin dat ten behoeve van de geluidsreductie de snelheid is verlaagd naar 60 km en de intensiteit is afgenomen doordat de nieuwe ontsluitingsweg naar Schuilenburg inmiddels gereed is. Bij het nu uitgevoerde onderzoek blijkt dat de geluidgevoelige objecten die via de wijzigingsprocedure gerealiseerd kunnen worden, niet kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde maar dat realisatie binnen de 53dB geluidscontour haalbaar is. Wij kiezen er voor om pas bij concretere planvorming akoestisch onderzoek te doen en indien nodig dan de hogere waarde procedure te volgen. Dit is overeenkomstig opgenomen in het betreffende bestemmingsplanartikel (hoofdstuk 3 Algemene regels).
Het akoestisch onderzoeksrapport is als bijlage 2 aan de toelichting toegevoegd.
5.5.2 Industrielawaai
Op de plankaart van het bestemmingsplan Jistrum 2005 is ter hoogte van de Jisteboerewei een geluidzone aangegeven die betrekking heeft op het bedrijventerrein van Kootstertille: Westkern (zonebesluit van KB 12-09-1991 nr. 91008052). Hoewel bebouwing binnen de zone niet meer mogelijk is en er binnen dit bestemmingsplan daarom geen werking van deze zone meer uitgaat is de zone op grond van wetgeving en een consistent kaartbeeld (aansluiting op zone zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied) wel in het voorliggende plan opgenomen (c.q. overgenomen uit het voorgaande plan).
5.6 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, nameiljk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. Ook Brandweer Fryslân is om advies gevraagd.
De Fumo heeft in zijn rapport het advies van de Brandweer Fryslân opgenomen. In het rapport wordt nader ingegaan op de risicobronnen die van invloed kunnen zijn binnen de grenzen van het bestemmingsplan.
Het Fumorapport vermeldt dat uit de professionele Risicokaart blijkt dat zich in de directe nabijheid van het plan risicobronnen bevinden, waarvan de risicocontouren of invloedsgebieden zich over het plangebied bevinden. Het betreft transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Binnen het plangebied bevinden zich voor het overige geen risicobronnen zoals gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen). Op het transport van gevaarlijke stoffen door leidingen wordt onderstaand in hoofdstuk 5.7 ingegaan. In dit hoofdstuk is ook onze conclusie ten aanzien van de aanvaardbaarheid van het risico opgenomen.
Het Fumo rapport en het advies van de brandweer Fryslân zijn is als bijlage 3a en 3b aan de toelichting toegevoegd.
5.7 Leidingen
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door
- het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
- het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen)
In hoofdstuk 5.6 is ingegaan op het eerste punt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Fumorapport blijkt dat in de direte nabijheid van het plan risicobronnen liggen, waarvan de risicocontouren of invloedsgebieden zich binnen het plangebied bevinden. Het gaat om transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) heeft de Fumo zowel het Persoonsgebonden Risico (PR) als het GroepsRisico (GR) nader beschouwd ten aanzien van de hogedruk aardgastransportleidingen die in de nabijheid van het plangebied lopen. Daarbij komt het volgende naar voren:
De invloedsgebieden van aardgastransportleidingen N-505-69 en A-604 vallen voor een heel klein deel over het plangebied. De invloedsgebieden van de overige aardgastransportleidingen vallen niet over het plangebied en zijn dan ook niet meegenomen in de beoordeling van het voorliggende plan.
Alle leidingen hebben een aantal kenmerken zoals diameter en letaliteitszone (letaliteit is "de mate van dodelijkheid" van een bepaald fenomeen). In het kader van de externe veiligheid is deze letaliteitszone van belang. Deze loopt van 1% tot 100% en is een invloedsgebied dat weergegeven wordt in meters. Binnen de 100% letaliteitszone zullen alle aanwezige personen komen te overlijden ingeval van een incident. De 1% letaliteitszone is dat deel van het invloedsgebied waarin de letaliteit afneemt van 100% tot 1%.
Wanneer een plan in het gebied tussen de 100% en 1% letaliteitszone valt dient een beperkte verantwoording van het GR plaats te vinden. Valt een plangebied binnen de 100% letaliteitszone, dan dient een volledige verantwoording van het GR plaats te vinden.
Omdat een heel klein deeltje van het plangebied binnen de 100% letaliteitszone van Leiding N-505-69 ligt, dient een volledige verantwoording van het GR van deze leiding plaats te vinden. Voor leiding A-604 dient een beperkte verantwoording van het GR plaats te vinden.
In het gedeelte van het plangebied dat binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen valt, bevinden zich in de huidige situatie geen objecten waar mensen (kunnen) verblijven. In de nieuwe situatie blijft dit gegeven gelijk.
Buiten het plangebied, maar binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen, bevinden zich objecten waar mensen verblijven zolas woonfuncties, industriefuncties en overige gebruiksfuncties. Omdat sprake is van vaststelling van een bestemmingsplan is door Fumo een risicoanalyse gemaakt waarmee onder andere het GR is berekend. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA kan de Fumo bepalen of voldaan wordt aan de risiconormen voor de externe veiligheid zoals die zijn vastgelegd in het Bevb. Het resultaat van een berekening bestaat uit PR-contouren en een FN-curve voor het GR. Onderstaand
PR
Het Bevb stelt dat er geen kwetsbare objecten mogen voorkomen binnen de 10-6de contouren van leidingen waarin gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Uit zowel de professionele Risicokaart als uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke contour langs de leidingen en geconcludeerd kan worden dat de hogedruk aardgastransportleidingen met betrekking tot deze contour geen belemmering vormen voor onderhavig plan.
Belemmeringenstrook
Op grond van het Bevb dient een bestemmingsplan de ligging weer te geven van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. Geconcludeerd wordt dat het plangebied buiten de belemmeringenstroken van de leidingen ligt.
Verantwoording GR
Naast de numerieke waarde van het GR, zoals de ligging van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde en de toename daarvan ten opzichte van de nulsituatie, dient ter beoordeling van het GR en de verantwoording daarvan ook gekeken te worden naar kwalitatieve aspecten, zoals zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid van het incident, nut en noodzaak, het tijdsaspect en mogelijk risicoreducerende maatregelen.
Ligging GR ten opzichte van oriëntatiewaarde
De wetgeving verbindt geen harde normen aan de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij een PR-contour. Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is van toepassing bij ruimtelijke plannen binnen een invloedsgebied in de gevallen dat het Bevb dat voorschrijft. Hier zijn de hogedruk aardgastransportleidingen de risicobron.
Populatie
De bepaling van de aanwezige personen binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen is enerzijds gebaseerd op het aantal personen per eenheid genoemd in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico en anderzijds gebaseerd op de aantallen personen per hectare genoemd in dezelfde Handreiking. Uit de resultaten van de berekeningen kan worden geconcludeerd dat voor de leidingen N-505-69 en A-604 geen GR binnen het invloedsgebied is waar te nemen.
Conclusie
Op basis van de adviezen van de Fumo en Brandweer Fryslân is onze conclusie dat het risico aanvaardbaar kan worden geacht en geen belemmering vormt voor het voorliggende plan.
5.8 Luchtkwaliteit en geurhinder
5.8.1 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Sinds 15 november 2017 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof).
Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
PM10 en NO2
Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden.
Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
PM2.5
Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fracht van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.
Besluit NIBM
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. De conclusie is als volgt:
De luchtkwaliteit als gevolg van het totale verkeer op de betrokken wegen voldoet aan de jaargemiddelde grenswaarden betreffende de stoffen NO2 en PM10. Het onderzoek maakt duidelijk dat in de zichtjaren 2020 en 2030 er nergens een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit met betrekking tot de jaargemiddelden van de stoffen PM10 en NO2. Alle waarden zijn veel lager dan 40 microgram/m3. Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de grenswaarde van de stof PM10. De hoogste overschrijding bedraagt 3x. Deze overschrijding mag echter 35x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties volgen.
Evenmin is er sprake van overschrijding van grenswaarden uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit met betrekking tot de stof PM2,5.
Met de berekening is aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde (voorwaarde a).
Het onderzoek is als bijlage 2 'akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit' toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.
De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.
Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitael versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het polan is leidend ingeval van verschil tussen de digitale en analoge versie.
6.1 Uitgangspunten
De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.
6.2 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
6.3 Bestemmingsregels
6.3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.
Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.
Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.
6.3.2 Enkelbestemmingen
- Agrarisch - Bedrijf grondgebonden
In het voorliggende bestemmingsplan komt deze bestemming maar één keer voor, ter plaatse van de Tillewei 13.
- Agrarisch - Cultuurgrond
Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een (semi-)agrarische functie. De gronden kunnen voor zowel het bedrijfsmatige als het hobbymatige agrarische gebruik worden aangewend. Het beleid is er op gericht de landschappelijke waarden van de gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door het bouwen van bouwwerken slechts beperkt mogelijk te maken en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd moet worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijk waarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
- Bedrijf 2 -
Binnen het plangebied zijn enkele solitaire bedrijfslocaties. Deze zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf 2'. Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG. In een enkel geval wordt naast de bestemming ook nog een extra aanduiding bij de bestemming geregeld. Dit is omdat ofwel de specifieke bedrijfsactiviteit niet op de bijlage staat vermeld danwel de bestaande activiteit een zwaardere bedrijfscategorie betreft dan de gegeven bestemming en het wel de intentie is om de bestaande legale bedrijfsactiviteiten te regelen. In het voorliggende bestemmingsplan geldt dat voor Rounhof 3 waar de aanduidingen specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf en specifieke vorm van bedrijf - detailhandel in hout zijn opgenomen, voor Schoolstraat 46 waarvoor de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - veehandel is opgenomen en tenslotte voor Tillewei 24 waar de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf op de plankaart is opgenomen.
- Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorzieningen -
De in het plangebied voorkomende openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, gemalen e.d. hebben deze bestemming gekregen. Het gaat hier om gebouwtjes die een grotere inhoud hebben dan de 45 m3 en een bouwhoogte van meer dan 3,00 meter.
- Groen - Groenvoorziening -
Deze bestemming is gelegd op de grotere en/of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied. Deze bestemming beoogt handhaving van de structurele groenfuncties.
- Maatschappelijk - Begraafplaats -
Aan de Schoolstraat ligt een aparte begraafplaats. Deze is als zodanig bestemd. Dit geldt ook voor de begraafplaats rond de kerk aan de Schoolstraat.
- Maatschappelijk - Onderwijs -
Deze bestemming is gelegd op de beide scholen De Finne en It iepen stee. Ook de peuteropvang aan de Buurtlaan 2 valt onder deze bestemming.
- Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie -
Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bebouwing ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en levensbeschouwelijke voorzieningen. De bestemming is gelegd op de beide kerkelijke gebouwen. Daarnaast is deze bestemming gelegd op de muziekkoepel.
- Verkeer - Ontsluitingswegen
Binnen deze bestemming staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruispunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontsluitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Er is geen regeling voor het bouwen van infrastructurele of openbare voorzieningen opgenomen omdat dit al via het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij kan worden geregeld. Deze bestemming ligt op een deel van de Schoolstraat (na huisnr. 54) en op de Joost Wiersmaweg (vanaf huisnr. 20).
- Verkeer - Verblijf
De gronden die deze bestemming hebben zijn met name de openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Groenvoorzieningen (bermen, overhoeken) en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.
- Water -
Deze bestemming is bedoeld voor waterpartijen van enige omvang en is binnen het plangebied gelegd op de Jistrumer Opfeart.
- Wonen -
Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:
Type woning |
Goothoogte |
Bouwhoogte |
Vrijstaande woningen 1 (W-V1) |
4 |
10 |
Vrijstaande woningen 2 (W-V2) |
8 |
12 |
Vrijstaande woningen 3 (W-V3) |
4 |
4 |
Twee onder één kap 1(W-T1) |
4 |
10 |
Twee onder één kap 2 (W-T2) |
8 |
12 |
Rijenbouw 1 (W-R1) |
4 |
10 |
Rijenbouw 2 (W-R2) |
8 |
12 |
Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld.
De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd.
Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.
Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.
Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.
Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.
Om enige flexibiliteit te creëren zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:
vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter;
vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).
Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.
Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.
- wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen -
Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Deze bestemming is gelegd op een aantal woningen aan de Ieswei. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming en wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies.
- wonen - Woongebouw
Deze bestemming is bedoeld voor een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Deze bestemming is van toepassing op flats, appartementencomplexen e.d. In Jistrum is deze bestemming gelegd op het woongebouw aan het Langhof.
6.3.3 Dubbelbestemmingen
- Waarde - Woudenlandschap
Voor een aantal onderdelen van het plangebied geldt deze dubbelbestemming die bedoeld is voor de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap, en meer specifiek, het singellandschap. Met name het in stand houden van kenmerkende houtsingels is een belangrijk uitgangspunt.
Er wordt binnen deze regeling onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten houtsingels, namelijk singels met een cultuurhistorische waarde, met een landschappelijke waarde en singels met een lichter beschermingsregime. In het bestemmingsplan Jistrum komen alleen de twee laatstgenoemde singels voor. Deze zijn inzichtelijk gemaakt op de houtsingelkaart (bijlage 3 bij de bestemmingsplanregels).
De houtsingels met een landschappelijke waarde (rood aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart) zijn op de planverbeelding voorzien van een aanduiding waarbinnen het niet toegestaan is om de verkavelingsstructuur te wijzigen. Onder wijziging van de verkavelingsstructuur moet worden verstaan het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels. Dit mag niet vanwege de landschappelijke waarden die zijn gelegen in de verkavelingsstructuur. Slechts na verwijdering van de aanduiding door wijziging van het bestemmingsplan kunnen er houtsingels gerooid worden c.q. sloten gedempt worden.
Voor houtsingels die met groen zijn aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart geldt een iets lichter beschermingsregime. Deze singels zijn niet voorzien van een specifieke aanduiding. Het is daarom mogelijk om hier de verkavelingsstructuur te wijzigen indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning voor het uitwerken van een werk of werkzaamheden verleent.
Indien er sprake is van een houtsingel die niet is opgenomen op de landschaps- en natuurwaardenkaart, dan is op basis van het bestemmingsplan geen toestemming nodig voor het rooien van houtsingels. Wel kan het zijn dat de kapvergunningop basis van de Algemene Plaatselijke Verordening dan nog nodig is.
Overigens is het binnen de dubbelbestemming, zonder nadere vergunningverlening, voor alle houtsingelscategoriën bij recht toegestaan om ontsluiting van bouwpercelen te creëren.
6.4 Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.
- Anti-dubbeltelregel-
De regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regeld dat grond niet twee kaar mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.
- Algemene bouwregels -
Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens ishierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.
- Algemene gebruiksregels -
Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.
- Algemene aanduidingsregels -
In dit bestemmingsplan is een geluidszone industrie opgenomen. Deze zone vloeit voort uit bedrijventerreinen waarop zogenaamde 'grote' lawaaimakers zijn gevestigd. Voor Jistrum geldt dat het bedrijventerrein Kootstertille - West een geluidszone met zich meebrengt die zich voor een klein deel over het plangebied uitstrekt. Het oprichten van geluidgevoelige objecten binnen een geluidzone is verboden (tenzij voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere waarde), ook al zou de andere van toepassing zijnde bestemming dit wel toelaten.
Ook de regels voor de wetgevingszones wijzigingsgebied 1, 2 en drie zijn in dit artikel opgenomen. Wijzigingsgebied 1 betreft de wijzigingsmogelijkheid naar de bestemming 'Bedrijf -2' en tuin. Binnen Wijzigingsgebied 2 kan met het aanbrengen van een aanduiding worden toegestaand dat gronden in combinatie met het wonen worden gebruikt voor winkels, bedrijven en dienstverlenende bedrijven/instellingen.
- Algemene afwijkingsregels -
In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.
- Algemene wijzigingsregels -
In dit artikel wordt het aanbrengen van diverse dubbelbestemmingen mogelijk gemaakt.
- Overige regels -
In dit artikel is de verwijzingsregeling opgenomen. Indien gewijzigd wort naar een bestemming die niet direct in de bestemmingsplanregels is opgenomen dan gelden de regels zoals in de bijlage bij de planregels opgenomen.
6.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de bestemmingsplanregels staan de Overgangs- en slotregels.
- Overgangsrecht -
Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.
- Slotregel -
In de slotregel wordt aangegeven op weke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
7.1 Economisch
Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid van het plan, door middel van een cijfermatige opzet, is voor dit plan niet aan de orde. Het plan is een actualisering van bestaande regelgeving en daarmee in hoofdzaak een conserverend plan.
Exploitatieplan
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. Hiermee beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
Het bestemmingsplan bevat twee wijzigingsmogelijkheden die ontwikkelingen mogelijk maken. De betreffende gronden zijn eigendom van de gemeente en er is dus geen sprake van derden die eisen en regels kunnen stellen. Verhaal van kosten met betrekking tot deze locaties zal plaatsvinden bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Uitgangspunt is dat kostenverhaal door middel van gronduitgifte zal plaatsvinden, waarbij de opbrengst minimaal gelijk zal zijn aan de kosten van aanleg. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig.
De gemeente is niet in financiële zin betrokken bij de realisering van de nieuwe woning aan de Tillewei (naast 1a). De gemeente is met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst aangegaan.
Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.
7.2 Maatschappelijk
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Vanaf 12 april 2018 heeft het ontwerp plan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn wel/geen zienswijzen ingediend.
Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg
8.1 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 1 mei 2017 tot 12 juni 2017. Er zijn drie inspraakreacties ingediend. Op 26 september 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg vastgesteld (bijlage 10). Hierin heeft het college vastgelegd hoe ze met de inspraakreacties om wil gaan.
Voorafgaand aan de raadsbehandeling heeft de gemeenteraad naar aanleiding vn het voorontwerpbestemmingsplan een werkbezoek aan Jistrum gebracht. De locaties die een rol spelen in de notitie Inspraak en Overleg zijn hierbij bezocht. De indieners van de inspraakreacties waren uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn. Twee van de drie hebben hiervan gebruik gemaakt.
Tijdens de raadsbehandeling op 19 oktober 2017 heeft de raad twee moties ingediend met betrekking tot de notitie Inspraak en Overleg.
De ene betrof het besluit van het college om niet mee te werken aan een bouwmogelijkheid aan de Tillewei (naast nr 3a). In de motie wordt (samengevat) gesteld dat de bouw van een woning op de gevraagde locatie vanuit ruimtelijk/stedenbouwkundig perspectief een logische afronding is van het bestaande bebouwingspatroon aan de Tillewei; een woning past binnen de rest van deze omgeving, die grotendeels uit woonfuncties bestaat; medewerking moet worden verleend aan het verzoek inzake dit perceel. Het college wordt opgedragen de provincie om een ontheffing te vragen en medewerking te verlenen aan het verzoek door deze wijziging op te nemen in het definitieve ontwerp van het voorliggende bestemmingsplan.
In het ontwerp van dit bestemmingsplan is op de betreffende kavel een woonbestemming opgenomen. Voor het overige wordt ten aanzien van deze bestemmingswijziging verwezen naar Hoofdstuk 4.1 Wonen.
De tweede motie betrof het bedrijventerrein aan de Jisteboerewei. Samengevat vermeld de motie dat gestreefd moet worden naar een betere aansluiting van het aanbod op de vraag en op de mogelijkheden van potentiele kopers. In het definitieve ontwerp van het bestemmingsplan en de welstandsnota dienen daarom aanpassingen te worden opgenomen waarbij de kavelgrootte wordt verkleind en de welstandseisen worden bijgesteld. In hoofdstuk 42 Bedrijvigheid is ingegaan op de aanpassingen die in dit kader zijn opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
8.2 Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft geleid tot drie overlegreacties van de provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en Brandweer Fryslân. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie Inspraak en Overleg (bijlage 10) op onderdelen geleid tot aanpassing c.q. aanvulling van de regels en de toelichting.