direct naar inhoud van Regels

Gytsjerk -Mûnein 2021

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.08BPIII-vg01
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting Bestemmingsplan Gytsjerk - Mûnein 2021

 
Inhoudsopgave

 

Toelichting Bestemmingsplan Gytsjerk - Mûnein 2021

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Plangebied

1.3 Planinhoud

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

2.2 Ruimtelijke ontwikkeling

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening

3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan

3.3 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen

4.1 Wonen

4.2 Voorzieningen

4.2.1 Zorg

4.2.2 Sociaal cultureel, sport, recreatie, kinderopvang, religie

4.4 Bedrijf - 2

4.5 Bedrijventerrein - 2

4.6 Bedrijventerrein - 3

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Ecologie

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie

5.2.2 Cultuurhistorie

5.3 Milieu

5.4 Bodem

5.5 Water

5.6 Geluid

5.6.1 Verkeerslawaai

5.7 Externe veiligheid

5.8 Leidingen en inrichtingen

5.9 Luchtkwaliteit en geurhinder

5.9.1 Luchtkwaliteit

Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels

6.1 Uitgangspunten

6.2 Inleidende regels

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Algemeen

6.3.2 Enkelbestemmingen

6.3.3 Dubbelbestemmingen

6.4 Algemene regels

6.5 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economisch

7.2 Maatschappelijk

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak

8.2 Overleg

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Begin 2018 is gestart met de herziening van het bestemmingsplan voor de dorpen Gytsjerk en Mûnein. Hier zijn een aantal redenen voor:

 

 

1.2 Plangebied

 [image]

 

 

De begrenzing van het plangebied sluit aan op het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" en komt (nagenoeg) overeeen met de plangrens van de geldende bestemmingsplannen "Gytsjerk 2006" en "Mûnein 2006". "Vanwege ontwikkelingen is destijds een apart bestemmingsplan gemaakt voor het centrum van Gytsjerk; het bestemmingsplan "Gytsjerk centrum 2005". Het centrumgebied maakt nu onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan.

 

 

 

 

1.3 Planinhoud

 

Het plan is voor het overgrote deel conserverend van karakter. Dit houdt in dat de bestaande situatie in dit bestemmingsplan is opgenomen. De bestemmingen zijn overgenomen uit de geldende plannen "Gytsjerk 2006", "Mûnein 2006" en "Gytsjerk centrumplan 2005" waarbij tussentijdse wijzigingen zijn meegenomen. Tegelijk is het plan voorzien van een actuele regeling van gebruiks- en bouwmogelijkheden, waarbij is aangesloten op de standaardsystematiek die voor de gemeente Tytsjerksteradiel is ontwikkeld.

 

Momenteel is een nieuwe wet; de Omgevingswet, in voorbereiding. Deze vervangt de Wro-wetgeving. In deze Omgevingswet komt het bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd: het omgevingsplan.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond. Ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: Van "een goede ruimtelijke ordening" tot "een goede fysieke leefomgeving”.

Het is de bedoeling dat de Omgevingswet in 2022 in werking treedt. De dan geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.

Bij het opstellen van het voorliggende nieuwe bestemmingsplan is waar mogelijk geanticipeerd op de nieuwe planvorm.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

 

2.1 Ontstaansgeschiedenis

 

Gytsjerk

Gytsjerk ligt in het zandgebied van de Trynwâlden. De ruimtelijke structuur is van oorsprong sterk bepaald door de van oudsher aanwezige lintbebouwing langs de doorgaande wegen en de ligging op de overgang van het open klei- en veenlandschap in het westen en het half gesloten coulisselandschap van de Trynwâlden naar het oosten toe.

 

Mûnein

Mûnein ligt op kalkarme zandgronden in het noordelijk deel van de Noardlike Fryske Wâlden. Het gebied maakt samen met Oentsjerk, Gytsjerk, Ryptsjerk, Aldtsjerk en Tytsjerk deel uit van het zandgebied Trynwâlden. Landschappelijk gezien ligt het dorp in het overgangsgebied van het meer besloten coulisselandschap naar het open veenweidelandschap. In het plangebied maken met name de noordelijk en zuidelijk gelegen cultuurgronden deel uit van het coulisselandschap. Ten zuidoosten van Mûnein begint het veenweidegebied. Bij het veenweidegebied is sprake van een open gebied, met verspreid voorkomende bebouwing.

 

Verder wordt de kern Mûnein in belangrijke mate gedomineerd door een van oudsher aanwezige lintbebouwing die ook nu nog herkenbaar is. Dit patroon is goed te verklaren vanuit een sterke relatie met het agrarisch gebruik van de grond. Het dorp behoorde tot 1948 tot Oentsjerk. In augustus 1948 heeft Mûnein dorpsrechten gekregen en is sindsdien een zelfstandig dorp. De naam is ontleend aan een oude molen die medio 1611 in het dorp stond. Een bijzonder kenmerk van het dorp is dat het dorp geen kerkgebouw heeft.

 

 

2.2 Ruimtelijke ontwikkeling

 

Gytsjerk

 

Kernbebouwing

De Canterlandseweg en de Rinia van Nautaweg zijn met de oorspronkelijke wegdorpbebouwing (lintbebouwing) bepalend voor de ruimtelijke opbouw van Gytsjerk. Rondom deze lintbebouwing is een aantal planmatige uitbreidingen gerealiseerd, met als gevolg dat het dorp een compactere bebouwingsstructuur heeft gekregen. De eerste grote planmatige uitbreidingen hebben met name in de periode 1960-1980 plaatsgevonden. Het betreft de bebouwing rondom de Nieuwe Straatweg, de Sjoerdastrjitte en de Master Sannesstrjitte. Daarna is in het gebied tussen de Rinia van Nautaweg en de Gytsjerkerhoeke woningbouw in combinatie met enkele gebouwen met een bijzondere functie gerealiseerd. Vervolgens heeft in de jaren 1985-1987 de uitbreiding rond de Eliza Posthumastrjitte plaatsgevonden. De meest recente uitbreidingen zijn Oer de Feart I en II.

 

De centrumvoorzieningen zijn geconcentreerd in het gebied ter hoogte van de kruising Rinia van Nautaweg-Canterlandseweg ten zuiden van de ijsbaan.

 

Een bijzonder kenmerk van het dorp is de ligging van de Hervormde kerk aan de Canterlandseweg. Het gebouw dateert uit de 12e eeuw.

 

 

Bebouwingsconcentraties

In de bebouwingsconcentratie langs de Nieuwe Straatweg zijn naast de woonfunctie ook enkele vormen van bedrijvigheid aanwezig. Het patroon van de oorspronkelijke lintbebouwing in de bebouwingscentraties heeft zich in de loop van de tijd verder verdicht en/of richting het buitengebied doorgezet. Daardoor zijn deze concentraties minder agrarisch van karakter en hebben veel panden geen functionele relatie met het buitengebied.

 

Kleine Industriehoek

Aan de zuidoostkant van Gytsjerk bevindt zich aan de Rinia van Nautaweg de Kleine industriehoek. Dit terrein heeft zich in de loop der tijd verder ontwikkeld als een terrein met streekgebonden, veelal ambachtelijke bedrijven.

 

Mûnein

 

Nadat het dorp Mûnein een zelfstandig dorpsstatus had gekregen, zijn in de periode van naoorlogse wederopbouw ook in het dorp enkele planmatige locaties ontwikkeld. Deze zijn met name aan de noord- en later aan de noordoostzijde van het dorp gerealiseerd. Deze woningbouw is in hoofdzaak in de jaren zeventig en tachtig gerealiseerd. Temidden van deze woningbouw staat de openbare basisschool van het dorp. In de jaren negentig ontstond de wens voor een verdere woningbouw in het dorp. Gelet ook op de kwetsbare landschappelijke ligging is nagegaan welke locatie zich daarvoor het best zou lenen. Gekozen is voor een vervolgontwikkeling aan de zuidzijde van het dorp.

 

Vanwege ook uitvoerbaarheidsmotieven is met de nieuwbouw gestart vanaf de Kaetsjemuoiwei. Een geleidelijke en fasegewijze ontwikkeling was uitgangspunt voor deze locatie om daarmee een ruimtelijk passende en logische aansluiting op de bestaande dorpskom te verkrijgen. Deze fasegewijze ontwikkeling is inmiddels voltooid; er zijn geen bouwkavels meer beschikbaar.

 

Tenslotte: aan het begin van deze eeuw is een dorpsvernieuwingsplan uitgevoerd die geleid heeft tot een aanzienlijke facelift van de dorpskern.

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Onderstaand volgt een samenvatting.

 

3.1 Rijksbeleid

 

De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

 

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

 

 

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.

 

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening

 

a. Streekplan

De provincie Fryslân heeft in 2007 het Streekplan Fryslân ‘Om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Met dit streekplan laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Zij wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.

 

In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.

 

Wonen

Gytsjerk en Mûnein zijn in het streekplan aangeduid als "overige kern". Voor de overige kernen staat de provincie Fryslân een terughoudend woningbouwbeleid voor. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zegggen op de reële woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

 

Werken

Ruimte voor ontwikkeling voor lokale bedrijven in kleine kernen draagt bij aan de elvendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Deze ruimte biedt de provincie, primair binnen bestaand bebouwd gebied en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern. Hierbij streeft de provincie meer dan voorheen naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.

 

Ook op zaken als landbouw, recreatie en toerisme, water, netwerken e.d. wordt ingegaan in het streekplan. Gytsjerk ligt in het Nationaal landschap 'De Noardlike Fryske Wâlden', Mûnein ligt aan de rand van dit landschap. Voor de nationale landschappen bestaat geen rijksbeleid meer. De begrenzing van de Nationale landschappen is een planologische begrenzing die nog wel in het Streekplan 2007 staat. Het provinciale beoordelingsregime van de landschappelijke kwaliteit is zowel binnen als buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen even zwaar. Daarmee in samenhang is het provinciaal beleid gericht op bescherming van natuur- en landschapswaarden zowel binnen als buiten Nationale Landschappen.

 

b. structuurvisie 'Grutsk op 'e romte'

In 'Grutsk op ‘e Romte' worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.

Tytsjerksteradiel behoort binnen de structuurvisie tot het deelgebied 'noordelijke wouden'. In hoofdstuk 8 van de structuurvisie wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'. Dit mondt uit in de benoeming van een achttal provinciale waarden:

  1. Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting gevend aan het landschap), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten.

  2. De overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels en houtwallen op de zandgronden naar het open veenweidegebied en het kleigebied;

  3. De samenhang van historische wegen met bebouwingslinten en rijke schakeringen aan wegbeplanting in verschillende vormen: singels, bomen, hagen. Op een aantal locaties de bossen behorend bij landgoederen in samenhang met het landschap;

  4. Een aantal plekken waarbij kleinschalige ontginningen nog herkenbaar gekoppeld zijn aan eenvoudige woningbouwvormen;

  5. De Friese esgebieden rond de Burgumer Mar en Westergeest met de daarbij horende 'Friese' esdorpen met de kenmerkende, afwijkende structuur ten opzichte van omliggende, voornamelijk opstrekkende verkavelingen;

  6. De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het natuurlijke reliëf in de vorm van dekzandruggen, de vele pingoruïnes, vuursteenvindplaatsen en kleine stuifduinen in restanten van voormalige heidevelden.

  7. De karakteristieke langgerekte verkaveling- en bebouwingsstruturen van de hoogveenontginningsgebieden met bijbehorend watererfgoed (vaarten, wijken, bruggen);

  8. Karakteristieke blokvormige structuren en verkavelingen met verspreide bebouwing in de heideontginningsgebieden.

 

Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

 

c. provinciale verordening Romte, 2014

In de provinciale verordening Ruimte (Verordening Romte Fryslân, 2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen. Geldend provincaal beleid is in eerste instantie in de Verordening Romte Fryslân (2011) omgezet in algemeen geldende regels. De verordening bevatte ondermeer regels over 'zorgvuldig ruimtegebruik', 'ruimtelijke kwaliteit', 'wonen', 'werken en mobiliteit' en 'recreatie en toerisme'. In de loop van 2013 heeft een evaluatie van de toepassing van de verordening plaatsgevonden. Tussen 2011 en 2014 is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld. Ook is er nieuw Rijksbeleid in werking getreden.

Gelet op het nieuwe provinciale en rijksbeleid en gelet op de resultaten van de evaluatie is de verordening in 2014 aangepast. in de toelichting op de nieuwe verordening staat hierover o.a.: "Deze wijziging is niet meer, zoals het geval was bij de verordening 2011, 'beleidsneutraal'

verbonden aan het Streekplan Fryslân 2007. In de wijziging is nieuw tussentijds vastgesteld beleid van Provinciale Staten (grondgebonden veehouderij; 'Grutsk op 'e Romte') vertaald in regels in de verordening. Tegelijk met de verordening wordt nieuw beleid inzake intensieve veehouderij vastgesteld, alsmede de Nota Weidevogels. De aanpassing van de bepalingen inzake de recreatie leiden impliciet tot een nuancering van dat beleidsonderdeel van het streekplan. Ook zijn, anticiperend op het definitieve beleid inzake windturbines, enkele aanvullende bepalingen opgenomen inzake het opschalen van bestaande turbines.

De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening."

 

Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Gytsjerk - Mûnein 2021' in lijn met de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” is opgesteld.

 

 

3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan

 

Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.

Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelenpakket voor het fietsverkeer.

Het hoofddoel van het PVVP is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:

 

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan 'Gytsjerk - Mûnein 2021' in overeenstemming met het PVVP is opgesteld.

 

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

Structuurvisie

De structuurvisie “Finster op romte” is in januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

 

In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende type kernen, met een verschillende aanpak:

 

Het beleid is op onderdelen voor grote kernen anders dan voor de kleine kernen. Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen moeten passen in aard en schaal van het landschap én van het dorp. Recreatieve voorzieningen met een grote verkeersaantrekkende werking worden geweerd.

 

In de drie grote kernen worden wonen, voorzieningen en werken geconcentreerd. Bundeling van deze functies maakt het voor ondernemers aantrekkelijker zich in Tytsjerksteradiel te vestigen. Anderzijds biedt het een geconcentreerd groot draagvlak aan voorzieningen, waardoor het aanbod en het kwaliteitsniveau hoog kunnen blijven.

De ingrepen en uitbreidingen zijn vanuit deze bundelingsgedachte gericht op de kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum.

 

Ontwikkelingsruimte in de kleine kernen is meer beperkt en richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De dorpen gaan niet op slot. Met name aan nieuwe woonvormen, woon-werk combinaties en aan kleinschalige bedrijvigheid zal meer ruimte worden geboden.

 

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen

 

4.1 Wonen

 

In 2017 is gestart met het proces voor een nieuwe gemeentelijke woonvisie. De nieuwe wonvisie 2019 - 2024 is in juli 2019 door de gemeenteraad vastgesteld en bevat het nieuwe gemeentelijk beleid voor het wonen.

De woonvisie is een visiedocument dat naast de wettelijke basis voor prestatie afspraken ook als basis dient voor o.a. de duurzaamheidsagenda, de woningbouwprogrammering (die separaat is vastgesteld door het college) en de Omgevingsvisie. Daarnaast ligt de Woonvisie ten grondslag aan het afwegingskader waarmee ruimtelijke initiatieven getoetst worden op behoefte en kwaliteit.

De woonvisie is opgesteld in samenwerking met diverse partijen vanuit de gedachte dat de gemeente steeds vaker een faciliterende rol aanneemt richting stakeholders op de woningmarkt, opgesteld in samenwerking met diverse andere partijen zoals corporaties, huurorganisaties, pariculiere woningbezitters, dorpsbelangsorganisaties, ontwikkelaars, makelaars en zorg- en welzijnpartijen.

De volgende 5 speerpunten zijn in de visie opgenomen:

  1. Investeren in onze bestaande voorraad;

  2. zorgvuldige inzet op nieuwbouw;

  3. voldoende betaalbare en beschikbare sociale huurwoningen;

  4. wonen met zorg en

  5. streven naar leefbare dorpen.

Per speerpunt zijn de gemeentelijke opgaven en gemeentelijke visie in beeld gebracht met een voorstel voor maatregelen.

 

Het bestemmingsplan Gytsjerk - Mûnein 2021 is voor het grootste deel een conserverend plan. Er zijn geen nieuwe planmatige ontwikkelingen voor wonen in dit plan opgenomen. In het centrumgebied van Gytsjerk zijn nog woningbouwmogelijkheden (maart 2021 15 appartementen en 1 vrijstaande woning). Verder maakt dit bestemmingsplan de vervanging van de 16 (huur) woningen van 8 blokjes van twee onder één kapwoningen aan de de dr. Kijlstraweg 15 t/m 45 in Mûnein door vier blokjes van vier woningen mogelijk. Dit naar aanleiding van een concreet plan van WoonFriesland, de eigenaar van deze woningen.

 

De bebouwing aan de Dr. Kijlstraweg in Mûnein is kleinschalig van structuur en strak in de rooilijn langs de straat gesitueerd. De privétuinen van de sociale huurwoningen zijn hierdoor erg ruim. WoonFriesland wil de woningen vervangen waarbij dezelfde verschijningsvorm zal worden nagestreefd, waarbij aanmerkelijk kleinere privétuinen zijn gewenst.

Stedenbouwkundig is het een acceptabele oplossing om de 2 onder 1 kap blokken te vervangen door iets grotere bouwblokken, waarin 4 woningen per blok aan de Dr. Kijlstraweg worden geplaatst. Doordat de bouwmassa hierdoor iets toeneemt, heeft WoonFriesland ervoor gekozen de bouwblokken meer ‘lucht’ te geven in het straatbeeld, waardoor de massatoename (van 2 naar 4 woningen per blok) niet zal worden ervaren. De woningen worden daarom verder teruggerooid en komen niet in de rooilijn, maar zullen per bouwstrook/blok van 4 woningen verspringend ten opzichte van elkaar worden geplaatst. Hierbij worden de woningen ook verder naar achteren op de kavels geplaatst, waardoor er in het straatprofiel meer openbaar groen terug zal komen. Door deze ‘vergroening-in-beeld’ neemt de kwaliteit van de openbare ruimte toe en geeft het verspringend plaatsen van de woningen en de hoeveelheid groen aan de voorzijde, uiteindelijk een dorpser karakter aan het straatbeeld dan in de oorspronkelijke situatie. De oplossing voor het parkeren is opgelost door twee ‘parkeerkoffers’ te maken, tussen enkele woonblokken in, zoveel mogelijk achter de voorgevels. Het parkeren vindt daardoor niet op de openbare weg plaats en is hierdoor zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken. Ook dit draagt in positieve mate bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

 

Overige ontwikkelingen

Het plan bevat nagenoeg geen ontwikkelingsmogelijkheden. Een conserverend plan houdt in dat het plan geactualiseerd is: aangepast aan de huidige standaard die voor bestemmingsplanregels wordt gebruikt en aan de huidige regelgeving.

 

 

4.2 Voorzieningen

 

4.2.1 Zorg

 

Medische (huisarts, tandarts) en paramedische (fysiotherapeut, podoloog, etc.) praktijken kunnen in principe als ‘beroep of bedrijf aan huis’ bij een woning worden uitgeoefend en binnen de bestemming 'centrum'.

 

De landelijke bouwregelgeving maakt het sinds 1 oktober 2014 mogelijk om bij een woning vergunningvrij een zgn. mantelzorgwoning te realiseren. Deze woonruimte is bedoeld voor:

 

De gemeente stemt haar regelgeving hierop af en biedt zo mogelijk ruimte voor situaties waar (nog) geen sprake is van zorgafhankelijkheid.

 

4.2.2 Sociaal cultureel, sport, recreatie, kinderopvang, religie

 

In het voorontwerp-bestemmingsplan is bij het zwembad De Sawn doarpen aan de Rinia van Nautaweg de mogelijkheid opgenomen vier functies te clusteren onder één dak. Het ging om de lokale bibliotheek, kinderopvang Nei 't Sin, een ontmoetingsruimte/ dorpshuis en een kleedaccommodatie voor het zwembad. Aanleiding hiertoe was dat de kleedaccommodatie bij het zwembad aan vervanging/renovatie toe is. Het gebouw is gerealiseerd in 1976. Gebreken in de bouwkundige/constructieve staat van het gebouw waarvoor meer nodig is dan het reguliere onderhoud. Dit zette dorpsbelang Gytsjerk op het spoor van een mogelijke clustering van deze functies in één gebouw op deze locatie om de leefbaarheid van het dorp te verbeteren. Deze clustering is niet haalbaar gebleken. In verband hiermee zal voor het zwembad nieuwe kleedaccomodatie c.a. gebouwd worden. In dit ontwerp-bestemmingsplan is de huidige situatie van het zwembadterrein opgenomen door dit gebied de bestemming "sport" te geven met een bouwvlak voor de bebouwing op dit terrein.

 

Voor de locatie van de kinderopvang Nei 't Sin aan de Rinia van Nautaweg 51 is de aanduiding "kinderdagverblijf" toegevoegd.

De maatschappelijke bestemming op de gronden van Simke Kloostermanstrjitte 6, waar de bibliotheek is gevestigd, is overgenomen het voorliggende bestemmingsplan.

 

Het kerkgebouw aan de Canterlandseweg heeft in het voorliggende bestemmingsplan een ruimere bestemming gekregen. Naast de religieuze functie is er ook de mogelijkheid voor sociaal-culturele activiteiten. Deze verruiming sluit aan bij de huidige manier van bestemmen en wordt toegepast op alle kerkelijke gebouwen in de gemeente. De bestemming die aan dit perceel is gegeven is als gevolg daarvan: 'Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie".

 

 

4.3 Bedrijf-1

 

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het op het perceel kadastraal bekend gemeente Giekerk, sectie F, nummer 2179 gevestigde bedrijf gelegaliseerd door aan het perceel de bestemming “Bedrijf – 1” met de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – opslag hoveniersbedrijf” toe te kennen.

 

De oppervlakte van het bedrijfsperceel is kleiner dan 500m². Dit betekent dat het hoveniersbedrijf in principe een categorie 2 bedrijf is (zie onderstaand fragment van de VNG milieu– en bedrijvenzonering).

 

 [image]

 [image]

 

 

De keuze van deze bedrijfsbestemming kent een lange voorgeschiedenis. Voor het bijgebouw aan de Singel is in 2007 een bouwvergunning verleend. Het gebouw was ter vervanging van een bestaand bijgebouw waarin de bewoner van de Rinia van Nautaweg 21 hobbymatig vee hield.

 [image]

Oude gebouw: foto van 25 januari 2008

 

Na realisatie van de nieuwe loods in 2008 waren er al aanwijzingen dat de loods ook nog voor de opslag van het hoveniersbedrijf werd gebruikt. De gemeente heeft hier in het verleden niet op gehandhaafd.

 

 

[image]Nieuwe gebouw: foto van 2012 met opslagactiviteiten hoveniersbedrijf

 

In 2018 is een vergunning voor de uitbreiding van de loods gevraagd. De vergunning voor de uitbreiding is verleend en hiertegen is beroep ingesteld. In de uitspraak LEE 19/1348 WaboA Ber1 van 4 oktober 2019 oordeelt de rechter dat de gemeente ten onrechte is uitgegaan van het op de aanvraag vermelde gebruik ten behoeve van “het wonen”. Bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan moet volgens de uitspraak van de rechtbank niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank reeds hierom niet deugdelijk gemotiveerd.

 

De tijdens de rechtszaak overlegde foto’s en hetgeen ter zitting over het mogelijke gebruik is gezegd, maken dat rechtbank afleidt, dat de gemeente waarschijnlijk aanknopingspunten heeft dat het bouwwerk voor andere doeleinden wordt gebruikt. De rechter is van oordeel dat het op de weg van de gemeente ligt om hier nader onderzoek naar te doen. De gemeente heeft gevolg aan deze uitspraak gegeven en de vergunning voor de uitbreiding van het gebouw geweigerd en in het kader van het nieuwe bestemmingsplan Gytsjerk-Mûnein nader onderzoek gedaan naar het gebruik en een ruimtelijk passende bestemming van dit gebouw. Het is vervolgens aan de planwetgever (de gemeenteraad) om hierover te besluiten. Kan de bedrijfsactiviteit niet worden inbestemd, dan zal deze beëindigd moeten worden. Is een bestemming wel mogelijk, dan zal hinder en gevaar voor woningen gereguleerd worden en krijgt de ondernemer zekerheid over de uit te oefenen activiteiten op deze locatie (zie ook hierna). De huidige rechtens onzekere situatie is voor alle betrokken partijen ongewenst.

 

Mee in dit kader is ook op grond van het Activiteitenbesluit naar de aard van de bedrijfsactiviteiten gekeken. Het bedrijf kan met een melding volstaan en gelet op de aard van de activiteiten (opslag t.b.v. een hoveniersbedrijf) levert dit milieutechnisch gezien geen problemen op. Opslag vindt dan plaats overeenkomstig de milieunormen

 

De handreiking bedrijven en milieuzonering is een hulpmiddel voor milieuzonering in ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

 

De bij de handreiking behorende activiteitenlijst bevat een scala aan typen bedrijvigheid. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten relevant:

 

Het bedrijfstype dat in dit geval het meest op de ter plaatse uit te oefenen bedrijfsactiviteiten lijkt is SBI-2008 code 016 nummer 4: plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven bedrijfsoppervlak <= 500 m2. Volgens de tabel geldt vanwege geur en geluid dan een richtafstand van 30 meter. In de tabel wordt voor geluid aangegeven dat de voor geluid bepalende activiteit meestal continu (dag en nacht) in bedrijf is.

 

De ter plaatse uit te oefenen bedrijfsactiviteiten leveren niet continu (dag en nacht) geluid op. De geluidsbelasting is overwegend in de dagperiode (07:00-19:00). Omdat het een bedrijf is dat gespecialiseerd is in tuinaanleg en -onderhoud, vinden de werkzaamheden op locatie plaats. Dat betekent dat ’s ochtends materiaal en materieel wordt opgehaald om elders de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Ter plaatse wordt geen kantoor gehouden, komen geen klanten, wordt niet gekweekt en zijn geen modeltuinen, vindt geen productie plaats ed. De deelactiviteit die hier plaatsvindt betreft een afzonderlijk te zoneren opslagactiviteit. Het grootste deel van de opslag betreft het materieel. De meeste materialen wordt op de werklocatie afgeleverd. Producten die niet geheel zijn toegepast (bv. bestrating) wordt soms -getuige de foto’s- tijdelijk op het perceel opgeslagen. Hiervoor is een kleine buitenruimte nodig. Het gaat niet om geurverspreidende producten. Van continue geluids- of geurveroorzakende activiteiten is geen sprake.

 

In het ontwerpbestemmingsplan is maatwerk geleverd door niet een hoveniersbedrijf (categorie 2) maar een bedrijf 1 met een specifieke functieaanduiding “bedrijf-opslag hoveniersbedrijf” toe te staan. De aard van de bedrijfsactiviteiten en het hierop toegespitste maatwerk rechtvaardigen een kleinere richtafstand.

 

Er is niet alleen naar de aard van de bedrijvigheid maar ook naar de aard van de omgeving gekeken. De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden voor het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Een 'gemengd gebied' kan ook een argument opleveren om een kleinere richtafstanden aan te houden.

 

De woningen R. van Nautaweg 21 en 21A liggen aan een ontsluitingsweg van Gytsjerk. Op relatief korte afstand van voornoemde panden ligt een bedrijventerrein met diverse functies, waaronder detailhandels functies. Voor het overige hebben de percelen aan de R. van Nautaweg een woonbestemming. De Singel vormt ook een toegang tot een agrarisch bedrijf. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een rustige woonwijk en is een lichte bedrijfsbestemming acceptabel.

 

 [image]

 

 

De richtafstand dient gemeten te worden vanaf de grens van het tot "Bedrijf 1" bestemde perceel, tot de uiterste situering van (de gevel van) een milieugevoelig object. De woningen staan op grotere afstand dan de vereiste 10 meter. Daarbij is rekening gehouden met de ruimte voor vergunningsplichtige of vergunningsvrije woninguitbreiding.

 

Een woning wordt in de planologie aangemerkt als gevoelige functie. Bijbehorende bebouwing zoals een garage en dergelijke niet. Wordt een beroep of bedrijf in een vrijstaand bijgebouw uitgeoefend (het bestemmingsplan verbiedt het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken), dan geldt hiervoor geen afstandseis. De handreiking bedrijven en milieuzonering is bedoeld om hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies te voorkomen, maar is niet bedoeld om richtafstanden te geven voor bedrijfsfuncties onderling.

 

 

4.4 Bedrijf - 2

 

Deze bestemming heeft betrekking op het bestaande gebouw met bijbehorend terrein aan de Singel in Gytsjerk. In het geldende bestemmingsplan valt het gebouw binnen de woonbestemming. Aanleiding tot deze bestemming is dat de rechtbank naar aanleiding van een ingesteld beroep tegen de omgevingsvergunning voor uitbreiding van dit gebouw heeft aangegeven dat ook zonder de vergroting van het gebouw het huidige gebruik al een aandachtspunt is waarvoor een oplossing moet worden gezocht.

Het gebouw wordt gebruikt door een hoveniersbedrijf. Hier vindt stalling en opslag ten behoeve van dit bedrijf plaats. Een hoveniersbedrijf met een bedrijfsoppervlakte (inclusief buitenruimte) < 500 m2, waarvan hier sprake is, is volgens de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering” aan te merken als een categorie 2 bedrijf. De daarbij horende richtafstand tot gevoelige bestemmingen (bijv. woningen) is: 30 meter voor geur en 30 meter voor geluid. Naar onze mening is hier sprake van een gemengd gebied kunnen die afstanden met één afstandstap worden verlaagd. Naar onze mening is hier sprake van een gemengd gebied omdat op korte afstand een bedrijventerrein aanwezig is, het perceel ontsloten wordt op eén van de hoofontsluitingswegen van het dorp en de Singel ook wordt gebruikt om het achterliggende agrarisch bedrijf te ontsluiten. De afstand tot gevoelige bestemmingen wordt in deze situatie dan 10 meter.

De richtafstanden volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.

De afstand van 10 meter kan worden gehaald ten opzichte van de drie direct omliggende woningen Rinia van Nautaweg 21, 21a en 23.

De meest nabijgelegen woning is de Rinia van Nautaweg 23. Deze woning zou in theorie aan de achterzijde nog kunnen worden uitgebouwd. De minimale afstand van 10 meter zal – vanwege de eigendomssituatie en de uitrit van Rinia van Nautaweg 21a – altijd gehaald kunnen worden. De woning Rinia van Nautaweg 21 staat op meer dan 30 meter afstand en de woning Rinia van Nautaweg 21a staat op bijna 30 meter afstand van het bedrijf. Voor zover bij deze woningen nog ruimte is voor vergunningsplichtige of vergunningsvrije woninguitbreiding, dan zal de woonbebouwing nooit op minder dan 10 meter afstand van het bedrijf komen.

Om de bedrijfsactiviteiten in dit geval te beperken tot lichte bedrijven en alleen opslag voor een hoveniersbedrijf hier toe te staan is gekozen voor de bestemming "Bedrijf 1" met de aanduiding “opslag hoveniersbedrijf”.

 

 

4.5 Bedrijventerrein - 2

 

Het bedrijventerrein De kleine Industriehoek aan de Rinia van Nautaweg in Gytsjerk heeft de bestemming Bedrijventerrein en biedt zowel mogelijkheden voor bedrijven tot en met categorie drie als voor bedrijven tot en met categorie twee.

De bestemming "bedrijventerrein 2", waar lichtere bedrijven tot en met categorie 2 zijn toegestaan, ligt op die delen van het bedrijventerrein die in de nabijheid liggen van de aanwezige particuliere woningen. Dit is passend in relatie tot de particuliere woningen. Het gaat om het deel van het bedrijventerrein gelegen westelijk van de Rinia van Nautaweg. Voor het deel van het bedrijventerrein ten oosten van Rinia van Nautaweg is het het noordelijke deel en een strook tegenover de rijwoningen.

 

In het geldende bestemmingsplan is binnen deze bestemming aan de westzijde een strook opgenomen waarbinnen het, via een wijzigingsprocedure mogelijk is een bedrijfswoning te realiseren. Gebleken is dat een bedrijfswoning beperkend is voor (toekomstige) mogelijkheden van aanwezige bedrijven. Er kan vanuit gegaan worden dat dit geldt voor de hele strook en om deze reden is deze wijzigingsmogelijkheid niet meer opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

 

De zuidelijkste punt van De Kleine Industriehoek heeft in dit bestemmingsplan ook de bestemming "Bedrijventerrein - 2" gekregen, in aansluiting op de aangrenzende bestemming waarbij ook volumineuze detailhandel is toegestaan.

 

4.6 Bedrijventerrein - 3

 

De bestemming "bedrijventerrein 3" ligt op het meer oostelijke deel van het bedrijventerrein. Hier is zijn bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. Deze bestemming ligt op grotere afstand van de particuliere woningen. Op het noordelijke deel van het bedrijventerrein is een transportbedrijf aanwezig. Die locatie heeft de aanduiding "transportbedrijf" gezien de aard en schaal van dat bedrijf.

In het geldende bestemmingsplan is aan de oostzijde van de gronden met deze bestemming een wijzigingsmogelijkheid opgenomen naar de bestemming 'Gemengd' voor de realisatie van kantoren. In de afgelopen bestemmingsplanperiode zijn geen verzoeken gedaan om hier kantoren te realiseren. De strook is inmiddels gevuld met bedrijven en er kan vanuit gegaan worden dat er zich geen verzoeken zullen voordoen om ter plaatse kantoren te vestigen. De wijzgingsbevoegdheid zit daarom niet meer in dit bestemmingsplan. Dient zich toch een verzoek aan dan kan dit ook geregeld worden met een omgevingsvergunning. Om deze reden is deze wijzigingsmogelijkheid niet meer in het voorliggende plan opgenomen.

 

 

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

 

Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.

 

5.1 Ecologie

 

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komen. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

 

Natuurtoets bestemmingsplan Gytsjerk – Munein 2021

 

Verantwoording

De gemeente Tytsjerksteradiel wil een nieuw bestemmingsplan voor de dorpsgebieden van Gytsjerk en Munein vaststellen. Daarvoor is een toetsing aan de Wet Natuurbescherming 2017 en het Natuurnetwerk Nederland nodig. De wet uit 2017 vervangt de Natuurbeschermingswet uit 1998 en de Flora- en faunawet, die bij de vaststelling van het vorige bestemmingsplan van kracht waren.

 
Het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet in wijzigingen van de bestaande situatie. Voor het opstellen van deze toetsing is gebruikt gemaakt van de ecologische beschrijving van de gemeente in het Ecologisch Ontwikkelingsplan Tytsjerksteradiel (2009) inclusief de in 2015 geactualiseerde kaartjes van de beschermde soorten flora en fauna in de gemeente. Bovendien is het plangebied in september 2018 te voet verkend om de geschiktheid van de biotopen voor de beschermde soorten te toetsen.

 

Plangebied

Het plangebied bestaat uit 2 delen. Het eerste deel bestaat uit de bebouwde kom van Gytsjerk inclusief de bebouwing langs de Gytsjerksterhoeke, de protestantse kerk met kerkhof, de groene gebieden ten zuiden van Oer de feart en rond Canterlandseweg 50 en 52, de ijsbaan en het zwembad met het aangrenzende groene gebied rond Rinia van Nautaweg 57, het bos bij Poelsicht, het bedrijven- en groene gebied tussen de Rinia van Nautaweg en de Trynwâldsterdyk, de omgeving van de voormalige melkfabriek, bebouwing langs de Nieuwe Straatweg met het groene gebied tussen de Nieuwe Straatweg, Trynwâldsterdyk en de bebouwing van Oentsjerk en het groene gebied rond het Atsjebosk ten zuiden van de Nieuwe Straatweg.
Het tweede deel omvat de bebouwde kom van Munein inclusief de aangrenzende bebouwing aan de westzijde van de Kaetsjemuoiwei 23 t/m 33 en de Dr Kylstraweg 1a t/m 11a en 4 en de bebouwing langs de Halligen voor zover gelegen binnen de bebouwde kom. Buiten de kom ligt de bebouwing langs de Jelte Binneswei en het Flokhernepaed inclusief de groene gebieden tussen beide wegen en het groene gebied tussen de Ekkelreed en de Jelte Binneswei.

 

Binnen plangebieden Gytsjerk en Munein zijn 4 biotopen aanwezig met bijbehorende flora en fauna:

  1. Houtige biotopen: elzensingels, (laan)bomen, bossen (waaronder parkbos bij Poelsicht en jong bos aangeplant op weidepercelen (tussen Jelte Binneswei en Flokhernepaed). De boom- en struiksoorten zijn: eik, es, els, berk, beuk, wilg, paardenkastanje, linde, esdoorn, plataan, hulst, lijsterbes, kraakwilg, zoete kers, hazelaar, veldesdoorn, vlier, vuilboom, braam, taxus en kamperfoelie. De hulst woekert in de oude eikenbossen, struiken komen er weinig voor. Beuk, veldesdoorn, hazelaar zijn aangeplant. In het Atsjebosk groeit het lelietje van dalen. Er leven kleine zoogdieren en zang- en roofvogels.

  2. Agrarisch gebied met weiden gescheiden door (elzen)singels; soms afgegraven tussen hoger gelegen singels; soms weiden in open landschap met mogelijk weidevogels.

  3. Wateren: de Zandvaart (Gytsjerk) met helder water en Krabbescheer, sloten met water- en oeverplanten (kwelwater met fonteinkruiden bij Gytsjerk en aan de zuidzijde Oentsjerk), vijvers (bosvijvers bij Poelsicht) , greppels (somtijds nat). Met amfibieën en in dieper water ook vissen en watervogels (wilde eend, meerkoet, waterhoentje).

Bebouwing; kerken, bedrijfsgebouwen, woonhuizen, oude boerderijen, schuren met holten of zolders waarin vleermuizen kunnen verblijven.

Gebiedsbescherming

Het Natura 2000 gebied de Grutte Wielen grenst met de Riid bij de voormalige merkfabriek aan de zuidzijde van Gytsjerk. Tussen de Singel in Gytsjerk en de Grutte Wielen ligt een buffer van ca. 500 m agrarische gronden. Omdat het nieuwe bestemmingsplan geen wijzigingen in het gehele plangebied mogelijk maakt en het voorgaande bestemmingsplan is getoetst aan de natuurdoelen van de Grutte Wielen (tijdens de vaststelling van het Beheerplan voor de Grutte Wielen) zijn er geen consequenties voor het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor het plangedeelte van Munein.
De genoemde Riid is tevens onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en heeft een vervolg in de Bouwe Pet op ca. 150 m afstand van het plangebied (gedeelte rond het Atsjebosk). Ook hier zijn er geen planwijzigingen voorzien en zijn er geen consequenties voor het Natuurnetwerk.

 

Soortenbescherming

De Europees beschermde Gewone dwergvleermuis, Watervleermuis, Noordse woelmuis en Otter komen in of nabij het plangebied voor. Bij de oude melkfabriek grenst het plangebied aan het Natura 2000 gebied. Van de vleermuizen worden de verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes beschermd. Beide soorten verblijven in gebouwen, vaak woonhuizen met spouwmuren of ongebruikte zolderruimten, maar welke huizen het betreft is (nog) niet bekend. Hier verblijven de vleermuizen overdag en in de schemering vliegen ze uit om te foerageren. Ze eten insecten, zoals muggen, die het meest voorkomen langs beschutte oevers, in tuinen of onder bomen. Veel straten in het plangebied zijn beplant met rijen bomen, die als vliegroute gebruikt kunnen worden. De straatverlichting en andere lampen worden gemeden om predatie door (roof)vogels te vermijden, tenzij zich hier veel insecten bevinden. Vliegroutes zijn niet bekend, maar omdat er veel straten met bomen zijn beplant, zijn er alternatieve routes voor handen.

De Noordse woelmuis stelt hoge eisen aan de biotoop, die zo nat moet zijn, dat er geen andere soorten muizen kunnen leven. Ze kunnen uitstekend zwemmen en komen daarom alleen voor op geïsoleerd gelegen en periodiek overstroomde graslanden langs boezemwateren. Deze biotoop is binnen het plangebied niet aanwezig, maar ligt in het aangrenzend (natuur)gebied.

Recent is de otter waargenomen in de Riid en de Bouwe Pet. De otter maakt gebruik van water, maar loopt ook over oevers en steekt dammen en wegen over om ander water te bereiken.

De nationaal beschermde Waterspitsmuis en de Ringslang komen in de Grutte Wielen aan de zuidzijde van het plangebied voor. Beide soorten zijn ook ten noorden van Gytsjerk aangetroffen. De waterspitsmuis leeft in wateren met helder schoon water en veel waterplanten (website Zoogdiervereniging). De ringslang jaagt op kikkers en maakt gebruik van door mensen gemaakte composthopen om eieren in te leggen en van afvalstorten om in te overwinteren (site WARF Friesland). Voor beide soorten is in de Provinciale Verordening Wet Natuurbescherming geen vrijstelling opgenomen in geval van ruimtelijke ontwikkelingen.

 

Conclusies

Vanuit de Wet Natuurbescherming 2017 zijn in de huidige situatie, die het bestemmingsplan wil bestendigen geen bezwaren tegen het bestemmingsplan Gytsjerk - Munein 2021.

 

De gebiedsbescherming van de Bouwe Pet als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland is door voldoende bufferwerking van aangrenzend agrarisch gebied verzekerd. De Europees beschermde vleermuizen, die verblijven in het plangebied vinden in de boomrijke Trynwâlden voldoende foerageergebieden en vliegroutes. Bij het slopen van gebouwen, zal onderzocht moeten worden of er vleermuizen verblijven en zo ja dan zal tijdig voor en alternatief gezorgd moeten worden. Ook zal bij werkzaamheden in beide plangebieden rekening gehouden moeten worden met broedende vogels en met nesten van vogels, die hun nest jaarlijks of jaarrond gebruiken. Door buiten de broedtijd te werken (15 maart – 15 juli) worden dan geen verbodsbepalingen van de Natuurbeschermingswet overtreden. Als er jaarrond beschermde nesten verwijderd worden, is het tijdig voorzien in alternatieve mogelijkheden (bijvoorbeeld nestkasten) vaak een oplossing.

 

Inpassing Wet natuurbescherming (stikstofdepositie)

Ingevolge artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

 

Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een project significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Een project kan significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben als een project leidt tot een toename van de stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

 

Binnen het plan is ruimte voor het realiseren van een centrumfunctie bestaande uit maximaal 940 m2 winkelruimte en 15 appartementen en vervangende nieuwbouw in Munein. Rekening houdende met de aanleg,- bouw,- en gebruiksfase is inzichtelijk gemaakt welke stikstofdepositie daarvan afkomstig zullen zijn. Met het berekeningsprogramma Aerius Calculator 2020 is berekend wat de effecten van deze ontwikkelingen zijn op de omliggende Natura 2000 gebieden.

 

Uit de berekening blijkt dat de ontwikkelingen leiden tot een beperkte bijdrage aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000 gebieden. Het betreft een effect op het Natura 2000 gebied Groote Wielen. Uit de berekening blijkt dat het echter gaat om een toename op niet overbelaste habitattypen. Nu de kritische depositiewaarde niet wordt overschreden, is het plan dan ook inpasbaar. De planontwikkeling kan voor het onderdeel natuur dan ook worden ingepast, er is geen sprake van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De uitgevoerde berekening is opgenomen in de bijlage.

 

Hierbij wordt opgemerkt dat met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering de tijdelijke gevolgen van de door de bouw en aanleg veroorzaakte stikstofdepositie inmiddels buiten beschouwing kan worden gelaten. Er zal een aangepaste berekening als bijlage worden toegevoegd.

 

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

Artikel 3.1.6 lid 5 onder a Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat in de toelichting wordt beschreven op welke wijze met de in het gebied aanwezig cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In deze paragraaf wordt op beide aspecten ingegaan.

 

 

5.2.1 Archeologie

 

Binnen het plangebied liggen meerdere locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.

 

Steentijd - bronstijd

Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd-bronstijd staan binnen het bestemmingsplangebied geen vuursteenvindplaatsen vermeld.

 

 

 [image]

 

 

 

 

 [image]

 

Fragmenten Famke kaart, steentijd - bronstijd

 

 

Afhankelijk van de kleur op de kaart beveelt de provincie onderzoek aan. Bij de gele kleur wordt karterend onderzoek geadviseerd bij ingrepen groter dan 5000 m2. Bij de lichtbruine kleur geldt dat bij ingrepen groter dan 2500 m2 en bij de groene kleur geldt dat in principe geen onderzoek nodig is behalve bij zeer grote ingrepen van meer dan 2,5 ha. Omdat in het bestemmingsplan Gytsjerk Mûnein 2018 geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is geen archeologisch onderzoek nodig.

 

IJzertijd - middeleeuwen

Op de Famkekaart ijzertijd - middeleeuwen wordt voor geheel Gytsjerk en Mûnein en omgeving karterend onderzoek 3 geadviseerd. In de gebieden waar dit onderzoek wordt geadviseerd kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. Aanbevolen wordt om bij ingrepen van meer dan 5000m2 een historisch en karterend onderzoek te verrichten waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Als er ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid dan is het criterium opgenomen dat er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan de cultuurhistorische waarden.

 

 [image]

 

Fragment Famkekaart ijzertijd

 

 

 

5.2.2 Cultuurhistorie

 

Gytsjerk ligt in een gebied dat bestaat uit zandgrond. Van oudsher wordt dit gebied de Trynwâlden wordt genoemd. Gytsjerk is het grootste dorp van de Trynwâlden. Gytsjerk is een oud dorp, dat vroeger geen echte kern had. De bebouwing (m.n. kerk, boerderijen en arbeiderswoninkjes) lag verspreid langs enkele wegen. Omstreeks 1850 waren er twee buitenplaatsen, Sjoerdastate en Poelzigt. Na 1850 vond een aanmerkelijke verdichting van de bebouwing langs de bestaande wegen plaats met o.a. rentenierswoningen en een zuivelfabriek (1896) met een diretuerswoning en woningen voor de fabrieksarbeiders. Sjoerdastate verdween van de kaart. Na de tweede wereldoorlog nam het aantal woningen en bedrijvigheid toe en ontstond er een dorpskom ten westen va de hoofdweg. Resten van de vroegere bosrijkdom zijn nog de oude bos- en zandweggetjes zoals langs de Singel en het Skeanpaed.

 

Mûnein ligt aan de rand van de zandgronden, grenzend aan veenweidegebied. Mûnein dankt haar ontstaan mede aan de vervening. De nederzetting nabij het meer De Zwarte Broek behoorde eerst als buurtschap onder Oentsjerk. In 1898 werd er een vlasfabriek gebouwd aan de Halligenweg nadat in Oentsjerk een "Vereeniging tot bevordering der vlasindustrie" was opgericht. Voor een vlasfabriek had men geschikt water nodig en vandaar viel de keuze op het meer de Zwarte Broek, dat in open verbinding stond met de Houtwielen. De fabriek moest door de opkomst van andere textielsoorten, in 1968 de poorten sluiten. De gebouwen zijn bewaard gebleven en hebben een woonfunctie gekregen.

Mûnein groeide relatief sterk in de 19e en 20ste eeuw en kreeg steeds meer het karakter van een dorp. In 1948 stemde de raad in met het verzoek van het bestuur van de vereniging voor dorpsbelangen om van Mûnein een zelfstandig dorp te maken. Als voormalig buurtschap is Mûnein daarmee het enige dorp in Tytsjerksteradiel waar een kerk ontbreekt.

 

 

 [image]

 

 

Uitsnede atlas Schotanus 1664, Tresoar

 

 

 

 [image]

 

 

 [image]

 

Uitsnede Tietjerksteradeel in de atlas van Schotanus, 1718, Tresoar

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 

Uitsnede Eekhof atlas, 1849-1859

 

 

 

Rijks- en gemeentelijke monumenten

Binnen het plangebied komen een aantal rijksmonumenten voor. In Gytsjerk zijn dat Canterlandseweg 63 (kerk) en Rinia van Nautaweg 1, 3, 5, 7, 9, 11, 15 (voormalige zuivelfabriek en arbeiderswoningen). In Mûnein zijn dat Dokter Kijlstraweg 3, 7 en 11 en Kaetsjemuoiwei 29.

Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.

In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". Samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.

De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.

In 2015 is gestart met een uitgebreidere omschrijving en waardering van de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden. Een aantal voormalige boerderijen worden aangeduid als 'karakteristiek'.

Op het moment van ter inzage legging ten behoeve van het ontwerp van het voorliggende plan is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De redengevende beschrijvingen voor Mûnein en Gytsjerk zijn nog niet gereed. Om deze redenen is besloten om de bestaande regeling voor karakteristieke panden in het voorliggende plan over te nemen. Bij het overnemen van de bestaande regeling bleek dat een aantal rijksmonumenten als karakteristiek zijn aangeduid. Dit betreft Kaetsjemuoiwei 29 en Dokter Kijlstraweg 3, 7 en 11. Omdat deze panden al van rijkswege worden beschermd is een gemeentelijke aanduiding niet nodig en voor deze panden is de aanduiding karakteristiek dan ook niet meer overgenomen.

 

De te vervangen woningen aan de dr. Kijlstraweg 15-45 zijn geïnventariseerd in het kader van het project Delfts Rood en staan dan ook op de provinciale cultuurhistorische kaart (Grutsk op ‘e Romte.

 

 [image]

 

Aan de betreffende woningen is, zowel in het ter plaatse geldende als het voorliggende bestemmingsplan, geen beschermde status van “karakteristiek” toegekend. De gemeente heeft onderzoek laten doen naar de erfgoedwaarden in de gemeente. In de rapportage over deze woningen staat in het rapport van Mûnein opgemerkt:

 

De woningen aan de Dokter Kijlstraweg 15-45 (complex arbeiderswoningen) zijn beeldbepalend voor het aanzien van de woningen. Zij hebben geen score gekregen op:

 

De conclusie in het rapport is, dat het complex van acht dubbele arbeiderswoningen een zeer bepalende ligging in het dorp heeft. De arbeiderswoningen markeren een belangrijke periode in de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp. De stedebouwkundige- en ensemblewaarden zijn groot. De gaafheid van zowel de gebouwen als de erven is groot.

 

Uit een gesprek met de eigenaar van de woningen is gebleken dat de levensduur van de huidige woningen is verstreken mee omdat deze woningen lastig te verduurzamen zijn. WoonFriesland heeft er daarom voor gekozen om de woningen te vervangen. Hierbij is rekening gehouden met de beeldkwaliteit zowel qua positionering, vormgeving en materiaalkeuze.

 

Stedenbouwkundig is het een acceptabele oplossing om de 2 onder 1 kap blokken te vervangen door iets grotere bouwblokken, waarin 4 woningen per blok aan de Dr. Kijlstraweg worden geplaatst. Doordat de bouwmassa hierdoor iets toeneemt, heeft WoonFriesland ervoor gekozen de bouwblokken meer ‘lucht’ te geven in het straatbeeld, waardoor de massatoename (van 2 naar 4 woningen per blok) niet zal worden ervaren. De woningen worden daarom verder teruggerooid en komen niet in één rooilijn, maar zullen per bouwstrook/blok van 4 woningen verspringend ten opzichte van elkaar worden geplaatst. Hierbij worden de woningen ook verder naar achteren op de kavels geplaatst, waardoor er in het straatprofiel meer openbaar groen terug zal komen. Door deze ‘vergroening-in-beeld’ neemt de kwaliteit van de openbare ruimte toe en geeft het verspringend plaatsen van de woningen en de hoeveelheid groen aan de voorzijde, uiteindelijk een dorpser karakter aan het straatbeeld dan in de oorspronkelijke situatie. De oplossing voor het parkeren is opgelost door twee ‘parkeerkoffers’ te maken, tussen enkele woonblokken in, zoveel mogelijk achter de voorgevels. Het parkeren vindt daardoor niet op de openbare weg plaats en is hierdoor zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken. Ook dit draagt in positieve mate bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

 

Op deze wijze wordt de beeldbepalende betekenis van de bebouwing voor de omgeving niet te niet gedaan. Dat een aantal woningen uit een bepaald tijdvak worden vervangen is in het belang van een goed woon- en leefklimaat en zorgt voor aanbod van moderne duurzame huurwoningen.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.3 Milieu

 

In dit bestemmingsplan komen diverse bedrijven voor. Het gaat daarbij om solitaire bedrijven en om bedrijven op het bedrijventerrein "de Kleine Industriehoek' aan de Rinia van Nautaweg in Gytsjerk. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën bedrijven afhankelijk van hun invloed op de omgeving. In de VNG-bedrijvenlijst, die gebaseerd is op de Basiszoneringslijst van de VNG en als bijlage bij de regels is gevoegd, zijn die categorieën opgenomen. In deze lijst is per bedrijfsvorm informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of inrichting. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof , geluid en gevaar minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend. Met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Bedrijven met de bestemming "Bedrijf 1" zijn bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 1 bedrijven. Bij de bestemmingen "Bedrijf 2" of "Bedrijventerrein 2" is dat tot maximaal categorie 2 bedrijven. Voor bedrijven met de bestemming "Bedrijventerrein 3" is dat maximaal categorie 3.

 

 

5.4 Bodem

 

Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Op grond van de Woningwet wordt bij incidentele (ver)bouw de bodemkwaliteit getoetst. Het onderdeel bodem levert daarmee geen belemmeringen voor het bestemmingsplan op.

 

 

5.5 Water

 

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

 

Wetterskip Fryslân is daarom gevraagd een zogenaamde watertoets uit te voeren. Wetterskip Fryslân heeft ons (samengevat) als onderstaand beschreven geïnformeerd:

Op het plan is de normale watertoetsprocecdure van toepassing omdat in het plangebied onder andere regionale en lokale keringen, hoofdwateren en persleidingen liggen. Bij het opstellen van de uitgangspuntennotitie en het wateradvies is Wetterskip Fryslan er vanuit gegaan dat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

 

Als bijlage bij het advies heeft Wetterskip Fryslân een kaart toegevoegd waarop de wateraspecten in Gytsjerk en Mûnein staan aangegeven. Bij toekomstige ontwikkelingen kan de gemeente in een vroegtijdig stadium rekening houden met deze aspecten. Het gaat om drie hoofdaspecten: veilig, voldoende en schoon:

 

Veilig:

Door het plangebied loopt een regionale waterkering. De voorkeur van Wetterskip Fryslân gaat er naar uit om het plan buiten de kernzone en beschermingszones van de regionale en lokale waterkering te bouwen, zodat deze te allen tijde goed bereikbaar is voor beheer en onderhoud.

 

In verband met de klimaatverandering moet, naaast de verdedigingswerken ingezet worden op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. In het kader van ruimtelijke ordening gaat het erom dat de ruimte op een duurzame manier wordt ingericht. Bijvoorbeeld door geen gevoelige functies te realiseren op plekken die kunnen overstromen.

 

Voldoende:

In het plangebied liggen hoofdwatergangen. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. De hoofdwatergang hoeft niet terug te komen op de verbeelding. De bestemmingen van de gronden waar de hoofdwatergangen liggen moeten de functie van de hoofdwatergang mogelijk maken.

 

Bij de inrichting van een plangebied is het van belang om dit klimaat robuust te doen. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Dit kan bijvoorbeeld door het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten.

 

Schoon:

In het plangebied liggen rioolwaterpersleidingen. De rioolwaterpersleiding moet bereikbaar zijn voor onderhoud en in geval van calamiteiten. In een strook van 6 meter (3 meter aan weerzijden van de leiding, gerekend van uit het hart van de leiding) heeft Wetterskip Fryslân beperkt recht van opstal. Hier gelden beperkingen voor het grondgebruik. De bestemming van de gronden in het bestemmingsplan moet dusdanig zijn dat het realiseren van bouwwerken en dergelijke op de rioolpersleiding niet mogelijk is.

 

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken is het zoveel mogelijk gescheiden afvoeren van regenwater en afvalwater en belangrijk uitgangspunt. Wetterskip Fryslân verzoekt daarom bij onderhoudswerkzaamheden aan het rioolstelsel daken, gebouwen en perceelsverharding af te koppelen van de riolering, in overleg met het Wetterskip.

 

Wetterskip gaat ervan uit dat de adviezen worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming en ziet in dat geval geen waterhuishoudkundige bezwaren met betrekking tot het voorliggende plan en geeft een positief wateradvies.

Advies en kaart zijn toegevoegd als bijlage 4 en 5 bij de toelichting.

 

 

5.6 Geluid

 

 

5.6.1 Verkeerslawaai

 

Voor de meeste wegen geldt van rechtswege op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone waarbinnen een normering van kracht is voor de geluidbelasting op gevels door het verkeer. Uit de Wgh vloeit voort dat binnen deze zonering akoestisch onderzoek noodzakelijk is ten behoeve van nieuwe situaties ten aanzien van geluidgevoelige functies. Wegen waarvoor een dertig-kilometerregime geldt, zijn niet zoneplichtig.

 

Voor de wegen waar ter plaatse een hogere snelheidsregime geldt (50, 60 of 80 km) namelijk Rengersweg, Trynwâldsterdyk, Kaetsjemuoiwei, Jelte Binneswei, Kijlstraweg, Nieuwe Straatweg, Rinia van Nautaweg, Gytsjerksterhoeke, Halligenwei en Canterlandseweg, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel, deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contour. In deze gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder kan optreden. Daarnaast worden in het plan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt buiten de contouren van de voorkeursgrenswaarden.

Het akoestisch onderzoeksrapport is als bijlage 1 aan de toelichting toegevoegd.

 

 

5.7 Externe veiligheid

 

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen.

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Basisnet, Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, nameiljk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

 

Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. Ook Brandweer Fryslân is om advies gevraagd.

Brandweer Fryslân heeft, omdat nog niet beschikt kon worden over een inhoudelijk plan, een voorlopig advies gegeven. Het definitieve advies volgt na toezending van het voorontwerp in het kader van het overleg en de inspraak. Brandweer Fryslân heeft niet gereageerd op het voorontwerp-bestemmingsplan. Het voorlopig advies is daarom nu ook het definitieve advies.

 

Het Fumorapport vermeldt dat uit de professionele Risicokaart blijkt dat zich in en in de directe nabijheid van het plan risicobronnen bevinden, waarvan de risicocontouren of invloedsgebieden zich binnen het plangebied bevinden. Het betreft transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

 

De relevante risicobronnen voor het plangebied zijn:

 

Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden:

 

Het Fumo rapport en het advies van de brandweer Fryslân zijn als bijlage 2 en 3 aan de toelichting toegevoegd.

 

 

5.8 Leidingen en inrichtingen

 

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

 

Conform de artikelen 11 en 12 van het Bevb worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op rgond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten, zowel het plaatsgebonden risico (PR) in acht genomen als het groepsrisico (GR) in het invloedsgebied van de buisleding verantwoord.

 

Het plan maakt de aanleg, bouw of vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object mogelijk. Derhalve dienen conform het Bevb het pR en GR beschouwd te worden.

 

In de nabijheid van het plangebied lopen hogedruk aardgastransportleidingen van Gasunie. Fumo heeft de 1% en 100% letaliteitszones daarvan berekend (binnen de 100% letaliteitszone zullen alle aanwezige personen komen te overlijden in geval van een incident. De 1% letaliteitszone is dat deel van het invloedsgebied waarin de letaliteit afneemt van 100% tot 1%. In dit gebied wordt aangenomen adt personen binnenshuis voldoende bescherming hebben van het gebouw waarin zij zich bevinden. De slachtoffers vallen daarom met name buitenshuis). Op basis van deze zones is vastgesteld dat het plangebied (deels) in de 100% letaliteitszones ligt. Een volledige verantwoording van het GR is dan ook vereist.

 

Omdat met dit plan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan binnen het invloedsgebied (de actuele bebouwing), is een GR berekening uitgevoerd. Het resultaat daarvan bestaat uit PR-contouren en een FN-curve voor het GR.

Uit zowel het rekenprogramma as uit de professionele Risicokaart is gebleken dat er geen sprake van een knelpunt.

 

PR

Geconcludeerd kan worden dat het PR van de hogedrukaardgasleidingen geen belemmering vormt voor het plan.

Conform artikel 14, lid 1 van het Bevb dient een bestemmingsplan de ligging weer te geven van de in het plangebied aanwezige buisleidingen, alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. Deze bedraagt tenminste vier meter aan weerszijden van de buisleidingen, gemeten vanuit het hart van de leiding.

 

GR

De wetgeving verbindt geen harde normen aand e toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij een PR-contour.

Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht. Het GR is berekend en uit de GR-grafieken kan worden opgemaakt dat voor leiding N-5050-01 geen GR ontstaat en voor leiding N-505-30 het GR onder 1% van de oriëntatiewaarde blijft. De actualisatie van het bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van dit GR aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, anders dan degene die al reeds vastgelegd zijn in het huidige bestemmingsplan. Derhalve wordt tegemoetgekomen aan het gewenste gelijkblijvende of afgenomen externe veiligheidsrisico.

 

Aanbevelingen:

Omdat in het plangebied sprake is van (beperkt) kwetsbare objecten, is de zelfredzaamheid van personen een aandachtspunt. Niet zelfredzame personen binnen een invloedsgebied van een risicobron zijn vanuit hulpverleningsperspectief onwenselijk.

 

Geadviseerd wordt om:

 

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de hogedruk aargastransportleidingen geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan.

 

Inrichtingen

Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden:

 

Zwembad "De sawn doarpen"

Het zwembad beschikt over een opslagtank van 1.500 liter met chloorbleekloog. De opslag van deze vloeistof kan bij een clamiteit giftige gassen veroorzaken. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi maar dient te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit.

 

De effectafstanden van de takopslag bedragen conform de Leidraad Risicoinventarisatie gevaarlijke stoffen 880 meter (1% letaliteit) en 90 meter (100% letaliteit) voor een tank tot 2.000 liter. Het activiteitenbesluit stelt geen nadere eisen aan het gebid binnen de 1% en 100% letaliteitsafstand. De activiteit vormt daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan.

 

Bij aanpassing van de opslag zou in overweging genomen kunnen worden om de opslag van chloorbleekloog te vervangen door een zuiveringssysteem waarbij geen sprake meer is van opslag van gevaarlijke stoffen zoals bijvoorbeeld via ozon of electrolyse. De externe veiligheidssituatie kan daardoor verbeterd worden.

 

Gasontvangststation (GOS Gytsjerk N467)

Hoewel dit gasontvangststation beschouwd kan worden als een risicovolle inrichting, valt deze niet onder het Bevi. Het betreft een categorie C station. De maximale capaciteit is minder dan 40.000 m3 per uur. In het Activiteitenbesluit is opgenomen dat voor stations met een maximale capaciteit van minder dan 40.000 m3 per uur, de afstand tot kwetsbare objecten 15 meter en tot beperkt kwetsbare objecten 4 meter moet bedragen.

De afstand tot het dichtstbijzijnde kwetsbaar object is 18,5 meter. Aangezien het station op voldoende afstand van kwetsbare objecten ligt, vormt het station geen belemmering voor het bestemmingsplan.

 

LPG-station Van den Belt B.V.

De LPG-doorzet van het station is vastgelegd op minder dan 1.000 m3/jaar. De inrichting heeft een ondergronds LPG reservoir van 20m3.

 

PR

Uit de berekening blijkt dat de risicocontouren niet vallen over, als dan niet geprojecteerde, (beperkt) kwetsbare objecten heen. Er wordt dan ook voldaan aan de norm en richtwaarde voor het PR. Geconcludeerd kan worden dat het PR van het LPG-tankstation geen belemmering vormt voor het onderhavige plan.

 

GR

Ten behoeve van de verantwoording van het GR dienen diverse aspecten beschouwd te worden. Naast de numerieke waarde van het GR dient ook gekeken te worden naar kwalitatieve aspecten zoals zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid van het incident, nut en noodzaak, het tijdsaspect en mogelijk risicoreducerende maatregelen.

Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico dient conform het Bevi de Brandweer Fryslân zich uit te laten over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid in het kader van dit plan. Onder het kopje "Advies Brandweer Fryslân" is hun advies samengevat opgenomen.

 

Ligging GR t.o.v. oriëntatiewaarde

Het invloedsgebied bdraagt 150 meter vanaf het vulpunt en het ondergrondse reservoir en ligt vrijwel volledig binnen het plangebied. De bestemming van het plangebied binnen het invloedsgebied is Wonen en Groen.

De wetgeving verbindt geen harde normen aan de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen in invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij het PR. Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht.

Binnen het invloedsgebied zijn woningen aanwezig en het LPG-tankstation is daarmee een risicobron.

De voorgenomen planontwikkeling is een actualisatie van het bestemmingsplan, zonder specifieke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen anders dan de in het huidige bestemmingsplan reeds geprojecteerde ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent voor de risicoberekeningen dat er geen verschil is tussen de huidige en voorgenomen situatie.

 

Uit de berekening kan worden geconcludeerd dat het GR lager is dan de oriëntatiewaarde (een factor 0.014 t.o.v. de oriëntatiewaarde).

 

Conclusie LPG-station

Het LPG-tankstation vormt een risico voor de omgeving. Uit de bepalingen op bais van het Bevi, Revi en de risicoberekeningen blijkt dat het PR geen knelpunt vormt en het GR ruim beneden de oriëntatiewaare is gelegen. Op basis van de resultaten gecombineerd met het feit dat er geen nieuwe ontwikkelingen wordne voorzien maar sprake is van een conserverend bestemmingsplan, kan geconcludeerd worden dat het LPG-tankstation geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

 

 

5.9 Luchtkwaliteit en geurhinder

 

5.9.1 Luchtkwaliteit

 

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal waar mensen kunnen komen, met uitzondering van een arbeidsplaats (waar de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is).

 

Sinds 15 november 2017 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof).

Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.

  1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;

  2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit

  3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;

  4. een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

 

PM10 en NO2

Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

 

PM2.5

Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.

 

Besluit NIBM

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht.

 

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

 

Conclusie

Voor het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek vermeldt (samengevat) het volgende:

 

Op basis van rapportages en grootschalige concentratiekaarten Nederland (GCN-kaarten) blijkt dat in de noordelijke regio's, waarin ook Tytsjerksteradiel ligt, de achtergrondconcentraties laag zijn (ruim beneden 40 microgram/m3). De kans dat één enkel project dan zorgt voor een overschrijding van de grenswaarden is dan ook zeer klein. Een dergelijke motivatie aangevuld met en berekening is dan al voldoende om het besluit tot uitvoering te kunnen brengen.

Uit de berekening blijkt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het totale verkeer op de betrokken wegen nabij de kruisingen ruim voldoet aan de jaargemiddelde grenswaarden betreffende de stoffen NO2 en PM10.

Uit het onderzoek blijkt dat in de zichtjaren 2020 en 2030 er nergens een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit met betrekking tot de jaargemiddelden van de stoffen PM10 en NO2. Alle waarden zijn veel lager dan 40 microgram/m3. Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de grenswaarde van de stof PM10. De hoogste overschrijding bedraagt 3x. Deze overschrijding mag echter 35x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties volgen.

Op basis van de resultaten is eveneens te zien dat in de genoemde zichtjaren er ook geen overschrijding voordoet van de grenswaarden uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit met betrekking tot de stof PM2,5.

 

Met de berekening is aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde (voorwaarde a).

 

Het onderzoek is als bijlage 1 'akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit' toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.

 

 

 

Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels

 

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.

 

Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.

 

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitael versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het polan is leidend ingeval van verschil tussen de digitale en analoge versie.

 

 

6.1 Uitgangspunten

 

De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.

 

 

6.2 Inleidende regels

 

In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

6.3 Bestemmingsregels

 

 

6.3.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.

 

Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

 

 

6.3.2 Enkelbestemmingen

 

- Agrarisch - Aanverwant bedrijf

De bestemming heeft betrekking op een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarish bedrijf. De werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk uit het verlenen van diensten in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen. In het voorliggende plan is een dergelijke functie gevestigd aan de Nieuwe Straatweg 28 en 97. Het gaat in beide gevallen om een paardenhouderij. Op beide percelen zijn de betreffende gronden aangeduid als "paardenhouderij".

 

- Agrarisch - Bedrijf grondgebonden

Agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer, hebben deze bestemming gekregen.

 

 

 

- Agrarisch - Cultuurgrond

Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een (semi-)agrarische functie. De gronden kunnen voor zowel het bedrijfsmatige als het hobbymatige agrarische gebruik worden aangewend. Het beleid is er op gericht de landschappelijke waarden van de gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door het bouwen van bouwwerken slechts beperkt mogelijk te maken en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd moet worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijk waarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.

De volkstuinen aan de Singel in Gytsjerk hebben eveneens de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond met de aanduiding "vt"

 

- Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf

Deze bestemming wordt gegeven aan bedrijven die voor de agrarische sector werkzaam zijn zoals loonbedrijven. Binnen het plangebied bevindt zich aan de Canterlandseweg in Gytsjerk een bedrijf met deze bestemming.

 

- Bedrijf 1

Deze bestemming heeft betrekking op het bestaande gebouw met bijbehorend terrein aan de Singel (achter de woning Rinia van Nautaweg 23) in Gytsjerk. Omdat de bedrijfsactiviteiten in dit geval beperkt zijn tot lichte bedrijven en het alleen opslag voor een hoveniersbedrijf betreft, heeft dit perceel de bestemming Bedrijf 1 met de aanduiding “opslag hoveniersbedrijf”. In hoofdstuk 4 van deze toelichting is de motivering gegeven voor deze bestemming.

 

- Bedrijf 2 -

Binnen het plangebied zijn enkele solitaire bedrijfslocaties. Deze zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf 2'. Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG. Soms wordt naast de bestemming ook nog een extra aanduiding bij de bestemming geregeld. Dit is omdat ofwel de specifieke bedrijfsactiviteit niet op de bijlage staat vermeld danwel de bestaande activiteit een zwaardere bedrijfscategorie betreft dan de gegeven bestemming en het wel de intentie is om de bestaande legale bedrijfsactiviteiten te regelen. In het voorliggende bestemmingsplan geldt dat voor Nieuwe Straatweg 69 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf toegestaan" is opgenomen; voor Rinia van Nautaweg 79 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veehandel toegestaan" is opgenomen; voor Trynwâldsterdyk 2 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - grondverzet en wegenbouw toegestaan" is opgenomen en tenslotte voor Klaas Rienewerfstrjitte 6 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf toegestaan" is opgenomen.

 

- Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorzieningen -

Openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, gemalen e.d. krijgen deze bestemming. Het gaat hier om gebouwtjes die een grotere inhoud hebben dan de 45 m3 en een bouwhoogte van meer dan 3,00 meter. In het voorliggende plan komt deze bestemming voor op een perceeltje ten zuiden van de ijsbaan Rinia van Nautaweg 55c en aan de Master Sannesstrjitte 22a in Gytsjerk.

 

- Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen

Deze bestemming is bedoeld voor bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG en de opslag daarvan. Deze bestemming is gegeven aan het tankstation aan de Trynwâldsterdyk.

 

 

- Bedrijventerrein - 2 en Bedrijventerrein- 3

 

Voor het bedrijventerrein De Kleine Industriehoek in Gytsjerk is de bestemming 'Bedrijventerrein' van toepassing. Op het oostelijke deel van het terrein zijn bedrijven categorie 3 toegestaan. De bedrijven die qua aard en schaal niet binnen dit profiel passen, zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Het ter plaatse gevestigde transportbedrijf is om deze reden voorzien van de aanduiding "transportbedrijf". Binnen de bestemming "bedrijventerrein - 2" zijn de aanduidingen "verhuurbedrijf voor machines en werktuigen" en "transportbedrijf" om dezelfde reden toegevoegd.

 

- Bos

De voor 'Bos' aangewezen gronden komen voor ten noorden van de Jelte Binneswei in Mûnein en grenzend aan Oentsjerk. Daarnaast zijn er nog wat kleinere percelen met deze bestemming. De bestemming 'Bos' is bedoeld voor bos en bebossing, waaronder houtsingels en groenvoorzieningen.

 

- Centrum

Deze bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Gytsjerk centrum en Gytsjerk 2006 en biedt mogelijkheden voor allerlei functies zoals detailhandel, bedrijven categorie 1 en 2, dienstverlenende bedrijven, medische, educatieve en sociaal-culturele voorzieningen evenals voor horecabedrijven categorie 1 en 2 en tenslotte het wonen.

 

- Detailhandel

Deze bestemming is toegepast op Rinia van Nautaweg 60.

 

- Gemengd

Deze bestemming is toegepast op Trynwâldsterdyk 20. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor o.a. dienstverlenende bedrijven, kantoren, medische, educatieve en sociaal-culturele voorzieningen en voor het wonen.

In het Bestemmingsplan Gytsjerk 2006 had ook de zuidelijkste punt van De Kleine Industriehoek de bestemming 'Gemengd'. Bedoeling was om hier een dienstverlenende bedrijf of kantoormogelijkheden te bieden. Deze ontwikkeling heeft zich echter niet voorgedaan. Recent is via een omgevingsvergunning meegewerkt aan de vestiging van een parkethandel. Deze vergunning is in het bestemmingsplan vertaald: de bestemming is gewijzigd naar Bedrijventerrein 2 met de aanduiding "volumineuze detailhandel". Deze bestemming sluit aan op de aangrenzende bestemming.

 

- Groen - Groenvoorziening

Deze bestemming is toegepast op de grotere en/of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied. Deze bestemming beoogt handhaving van de structurele groenfuncties.

 

- Horeca - Daghoreca en Horeca - Dag en avondhoreca

De horecabedrijven zijn onder een afzonderlijke bestemming gebracht (met uitzondering van horecabedrijven die gesitueerd zijn binnen de bestemming 'Centrum' omdat deze bestemming bedoeld is voor o.a. horeca.

De bestemming Horeca - Daghoreca wordt toegepast wanneer er veelal sprake is een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie. De categorie 1 bedrijven zoals genoemd in de begripsomschrijving vallen onder deze bestemming.

De bestemming Horeca - Dag en avondhoreca wordt toegepast wanneer er sprake is van een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant (horeca zoals genoemd in de begripsomschrijving onder categorie 1 en 2).

De bestemming Horeca - Dag is toegepast op Canterlandseweg 8 in Gytsjerk. De bestemming Horeca - dag en avondhoreca is toegepast op Nieuwe Straatweg 2 in Gytsjerk en op Dokter Kijlstraweg 93 in Mûnein.

 

- Maatschappelijk - Begraafplaats -

De gronden rondom de kerk aan de canterlandseweg zijn bestemd als begraafplaats.

 

- Maatschappelijk - Onderwijs -

Deze bestemming is van toepassing op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang en is gelegd op de openbare basisschool Mounewei 32 en in Gytsjerk op de christelijke basisschool Simke Kloostermanstraat 44 en de openbare school aan de Doctor O. Postmastrjitte 6.

 

- Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie

Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bebouwing ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en levensbeschouwelijke voorzieningen. De bestemming is toegepast op de kerk in Gytsjerk (Canterlandseweg). Daarnaast is deze bestemming van toepassing op Simke Kloostermanstraat 6 (bibliotheek). In Mûnein is deze bestemming toegepast op het dorpshuis Mounewei 1.

 

- Natuur

Deze bestemming komt binnen het plangebied alleen voor op een perceel grond ten zuiden van de voormalige zuivelfabriek en is bestemd voor o.a. water, moeras en rietland en voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden.

 

- Recreatie - Haven

Deze bestemming is bedoeld voor een haven en is toegepast op het haventje aan de Rinia van Nautaweg.

 

- Sport

De bestemming Sport heeft betrekking op het zwembad en het sportlokaal aan de Dr. O. Postmastrjitte en de ijsbaan. De ijsbaan krijgt daarnaast de aanduiding evenemententerrein.

 

Evenementen (algemeen)

Veelal is er voor een evenement een vergunning nodig op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De vergunning op basis van de APV heeft betrekking op openbare orde en veiligheid. De APV vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid.

 

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in diverse uitspraken hierover het volgende opgemerkt:

“Het ligt op de weg van de planwetgever om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient de planwetgever omtrent onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, voorschriften op te stellen voor zover dat vanuit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling en afweging is een andere dan die op grond waarvan in een concreet geval voor een evenement al dan niet toestemming of een vergunning wordt verleend.”

 

Hierbij gaat het o.a. om de volgende aspecten:

 

Evenementenbeleid

In 2017 heeft de gemeenteraad het evenementenbeleid “regels om te feesten” vastgesteld. In dit beleid is al melding gemaakt van de hierboven genoemde jurisprudentie en wetgevingspraktijk.

 

In dit beleid is gesignaleerd dat op dit moment de meeste bestemmingsplannen niet beschikken over een planologische evenementenregeling. Om een dergelijke regeling op te kunnen nemen in het bestemmingsplan moet de centrale vraag worden beantwoord of sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het bestemmingsplan moeten -zo staat in het evenementenbeleid - dan in ieder geval de volgende zaken worden vastgelegd:
- het aantal toegestane evenementen per jaar;
- het soort evenementen;
- de omvang van de evenementen;
- de maximale bezoekersaantallen;
- de (eind)tijden.

Om een dergelijke regeling op te kunnen nemen moet de geluidsoverlast, de verkeersstromen en de parkeerdruk worden onderzocht. Het is mogelijk om een planologische evenementenregeling voor de gehele gemeente via één
zgn. ‘paraplu-bestemmingsplan’ te regelen. Gelet op de te verrichten onderzoeken, op te stellen regeling en het feit dat deze regeling dan voor het gehele grondgebied moet gaan gelden in combinatie met de wettelijk verplichte bestemmingsplanprocedure is de verwachting dat deze regeling dan ongeveer in werking treedt op het moment dat de Omgevingswet van kracht wordt (zoals het nu lijkt 2019). Aangezien de Omgevingswet al de verplichting brengt om bepaalde onderdelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening te integreren in het Omgevingsplan, waaronder de evenementen, is er voor gekozen om dit onderwerp te betrekken bij de toekomstige omgevingsplannen. Dan kan in één keer een integrale regeling worden opgesteld. Tot dan kunnen waar nodig evenementen planologisch worden geregeld via een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.

 

Met het uitstellen van de Omgevingswet is het planologisch evenementenbeleid ook naar voren geschoven. Mee naar aanleiding van een op het bestemmingsplan Gytsjerk-Mûnein ingediende zienswijze en vanwege de aanwezigheid van een breder te gebruiken evenementenlocatie in dit plangebied, is de gemeente genoodzaakt om nu toch een planologische regeling voor evenementen in dit bestemmingsplan op te nemen. Dat zou ook een afwijkingsbevoegdheid kunnen zijn (in die zin dat met een omgevingsvergunning een evenement kan worden toegestaan) maar dan moeten de ruimtelijke consequenties (o.a. de gevolgen van de geluidsbelasting en het parkeren) van dit vergunningenstelsel wel in het moederplan zijn afgewogen (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2015, 201401956/1/R4). Dit onderzoek kan niet geheel worden doorgeschoven naar het moment waarop de omgevingsvergunning wordt verleend. Een andere mogelijkheid is om in het bestemmingsplan een regeling voor evenementen op te nemen.

 

Bij het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan zal een evenwicht moeten worden gezocht tussen de wens om in het dorp evenementen te organiseren en de bescherming van een goed woon- en leefklimaat. Daarbij gaat het niet alleen om de bestaande woonbebouwing maar ook de nieuw te bouwen woningen in de omgeving van deze locatie. Ook hier zal bij het opnemen van een evenementenregeling in dit bestemmingsplan rekening mee moeten worden gehouden. Verder ligt de positie van een tent min of meer vast. Het terrein is niet alleen bedoeld om evenementen te organiseren maar het is ook een ijsbaan. Dat betekent dat er een waterdichte leemlaag onder dit gebied ligt. Deze leemlaag mag niet met tijdelijke palen ed. worden doorboord want dan raakt de ijsbaan lek. Daarom zijn er permanente bevestigingspunten aangebracht die dienen ter bevestiging van tijdelijke bouwwerken als bijvoorbeeld een feesttent.

 

In het evenementenbeleid is onderscheid gemaakt in:

 

Niet of nauwelijks belastende (kleine) evenementen
Deze evenementen zijn gering van omvang en hebben weinig geluidsproductie en vinden meestal overdag plaats. De diversiteit van deze evenementen is groot en het betreft vaak (eenmalige) activiteiten waarvan eventuele overlast geaccepteerd wordt bijvoorbeeld buurtfeestjes, barbecues, schoolfeesten of activiteiten zonder versterkte muziek of omroep.

 

Belastende (grote) evenementen
Het evenementenbeleid bevat hiervoor een puntenstelsel. Per bevestigend antwoord is de score 1 punt voor de eerste vier vragen en 2 punten bij de laatste twee vragen en bij meer dan 2 punten is er volgens het evenementenbeleid sprake van een belastend element.

 

  1. Bedraagt het aantal te verwachten bezoekers meer dan 500 op enig moment?

  2. Overschrijdt de geluidsproductie van het evenementen een geluidsniveau van 70dB(A) of meer?

  3. Is de duur van het evenement langer dan 6 uur op één locatie en/of het evenement duurt voort tot na 20.00 uur?

  4. Is de omvang van de benodigde openbare ruimte zodanig dat het evenement invloed heeft op het verkeer, omdat de organisatie één of meer wegen nodig heeft, of voor het evenement zelf, of voor de aan- en afvoer van bezoekers;

  5. Zijn er risicoaspecten ten aanzien van de volksgezondheid in het geding, bijv. overmatig alcoholgebruik of gebruik van drugs (2 punten).

  6. Is er kans op verstoring van de openbare orde (2 punten).

 

Op het gebied van geluid wordt in den lande meestal aansluiting gezocht bij de Nota Limburg van de inspectie Milieuhygiëne Limburg. Uitgangspunt voor de normstelling is de bescherming van de binnenruimte van geluidsgevoelige objecten tegen geluidshinder. Gedurende de dag- en avondperiode mag het geluidsniveau ten gevolge van een evenement in de woning (bij gesloten ramen en deuren) niet hoger zijn dan 50dB(A). Dan blijft in de woning sprake van spraakverstaanbaarheid. In de nachtperiode (na 23:00 uur en op vrijdag en zaterdag na 24:00 uur) dient de geluidsbelasting lager te zijn omdat veel mensen ook bij geringe verstaanbaarheid van geluid slaapproblemen ondervinden.

 

In de gemeentelijke beleidsnotitie “ruimte om te feesten” staat dat per tent- en of schuurfeest wordt bekeken welke geluidsnormen kunnen worden opgelegd. Volgens dit beleid wordt er geen algemene geluidsnorm voor alle evenementen gehanteerd. Het stellen van een norm voor geluid is namelijk afhankelijk van vele aspecten en kan dus niet zonder meer gelden voor alle evenementen. De locatie van een evenement, klachten uit voorgaande jaren, de duur van het evenement en geluidmetingen uit voorgaande jaren zijn enkele voorbeelden van relevante aspecten voor de bepaling van een geluidsnorm. Na afloop van het evenement wordt de organisatie benaderd en eventueel omwonenden om het verloop van het evenement te evalueren. Deze werkwijze is begrijpelijk maar is voor het opstellen van eenduidige regels in een bestemmingsplan niet toepasbaar.

 

Voor evenementen in de openbare ruimte met aanmerkelijke geluidsproductie bevat de evenementennota wel geluidsnormen. Gemeten op de dichtstbijzijnde gevel mag de geluidsproductie maximaal 80 dB(A) zijn en de geluidsnorm voor de tonen in het lage spectrum is voorlopig op 95 dB(C) gesteld. Bij het stellen van deze normen is o.a. verwezen naar een aantal grotere gemeenten. De eerlijkheid gebied te zeggen, dat sinds evenementen planologisch geregeld moeten worden er veel jurisprudentie op het gebied van geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verschenen en dat veel gemeenten het evenementen- en geluidsbeleid hebben aangepast en inmiddels strengere normen hanteren.

 

 

De regeling in het bestemmingsplan

In het ontwerp bestemmingsplan heeft de ijsbaan per abuis de bestemming “groen-groenvoorziening” gekregen met de functie-aanduiding ijsbaan. Dit wordt bij de vaststelling van het bestemmingsplan hersteld. De bestemming wordt (weer) “Sport”. Daarmee is het sportief en recreatief gebruik van het terrein toegestaan. Dit gebruik vindt hoofdzakelijk in de dagperiode plaats waarbij geen muziek ten gehore wordt gebracht. Wanneer bij het sportieve of recreatieve gebruik wel sprake is van versterkte muziek (bv. wanneer de ijsbaan open kan) dan heeft de muziek een ondergeschikte functie. Wel kan hiervoor een geluidsgrens in de planregels worden opgenomen.

 

Een sportieve of recreatieve gebeurtenis kan onder sommige omstandigheden ook worden aangemerkt als een evenement (of worden gevolgd door een evenement). Daarnaast wordt het terrein ook voor evenementen als een tentfeest of muziekevenement (bv. Tryns Rock) gebruikt. Daarom is het nodig om het perceel de aanduiding “evenemententerrein” te geven en in de bestemmingsomschrijving ook dit gebruik op te nemen. In de begripsbepalingen wordt de betekenis van evenementen gegeven:

 

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

 

Niet alle evenementen zullen eenzelfde hinderbeleving opleveren. Daarom is er reden om de mate van hinder te classificeren en de evenementen onder te verdelen in categorieën. De hoogte van de geluidsimmissie ter plaatse van de woning (de geluidsbelasting op de gevel) bepaalt of hinder optreedt in de woningen. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

 

Op basis van deze uitgangspunten is tot de volgende planologische categorie-indeling van evenementen gekomen:

 

Categorie 1:

Evenementen categorie 1 zijn evenementen waarbij geen geluidshinder optreedt. Om dit te garanderen mag de geluidsimmissie ter plaatse van (aanwezige) woningen en andere geluidgevoelige functies niet meer bedragen dan 60 dB(A). Daarbij moet gedacht worden aan:

evenementen waarbij geen geluidsemissie plaatsvindt omdat er geen versterkte of onversterkte geluidsbronnen bij aanwezig zijn;

evenementen met geluidsbronnen met een maximale geluidsimmissie van 60 dB(A) ter plaatse van de gevel van woningen.

 

Categorie 2:

Evenementen categorie 2 zijn evenementen die geluidsimmissie opleveren tot ten hoogste 75 dB(A) respectievelijk 90 dB(C). Bij deze evenementen kan door het gebruik van geluidsbronnen dus geluidshinder optreden. Door 75 dB(A) voor het gewogen geluidspectrum en 90 dB(C) voor de lage tonen als maximum te stellen kan, in combinatie met een beperkte duur en tijdstippen, deze overlast worden gereguleerd.

 

Categorie 3:

Evenementen categorie 3 zijn evenementen met uitzonderlijke geluidsimmissie. Hiervoor geldt een maximum aantal, maximum duur en tijdstippen. Uit onderzoek is gebleken dat de geluidsimmissie van deze evenementen hoger kan zijn 75 dB(A) en 90 dB(C). Dat geldt dan met name voor de immissie op het nog te realiseren gebouw bij de ijsbaan. Een meting heeft aangetoond dat de geluidsimmissie op deze plaats tussen de 74 dB(A) en max. 79 dB(A) bedraagt. Voor de lagere tonen lag de immissie tussen de 90 dB(C) en de 95 dB(C).

 

Zolang hier nog geen geluidgevoelige functie is, is de immissie op dit punt niet relevant. Omdat dit bestemmingsplan wel in de bouw van een centrumgebouw voorziet, is het toch belangrijk om normen op te nemen. Rondom dit gebouw is een “overige zone- hogere geluidsbelasting evenementen” opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat het een nieuw gebouw betreft waarbij de geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructie 20 dB moet bedragen (Bouwbesluit). Verder is rekening gehouden met het belang dat deze lokale evenementen heeft voor de “Mienskip”. Dergelijke feesten dragen bij aan de cohesie van een dorp of streek waardoor hogere geluidsniveaus eerder worden aanvaard. Wel is er een beperking in tijdsduur en tijd in de regeling ingebouwd en is de geluidsnorm t.o.v. het evenementenbeleid vanwege een goed woon- en leefklimaat tot 93 dB(C) verlaagd. Zo kan het bijvoorbeeld nodig zijn om voor een evenement het geluid in het dB(C) spectrum af te filteren om aan de in het bestemmingsplan opgenomen geluidsnorm te voldoen.

 

Met de aangepaste normstelling voor geluid, het beperkte aantal dagen en de beperkte tijdsduur en het opnemen van een immissienorm voor dB(A) en dB(C) voor het geluid kan een goed woon- en leefklimaat ook op deze locatie worden geborgd. Dat op enig moment geluidsoverlast kan worden ondervonden is daarmee afgewogen tegen het belang van dit evenement. Wanneer gemeentebreed evenementenbeleid wordt opgesteld, zal ook hier een balans moeten worden gezocht. Dit soort lokale evenementen vinden meestal in het hart van het dorp plaats.

 

Met het stellen van een maximaal gelijktijdig bezoekersaantal is de omvang van het evenement begrensd. Er is geen norm voor parkeren opgenomen omdat de bezoekers uit eigen dorp of directe omgeving komen en de auto meestal niet het vervoermiddel is. Er is overigens ruimte voor parkeren in de directe omgeving en het parkeren heeft nooit tot overlast geleid.

 

Met deze overwegingen is tot de volgende planregeling gekomen:

 

De gronden hebben de aanduiding “evenemententerrein” gekregen. Ook de artikelen “begrippen” en “de wijze van meten” zijn aangevuld.

 

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

 

Het gebruik van de bouwwerken en gronden voor de in lid 25.1 onder B genoemde evenementen tenzij de gronden zijn aangeduid als “evenemententerrein”, met dien verstande dat onder de hierna genoemde voorwaarden in een kalenderjaar de volgende evenementen zijn toegestaan:

  1. Maximaal 20 evenementendagen in categorie 1 die beginnen na 08:00 uur en eindigen voor 22:00 uur of op een zondag te beginnen na 13:00 uur en eindigend voor 22:00 uur;

  2. Maximaal 5 evenementendagen in categorie 1 of 2 die beginnen na 08:00 uur en eindigen voor 23:00 uur of op een zondag te beginnen na 13:00 uur en eindigend voor 23:00 uur. Op 2 van deze evenementendagen mag op een vrijdag, zaterdag of dag voorafgaand aan een officiële feestdag 24:00 uur als eindtijd worden aangehouden;

  3. Maximaal 5 evenementendagen in categorie 3 die beginnen na 14:00 uur en eindigen voor 23:00 uur of op een zondag beginnen na 13:00 uur en eindigen voor 23:00 uur. Op 4 van deze evenementendagen mag, wanneer de evenementendag is begonnen op een vrijdag, zaterdag of dag voorafgaand aan een officiële feestdag, 02:00 uur als eindtijd worden aangehouden.

  4. Onder een evenementendag wordt niet verstaan het opbouwen en afbreken van het evenement en het testen van het geluid;

  5. Het aantal bezoekers dat op een evenementendag gelijktijdig aanwezig is bedraagt ten hoogste 1.000. Op 2 evenementendagen per kalenderjaar mag dit aantal ten hoogste 1.300 bedragen;

  6. De geluidsbelasting op woningen en andere geluidgevoelige functies vanwege evenementen mag niet meer bedragen dan:

  7. Voor evenementen in categorie 1: 60 dB(A);

  8. Voor evenementen in categorie 2: 75 dB(A) respectievelijk 90 d(B)C;

  9. Voor evenementen in categorie 3: 75 dB(A) respectievelijk 90 d(B)C, met dien verstande dat voor aanwezige woningen ter plaatse van de aanduiding “overige zone-hogere geluidsbelasting evenementen” een geluidsbelasting van 80 dB(A) respectievelijk 93 dB(C) is toegestaan voor ten hoogste 4 aaneengesloten uren per evenementendag, welk tijdvak moet eindigen voor 01:00 uur;

 

 

- Tuin

Om het onbebouwde karakter van voor- en bepalende zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden.

Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan de op de gegroeide praktijk. Terwille van een zekere flexibiliteit mag een woning binnen deze bestemming wel uitbreiden met een erker of voorportaal. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod. Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel of iets dergelijks van geringe omvang wordt gebouwd. Daarnaast is het via afwijking mogelijk om een deel van de woning in de tuinbestemming te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheid zal dan altijd toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de diverse woonbestemmingen om bouwen van de woning buiten het bouwvlak toe te staan.

 

 

- Verkeer - Ontsluitingswegen

Binnen deze bestemming staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruispunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontsluitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Er is geen regeling voor het bouwen van infrastructurele of openbare voorzieningen opgenomen omdat dit al via het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij kan worden geregeld.

 

- Verkeer - Verblijf

De gronden die deze bestemming hebben zijn met name de openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Groenvoorzieningen (bermen, overhoeken) en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.

 

- Water -

Deze bestemming is bedoeld voor waterpartijen van enige omvang.

 

- Wonen -

Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:

 

Type woning

Goothoogte

Bouwhoogte

Vrijstaande woningen 1 (W-V1)

4

10

Vrijstaande woningen 2 (W-V2)

8

12

Vrijstaande woningen 3 (W-V3)

4

4

Twee onder één kap 1(W-T1)

4

10

Twee onder één kap 2 (W-T2)

8

12

Rijenbouw 1 (W-R1)

4

10

Rijenbouw 2 (W-R2)

8

12

 

Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld.

 

De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd.

 

Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.

 

Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.

 

Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.

Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.

 

Om enige flexibiliteit te creëren zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:

Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.

 

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.

 

Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.

 

- wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen -

Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies.

 

- wonen - Woongebouw

Deze bestemming is bedoeld voor een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Deze bestemming is van toepassing op flats, appartementencomplexen e.d. In het voorliggende bestemmingsplan is deze bestemming toegepast op de gestapelde woningbouw Sjoerdahiem aan de Nieuwe Straatweg.

 

 

6.3.3 Dubbelbestemmingen

 

- Leiding - Gas, - Leiding - Riool, - Leiding Water

De voor respectievelijk 'Leiding - Gas', 'Leiding - Riool', en 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: respectievelijk een ondergrondse hogedruk (aard)gastransportleiding, een rioolpersleiding, een hoofdwaterleiding. Alledrie met de daarbij behorende belemmeringenstrook en de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

- Waarde Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. In het voorliggende plan is deze dubbelbestemming gelegd op de begraafplats bij de kerk aan de Canterlandseweg.

 

- Waarde - Landschap (Woudenlandschap) -

Voor een aantal onderdelen van het plangebied geldt deze dubbelbestemming die bedoeld is voor de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap, en meer specifiek, het coulissenlandschap. Met name het instandhouden van kenmerkende houtsingels is een belangrijk uitgangspunt.

Er is een landschaps- en natuurwaardenkaart opgesteld en als bijlage aan de planregels gekoppeld. Onderstaande tekst hoort bij deze kaart.

De houtsingels met een landschappelijke waarde (rood aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart) zijn op de planverbeelding voorzien van een aanduiding waarbinnen het niet toegestaan is om de verkavelingsstructuur te wijzigen. Onder wijziging van de verkavelingsstructuur moet worden verstaan het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels. Dit mag niet vanwege de landschappelijke waarden die zijn gelegen in de verkavelingsstructuur. Slechts na verwijdering van de aanduiding door wijziging van het bestemmingsplan kunnen er houtsingels gerooid worden c.q. sloten gedempt worden.

 

Voor houtsingels die met groen zijn aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart geldt een iets lichter beschermingsregime. Deze singels zijn niet voorzien van een specifieke aanduiding. Het is daarom mogelijk om hier de verkavelingsstructuur te wijzigen indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning voor het uitwerken van een werk of werkzaamheden verleent.

 

Indien er sprake is van een houtsingel die niet is opgenomen op de landschaps- en natuurwaardenkaart, dan is op basis van het bestemmingsplan geen toestemming nodig voor het rooien van houtsingels. Wel kan het zijn dat de kapvergunningop basis van de Algemene Plaatselijke Verordening dan nog nodig is.

 

Overigens is het binnen de dubbelbestemming, zonder nadere vergunningverlening, voor alle houtsingelscategoriën bij recht toegestaan om ontsluiting van bouwpercelen te creëren

 

 

6.4 Algemene regels

 

In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.

 

- Anti-dubbeltelregel-

De regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regeld dat grond niet twee kaar mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.

 

- Algemene bouwregels -

Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens ishierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.

 

- Algemene gebruiksregels -

Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.

 

- Algemene aanduidingsregels -

Onder de algemene aanduidingsregels is de veiligheidszone - externe veiligheid opgenomen. De functie van deze gebiedsaanduiding is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie. In het voorliggende bestemmingsplan is deze aanduiding opgenomen rondom het benzinestation aan de Trynwâldsterdyk.

 

- Algemene afwijkingsregels -

In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.

 

- Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren

Door een wijziging in de wetgeving kan voor bestemmingsplannen geen rekening meer worden gehouden met een gemeentelijke bouwverordening. Dit leidde ertoe dat wanneer het bestemmingsplan zelf geen parkeernormen bevat en het overgangsrecht niet van toepassing is, het niet mogelijk is dat een omgevingsvergunning wordt getoetst aan door de raad vastgestelde parkeernormen. Tot 1 juli 2018 was voorzien in een overgangssituatie voor bestemmingsplannen die uiterlijk op 29 november 2014 waren vastgesteld. Dit betekent dat na 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking verliezen. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag om een omgevings- vergunning aan te toetsen. Om die reden is het nodig om de parkeernormen op te nemen in bestemmingsplannen. Daartoe is dit artikel opgenomen en is aan de artikelen die algemene criteria bevatten het volgende criterium toegevoegd: en mits er sprake is van:

voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.

 

- Algemene wijzigingsregels -

In dit artikel wordt het aanbrengen van diverse dubbelbestemmingen mogelijk gemaakt.

 

- Overige regels -

In dit artikel is de verwijzingsregeling opgenomen. Indien gewijzigd wordt naar een bestemming die niet direct in de bestemmingsplanregels is opgenomen dan gelden de regels zoals in de bijlage bij de planregels opgenomen.

 

 

6.5 Overgangs- en slotregels

 

In hoofdstuk 4 van de bestemmingsplanregels staan de Overgangs- en slotregels.

 

- Overgangsrecht -

Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.

 

- Slotregel -

In de slotregel wordt aangegeven op weke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

 

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

7.1 Economisch

 

Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid van het plan, door middel van een cijfermatige opzet, is voor dit plan niet aan de orde. Het plan is een actualisering van bestaande regelgeving en daarmee in hoofdzaak een conserverend plan.

 

Exploitatieplan

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. Hiermee beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

 

Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.

 

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

 

Bij het project voor vervangende nieuwbouw aan de dr. Kijlstraweg 15 t/m 45 in Mûnein is de gemeente financieel niet betrokken. De gemeente sluiit een planschade-overeenkomst met de initiatiefnemer.

 

Het bestemmingsplan bevat geen wijzigingsmogelijkheden die ontwikkelingen mogelijk maken. Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.

 

 

7.2 Maatschappelijk

 

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Vanaf 23 april 2021 tot en met 3 juni 2021 heeft het ontwerp plan ter inzage gelegen. Er zijn 11 zienswijzen ingediend. Er is een notitie zienswijzen opgesteld die de geanonimiseerde zienswijzen inclusief een beoordeling op de ingediende zienswijzen bevat. De raad heeft de zienswijzen en deze notitie bij de besluitvorming betrokken. De notitie en het raadsbesluit zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

 

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

 

 

8.1 Inspraak

 

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 21 maart tot 2 mei 2019. Er zijn twee inspraakreacties ingediend. Eén reactie heeft betrekking op het gasontvangststation aan de Trynwâldsterdyk. De andere reactie heeft betrekking op een herbouwmogelijkheid van bijgebouwen bij een woning. Op 20 augustus 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg vastgesteld (bijlage 6). De gemeentraad heeft op 19 september 2019 de inspraak- en ovelegnotitie ter informatie gehad.

 

8.2 Overleg

 

Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft geleid tot twee overlegreacties, te weten van respectievelijk provincie Fryslân en wetterskip Fryslân. De opmerkingen die zijn gemaakt, zijn verwerkt in het ter visie gelegde ontwerp-plan.