direct naar inhoud van Regels

Tytsjerk - noord 2018

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.06BPIII-vg01
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting

 

Inhoudsopgave

 

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Plangebied

1.3 Planinhoud

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van Tytsjerk

2.2 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling Park Vijversburg

2.3 Functies binnen het plangebied

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.2 Provinciaal beleid

3.3 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

4.2.2 Cultuurhistorie

4.3 Bodem

4.4 Watertoets

4.5 Geluid

4.6 Externe veiligheid

4.7 Luchtkwaliteit

4.8 Leidingen

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

5.2 Bestemmingen

5.2.1 Enkelbestemmingen

5.2.2 Dubbelbestemming

5.3 Algemene regelingen en bepalingen

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economisch

6.2 Maatschappelijk

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

 

In de Wro is een wettelijke verplichting opgenomen om de bestemmingsplannen en beheersverordeningen binnen 10 jaar na vaststelling te actualiseren. Om die reden is in 2013 een groot gedeelte van het bestemmingsplan "Tytsjerk 2002" geactualiseerd door vaststelling van de beheersverordening "Tytsjerk dorp". Echter, de beperkte flexibliteitsmogelijkheden van een beheersverordening maakt dat het nodig is de beheersverordening te laten vervangen door een rechtszeker en flexibel bestemmingsplan. Daarbij wordt dan de gedeeltelijke herziening van de twee nog oudere aangrenzende bestemmingsplannen meegenomen. Op die manier ontstaat voor Tytsjerk-noord en landgoed "Park Vijversburg" een actueel planologisch kader.

 

Het dorp heeft een dorpsvisie opgesteld en begin 2018 aangeboden aan de gemeente. Aan de orde komen de thema's die ruimtelijk relevant zijn en dusdanig in ontwikkeling zijn dat ze geregeld kunnen worden in het bestemmingsplan.

 

1.2 Plangebied

 [image]

 

 

 

Plangebied bestemmingsplan Tytsjerk noord

 

Het plan heeft betrekking op het deel van het dorp ten noorden van de spoorlijn Leeuwarden - Groningen inclusief "Park Vijversburg" en de daarbij behorende overtuin. De ligging en de begrenzing van het plangebied zijn te zien in bovenstaand figuur. Binnen dit plangebied gelden vooralsnog de volgende planologisch-juridische kaders: beheersverordening "Tytsjerk dorp" voor het dorp, bestemmingsplan "Tytsjerk 2002" voor landgoed "Park Vijversburg" en bestemmingsplan "Buitengebied 1997" voor de bij het park behorende overtuin.

 

Het plangebied "Tytsjerk - noord" wordt aan de noordzijde hoofdzakelijk begrensd door de Rijksstraatweg. Een uitzondering hierop is de overtuin ten noorden van de Rijksstraatweg. De oost- en westzijde van het plan vindt haar begrenzing in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" en de zuidzijde van het bestemmingsplan wordt begrensd door de spoorlijn Leeuwarden - Groningen.

 

1.3 Planinhoud

 

Het plan is conserverend van karakter. Uitgangspunt is de bestaande bebouwing en functies te handhaven. Binnen de regels in dit bestemmingsplan is een zekere uitbreiding van bebouwing en functieverandering mogelijk.

 

Er is een aantal ontwikkelingen die op dit moment nog niet zo ver zijn, dat ze opgenomen kunnen worden in het ontwerp. Deze ontwikkelingen worden beschreven in de paragraaf 2.3 'Functies binnen het plangebied'.

 

Momenteel is een nieuwe wet ter vervanging van o.a. de Wro in voorbereiding. In deze Omgevingswet komt het bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd nl. het omgevingsplan.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van "een goede ruimtelijke ordening" tot "een goede fysieke leefomgeving”.

Het streven van de regering is dat de Omgevingswet in 2021 in werking treedt. De dan geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.

Bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor Tytsjerk willen we zo veel mogelijk anticiperen op de nieuwe planvorm.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

 

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van Tytsjerk

 

Tytsjerk is een streekdorp dat is ontstaan in de late Middeleeuwen. Het dorp bezat net als de andere dorpen in de noordwestelijke hoek van Tytsjerksteradiel een losse bebouwing aan of nabij de weg die van Toutenburg aan het einde van de Zwarteweg naar Suwâld liep. Bij de driesprong van de Zomerweg – waar ook de kerk in de buurt staat – en zuidelijker was meer concentratie in de bebouwing te vinden. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1718 is ook te zien dat Tytsjerk aan de westzijde werd begrensd door een aantal plassen, zandingen.

 

 [image]

Schotanus atlas 1718

 

De Tegenwoordige Staat van Friesland vermeldde over Tytsjerk: ‘Dit dorp ligt in ’t midden der wateren, die hier alle kanten samenvloeien. De Kerk, met een kloktoren voorzien, staat ten Zuiden van den rydweg, naar Groningen. Eertyds plag deeze weg met een groote bogt, tot omtrent halfweg Zuwoude, en van daar naar Hardegaryper Kerk te loopen, dat een grooten omweg maakte. […] Aan ’t einde van de Zwarteweg liggen eenige aangenaame buitenplaatsen, als Haanenburg enz., die ook inzonderheid hier door vermaakelyk zyn, om dat men thans zo gemakkelyk tot dezelve van Leeuwarden kan komen, nu, de weleer zo gebrekkige, en by kwaad weder byna onbruikbaare Zwarteweg, zwaar is bepuind en steeds bruikbaar wordt gehouden. Het land is meest laag, en door hetzelve loopt in ’t Westen ’t Ouddeel: by de kerk staan weinige huizen.’

 

Van de kaart in de Eekhoff-atlas uit 1849 blijkt dat bij de kerk juist bebouwingsconcentratie is ontstaan. De kerk is in 1892 geheel vernieuwd tot een kruiskerk in neorenaissance vormen naar ontwerp van W.C. de Groot die in 1905 ook de toren verving. Tytsjerk is verder vooral in het noorden ontwikkeld, wat is begonnen dankzij de halte in de spoorlijn Leeuwarden- Groningen uit 1866.

 

 [image]

Atlas Eekhoff 1849

 

Vanaf de jaren zestig is ten noorden van de spoorlijn en ten zuiden van het buiten Vijversburg, die eigenlijk tot het dorp Ryptsjerk behoren, een omvangrijke forensenwijk ontstaan. Recent kwam ook weer woningbouw tot stand ten zuiden van het spoor.[image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Topografische kaart ca. 2005

 

 

 

2.2 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling Park Vijversburg

 

Het van oorsprong 16e eeuwse boerenerf dat uiteindelijk uitgroeide tot Park Vijversburg vormde één van de vele bezittingen van de families Looxma en Ypeij. Door deze families groeide Vijversburg in de 19e eeuw uit tot een voorname buitenplaats. Bij het overlijden van de laatste telg uit de famillie werden de bezittingen ondergebracht in de Stichting op Toutenburg die Vijversburg sindsdien beheert en als wandelpark openstelt voor publiek.

Voor een uitgebreide omschrijving van de onstaansgeschiedenis wordt hier volstaan met een verwijziging naar de Cultuurhistorische waardestelling en visie die als bijlage bij de toelichting is opgenomen (bijlage 1).

 

In 1991 is Buitenplaats Vijversburg door de Rijksoverheid ingeschreven in het register als beschermd monument. Daartoe zijn de volgende complexonderdelen aangewezen: hoofdgebouw (Huis Vijversburg), historische tuin- en parkaanleg, oostelijk en westelijk bouwhuis, toegangshek, diverse bruggen, oranjerie, tuinkoepel, tuinhuisje, tuinhuis annex grot, hermitage annex hondehokken en rotspartijen, achtzijdige houten tuinkoepel, voliere, vaas op sokkel, tuinbeeld, zonnewijzer en kapschuur.

 

Park Vijversburg wil uitgroeien tot een cultuurpark met een bovenregionale waarde, enerzijds door de recreatieve aantrekkelijkheid te vergroten en anderzijds door ruimte te bieden voor kunst- en cultuuruitingen in een inspirerende omgeving. In een eerste fase van deze ontwikkeling zijn een nieuw parkeerterrein en overtuin aangelegd en zijn aanpassingen in het oude park gedaan. Na verdere uitwerking van de visie op het park is vorm gegeven aan de tweede fase. Deze fase is ook uitgevoerd en bestaat uit het uitbreiden van het landgoed met nieuwe parkdelen, nl. het Ooievaarsnest, het Vierkant en het Kleine Weiland (totaal 15 ha).

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ruimtelijke opbouw uitbreiding Park Vijversburg

 

Daarnaast is in het bestaande park een nieuw bezoekerscentrum gebouwd, is de historische villa gerestaureerd, is een podium aangelegd en is een parktoilet gebouwd.

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overzicht aanpassingen in bestaande park

 

Bovenstaande ontwikkelingen zijn destijds toegestaan op grond van de halverwege 2013 verleende uitgebreide omgevingsvergunning. In dit bestemmingsplan zijn de inmiddels reeds gerealiseerde ontwikkelingen vastgelegd.

 

2.3 Functies binnen het plangebied

 

Het grootste deel van Tytsjerk - noord heeft een woonfunctie. Verspreid binnen de gebieden met een overwegende woonfunctie komen enkele bijzondere functies voor. Het gaat daarbij onder meer om scholen, een sportvoorziening, enkele bedrijven en kantoren, dorpshuis yn 'e Mande en Park Vijversburg.

 

Ontwikkeling scholen

De twee scholen in Tytsjerk gaan fuseren. Vanuit het dorp is de voorkeur om een sterke samenwerkingsschool te koppelen aan andere functies zoals kinderopvang, faciliteiten voor bewoners et cetera. Er zijn vier opties bekeken: nieuwbouw op de huidige locatie van de Master Fennemaskoalle, verbouw op de huidige locatie van de Master Fennemaskoalle, nieuwbouw op de sportvelden van Tytsjerk en verbouw van dorpshuis Yn 'e Mande. Op dit moment is nog geen keuze gemaakt. Daarom zijn de huidige bestemmingen van de locaties opgenomen. Als de schoollocaties vrijkomen dan kan door middel van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden de bestemming gewijzigd worden met een aparte wijzigingsprocedure. Deze wijzigingsbevoedgheden worden in het algemeen opgenomen in deze bestemmingen.

Voor de verbouw van Yn 'e Mande en de huidige school is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding Maatschappelijk onderwijs of Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en religie aan te brengen. Daarmee zou een eventuele verbreding van activiteiten mogelijk zijn met een wijzigingsplan als het bouwkundig plan ook binnen de regels past.

Voor nieuwbouw op het sportveld zijn op dit moment nog geen wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

De keuze van de locatie is bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan nog niet duidelijk en daarom zijn de huidige bestemmingen gehandhaafd en zijn er geen wijzigingsbevoegdheden aangepast of toegevoegd.

 

Jachtfjild/Klaverkamp

Op de hoek Jachtfjild/Klaverkamp is op het zuidelijke deel een bedrijf gevestigd. Deze heeft het voornemen om te verhuizen. Het noordelijke deel is nu groen. Er is een initiatief aangedragen om het huidige gebouw te slopen en een appartementencomplex te realiseren. De initiatiefnemer heeft een informatieavond georganiseerd. Als het plan wordt ingediend door de initiatiefnemer dan zal de gemeente het plan beoordelen. Hierbij worden de reacties die zijn gegeven op het initiatief, betrokken. Als ingestemd wordt met het verzoek om een appartementencomplex te realiseren dan zal hiervoor een apart bestemmingsplan worden opgesteld. Als niet ingestemd wordt met het initiatief dan houden de percelen deze bestemmingen.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

 

De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.

 

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

 

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

 

 

Bij het inwerking treden van de nieuwe Omgevingswet in 2021 stelt het rijk één rijksvisie op de leefomgeving op: de Nationale Omgevingsvisie. Het ontwerp ligt van 20 augustus tot en met 30 september 2019 ter inzage.

 

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.

 

3.2 Provinciaal beleid

 

Streekplan

De provincie Fryslân heeft het Streekplan Fryslân 2007 ‘om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Met dit streekplan laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Zij wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.

 

In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.

De provincie gaat uit van een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit: stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar.

 

Tytsjerk is in het Streekplan aangeduid als “overige kern”. Voor de overige (kleine) kernen staat de provincie Fryslân een terughoudend woningbouwbeleid voor. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zeggen op de reële woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

 

Ruimte voor ontwikkeling voor lokale bedrijven in kleine kernen draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Deze ruimte biedt de provincie, primair binnen bestaand bebouwd gebied en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern. Hierbij streeft de provincie meer dan voorheen naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.

 

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.

In hoofdstuk 9 wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'.

Dit mondt uit in de benoeming van een achttal 'provinciale waarden'. De bij de structuurvisie behorende kaart geeft voor Tytsjerk het landschapstype 'woudontginning' en voor Park Vijversburg landschapstype 'bos'.

 

 [image]

(gedeelte van de 'grutsk op 'e romte' kaart)

 

Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

 

Provinciale verordening Romte 2014

In de provinciale verordening Ruimte ("Verordening Romte Fryslân", 2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen.

Geldend provinciaal beleid, zoals o.a. neergelegd in het Streekplan Fryslân, is in eerste instantie in de Verordening Romte Fryslân (2011) omgezet in algemeen geldende regels.

De verordening bevatte ondermeer regels over ‘zorgvuldig ruimtegebruik’, ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘wonen’, ‘werken en mobiliteit’ en ‘recreatie en toerisme’.

In de loop van 2013 heeft een evaluatie van de toepassing van de verordening plaatsgevonden. Tussen 2011 en 2014 is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld. Ook is er nieuw Rijksbeleid in werking getreden.

Gelet op het nieuwe provinciale en rijksbeleid en gelet op de resultaten van de evaluatie is de verordening in 2014 aangepast. In de toelichting op nieuwe verordening staat hierover o.a.:

“Deze wijziging is niet meer, zoals het geval was bij de verordening 2011, ‘beleidsneutraal’ verbonden aan het Streekplan Fryslân 2007. In de wijziging is nieuw tussentijds vastgesteld beleid van Provinciale Staten (grondgebonden veehouderij; ‘Grutsk op ‘e Romte') vertaald in regels in de verordening. Tegelijk met de verordening wordt nieuw beleid inzake intensieve veehouderij vastgesteld, alsmede de Nota Weidevogels. De aanpassing van de bepalingen inzake de recreatie leiden impliciet tot een nuancering van dat beleidsonderdeel van het streekplan. Ook zijn, anticiperend op het definitieve beleid inzake windturbines, enkele aanvullende bepalingen opgenomen inzake het opschalen van bestaande turbines.

De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening.”

 

Daarna is de verordening nog op onderdelen gewijzigd.

 

Voor het bestemmingsplan 'Tytsjerk - noord' vormt de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” met de daarna doorgevoerde wijzigingen een uitgangspunt. Onderhavig bestemmingsplan is in lijn met de verordening.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

Structuurvisie

De structuurvisie “Finster op romte” is in januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

 

In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende type kernen, met een verschillende aanpak:

 

Het beleid is op onderdelen voor grote kernen anders dan voor de kleine kernen. Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen moeten passen in aard en schaal van het landschap én van het dorp. Recreatieve voorzieningen met een grote verkeersaantrekkende werking worden geweerd.

 

In de drie grote kernen worden wonen, voorzieningen en werken geconcentreerd. Bundeling van deze functies maakt het voor ondernemers aantrekkelijker zich in Tytsjerksteradiel te vestigen. Anderzijds biedt het een geconcentreerd groot draagvlak aan voorzieningen, waardoor het aanbod en het kwaliteitsniveau hoog kunnen blijven.

De ingrepen en uitbreidingen zijn vanuit deze bundelingsgedachte gericht op de kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum.

 

Ontwikkelingsruimte in de kleine kernen is meer beperkt en richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De dorpen gaan niet op slot. Met name aan nieuwe woonvormen, woon-werk combinaties en aan kleinschalige bedrijvigheid zal meer ruimte worden geboden.

 

Woonvisie

De gemeentelijke woonvisie dateert uit 2010 en is destijds voor een periode van 10 jaar (tot 2020) als beleidskader door de gemeenteraad vastgesteld.

Voor Tytsjerk geeft de woonvisie aan dat vooral gebouwd zal worden binnen de bestaande dorpsbebouwing (inbreiding). Hierbij is kwaliteit en maatwerk belangrijk.

Er is al jaren een trend gaande van een toenemend aantal ouderen en gezinsverdunning.

De vraag naar zowel een koop- als een huurwoning was relatief hoger in de grote dorpen. Demografische voorspellingen lieten een trend zien waarbij de bevolkingsgroei op langere termijn maximaal stabiliseert. Aanleiding voor de gemeenteraad om in de kleinere dorpen geen extra plancapaciteit te realiseren buiten de al aangewezen planologische uitbreidingslocaties. Bovendien werd hiermee aansluiting gevonden op provinciaal beleid dat in hoofdlijn uitgaat van uitsluitend een stedelijke groei in de gemeentelijke regiokernen.

 

Ontwikkelingen tot 2016

In de periode na 2010 is de veronderstelde daling van het aantal inwoners van Tytsjerksteradiel al geleidelijk op gang gekomen.

Tegelijk bereikte de economische geldcrisis zijn hoogtepunt met als gevolg dat bouwend Nederland nagenoeg plat kwam te liggen.

Sneller dan verwacht, lijkt het tij in 2016 - en mogelijk de jaren daarna – echter te keren. Dankzij een ongekend laag rentepeil voor hypotheken en een dalende vraagprijs voor bestaande woningen, is de doorstroom weer op toeren geraakt. De vraag naar nieuwe woningen neemt daardoor ook toe maar er is geen duidelijk beeld welk integraal effect nieuwbouw heeft op de bestaande woningvoorraad.

 

De toestroom van migranten heeft ervoor gezorgd dat het asielzoekerscentrum in Burgum een maximum aan bewoners herbergt en er de komende jaren ruimte moet worden gevonden voor de zogenoemde statushouders.

Bij de vraag naar goedkope (huur)woningen lijkt er een toenemende spanning tussen vraag en aanbod. Corporaties mogen op basis van nieuwe wetgeving (2015) uitsluitend nog sociale huurwoningen bouwen en (passend) toewijzen aan mensen met een evenredig (laag) inkomen.

 

Ontwikkelingen na 2016

De komende jaren zal moeten blijken in hoeverre het bestaande marktaanbod aansluit bij de feitelijke behoefte. Deze uitkomsten zijn mede bepalend voor zowel de kwantitatieve als ook de kwalitatieve vraag om nieuwbouw, de bijbehorende doelgroepen en niet in de laatste plaats voor de leefbaarheid van de dorpen. Een kwaliteitsslag van de bestaande woningvoorraad lijkt onvermijdelijk om leegstand op langere termijn te voorkomen.
Zeker als er gestaag aan de vraag om nieuwbouw wordt voldaan.

 

De gemeenteraad heeft eind 2015 zijn zorgen uitgesproken over het aantal beschikbare goedkope huurwoningen en een motie aangenomen waarbij het college van burgemeester en wethouders is opgedragen om met een plan van aanpak te komen voor minimaal het continueren van het bestaande aanbod.

Onderdeel van het Plan van Aanpak is dat er eind 2016 een integraal onderzoek is gedaan naar de (aanpassing van de) bestaande woningvoorraad en – gegeven alle ontwikkelingen - de behoefte aan (nieuwe) woningen en de daarbij behorende doelgroepen. Deze cijfers hebben als basis gediend voor de evaluatie Woonvisie 2010-2020 (februari 2018) en de Woonvisie 2019-2024 die op 4 juli 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld.

 

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.

 

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensooten niet in het geding komen. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

 

Plangebied

Het plangebied omvat de bebouwde kom van Tytsjerk Noord gelegen ten noorden van de spoorlijn Leeuwarden – Groningen en ten zuiden van de Rijksstraatweg (N355). Voorts zijn de sportvelden, Groot Vijversburg, de overtuin en bosstroken in het dorp in dit plan opgenomen.

Het bestemmingsplan beoogt conservering van de bestaande ruimtelijke situatie. Daarom geeft deze toets aan welke soorten in het plangebied mogelijk voorkomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal de aanwezigheid van deze soorten nog wel onderzocht moeten worden.

 

Gebiedsbeschrijving (biotopen)

Tytsjerk – Noord ligt op veengrond en venige zandgrond als een voorpost van het oostelijker gelegen zandgronden, die behoren tot het Drents plateau. Aan de westzijde ligt veen, dat westelijker overgaat in klei. Het veen is ontwaterd met sloten en ten dele tot het zand afgegraven. Uit de zandbodem welt schoon grondwater op (kwelwater). Tot de tijd (ca. 1950), dat het gebied tussen Tytsjerk en Leeuwarden elke winter min of meer blank stond en zomers als hooiland werd gebruikt lagen hier de botanisch zeer waardevolle blauwgraslanden. Hier is niets van over, zelfs in het grote natuurgebied de Grote Wielen is nog maar 100 m² overgebleven.

 

Gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet)

Tytsjerk grenst min of meer aan de Grote Wielen, een belangrijk natuurgebied met Europese status (Natura 2000). Deze status betekent, dat alle ontwikkelingen in het gebied, maar in bepaalde gevallen ook daarbuiten getoetst moet worden aan de instandhoudings-doelen van het gebied. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de Meervleermuis, die in het gebied foerageert, maar in gebouwen buiten het gebied kan verblijven en zich langs (brede) wateren tussen beide verplaatst. De meervleermuis is gevoelig voor lamplicht. Tijdens een onderzoek naar meervleermuizen in Fryslân (2006) is in Tytsjerk geen verblijfplaats gevonden. Het verkeer op de Rijksstraatweg (N355) is een hindernis.

Het Nieuwe Diep dat grenst aan Woelwijk, is binnen de EHS een beschermde verbindingszone tussen de Grote wielen en de Alde Feanen (ook een Natura 2000 gebied) waar de stikstofproblematiek speelt. Ontwikkelingen, die de beschermingszone schaden zijn niet toegestaan. Het gedeelte van de verbindingszone dat is gelegen in het plangebied, is bestemd als water. Daarmee is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden gewaarborgd. De provincie Fryslân is het bevoegd gezag voor zowel de EHS en als de Natuurbeschermingswet.

 

Soortenbescherming (Flora- en Faunawet)

Zwaar beschermde soorten, die in het plangebied kunnen voorkomen zijn de meeste soorten vleermuizen: meervleermuis (zie hiervoor), watervleermuis (verblijft in boomholten bij vijvers in Vijversburg), baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger (overal in het dorp en op Vijversburg). In de sloten rond de golfbaan en in de Tytsjerksterfeart komt krabbenscheer voor, een plant, die op het water drijft en waarop de groene glazenmaker en andere soorten libellen eitjes leggen. De groene glazenmaker is zwaar beschermd. Niet duidelijk is of de waterspitsmuis in deze sloten voorkomt, maar de waterkwaliteit is er wel geschikt voor.

Van de middelzwaar beschermde soorten komt langs het water de rietorchis voor en mogelijk de kleine modderkruiper (vissoort). Mogelijk zal er een steenmarter verblijven op een leegstaande zolder o.i.d.

Voor licht beschermde soorten (zoals haas, mol, egel, kikkers, muizen, enz) geldt een vrijstelling van de FF-wet bij het uitvoeren van ruimtelijke ontwikkelingen, mits geen dieren opzettelijk gedood of verwond worden (zorgplicht).

Vogels worden beschermd tijdens hun broedtijd en ook de nesten van vogels, die elk jaar hetzelfde nest gebruiken (zoals de ooievaar, maar ook de mus) zijn beschermd.

 

Conclusies en aanbevelingen

Het gedeelte van de EHS dat binnen het plangebied is gelegen, is bestemd als water waarmee de natuurwaarden beschermd zijn. Bij de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de instandhoudingsdoelstellingen van de Grote Wielen, de Alde Feanen en met de leefgebieden langs het Nieuwe Diep, omdat het onderdeel is van de EHS.

 

Bij de sloop van gebouwen of bij de kap van oude bomen met holten zal onderzocht moeten worden of deze als verblijfplaats gebruikt worden door vleermuizen.

Bij het dempen of onderhouden van de Tytsjerksterfeart, de sloten om de golfbaan en de vijvers op Vijversburg zal eerst onderzocht moeten worden of beschermde planten, vissen en kleine zoogdieren voorkomen. Voor broedende vogels en “vaste nestplaatsen” is uitstel of aanpassing van werkzaamheden nodig.

Als er matig beschermde soorten worden aangetroffen moet er gewerkt worden met een zogenoemde gedragscode of moet een ontheffing van de Flora en Faunawet worden gevraagd. Bij zwaar beschermde soorten moet dit altijd. Met zogenoemde mitigerende maatregelen (zoals het maken van alternatieve verblijfplaatsen) kan vaak zo’n ontheffing worden verkregen.

 

 

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Artikel 3.1.6 lid 5 onder a Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat in de toelichting

wordt beschreven op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In deze paragraaf wordt op beide aspecten ingegaan.

 

4.2.1 Archeologie

Binnen het plangebied liggen enkele locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.

 

Steentijd - bronstijd

Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd - bronstijd staan twee vuusteenvindplaatsen vermeld, waarvan gezegd wordt dat, voordat een ingreep plaatsvindt, eerst nader onderzoek vereist is.

 

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fragment Famke kaart, steentijd - bronstijd

 

De vuursteenvindplaatsen bevinden zich voornamelijk in bebouwd of anderszins ontwikkeld gebied (Park Vijversburg). De meeste vindplaatsen zijn op de Famkekaart gezet op basis van een melding van een al dan niet toevallige vondst. De plek op de kaart is meer dan eens gebaseerd op de globale duiding van de vindplek. Een aantal locaties op de Famkekaart is gebaseerd op archeologisch onderzoek.

 

Naar de vuursteenvindplaats op Park Vijversburg is in het kader van de reeds vergunde ontwikkelingen nader archeologisch onderzoek gedaan (bijlage 2). Hieruit blijkt dat er geen vuursteenvindplaats is aangetroffen. Ook uit nader archeologisch onderzoek dat is verricht naar de meest westelijke uitbreiding van Park Vijversburg bleek dat de voorgenomen ontwikkelingen geen bedreiging vormden voor het archeologisch bodemarchief (bijlage 2). Aangezien dit bestemmingsplan slechts vastlegt wat middels de vergunning reeds is toegestaan wordt voor Park Vijversburg geen regime opgenomen ter bescherming van archeologische waarden.

 

Bij vuursteenvindplaatsen geldt dat bij een ontwikkeling vanaf 50m2 er een onderzoek moet plaatsvinden. Binnen het bestemmingsplan kunnen dergelijke ontwikkelingen plaatsvinden. De vuursteenvindplaats ter hoogte van de Klaverkamp is met een dubbelstemming opgenomen met een vergunningsplicht voor ontwikkelingen vanaf 50m2.

 

IJzertijd - middeleeuwen

De kaart ijzertijd - middeleeuwen geeft voor het plangebied het advies 'karterend onderzoek 3.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fragment Famke kaart, ijzertijd - middeleeuwen

 

In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Nu met dit bestemmingsplan dergelijke grootschalige ontwikkelingen niet mogelijk worden gemaakt wordt er geen bijzondere regeling opgenomen ter bescherming van het archeologisch bodemarchief voor de periode ijzertijd - middeleeuwen. Als er ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid dan is het criterium opgenomen dat er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan de cultuurhistorische waarden.

 

4.2.2 Cultuurhistorie

Tytsjerk is voor het grootste gedeelte gelegen op kalkarme zandgronden. Alleen het westelijke gedeelte van het dorp (Woelwijk) is op laagveen gebouwd. Evenals vele andere dorpen op het zandgebied, is ook Tytsjerk vanouds een wegdorp. Tytsjerk had aanvankelijk geen echte kern; de bebouwing (woningen en boerderijen) lag verspreid langs de doorgaande weg. Tot de aanleg van de Groningerstraatweg was het dorp door haar strategische ligging een pleisterplaats voor reizigers tussen Leeuwarden en Groningen. Omstreeks 1850 werd de bebouwing rond de kerk verdicht. In 1866 kwam Tytsjerk aan het spoor van Leeuwarden naar Groningen te liggen en werd hier een 'stopplaats' geopend. Door de aanleg van het spoor nam de bebouwing in Tytsjerk toe; niet alleen ten noorden van het spoor, maar ook langs de bestaande wegen. Na de tweede Wereldoorlog kreeg Tytsjerk in toenemende mate een functie als forensenplaats. De nieuwe huizen werden voornamelijk ten noorden van het spoor gebouwd, waardoor ook daar een kern ontstond. Aan de westkant van Noarderein ligt een karakteristieke villawijk uit de jaren '60, aan de oostkant een naoorlogse woonwijk. Dit noordelijke deel vormt samen met het landgoed Park Vijversburg en de overtuin het plangebied van het onderhavig bestemmingsplan.

In onderstaand figuur is een uitsnede van de cultuurhistorische kaart van de provincie weergegeven. De cultuurhistorische waarden zijn in het bestemmingsplan beschermd door de gegeven bestemmingen met daaraan gekoppelde regels.

 

 [image]

Uitsnede cultuurhistorische kaart Fryslân

 

Rijks- en gemeentelijke monumenten

Binnen het plangebied is park Vijversburg een rijksmonument (zie paragraaf 2.2 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling Park Vijversburg) en het gasthuis van Stichting Op Toutenburg. Van rijkswege worden deze beschermd. Voor het gasthuis is daarom in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen. In park Vijversburg zijn kenmerkende zaken wel vastgelegd zoals de waterstructuur en zijn bouwvlakken strak om de bebouwing gelegd.

Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.

In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". De motivatie van de gemeente stelt de beleving van potentiële gemeentelijke monumenten voorop. Het gaat erom bij te dragen aan het plaatsbesef, de herkenbaarheid van de dorpen en de belevingswaarde van de omgeving. samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.

De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.

 

In 2015 zijn de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen uitgebreider omschreven en gewaardeerd. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden.

Voor dit bestemmingsplan zijn dit de volgende panden:

 

Waardevol bouwwerk

Beeldondersteunend bouwwerk

Noarderein 1, kop-hals-rompboerderij

Noarderein 6, woonhuis

Noarderein 20, kop-rompboerderij

Noarderein 8-10, dubbel woonhuis

 

Noarderein 15, (voormalig winkel-)woonhuis

 

Noarderein 16, woonhuis

 

Swarteweisein 2a-4, dubbel woonhuis

 

Op het moment van ter inzage legging ten behoeve van de inspraak van het voorliggende plan (voorontwerp) is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De gemeentelijke monumenten zijn daarom niet vertaald in het voorliggende plan maar de regeling voor karakteristieke panden is uit het voorgaande plan overgenomen. Daarbij hebben we wel besloten om panden die in de beheersverordening "Tytsjerk dorp" de aanduiding karakteristiek hadden maar niet als gemeentelijk monument zijn opgenomen in de inventarisatie, in het voorliggende plan niet meer te voorzien van de aanduiding karakteristiek. Komt er tijdig duidelijkheid over de regeling voor gemeentelijke monumenten en betekent dit dat deze dient te worden opgenomen in bestemmingsplannen dan is dat in de volgende fase van het voorliggende plan (ontwerp) nog mogelijk.

 

Naast het aanwijzen van gemeentelijke monumenten kiest de gemeente er ook voor om karakteristieke (voormalige) agrarische bebouwing in het buitengebied te beschermen. Aangezien in onderhavig plan deze categorie niet voorkomt, wordt dit aspect hier niet nader besproken.

 

4.3 Bodem

Er zijn geen bodemonderzoeken verricht omdat het hier gaat om een conserverend bestemmingsplan. Bij verbouwingen wordt in het kader van de omgevingsvergunning de bodemkwaliteit getoetst.

 

4.4 Watertoets

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

 

In het waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015 staan de doelen die de provincie wil bereiken in deze planperiode. Hoofddoelstelling voor het waterbeleid is: het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. De doelstellingen zijn ingedeeld in de thema's Waterveiligheid, Voldoende water en Schoon water.

 

Waterveiligheid

In het plangebied ligt een regionale waterkering, deze staat met een oranje lijn indicatief weergegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende werking moet u te allen tijde handhaven. Langs de regionale kering ligt een beschermingszone van 5 meter. Deze beschermingszone is nodig voor het beheer en onderhoud aan en bescherming van de kade. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de kade of in de beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de beschermingszone van de Regionale kering is een watervergunning nodig.

 

De regionale kering hoeft niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels, omdat de kering voldoende wordt beschermd door de Keur van Wetterskip Fryslân. Wel dient bij toekomstige ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de ligging van de regionale kering en de beschermingszone.

 

Voldoende water

In het plangebied ligt een hoofdwatergang. Deze staat met een blauwe lijn indicatief aangegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. Hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. In dit gebied mag bijvoorbeeld geen bebouwing worden gerealiseerd.

 

De hoofdwatergang hoeft niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels, omdat deze voldoende wordt beschermd door de Keur van Wetterskip Fryslân. Wel dient bij toekomstige ontwikkelingen rekening te worden houden met de ligging van de hoofdwatergang en de beschermingszone.

 

Schoon water

In het plangebied ligt een rioolpersleiding, deze staat met een bruine lijn indicatief aangegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. De rioolpersleiding moet bereikbaar zijn voor onderhoud en in geval van calamiteiten. In een strook van 6 meter (3 meter aan weerszijden van de leiding, gerekend vanuit het hart van de leiding) heeft Wetterskip Fryslân beperkt recht van opstal. Hier gelden beperkingen voor het grondgebruik.

 

De rioolpersleiding hoeft niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels. Wel dient bij toekomstige ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de ligging van de persleiding.

 

Rioolgemaal

In het plangebied ligt een geurcirkel van een rioolgemaal, de geurcontour staat met een paarse cirkel aangegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. Hier mogen geen geurgevoelige functies worden gerealiseerd. Het gebied is bestemd als sport dat geen geurgevoelige functie is.

 

 [image]

Kaart: Wateraspecten

 

Conclusie

Het bestemmingsplan is een actualiserend (conserverend) plan. Er word uitgegaan van de huidige situatie en veelal de huidige bestemmingen. Bij het opstellen van het wateradvies (zie bijlage 3) is er van uitgegaan dat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Bij concrete ontwikkelingen en bij het gebruik maken van eventuele afwijkingsregels of wijizgingsbevoegdheiden moet opnieuw een watertoets worden aangevraagd.

 

Wanneer de in het wateradvies vermelde adviezen worden opgevolgd, zijn er met betrekking tot het voorliggende plan geen waterhuishoudkundige bezwaren. Wetterskip Fryslân heeft daarom ook een posiief wateradvies gegeven.

 

4.5 Geluid

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is ingevolge de Wet Geluidhinder onderzoek gedaan (zie bijlage 4),onderzoek geluid en luchtkwaliteit t.b.v. actualisatie bestemmingsplan "Tytsjerk - noord") naar de geluidszones langs wegen en het spoor. In het onderzoek is de ligging van belangrijke grenswaardecontouren met betrekking tot weg- en railverkeerslawaai berekend.

 

Wegen

Voor wegverkeerslawaai betreft het de 48 en 53 dB grenswaardecontouren van enkele

zoneplichtige wegen net buiten het plangebied. De 48 dB contour is de voorkeursgrens- waardecontour en de 53 dB contour is de maximaal vast te stellen hogere waarde.

De contouren worden getoond inclusief de aftrek artikel 110g Wgh. in het maatgevende

jaar 2025.

 

Geconcludeerd kan worden dat voor de panden/woningen die binnen deze geluidscontouren staan, gesproken kan worden van een bestaande situatie.

 

Spoor

In het kader van railverkeer betreft het de 55 dB grenswaardecontour als zijnde de voorkeursgrenswaarde. Deze contour is dan gebaseerd op de data uit het geluidsregister spoor (downloaddatum 30-07-2013) inclusief de plafondcorrectie van 1,5 dB. Alle berekende contouren zijn “poldercontouren” op een waarneemhoogte van 4,5 m + maaiveld.

De komende jaren worden maatregelen getroffen aan het spoor om de inzet van een extra sneltrein mogelijk te maken. In het kader van het tracébesluit is gekeken naar onder andere het geluidsaspect. Om te voldoen aan de normen zullen er raildempers bij Tytsjerk worden aangebracht.

 

4.6 Externe veiligheid

Bureau externe veiligheid Fryslân heeft bij mail van 30 januari 2014 advies inzake het bestemmingsplan "Tytsjerk - noord" uitgebracht (zie bijlage 5).

 

Risicobronnen

Uit de professionele Risicokaart blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied risicobronnen zijn gelegen (zie onderstaand figuur).

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Begrenzing plangebied met in de directe nabijheid gelegen risicobronnen

 

De relevante risicobronnen voor het plangebied zijn:

 

Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden

Aan De Groene Ster 14 te Leeuwarden bevindt zich camping De Kleine Wielen V.O.F. Op de camping zijn twee bovengrondse propaangastanks aanwezig met een inhoud van 3 respectievelijk 8 m³. Het gezamenlijk jaarverbruik is 33 m³. Per levering wordt circa

7,4 m³, verdeeld over twee tanks, afgeleverd. Dit houdt in dat bevoorrading niet vaker dan 5 keer per jaar zal plaatsvinden.

 

Een propaantank met een inhoud van meer dan 13 m³ per tank valt onder de werkingssfeer van het Bevi. In casu is sprake van twee tanks met een inhoud van 3 respectievelijk 8 m³, zodat de camping niet onder het Bevi valt. Hierdoor zijn geen grens- en richtwaarden van toepassing in het kader van externe veiligheid.

 

Volgens artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit dient voor een opslagtank met propaan (tot en met 5 m³) een veiligheidsafstand van 10 meter en voor een opslagtank met propaan (groter dan 5 m³ tot en met 13 m³) een veiligheidsafstand van 15 meter tussen de opslagtank met propaan / de opstelplaats van de tankwagen tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in acht te worden genomen. Dat betekent dat in geval van opslag van propaan, bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden met een veiligheidsafstand van 10 respectievelijk 15 meter. Volgens het Achtergronddocument bij de Leidraad Risico Inventarisatiedeel Gevaarlijke Stoffen ligt de 1% letaliteitsafstand (het invloedsgebied) op 235 meter.

 

De veiligheidsafstand valt niet over het plangebied. Het invloedsgebied valt daarentegen deels over het plangebied. Binnen het invloedsgebied dat over het plangebied valt, is de uitbreiding van park Vijversburg gerealiseerd.

Er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contour. Alhoewel de inrichting niet onder het Bevi valt wordt geadviseerd om in het bestemmingsplan te borgen dat niet zonder meer (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied worden gevestigd. Bij nieuwe ontwikkelingen zal gekeken moeten worden naar de milieusituatie.

 

Geconcludeerd kan worden dat de propaangastank geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

 

Spoorwegen

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Groningen-Leeuwarden. De kortste afstand tussen de spoorlijn en het plangebied bedraagt circa 5 meter. Over deze spoorlijn vindt in principe geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Wel kan er zeer incidenteel transport plaatsvinden ingeval er geen transporten van gevaarlijke stoffen kunnen plaatsvinden over het traject Groningen-Meppel. De spoorlijn wordt dus enkel gebruikt bij omgeleid vervoer.

 

Toetsingskader bij beoordeling van risico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen bij ruimtelijke ordeningsbesluiten is de cRNVGS. De spoorlijn Groningen-Leeuwarden wordt niet in de cRNVGS genoemd.

 

Er dient in het kader van rampenbestrijding rekening mee gehouden te worden dat transport van gevaarlijke stoffen over het spoor zou kunnen plaatsvinden. Eén en ander heeft echter geen gevolgen voor de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan.

 

Tot slot

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

 

4.7 Luchtkwaliteit

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is onderzoek naar dit aspect gedaan (zie bijlage 4; onderzoek geluid en luchtkwaliteit t.b.v. actualisatie bestemmingsplan "Tytsjerk - noord").

 

Voor een beoordeling van de te verwachten luchtkwaliteit is onderzocht in hoeverre kan

worden voldaan aan de toetsingscriteria van de Wet Luchtkwaliteit.

Van belang zijn de criteria voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) omdat langs

wegen deze stoffen voornamelijk het probleem vormen.

 

Wet Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

 

Sinds 15 november 2017 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof).

Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.

  1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;

  2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit

  3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;

  4. een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

 

PM10 en NO2

Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

 

PM2.5

Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fracht van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.

 

Besluit NIBM

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht.

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

 

Onderzoek

Op basis van de resultaten van het onderzoek ten aanzien van de gemeentelijke

wegen, is te zien dat in de zichtjaren 2014, 2015 en 2020 er nergens een overschrijding is

van de grenswaarden en plandrempels met betrekking tot de totale jaargemiddelden van

de stoffen PM10 en N02.

Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de

grenswaarde van de stof PM10 (tabellen 1 t/m 3). De hoogste overschrijding bedraagt 5x

(tabel 1).

De overschrijding mag echter 35 x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties

volgen.

 

Conclusie

 

 

4.8 Leidingen

In het plangebied liggen enkele transportleidingen van water. Deze leidingen liggen over het algemeen in openbare ruimten, langs wegen en/of in groenvoorzieningen. Ter weerszijden van de leidingen ligt een beheersstrook. Binnen die strook zijn, ter bescherming van de leiding, bepaalde grondbewerkingen aan een vergunning gebonden. Verder zijn binnen deze beheersstrook bouwactiviteiten in beginsel niet toegestaan.

 

 

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

 

5.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijk-heden van de bestemmingen, zoals die in dit bestemmingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De analoge verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

Het handboek versie 2.0 van de gemeente Tytsjerksteradiel vormt het uitgangspunt bij de systematiek van het bestemmingsplan.

Dit handboek is gebaseerd op de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Deze standaard, welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard is - is per 1 januari 2010 verplicht in het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Voorts houdt het bestemmingsplan rekening met de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie is vanaf de invoe-ring van de nieuwe Wro verplicht. De digitale versie van een plan is leidend ingeval van verschil tussen digitale en analoge versie.

 

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving.

Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde bouwregels.

Bij sommige bestemmingen zijn regels opgenomen die betrekking hebben op het uitvoeren van werken of werkzaamheden, bijvoorbeeld het dempen van waterlopen, het verwijderen van houtsingels of dykswâlen.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (speci-fieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

 

5.2 Bestemmingen

 

 

5.2.1 Enkelbestemmingen

 

-- Agrarisch – Cultuurgrond –-

Deze bestemming is toegekend aan de volkstuinen aan de Toutenburgleane en hebben binnen deze bestemming de aanduiding “volkstuinen”.

 

-- Bedrijf – 2 –-

Binnen de bestemming “Bedrijf – 2” zijn diverse typen van bedrijfsdoeleinden te onderscheiden. In de regels behorende bij deze bestemming wordt verwezen naar de VNG-bedrijvenlijst, die gebaseerd is op de “Basiszoneringslijst” van de VNG (Bijlage 1 van de regels). In deze lijst is per bedrijfsvorm informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of –inrichting.

Er worden in de VNG-lijst zes milieucategorieën onderscheiden, oplopend van 1 tot en met 6: Onder categorie 1 vallen bedrijven die toelaatbaar worden geacht tussen woonbebouwing en onder categorie 6 (als andere uiterste) zijn bedrijven opgenomen, die op aanzienlijke afstand (1000-1500 meter) vanaf woonbebouwing gerealiseerd moeten worden. De diverse bedrijfsbestemmingen corresponderen met de maximaal toegelaten milieucategorie volgens de VNG-lijst. De bestemming ‘Bedrijf – 2’ staat bedrijven uit de milieucategorie 1 en 2 toe. De afstanden, die in de feitelijke situatie ten opzichte van gevoelige bebouwing in acht genomen kunnen worden, zijn daarbij maatgevend geweest voor het leggen van de onderscheiden bedrijfsbestemmingen.

Voor dit plangebied gaat het om een dienstverlenend bedrijf aan het Jachtfjild 11 waar tevens detailhandel mogelijk is door middel van een aanduiding en in het pand Noarderein 21 is nog een kleinschalige slagerij zonder winkel gevestigd.

 

De bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Door middel van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” is aangegeven welke afmetingen de gebouwen mogen hebben. Voor bedrijfswoningen geldt een aparte regeling.

Met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kunnen de bouwmogelijkheden worden verruimd. De bedrijfsbestemming kan in een woonbestemming worden gewijzigd.

 

-- Bos --

Het gaat hier om de bosstroken bij het sportveldencomplex en volkstuine en tussen de Klaverkamp en Elzekamp. Binnen deze bestemming moet rekening worden gehouden met de landschappelijke, ecologische en de recreatieve waarden van de bospercelen. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunningsplicht voor diverse activiteiten, o.a. voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bomen en/ of opgaande beplanting.

-- Gemengd --

De villa en het paviljoen in park Vijversburg hebben de bestemming Gemengd. Hier binnen zijn de specifieke activiteiten mogelijk als tentoonstellingen, horeca en de vergader- en trouwlocatie.

 

-- Groen – Groenvoorzieningen –-

Deze bestemming beoogt handhaving van de grotere en/ of structuurbepalende groeneenheden in het plangebied.

De bermen en groenstroken langs wegen en sloten die een ondergeschikte functie hebben, zijn veelal ondergebracht binnen de bestemming respectievelijk “verkeer en verblijf”.

 

 

-- Groen - park --

Het gaat hier om het park Vijversburg. Binnen deze bestemming moet rekening worden gehouden met de landschappelijke, ecologische en de recreatieve waarden van het park.

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunningsplicht voor diverse activiteiten, o.a. voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bomen en/ of opgaande beplanting waardoor een houtsingel geheel of gedeeltelijk teniet gaat.

 

-- Maatschappelijk – -

De bestemming “Maatschappelijk” heeft betrekking op de verschillende vormen van maatschappelijke functies zoals instellingen, openbare dienstverlening, levensbeschouwelijke voorzieningen, (sociaal-)medische voorzieningen en educatieve voorzieningen. In het plangebied hebben de beide basisscholen de bestemming “Maatschappelijk – Onderwijs”. Yn 'e Mande is een sociaal-/ culturele voorzieningen en is onder de bestemming “Maatschappelijk – Sociaal-/ cultureel” gebracht. Omdat in Yn 'e Mande ook een bedrijfswoning gevestigd is, is aan de bestemmingsomschrijving behorende bij deze bestemming de aanduiding “bedrijfswoning” toegevoegd.

 

-- Sport –-

De bestemming “Sport" heeft betrekking op het sportcomplex aan de Toutenburgleane. Het gaat daarbij om een sporthal en een korfbal- en kaatsveld met bijbehorende bebouwing.

 

-- Tuin –-

Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming “Tuin “ opgenomen.

Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Het oprichten van bebouwing binnen deze bestemming is niet toegestaan. Dit sluit aan op de gegroeide praktijk. Ter wille van een zekere flexibliteit mag een woonhuis binnen deze bestemming wel met een erker uitgebouwd worden. Ook de erfafscheidingen zijn hier lager: maximaal 1,00 m hoog voor de voorbouwgrens en achter die grens maximaal 2,00 m hoog.

 

-- Verkeer – Ontsluitingswegen –-

De wegen met een belangrijke doorgaande en/ of lokaal ontsluitende verkeersfunctie zijn onder deze bestemming gebracht. In dit plangebied gaat het om Swarteweisein en It Noarderein. Voor gebouwen zoals wachthuisjes (abri’s) e.d. is geen specifieke regeling opgenomen. Ingevolge het Besluit Omgevingsrecht is voor het bouwen hiervan geen omgevingsvergunning vereist.

 

-- Verkeer – Verblijf --

De voor “Verkeer – Verblijf” aangewezen gronden hebben met name betrekking op de openbare straten die in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer hebben. Alle overige straten in het dorp (uitgezonderd Swarteweisein en It Noarderein) hebben deze bestemming gekregen. Ook de in het plangebied voorkomende (grotere) parkeerterreinen zoals bij sportcomplex en in het park bij Groot Vijversburg vallen binnen deze bestemming.

Ook vallen klein snippergroen (bermen), speelvoorzieningen, pleintjes en (kleinere) parkeervoorzieningen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.

Openbare paden die deel uitmaken van de woonomgeving, en in feite alleen bedoeld zijn voor het gebruik van direct aanwonenden, zijn binnen de woonbestemming opgenomen. Het spreekt voor zich dat deze paden niet bebouwd mogen worden maar toegankelijk moeten blijven.

 

-- Water --

De bestemming “Water” heeft betrekking op de kleinere en structuurbepalende watergangen

zodat de waterstructuur gehandhaafd blijft.

 

 

 

-- Wonen --

Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:

 

Type woning

Goothoogte

Bouwhoogte

Vrijstaande woningen 1 (W-V1)

4

10

Vrijstaande woningen 2 (W-V2)

8

12

Vrijstaande woningen 3 (W-V3)

4

4

Twee onder één kap 1(W-T1)

4

10

Twee onder één kap 2 (W-T2)

8

12

Rijenbouw 1 (W-R1)

4

10

Rijenbouw 2 (W-R2)

8

12

 

Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld. In Tytsjerk is Vrijstaande woningen 3 niet aanwezig.

 

De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd. In Tytsjerk is alleen Rijenbouw 2 aanwezig.

 

Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.

 

Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.

 

Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.

Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.

 

Om enige flexibiliteit te creëren is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:

- vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter; - vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).

Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.

 

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de bestemmingsplanregels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.

 

Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.

 

-- Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen --

Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Deze bestemming is gelegd op de woning aan de Noarderein 20. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming en wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan.

 

5.2.2 Dubbelbestemming

 

-- Leiding – Water –-

In het plangebied komt een watertransportleiding voor. Deze is onder de dubbelbestemming 'Leiding - water" gebracht. De leidingen hebben een belemmeringenstrook van enkele meters ter weerszijden van het hart van de leiding. In de belemmeringenstrook zijn bouwactiviteiten en bepaalde grondbewerkingen niet toegestaan, tenzij door het bevoegd gezag –gehoord de leiding/beheerder- vergunning heeft verleend.

 

-- Waarde - Archeologie --

De dubbelbestemming Waarde Archeologie is gelegd op het gedeelte in het dorp rond de Klaverkamp. Het gaat hierbij om een vuursteenvindplaats waarvoor geldt dat onderzoek wordt geadviseerd bij ingrepen van 50 m2 en groter. Omdat deze ingrepen binnen de bestemmingsregels voor kunnen komen is deze dubbelbestemming voor deze gebieden opgenomen. Binnen deze bestemming staat de bescherming van de archeologische waarden van de gronden centraal.

 

 

 

 

 

 

 

5.3 Algemene regelingen en bepalingen

 

-- Erfbebouwingsregeling –

Binnen de diverse bestemmingen wordt, voorzover in het betreffende bestemmingsvlak met een bouwvlak wordt gewerkt, onderscheid gemaakt tussen het bouwen binnen en buiten het bouwvlak. Een dergelijke bebouwingsregeling geldt ook voor de woonbestemmingen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

Binnen een bouwvlak mag worden gebouwd en wel tot 100%. Hieraan zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van de goot- en bouwhoogte. Ook buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Deze bouwmogelijkheden verschillen per woningtype.

Zowel binnen als buiten het bouwvlak worden in de diverse woonbestemmingen qua bouwhoogte verschillende regimes gehanteerd. Binnen het bouwvlak komt dit er op neer, dat alleen binnen een afstand van 3 meter, gerekend vanuit de voorbouwgrens, een maximale goothoogte wordt voorgeschreven. Daarachter geldt alleen een maximale bouwhoogte, die overigens binnen het bouwvlak uniform is. Buiten het bouwvlak wordt een maximale goothoogte van niet-vrijstaanden gebouwen voorgeschreven:

 

De goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw buiten het bouwvlak bedraagt in alle gevallen 3 resp. 6 meter. De maximaal toegelaten bouwhoogte is binnen alle woondoeleindenbestemmingen binnen en buiten het bouwvlak gelijk.

 

-- Wijzigingsbepalingen --

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot binnenplanse wijziging (het betreft hier een wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro voor het college van Burgemeester en Wethouders, binnen door de raad vastgestelde regels).

Het betreft hier een aantal bepalingen die functie- en bouwwijzigingen mogelijk maken, binnen de randvoorwaarden die de gemeenteraad daarvoor vaststelt. Daarmee kan ingespeeld worden op thans nog niet voorziene ontwikkelingen.

 

-- Anti-dubbeltelregel –-

Deze standaardbepaling heeft het doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

 

-- Algemene bouwregels –-

In de algemene bouwregels wordt een relatie gelegd met de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria. Verder is hier de voor de meeste bestemmingen geldende regel opgenomen dat geen horizontale windturbine mag worden gebouwd. Ook de regel dat een als ‘karakteristiek’ aangeduid gebouw niet zonder vergunning mag worden gesloopt is hier opgenomen.

 

-- Algemene gebruiksregels –-

In de algemene gebruiksregels wordt een voor (vrijwel) alle bestemmingen geldende nadere uitwerking van de op grond van de Wro geldende algemene gebruiksregel gegeven. Het gaat

om een verbod om gronden te gebruik voor het storten van puin en afvalstoffen, het verbod om gronden en gebouwen te gebruiken als seksinrichting.

Daarnaast gaat het om een verbod om gronden te gebruiken als opslag van schroot, afbraak- en bouwmateriaal, de stalling en opslag van niet meer in gebruik zijnde voer-, vaar- en vliegtuigen. Tenslotte wordt in deze regels het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen uitgesloten, tenzij anders bepaald.

 

-- Algemene aanduidingsregels –-

Binnen de algemene aanduidingsregels is de gebiedsaanduiding "geluidszone - spoor" opgenomen. Ter weerszijden van de spoorweg Groningen – Leeuwarden geldt een geluidszone. De breedte van de zone is ca. 60 meter, gerekend uit het hart van de spoorlijn.

Ook hier geldt dat het oprichten van geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone verboden is (tenzij voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere waarde), ook al zou de andere van toepassing zijnde bestemming dat wel toelaten.

 

-- Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren --

Door een wijziging in de wetgeving kan voor bestemmingsplannen geen rekening meer worden gehouden met een gemeentelijke bouwverordening. Dit leidde ertoe dat wanneer het bestemmingsplan zelf geen parkeernormen bevat en het overgangsrecht niet van toepassing is, het niet mogelijk is dat een omgevingsvergunning wordt getoetst aan door de raad vastgesteldeparkeernormen. Tot 1 juli 2018 was voorzien in een overgangssituatie voor bestemmingsplan die uiterlijk op 29 november 2014 waren vastgesteld. Dit betekent dat na 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking verliezen. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag om een omgevings- vergunning aan te toetsen. Om die reden is het nodig om de parkeernormen op te nemen in bestemmingsplannen. Daartoe is dit artikel opgenomen en is aan de artikelen die algemene criteria bevatten het volgende criterium toegevoegd: en mits er sprake is van:

 

-- Algemene wijzigingsregels –

De meeste wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen binnen de specifieke bestemmingsregels. Wijzigingsbevoegdheden naar dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die vaak moeten gelden voor grotere gebieden en/of langgerekte zones en daardoor op meerdere bestemmingen betrekking hebben, worden in deze algemene wijzigingsregel ondergebracht.

 

-- Overige regels --

In de specifieke bestemmingsregels zijn verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen naar een andere bestemming. Die andere bestemmingen zijn niet altijd geregeld in dit bestemmingsplan. Daarom is aan het bestemmingsplan een bijlage gevoegd met een compleet set standaardregels. De verwijzingsregel verklaart dat set van toepassing, wanneer een wijzigingsbevoegdheid wordt gebezigd, die leidt tot een andere bestemming.

 

-- Overgangs- en slotregels --

In het bestemmingsplan is het overgangsrecht opgenomen ten aanzien van bouwwerken en gebruik. De formulering is overgenomen uit de standaardbepaling van het Besluit ruimtelijke ordening. Tevens is een slotregel opgenomen welke conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 is geformuleerd.

 

 

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de economische uitvoerbaarheid is de regeling ten aanzien van de grondexploitatie van belang.

 

6.1 Economisch

Dit bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die investeringen van overheidswege vergen. De eventuele ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt zullen worden gefinancierd door de (particuliere) initiatiefnemers. Er is dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het plan biedt evenmin aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.

 

6.2 Maatschappelijk

Het plangebied heeft betrekking op een regeling voor bestaande woon- en leefgebieden. Er is een conserverende regeling opgenomen, afgestemd op bestaand gebruik. Wel is de regeling vernieuwd. Beoogd wordt om daarmee de praktische toepasbaarheid te vergroten.

 

Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan heeft overleg plaatsgevonden met de bevolking in de vorm van inspraak. Ook heeft overleg plaatsgevonden met provincie en waterschap. De resultaten daarvan zijn opgenomen in Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg van deze toelichting.

 

De wijzigingen na aanleiding van de inspraak en overleg zijn doorgevoerd in dit ontwerp-bestemmingsplan. Daarnaast zijn er nog enkele fouten hersteld en zijn wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van jurispudentie en beleid. Dit ontwerp - bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage met de mogelijkheid voor iedereen om zienswijzen in te dienen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

 

In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de Inspraak en overleg opgenomen.

 

 

7.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 13 september 2108 tot en met 25 oktober 2018. Er zijn 5 inspraakreacties ingediend. Op 23 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg vastgesteld (zie bijlage 6). Hierin heeft het college vastgelegd hoe ze met de inspraakreacties om wil gaan. 16 mei 2019 heeft de gemeenteraad de Notitie Inspraak en Overleg voor kennisgeving aangenomen. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie Inspraak en Overleg (bijlage 6) op onderdelen geleid tot aanpassing c.q. aanvulling van de regels, verbeelding en de toelichting.

 

7.2 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft geleid tot twee overlegreacties van de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie Inspraak en Overleg (bijlage 6) op onderdelen geleid tot aanpassing c.q. aanvulling van de regels en de toelichting.