wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Earnewâld, Eilânsgrien 43 (wijzigen bestemming)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.04BPIWP03-vg01 |
Plantype: | wijzigingsplan |
Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Earnewâld, Eilânsgrien 43 (wijziging bestemming)
2021
Inhoudsopgave
Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Earnewâld, Eilânsgrien 43 (wijziging bestemming)
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
2.3.1 Structuurvisie 'Finster op Romte' (2010 - 2020)
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het perceel Eilânsgrien 43 te Earnewâld heeft in het bestemmingsplan Earnewâld 2013 ten onrechte de bestemming Horeca - 3 met met de aanduiding "bedrijfswoning" gekregen. Het perceel had in het voorgaande bestemmingsplan van Earnewâld een reguliere woonbestemming.
1.2 Situatie
Een fragment van het voorgaande bestemmingsplan Earnewâld is hieronder weergegeven.
De huidige planologische situatie is hieronder weergegeven.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is aandacht besteed aan het voor dit wijzigingsplan relevante beleid. In hoofdstuk 3 vindt een beoordeling van het project plaats. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridisch-bestuurlijke aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Earnewâld 2013 ligt ten grondslag aan voorliggend wijzigingsplan. In dit bestemmingsplan is aandacht besteed aan het relevante beleid.
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
2.2.1 Streekplan 2007
Streekplan Fryslân 2007
Op 13 december 2006 is het Streekplan Fryslân 2007 vastgesteld. Hierin
blijft de functie die de dorpen in het Streekplan Friesland 1994 hadden,
gehandhaafd. In het streekplan Fryslân 2007 wordt Earnewâld getypeerd
als “recreatiekern”, omgeven door water en overig natuur. In het Streekplan
Friesland 1994 werd ten aanzien van Earnewâld aangegeven dat deze zich
binnen het perspectief van de plaatselijke verhouding kan ontwikkelen.
In het Streekplan Fryslân 2007 worden voorzieningen primair geconcentreerd in de stedelijke en regionale centra en in onder andere de recreatiekern Earnewâld. Aard en schaal van recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden moeten aansluiten bij de karakteristiek en de functie van de recreatiekern, rekening houdend met omgevingsfactoren, zoals de landschappelijke en natuurlijke waarden van de omgeving (Nationaal Park De Alde Feanen
met een nieuw bezoekerscentrum). Het gaat vooral om kwaliteitsverbetering, ook van de recreatieve verblijfsgebieden. De provincie onderscheidt
recreatiekernen die, naast uitbreiding en vernieuwing van bestaande voorzieningen, met name een opvangtaak voor nieuwe voorzieningen hebben.
Dit vooral in de sfeer van verblijfsaccommodaties. De meeste recreatiekernen liggen bij natuurgebieden waar recreatief medegebruik mogelijk is. Dat
biedt in algemene zin ruimte voor verdere recreatieve ontwikkeling en de
daarbij behorende recreatieve druk(verhoging). Concrete initiatieven moeten vervolgens nog wel nader worden beoordeeld op effecten op de plaatselijke natuurwaarden. Voor de Natura 2000-gebieden zijn beheerplannen opgesteld, op grond waarvan eventueel nadere randvoorwaarden voor het gebruik van die gebieden zijn aangegeven. Voor Earnewâld is dit relevant.
Voor watersportgebonden bedrijven zijn de stedelijke en regionale centra
en de recreatiekernen – voorzover deze aan geschikt vaarwater liggen – de
primaire vestigingslocaties. Randvoorwaarde is dat de mogelijkheden aansluiten bij de aard en schaal van de kern en landschappelijk zorgvuldig
worden ingepast.
2.2.2 Provinciale verordening
Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân
vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de
provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Het gaat vooral om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en
Vervoerplan. Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan
noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is bij de wijze van regeling
rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen
randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte vastgesteld. Voor het bestemmingsplan Earnewâld 2013 heeft dat geen gevolgen.
2.3 Gemeentelijk beleid
2.3.1 Structuurvisie 'Finster op Romte' (2010 - 2020)
Als opvolger van het Structuurplan It doarp de kime foarby (1997) is het gemeentelijk beleid geactualiseerd in een nieuwe structuurvisie Finster op Romte. Op 14 januari 2010 heeft de gemeenteraad deze visie vastgesteld.
De Structuurvisie geeft de toekomstvisie van Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. De hoofdlijnen voor de inrichting van de gemeente worden gebiedsgericht benaderd en niet meer dorpsgericht.
De gemeente kan recreatie en toerisme een impuls geven door de sector te stimuleren. In het beleidsplan Toerisme en Recreatie uit 2007 staan de hoofdlijnen, waar de gemeente en de ondernemers aan willen werken:
Verbetering van het aanbod voor dagrecreatie (kwalitatief en kwantitatief).
Stimulering verbeteren kwaliteit van verblijfstoeristisch aanbod in de gemeente, (o.a. recreatiewoningen, campings).
Uitbreiding van watersportmogelijkheden.
Meer samenhang in de sector.
Promotie en informatievoorziening.
Het landschap in de gemeente is aantrekkelijk voor toeristen. Het Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden en het Nationale Park De Alde Feanen (zie paragraaf 5.2.1.) versterken dit beeld. Het Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden is een gebied van ruim 25.000 hectare groot, onderdeel van de Friese Wouden. Zeer karakteristiek voor het landschap is de strokenverkaveling, die gepaard gaat met een zeer grote lengte aan elzensingels. Het gevolg is een intieme en kleinschalig aandoende beslotenheid.
Merkwaardig is ook het grote aantal dobben. De overheid riep het gebied in 2005, naast negentien andere gebieden, uit tot Nationale Landschap wegens deze kenmerken.
Er is een verscheidenheid aan wisselende landschapstypen. In dit gebied is plaats voor kleinschalig toerisme. Daarvoor breidt men het padennetwerk uit voor wandelaars en fietsers. Recreatie moet passen in het landschap, daarom is massatoerisme geen optie (kernwaarde: ruimte, landschap en natuur). Ook het vele water binnen de gemeente trekt toeristen. Vooral Eastermar, Earnewâld en Burgum profiteren hiervan. Aan de westkant van
de gemeente wordt via de ontwikkeling van de Noordelijke Elfstedenvaarroute, ingespeeld op de watertoerist.
De historische, authentieke gebouwen maken de dorpen aantrekkelijk voor de toerist. Dat geldt ook voor de landgoederen en de musea. De Trynwâlden, Eastermar en Earnewâld en ook Burgum moeten ruimte krijgen om de bestaande voorzieningen te verbeteren.
Energiebesparing en duurzaam bouwen zijn hoofdpunten bij de nieuwbouw van voorzieningen. Het gebruik van fsc-hout, gerecycled pvc en teervrije wegen zijn voorbeelden van duurzaamheid. Het materiaal voor de wegen zal bestaan uit duurzame materialen: beton, asfalt en klinkers. Bij de aanleg van nieuwe wegen komt ‘slimme verlichting’ en LEDlampen en ecologische voorzieningen (zoals ecoduikers, vleermuisovergangen en dergelijke).
Beleidslijn Horeca ‘Over lust en overlast’
De horeca levert een belangrijke bijdrage aan de levendigheid en de aantrekkelijkheid van de gemeente. Een gemeente zonder horeca is niet denkbaar. Mits goed gevarieerd en georganiseerd levert de horeca ook een belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling van de gemeente, zowel zelfstandig als ter versterking van andere vormen van bedrijvigheid, zoals winkels en recreatievoorzieningen. De gemeente heeft in dit verband
een aantal rollen: onder andere als opsteller van bestemmingsplannen,
vergunningverstrekker, toezichthouder en zo nodig als handhaver. Om deze taken goed te kunnen uitvoeren kan de gemeente juridische stappen ondernemen. De gemeente heeft een beleidslijn opgesteld waarin de juridische stappen en procedures hieromtrent worden uitgelegd. De beleidslijn Horeca schetst onder andere het wettelijk kader ten aanzien van het horecabedrijf, het horecaexploitatievergunningstelsel en het handhavingtraject.
In november 2013 heeft de raad de ‘Drank- Horecaverordening Tytsjerksteradiel 2014’ vastgesteld. In deze verordening worden enkele zaken geregeld om oneerlijke concurrentie door paracommerciële rechtspersonen zoveel mogelijk te voorkomen. Het gaat hierbij om voorschriften en beperkingen aan paracommerciële rechtspersonen, de schenktijden en ontheffingsmogelijkheden. Verder zijn in de verordening beperkingen opgenomen ten aanzien van Happy Hours en prijsacties. Dit is passend in aansluiting op het gemeentelijk alcoholmatigingsbeleid. Tot slot geeft deze verordening handvatten om in te kunnen grijpen indien de openbare orde of de volksgezondheid in gevaar is, door tijdelijk de drankverstrekking te verbieden.
Het huidige horecabeleid dateert van 2006. De vastgestelde Drank- en Horecaverordening en een paar ontwikkelingen vormen de basis om in 2014 het horecabeleid te herzien. De raad heeft op 11 september 2014 ingestemd met het herziene horecabeleid. Het vastgestelde horecabeleid is vertaald in dit bestemmingsplan.
De herziening van het horecabeleid betekent kort samengevat dat het bestaande horecabeleid als volgt wordt aangepast:
a. sommige bedrijven hebben een ondergeschikte en aan de hoofdfunctie
gerelateerde horecatak. Gezien o.a. de maatschappelijke ontwikkelingen wordt in plaats van een ‘ondergeschikte en aan de hoofdfunctie gerelateerde horecafunctie’ een ‘nevengeschikte, zelfstandige horecafunctie’ toegestaan;
b. de vestiging van een nieuw horecabedrijf buiten de dorpskern wordt
niet langer uitgesloten voor Burgum, Ryptsjerk en Tytsjerk ;
c. de mogelijkheid tot vestiging van een nieuw horecabedrijf in een voormalig boerderijpand in het buitengebied (bestaand beleid) wordt beter
geregeld;
d. voor een kleinschalige ‘Bêd en Brochje’ is geen exploitatievergunning
meer nodig.
De vertaling van de herziening horecabeleid in het bestemmingsplan Earnewâld 2013 betekent dat het plan als volgt is aangepast:
Het bestemmingsplan Earnewâld uit 2000 bood de mogelijkheid voor ondergeschikte horeca (al dan niet via een wijzigingsprocedure) op een aantal bedrijfslocaties op het bedrijventerrein aan de Feantersdyk.
In het voorliggende bestemmingsplan is bovengenoemde regeling vervangen door een regeling waarbij nevengeschikte horeca is toegestaan. De horecavloeroppervlakte die in het bestemmingsplan uit 2000 was toegestaan, acht de gemeente voor alle locaties waarbij sprake is van deze vorm van horeca, ook bij een nevengeschikte functie toereikend. Deze is daarom overgenomen.
Bovenstaande betekent dat voor de percelen De Stripe 12 (skûtsjemuseum),
De Stripe 4/6 (Recreatieonderneming Midden Friesland), Reidtugel 5 (Annage) en Reidtugel 5a (De Twirre) een regeling is opgenomen waarmee nevengeschikte horeca categorie 2 met een maximumvloeroppervlakte van 75 m2 is toegestaan en voor Koaidyk 2 (MSK) dat een inpandige horecavloeroppervlakte is toegestaan van 65 m2 en een zelfde oppervlakte als terras.
Tenslotte is voor de kiosk aan de Koaidyk ter hoogte van het parkeerterrein tegenover de toegang naar het Pettebosk een regeling opgenomen welke nevengeschikte horeca toestaat. In het voorgaande bestemmingsplan waren bij recht gebouwen met een aan het gebied gebonden functie, zoals een verkooppunt voor geringe etenswaren en dranken en sanitaire voorzieningen, toegestaan. Dit is, in overeenstemming met het concepthorecabeleid en passend bij het dagrecreatieterrein, vertaald in het voorliggende plan door het opnemen van een regeling die nevengeschikte horeca categorie 1 toestaat met een maximale horecavloeroppervlakte van 50%.
Recreatieve gebiedsvisie/masterplan/waterfront Earnewâld (oktober 2011)
Bij de gemeente Tytsjerksteradiel en het dorp Earnewâld (dorpsbelang) leeft de zorg in relatie tot de afname van (horeca)voorzieningen en tegelijkertijd de wens om het dorp een impuls te geven op het gebied van recreatie. Tevens wenst dorpsbelang een brede, ook op sociale structuren en voorzieningen gerichte, dorpsvisie. Met het dorp is een visie op de recreatie ontwikkeld (Recreatieve gebiedsvisie/masterplan/waterfront Earnewâld) die inzicht geeft in de wensen van het dorp binnen de (beleids)kaders die door Rijk, Provincie en gemeente zijn gesteld. Uitgangspunt is het voorzieningenaanbod meer op het water te richten waarmee het aanbod kan worden uitgebreid met horeca en speciaalzaken op strategische plekken. Daarmee kan deze visie als beleidskader dienen voor concrete ontwikkelingen die in een bestemmingsplan kunnen worden vertaald. Daarnaast heeft het dorp een dorpsvisie ontwikkeld, die in 2011 aan de gemeente is voorgelegd. In hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan Earnewâld wordt hierop nader ingegaan.
Beleidsplan Toerisme en Recreatie (2007) ‘Tytjerksteradiel, alles wat Fryslân
moai makket’
In dit beleidsplan zijn de kaders voor de versterking en verdere ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector voor de periode tot 2017 vastgelegd. Het beleidsplan vormt één van de bouwstenen van de Structuurvisie (2010) ‘Finster op Romte’.
De toeristische ambitie van de gemeente is als volgt: 'Het (binnen de kaders van de natuurlijke kernwaarden van het gebied) ontwikkelen en versterken van het toeristisch-recreatieve product van Tytsjerksteradiel om te bewerkstelligen dat deze sector zich ontwikkelt tot een belangrijke economische drager van de gemeentelijke economie. Uit deze ambitie vloeien de volgende doelstellingen voor de ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector voort:
- Groei en kwaliteitsverbetering van het aanbod.
- Stimuleren en ontwikkeling van de watersport.
- Het versterken van samenhang.
- Creëren van een herkenbaar product.
- Versterken van het toeristisch ondernemerschap.
Om de doelstellingen te behalen neemt de gemeente een stimulerende en faciliterende rol op zich. Het streefbeeld is dat een bezoek aan Tytsjerksteradiel in 2017 gelijk staat aan een bezoek aan 'Klein Fryslân'. Aan de ene kant dient het toeristisch product dan uit elementen te bestaan waar de gehele provincie Fryslân zich graag mee onderscheidt en aan de andere
kant heeft Tytsjerksteradiel haar eigen onderscheidende toeristisch trekkers. Om dit streefbeeld te realiseren wordt ingezet op de volgende ontwikkelingsstrategieën:
- Verbetering van het dagrecreatief aanbod (kwalitatief en kwantitatief).
- Stimuleren van (de kwaliteit van) het verblijfstoeristisch aanbod in Tytsjerksteradiel.
- Uitbreiding van de watersportmogelijkheden.
- Creëren van samenhang in de sector.
- Promotie en informatievoorziening.
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Project
Het wijzigingsplan heeft betrekking op een wijziging van de bestemming voor het perceel Eilânsgrien 43 te Earnewâld.
3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid
Het wijzigingsplan is erop gericht om de bestemming voor het perceel Eilânsgrien 43 te Earnewâld te wijzigigen van de bestemming Horeca - 3 met de aanduiding "bedrijfswoning" te wijzigen in de bestemming 'Wonen - A1'.
Het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Earnewâld 2013' beschikt over onder andere de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Tuin' en 'Wonen - A1', mits:
1. ter plaatse geen horecabedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
Uit een toetsing aan de uitgangspunten van het bestemmingsplan komt het volgende naar voren.
De bedrijfswoning maakte in het voorgaande bestemmingsplan Earnewâld geen deel uit van het horecabedrijf. Het pand is ook niet in gebruik als bedrijfswoning bij het horecabedrijf. daarmee kan worden gesteld dat kan worden voldaan aan het onder punt 1 aangegeven criteria. Op basis van de bouwvoorschriften van de bestemming 'Wonen - A1' mag het aantal woonhuizen per bouwvlak ten hoogste één bedragen. Ook op dit punt voldoet de wijziging aan de gestelde criteria onder punt 2. Voor wat betreft het criteria onder punt 3 merken wij het volgende op. Een zoneplichtige weg heeft aan weerszijden conform artikel 74 Wgh. een wettelijke zonebreedte. Deze is zodanig bepaald dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidsniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurswaarde van 48dB. De wegen waarvoor een 30-km regime geldt zijn conform artikel 74 Wgh zonevrij. Het betreffende pand ligt in een 30-km gebied en is daardoor zonevrij.
Wij kunnen, gelet op het voorgaande, constateren dat het wijzigingsplan voldoet aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde criteria.
3.3 Functionele inpasbaarheid
Het wijzigingsplan heeft betrekking op een functie wijziging van een reeds bestaand en juridisch/planologisch toegestane (bedrijfs)woning. Met toepassing van de wijzigings krijgt het perceel nu weer reguliere woonbestemming.
3.4 Conclusie
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past ruimtelijk inpasbaar is.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.
4.2 Archeologie
Op grond van de Wet op Archeologische Monumentenzorg moet bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeenten hebben sinds de inwerkingtreding van deze wet de verantwoordelijkheid om waardevolle archeologische locaties niet te (laten) verstoren. Belangrijk instrument is het op een juiste wijze opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en de vergunningverlening. In de Verordening Romte is de verplichting opgenomen om archeologische waarden af te wegen in ruimtelijke plannen (art. 2.2.1).
Op grond van de Monumentenwet 1988 moeten gemeenten bij de vaststelling van een wijzigingsplan rekening houden met archeologische waarden en verwachtingen (art. 38a). In verband hiermee is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het plangebied is in verband met het voornemen van de bouw van een melkveestal door middel van bureauonderzoek onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden die door de voorgenomen bodemingrepen mogelijk worden bedreigd.
De provincie Fryslân heeft het initiatief genomen om, zoveel mogelijk in samenwerking met het rijk en de gemeenten, het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE is in de eerste plaats gebaseerd op twee bestaande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt de FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de omvang van de bodemingreep. Dit alles bij elkaar is vertaald in provincie dekkende kaarten die aangeven hoe er het beste met het bodemarchief kan worden omgegaan.
De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen.
Advies periode steentijd - bronstijd: Karterend onderzoek 3
In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen bevinden uit de steentijd, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.
IJzertijd - Middeleeuwen: Karterend onderzoek 3
In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.
Conclusie
Het bouwperceel heeft een oppervlakte van minder dan 400m². Gelet op het voorgaande is nader archeologisch onderzoek dan ook niet nodig.
4.3 Natuur
Vanaf 1 januari 2017 is de nieuw Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvouwdige regels ter bescherming van waardevolle natuur en in minder administratieve lasten.
Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.
Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Als het werk zo kan worden ingericht dat er geen schade wordt toegebracht aan beschermde soorten, hoeft er vooraf niets geregeld te worden.
Met het voorliggende wijzigingsplan wordt het gebruik van het perceel in principe niet gewijzigd. Het blijft een woonbestemming behouden. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat met het voorliggende wijzigingsplan schade aan beschermde dieren of planten wordt aangericht.
4.4 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf) en milieugevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen). Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld scholen).
Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de planologische situatie van het voorgaande bestemmingsplan aangehouden. Gelet op het gegeven dat de betreffende (bedrijfs)woning in het voorgaande bestemmingsplan Earnewâld een reguliere woonbestemming had en de (bedrijfs)activiteiten in de directe omgeving van het perceel niet zijn gewijzigd ligt het voor de hand dat een reguliere woonbestemming nu ook past binnen de gestelde milieu regelgeving.
4.5 Geluid
Een zoneplichtige weg heeft aan weerszijden conform artikel 74 Wgh. een wettelijke zonebreedte. Deze is zodanig bepaald dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidsniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurswaarde van 48dB. De wegen waarvoor een 30-km regime geldt zijn conform artikel 74 Wgh zonevrij. Het betreffende pand ligt in een 30-km gebied en is daardoor zonevrij.
4.6 Luchtkwaliteit
In de Wet luchtkwaliteit (2007) zijn normen opgenomen voor de kwaliteit van de buitenlucht. Deze normen hebben betrekking op de concentraties in de buitenlucht van een aantal luchtverontreinigende stoffen. Het betreft de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxide, fijn stof (PM10 en PM2,5), lood, koolmonoxide en benzeen. Deze wetgeving vloeit voort uit normen voor luchtkwaliteit die door de Europese Unie zijn gesteld.
Om aan deze Europese normen te voldoen zijn in Nederland extra maatregelen nodig, met name voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De Nederlandse overheid heeft hiervoor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgesteld. Projecten die van dit NSL deel uit maken hoeven niet afzonderlijk aan de wettelijke normen te worden getoetst. De bouw van een nieuwe woning vormt geen NSL-project, zodat een afzonderlijke toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beginsel vereist is.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit moet worden aangetoond dat bij de uitvoering van dat plan:
de wettelijke grenswaarden voor de genoemde stoffen niet worden overschreden, dan wel
bij een beperkte toename van de concentratie van één of meer van de genoemde stoffen door een met het project samenhangende maatregel/effect de luchtkwaliteit per saldo verbetert, dan wel
het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen.
Het betreft in deze gevallen projecten die geen deel uitmaken van het Nationaal Samenwerkingsprogramma ter bevordering van de luchtkwaliteit in Nederland. Aangetoond zal moeten worden dat de oprichting van de derde stal geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit in en rondom het projectgebied en of als gevolg daarvan een overschrijding van de in de wet opgenomen grenswaarden plaatsvindt. Gezien de actuele situatie in Nederland, is met name de beoordeling van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) van belang. De overige in de wet genoemde stoffen zijn in verband met aard van de activiteiten niet relevant.
Het betreft hier een functiewijziging naar wonen. De verkeersbewegingen die deze woning met zich meebrengt zijn zodanig beperkt dat deze de luchtkwaliteit ter plaatse nagenoeg niet beïnvloeden. Bovendien is de achtergrondsituatie van de luchtkwaliteit in Hurdegaryp en omgeving dusdanig dat deze ver beneden de wettelijke grenswaarden blijft.
4.7 Externe veiligheid
Ten aanzien van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn (Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen), transportroutes waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (thans de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en binnenkort het Besluit externe veiligheid trans-portroutes met bijbehorend Basisnet) en buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen). De belangrijkste risicomaten zijn het plaatsgebonden risico (grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten) en het groepsrisico (oriëntatiewaarde, waar aan moet worden getoetst bij ontwikkelingen in het invloedsgebied).
Er zijn in de directe omgeving geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen aanwezig of transportroutes waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Externe veiligheid speelt daarmee, voor het onderhavige plan, geen rol.
4.8 Water
Het aspect water is afgewogen door middel van een watertoets. De watertoets is het proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is het waarborgen en het expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing nemen van alle waterhuishoudkundige doelstellingen. Door middel van de watertoets kunnen de initiatiefnemer en waterbeheerder, al tijdens de planontwikkeling, overeenstemming bereiken over water in het ruimtelijk plan. In de watertoets worden de waterhuishoudkundige consequenties van het ruimtelijk plan beoordeeld en geconcretiseerd in termen van "vasthouden, bergen en afvoeren" en "voorkomen, scheiden en zuiveren".
De watertoets resulteert in een waterparagraaf waarin is aangegeven met welke randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van water rekening dient te worden gehouden bij de verdere uitwerking van het plan. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de afwegingen ten aanzien van water transparant.
Wetterskip Fryslân beschikt over de Leidraad Watertoets. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen, waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van de thema's veilig, voldoende en schoon. Daarnaast zorgt de Leidraad Watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip Fryslân tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van de onderwerpen die vanuit het oogpunt van water van belang zijn bij ruimtelijke plannen.
Voor het plan Eilânsgrien 43 ta Earnewâld is een watertoets aangevraagd op www.dewatertoets.nl. Met de gegevens die zijn opgegeven is bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure geen waterschapsbelang worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat er verder geen contact hoeft te worden opgenomen met Wetterskip Fryslân.
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m² in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Zie de Leidraad watertoets voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.
Ruimtelijke adaptatie Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op De Friese klimaatatlas : www.frieseklimaatatlas.nl
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Algemeen
Op de locatie waar het nieuwe bouwvlak wordt gesitueerd is het bestemmingsplan Earnewald 2013 van de gemeente Tytsjerksteradiel van kracht (vastgesteld 27 juni 2013). Het plangebied heeft de volgende bestemmingen:
Tuin;
Wonen - A1;
5.2 Verbeelding
Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Deze verbeelding vervangt de in het vigerend bestemmingsplan Earnewâld 2013 opgenomen verbeelding. Op de verbeelding is het nieuwe bouwperceel aangegeven. Voor de ondergrond van de plankaart is gebruik gemaakt van de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN), waar nodig aangevuld met de kadastrale kaart. Na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Earnewâld 2013.
5.3 Regels
Op het wijzigingsplan zijn de regels van het moederplan van toepassing. De bestemmingen die op dit wijzigingsplan van toepassing zijn, zijn in de regels opgenomen. Deze bevatten dezelfde bepalingen als de regels van het bestemmingsplan Earnewald 2013.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
6.1 Economisch
De benodigde grond is in eigendom van de aanvrager. De gemeente is geen partij bij het realiseren van de bestemming.
6.2 Maatschappelijk
Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er is geen zienswijze ingediend.