Wyns, Tergracht 7 (wijziging bestemming)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.00BPXI-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting bestemmingsplan Wyns, Tergracht 7 (wijzigen bestemming)
2018
NL.IMRO.0737.00BPXI
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Er is medewerking gevraagd aan de realisatie van een woongebouw ten behoeve van een woongemeenschap op het perceel tergracht 7 te Wyns (zie bijlage 1 ontwerp omgevingsvergunning). De initiatiefnemers noemen hun idee een woongemeenschap en willen samen met de andere bewoners zelfvoorzienend zijn op het gebied van energie en zorg voor elkaar. Er wordt gevraagd medewerking te verlenen aan een woongebouw ter grootte van de voomalige schuur op het betreffende perceel (480 m²). Het bouwplan is ook geïnspireerd op de vorm van de voegere bedrijfsschuur. Hierbinnen willen de initiatiefnemers maximaal 4 woningen/appartementen creëren, met ook een gezamenllijke ruimte.
1.2 Situatie
Op onderstaande situatietekening is de gewenste locatie voor de nieuw te bouwen woning aangegeven.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Het betreffende bouwperceel ligt in de bestemmingsplan 'Tergracht 7, Wyns', waarin het de bestemming 'Wonen - A1 (vrijstaande woningen)" heeft. De realisatie van een gebouw ten behoeve van de gewenste woongemeenschap past niet binnen voornoemde bestemming. Om medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
Ruimtelijk gezien achten wij de realisatie van een gebouw voor een woongemeenschap in plaats van een woning op de betreffende locatie aanvaardbaar.
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
Op 13 december 2006 hebben Provinciale Staten van Fryslân het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de romte' vastgesteld. Hierin staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen. De beleidskaders zijn uitgewerkt in de Verordening Romte (geconsolideerde versie 4 maart 2015). Hierin geeft de provincie aan welke onderwerpen de provincie van provinciaal belang acht en op welke wijze de provinciale belangen moeten worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen.
Het plan is als principe verzoek voorgelegd aan de provinsje Fryslân. Hieruit is het volgende naar voren gekomen. Bij het vaststellen van het wijzigingsplan in 2015 voor het betreffende perceel is gebruik gemaakt van de mogelijkheid in de Verordening Romte voor het hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Dat betekent dat een nieuwe (vooliggende) wijziging niet onder artikel 1.2 van de Verordening Romte kan vallen. De provinsje Fryslân kan echter in principe instemmen met een gewijzigde invulling van deze kavel met een woongebouw voor vier eenheden. Daarbij heeft de provinsje rekening gehouden met het feit dat de functiewijziging naar een woonfunctie van een recente datum is. Er is een verzoek tot ontheffing van de Verordening bij de Provinsje Fryslân aangevraagd. Deze is verleend op 13 februari 2018.
De provincie heeft verder aangegeven dat de 4 nieuw te realiseren wooneenheden ten koste gaan van woningbouwmogelijkheden elders in de gemeente. In paragraaf 2.3 gaan wij hier verder op in.
2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie
In januari 2010 is de Structuurvisie 'Finster op Romte' door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft de toekomstvisie weer van Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. In de structuurvisie wordt het volgende over wonen in het buitengebied genoemd.
In het kader van ‘wonen in het buitengebied’ kan gedacht worden aan mogelijkheden voor landelijk wonen. Dit is een mogelijkheid om in een gebouw, of een paar gebouwen werken en zorgvoorzieningen te combineren in een landelijke omgeving.
Andere mogelijkheden zijn: groepswonen, wonen in een hofje, of in een verbouwde boerderij met appartementen. Op het platteland kunnen ook bijzondere woningbouwprojecten uitgevoerd worden, zoals nieuwe vormen van states en kloosters, bijzondere woon/zorgcomplexen en vormen van beschut, begeleid wonen.
Het is de bedoeling om een woongebouw te stichten met vier zelfstandige wooneenheden. Het doel is dat de bewoners op elkaar letten en elkaar ondersteuning bieden om levensloopbestendig van de woonvoorziening gebruik te blijven maken.
Gelet op de structuurvisie en het doel van de gebruikers van het woongebouw achten wij het verzoek passend binnen het gemeentelijk beleid.
Daarnaast past het verzoek binnen het overheidsbeleid van een terugtrekkende overheid, een nadrukkelijker aandeel van zelfredzaamheid van de individuele burger en een participerende rol van de omgeving.
Volkshuisvesting
De gemeente stelt eind dit jaar met een nieuwe Woonvisie beleid vast voor woningaantallen in de dorpen. In ANNO verband zullen komend najaar, samen met de provincie, keuzes worden gemaakt voor de te realiseren woningaantallen in de regio Noordoost Fryslân.
Woonvisie
Bij het vaststellen van een nieuwe woonvisie zullen de onderhavige woningaantallen deel uitmaken van te plannen nieuwbouw in de gemeente voor de komende tien jaar.
Door de verwachte bevolkingskrimp, zal de woningbehoefte op langer termijn afnemen. Daarom is het belangrijk dat nieuwbouw zich richt op het segment waar de huidige voorraad onvoldoende in voorziet.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Het beteffende bouwperceel ligt in de bestemmingsplan 'Tergracht 7, Wyns', waarin het de bestemming 'Wonen - A1 (vrijstaande woningen" heeft. De realisatie van een gebouw ten behoeve van een woongemeenschap past niet binnen voornoemde bestemming. Om medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
Ruimtelijk gezien achten wij de realisatie van een gebouw voor een woongemeenschap in plaats van een woning aanvaardbaar.
Energieopwekking
De woongemeenschap wil zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn. Niet alleen op het gebied van zorg maar ook op het gebied van de energievoorziening. Daarnaast wil men zeer bewust met het gebruik van energie omgaan. Op de energie die je niet gebruikt hoef je niet ook niet te besparen.
Het gebouw zal goed geïsoleerd worden. Dit maakt het ook mogelijk om het gebouw met lage temperatuurverwarming uit te voeren. Op het woonperceel zelf zal het zuidoostelijk dakvlak van het gebouw van zonnepanelen worden voorzien. Dit dakvlak leent zich door oppervlak, richting en hellingshoek voor minimaal 80 zonnepanelen met een opbrengst van 300 Wattpiek per stuk. Hiervoor hoeven geen planologische regelingen in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
De opbrengst van de panelen zal worden gebruikt voor de stroomvoorziening. Het plan is echter ook om de zonne-energie te gebruiken om het verwarmingswater te verwarmen en deze warmte in boilers vast te houden. Water is een bewezen en goedkope vorm van energie-opslag.
Omdat niet op elk moment voldoende energie kan worden opgewekt en de eigen opslagcapaciteit in tijden van overcapaciteit tekort kan schieten, is een off-grid systeem op dit moment nog niet haalbaar. De woongemeenschap zal dus zoveel mogelijk zelf in zijn energie voorzien maar in tijden van onder- en overproductie zal het energienet worden aangesproken.
Landschappelijke inpassing
Voor het plan is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld dat als voorwaardelijke bepaling aan het bestemmingsplan is verbonden.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Naast bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit/geur. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.
4.2 Ecologie
Vanaf 1 januari 2017 is de nieuw Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvouwdige regels ter bescherming van waardevolle natuur en in minder administratieve lasten.
Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.
Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten.
Als het werk zo kan worden ingericht dat er geen schade wordt toegebracht aan beschermde soorten, hoeft er vooraf niets geregeld te worden.
Ten behoeve van het voorgaande bestemmingsplan (2015) is een ecologische beoordeling uit gevoerd. De conclusies uit het rapport zijn dat de beoogde afbraak van de schuur geen conflict met de wet- en regelgeving veroorzaakt ten aanzien van gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet, Ecologische Hoofdstructuur en overige gebiedsbescherming).
Ten aanzien van de soortbescherming wordt geconcludeerd dat de afbraak van de twee
schuren geen conflict veroorzaakt met de Flora- en faunawet, mits geen verstoring plaatsvindt van broedende vogels en hun in gebruik zijnde nesten.
De schuur is in 2016 gesloopt. Het is op dit moment een braakliggend terrein. Het is gelet op onderstaande luchtfoto (d.d. 11-05-2017) niet aannemelijk dat er beschermde dier- of plantsoorten op het perceel voorkomen. Wij achten nader ecologisch onderzoek dan ook niet nodig.
4.3 Landschap en Cultuurhistorie
Op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor het onderwerp cultuurhistorie: o.a. in de nota Belvédère en in de nota Ruimte. Het Rijk wil cultuurhistorische waarden behouden, beschermen en zo mogelijk versterken. Per 30 december 2011 is op grond van het Bro verplicht in de toelichting op ruimtelijke plannen in te gaan op het aspect cultuurhistorie.
Cultuurhistorische waarden komen o.a. tot uitdrukking in het landschap: ontginningspatronen (verkavelingsrichting, kaveltype, type perceelsscheiding, etc.), landschapselementen (zoals terpen, verdedigingswerken, bossen), bebouwingspatronen
(nederzettingstypen zoals wegdorp, terpdorp, heidedorp), bebouwingselementen (zoals boerderijen, arbeiderswoningen, states, molens).
In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is op hoofdlijnen in beeld gebracht welke cultuurhistorische waarden aanwezig zijn in het buitengebied. Het gaat daarbij vooral om ontginningspatronen, landschapselementen en bebouwingselementen. Voor het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen of patronen aangegeven.
In htnu geldende bestemmingsplan heeft het perceel de dubbelbestemming "Waarde - Landschap (open landschap). Deze dubbelbestemming blijft op het perceel, waardoor het ter plaatse aanwezige landschap wordt beschermd.
De realisatie van een woongebouw op de betreffende locatie doet, gelet op het voorgaande, geen afbreuk aan het karakter van het landschap en de cultuurhistorie.
4.4 Bodem
Op het perceel is een verkennend bodemonderzoek gedaan. In de beoordeling van dat
onderzoek wordt geconcludeerd dat:
De eindsituatie en de huidige bodemkwaliteit ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging
ter plaatse van Tergracht 7 te Wyns is voldoende vastgesteld.
Zintuiglijk zijn in zowel de boven- als ondergrond bijmengingen met bodemvreemde
materi alen (puinresten en houtskool) aangetroffen. De herkomst van het puin is onbekend.
Derhalve wordt dit puin als asbestverdacht aangemerkt. Visuele inspectie van het puin wijst
uit dat geen asbesthoudend materiaal in de opgeboorde grond voorkomt. Ter plaatse van de
onderzoekslocatie zijn op het maaiveld, in de contactzone en in de ondergrond geen asbesthoudende materialen aangetroffen.
Geconcludeerd kan worden dat de onderzoekslocatie niet geheel vrij is van verontreinigingen. Uit de analyseresultaten blijkt dat ter plaatse van de deellocaties voor diverse para meters licht verhoogde gehalten en concentraties zijn gemeten. Op basis van de gemeten gehalten en concentraties kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is voor het uitvoeren van een aanvullend onderzoek. Tevens vormen de licht verhoogd gemeten gehalten en concentraties geen aanleiding milieuhygiënische beperkingen te stellen aan het
gebruik van de locatie.
Vervolgstappen, aanvullende werkzaamheden:
In verband met het aangetroffen puin dient na de sloop en het verwijderen van de
betonvloeren een verkennend bodemonderzoek naar asbest volgens NEN 5707 uitgevoerd te
worden. Het bodemonderzoek leidt niet tot een belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Conclusies en aanbevelingen uit het verkennend bodemonderzoek naar asbest
Door WMR Rinsumageest bv een verkennend onderzoek naar asbest uitgevoerd ter plaatse van de percelen aan de Hoofdweg 142 in Burdaard en Tergracht 7 in Wyns. Het verkennend onderzoek is uitgevoerd volgens NEN 5707 (Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond:2015).
Onderzoeksresultaten
Zintuigelijk zijn op het maaiveld (toplaag) asbesthoudende materialen aangetroffen. Het materiaal bestaat uit golfplaat en vlakke plaat en betreft goed hechtgebonden materiaal. In de bodem is geen asbestverdacht (plaat)materiaal aangetroffen. Van de grond zijn drie mengmonsters samengesteld.
Analytisch is in één mengmonster een gewogen asbestgehalte van 2,0 mg/kg ds gemeten. In de andere twee mengmonsters zijn geen asbestgehalten aangetoond.
Indicatieve uitspraak asbestgehalten
Omdat de hoogst bepaalde waarde binnen een (deel)locatie en bodemlaag bepalend is, wordt het indicatieve gehalte aan asbest in de bovengrond geschat op 2,0 mg/kg ds. Het gehalte aan asbest in de toplaag wordt geschat op 6,84 mg/kg ds.
Toetsing onderzoekshypothese
Op basis van de zintuigelijke waarnemingen en gemeten gehalten wordt geconcludeerd dat de gestelde onderzoekshypothese, een heterogeen verdachte locatie, juist is.
Geconcludeerd kan worden dat de asbestconcentraties beneden de interventiewaarde voor asbest (100 mg/kg ds) zijn gemeten. De gewogen gehalten aan asbest zijn tevens kleiner dan het criterium voor nader onderzoek (0,5 x interventiewaarde). Een nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk. De gemeten gehalten geven vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen de toekomstige bestemming van het terrein (wonen met tuin).
4.5 Archeologie
Het belang van de bescherming van de archeologische waarden is in internationaal verband
erkend in het ‘Verdrag van Valletta’ (ook wel ‘Verdrag van Malta’). In Nederland zijn de uitgangspunten van dit Verdrag geïmplementeerd in de Wet op de archeologische monumenten zorg (Wamz, september 2007). Op grond van de Wamz dient bij de voorbereiding van bestemmingsplannen aandacht te worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden. De provincie Fryslân heeft de archeologisch waardevolle gebieden opgenomen op de Friese Archeologische Monumenten kaart Extra (FAMKE). Dit is een advies- /verwachtingenkaart.
De Famke kaart van de provincie beveelt zowel voor de ijzertijd-middeleeuwen als voor de
steentijd-bronstijd een karterend onderzoek 1 (zuidzijde van het perceel) als een karterend
onderzoek 2 (noordzijde van het perceel) aan. Het onderzoek dient, wat betreft de steentijd
- bronstijd, zich daarbij vooral te richten de aanwezigheid van podzol het microreliëf van het
zand onder het veen- of kleidek.
Het perceel is vele tientallen jaren lang intensief gebruikt voor bedrijfs/industriedoeleinden.
Hierbij is de bodem dusdanig geroerd (zie par. 4.4) dat moet worden geconcludeerd dat de
onderzoeken zoals die door de provincie worden aanbevolen geen doel kunnen treffen.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten
worden aangetroffen, dient dit direct gemeld te worden bij de provinciaal archeoloog van
Fryslân.
Vanuit archeologisch oogpunt bestaan er geen beperkingen tegen de gewenste ontwikkeling.
4.6 Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op
ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding van het plan.
Uit de digitale watertoets is gebleken dat de ‘normale procedure’ nodig werd geacht. Dit
houdt in dat het Wetterskip en gemeente in overleg treden over het nieuwe bestemmingsplan. In het kader van dit overleg heeft het Wetterskip bij brief van 2 juli 2014, met kenmerk WFN1411066, een wateradvies afgegeven. In dit advies benoemt het Wetterskip een aantal wateraspecten. De meest belangrijke aspecten uit het advies zijn gericht aan de initiatiefnemer van het plan. Op verzoek van het Wetterskip is de initiatiefnemer op de hoogte gesteld van de inhoud van het wateradvies.
Verder kan geconcludeerd worden dat de inhoud van het advies geen aanleiding vormt tot
aanpassing van de planregels/ - verbeelding en dat de uitkomst van de watertoets de uitvoering van het de planwijziging niet in de weg staat.
4.7 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf) en milieugevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen). Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld scholen).
In de nabijheid van de te bouwen woning bevinden zich twee agrarische (vee)bedrijven, beiden buiten de bebouwde kom. Het bedrijf aan de overkant van het water de Dokkumer Ie (aan Iedyk 10 te Wanswert) ligt op een afstand van meer dan 50 meter. Daardoor vindt er geen beïnvloeding plaats.
Het bedrijf aan Tergracht 2 te Wyns heeft in het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan
‘Buitengebied 2013’ een gedeelte van het bouwvlak (nu in gebruik als weiland) binnen de 50
meter van de geplande woning liggen.
De grens van 50 meter wordt, op basis van de Wet geurhinder en veehouderij, in het buitengebied aangehouden als afstand waarbinnen zich geen emissiepunten mogen bevinden van gebouwen die worden gebruikt om (rund)vee in te houden. De gebruiksmogelijkheden van in de toekomst mogelijk te bouwen stallen e.d. worden hierdoor iets beperkt. Deze beperking geldt voor een oppervlakte van ca. 500 m² van het bouwvlak. Gezien de ligging van het bouw vlak op een afstand van circa twee meter tot de sloot zal deze beperking in de praktijk waarschijnlijk zich minder laten voelen.
Ter compensatie van de gebruiksbeperking wordt aan de zuidoost zijde het bouwvlak, met
toepassing van een wijzigingsbevoegdheid uitgebreid met eenzelfde aantal vierkante meters.
Het totale oppervlakte van het bouwvlak komt daarmee op 1.5 ha.
4.8 Geluid
Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan beoogt een woonmogelijkheid en derhalve een geluidsgevoelig object
toe te voegen. De woning ligt langs de weg Tergracht. Voor deze weg geldt een maximum
snelheid van 60 km per uur.
In het kader van de bestemmingsplanherziening voor het plan ‘Buitengebied 2013’ heeft het
Servicebureau De Friese Wouden onderzoek gedaan naar de ligging van de geluidscontouren
binnen dat plangebied. Hieronder viel ook de weg Bartlehiem/Tergracht.
Uit het onderzoek bleek dat de ligging van de 48-dB geluidcontour (Lden- waarde ten
gevolge van wegverkeerslawaai op de zoneplichtige wegen aangegeven voor het jaar 2025)
ligt op 24/22 meter uit het hart van de weg.
Met deze contour is met de situering van het woongebouw rekening gehouden.
Geluidsbelasting door omliggende bedrijven
De geluidsbelasting van de omliggende (agrarische) bedrijven op de gevel van de te bouwen
woning is, blijkens berekeningen -uitgaande van een worst-case benadering- lager dan de
toegestane grenswaarde.
4.9 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge
niveaus aan lucht verontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren
voor ruimtelijke ontwik ke ling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In de gemeente Tytsjerksteradiel vindt op dit moment geen overschrijding van de grenswaar den plaats. De ontwikkelingsmogelijkheden zoals die nu worden beoogd leiden niet tot
een verslechtering van die luchtkwaliteit.
Gezien de omvang van het project hoeft er, overeenkomstig het Besluit niet betekenende
mate, niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitsnormen.
Uit berekeningen blijkt dat de belasting van de te bouwen woning door de fijnstof emissie
van omliggende (agrarische) bedrijven onder de wettelijke norm blijft.
4.10 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik,
opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en
spoor en door buisleidingen.
In de directe nabijheid van het plangebied komen geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen
of transportroutes van gevaarlijke stoffen voor.
Vanuit de invalshoek externe veiligheid is er geen belemmering voor de bouw van een
woongebouw op deze locatie.
Overig
Luchthavenbesluit Leeuwarden
Op 17 juni 2013 is het luchthavenbesluit Leeuwarden op basis van de Wet luchtvaart in
werking getreden. In het luchthavenbesluit worden het luchthavengebied, het beperkingengebied en grenswaarden en regels voor het luchthavenluchtverkeer vastgesteld voor de militaire luchthaven Leeuwarden. Daarbij worden in het luchthavenbesluit de geluidszone voor het militaire luchtverkeer en een maximum aantal vliegtuigbewegingen voor burgerlucht verkeer vastgesteld, alsmede het gebied waar beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.
Met het in werking treden van het luchthavenbesluit trad voor de luchthaven Leeuwarden tevens het Besluit militaire luchthavens in werking en kwamen het aanwijzingsbesluit militaire luchtvaartterrein Leeuwarden en het besluit tot vaststelling van de geluidszone op grond van de Luchtvaartwet te vervallen.
Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van de luchthaven. Het ligt wel binnen het
gebied waar beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.
Voor het plangebied geldt een maximale hoogte van objecten van ca. 50 m. Aangezien de
hoogte van objecten binnen het plangebied ten hoogste 15 m zal kunnen bedragen, vormt
het Luchthavenbesluit geen belemmering voor de realisering van een woonfunctie.
Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving
6.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen, zoals die in dit bestemmingsplan
van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale (en analoge) verbeelding.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger ‘online’ informatie te geven over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie is vanaf de invoering van de nieuwe Wro verplicht. De digitale versie van een plan is leidend ingeval van verschil tussen digitale en analoge versie.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn, gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties, eisen gesteld aan
de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik dat in strijd is met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels). Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
6.2 Verbeelding
Deze planherziening gaat vergezeld van een verbeelding. Deze verbeelding vervangt een deel van de in het vigerend bestemmingsplan Tergracht 7, Wyns opgenomen verbeelding. Het perceel heeft op de verbeelding de bestemmingen Tuin en Woongebouw gekregen.
Voor de ondergrond van de plankaart is gebruik gemaakt van de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN), waar nodig aangevuld met de kadastrale kaart.
6.3 Regels
Op de planherziening zijn de bij het plan behorende regels van toepassing.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
7.1 Economisch
De benodigde gronden zijn in eigendom van de aanvrager of worden door de aanvrager verworven. Tussen aanvrager en de gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst worden gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.
7.2 Maatschappelijk
Voor het betreffende plan is een ontheffing van de provinciela verordening nodig. In dat kader is het voor ontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de provinsje Fryslân. De door de provinsje gemaakte opmerkingen zijn in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. De formele procedure van het bestemmingsplan start met de ter inzage legging van het ontwerpplan, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertoe wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd, waarbij belanghebbenden een zienswijze op het plan kunnen indienen. Er zijn tijdens de ter visie legging wel/geen zienswijzen op het plan ingediend. De raad van de gemeente Tytsjerksteradiel heeft het plan op .... (on)gewijzigd vastgesteld. Het vastgestelde plan wordt opnieuw gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarbij de mogelijkheid bestaat om in beroep te gaan bij de Raad van State.