direct naar inhoud van Artikel 8 Waarde - Archeologie
Plan: De Winkelbuurt 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP009DeWinkelbuurt-va01

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 8.2 een omgevingsvergunning verlenen voor bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere voorkomende bestemmingen, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en op basis van dat rapport kan aantonen dat:

  • a. op het betrokken terrein geen archeologische waarden aanwezig (meer) zijn;
  • b. de archeologische waarden niet worden geschaad;
  • c. mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van opgravingen (behoud ex situ);
    • 3. begeleiding van de in de aanvraag beschreven activiteiten door een archeologisch deskundige.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod op dieproerende werken en werkzaamheden

Het is verboden werken of werkzaamheden uit te voeren die de bodem tot een diepte van meer dan 0,30 m verstoren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wanneer die werken of werkzaamheden worden uitgevoerd over een oppervlakte van meer dan 0 m², waartoe onder andere wordt gerekend:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van
    gronden;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het aanbrengen van drainages of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies,installaties of apparatuur;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of andere verhardingen aan oevers.
8.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
8.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 8.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en op basis van dat rapport kan aantonen dat:

  • a. op het betrokken terrein geen archeologische waarden aanwezig (meer) zijn;
  • b. de archeologische waarden niet worden geschaad;
  • c. mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, voorschriften te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 2. het doen van opgravingen (behoud ex situ);
    • 3. begeleiding van de in de aanvraag beschreven activiteiten door een archeologisch deskundige.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek - dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep - blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of indien de archeologische waarden zijn verwijderd middels opgraving.