direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: De Winkelbuurt 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP009DeWinkelbuurt-va01

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van gestapelde, vrijstaande en aaneen gebouwde woningen, al dan niet in de vorm van zorgwoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - geurzone’ de functie wonen niet is toegestaan;
  • b. de uitoefening van een beroep aan huis, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
    • 5. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
    • 6. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;

met de bijbehorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. erftoegangswegen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat gebouwde, al dan niet ondergrondse, parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • g. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

6.2.1 Algemene regels:
  • a. het totale aantal woningen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan 200;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag een bouwperceel ten hoogste worden bebouwd tot het bebouwingspercentage dat is aangeduid;
  • c. de dakhelling dient minimaal 25graden te bedragen en mag niet meer dan 80 graden bedragen;
6.2.2 Regels ten aanzien van hoofdgebouwen:
  • a. indien hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens minimaal 3 meter te bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 600 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
6.2.3 Regels ten aanzien aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen:
  • a. indien het oppervlak van het bouwperceel kleiner is dan 250 m², mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw, met inachtneming van het bepaalde in sub b, maximaal 50 m² bedragen;
  • b. indien het oppervlak van het bouwperceel 250 m² of meer bedraagt, mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw, met inachtneming van het bepaalde in sub b, maximaal 75 m² bedragen;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder g en h geldt dat de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 45 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter;
  • e. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van het gebouw bedragen, maar nooit meer dan 6,5 meter;
  • f. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.2.4 Regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:
    • 1. maximaal 7 m voor palen en masten;
    • 2. maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen voorzover gelegen achter de (verlengden van de) naar de weg gekeerde gevel;
    • 3. maximaal 1 meter voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 4. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan wijze van bouwen, ter waarborging van/onder de volgende voorwaarden:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor een hoger aantal woningen, mits het genoemde maximum aantal woningen met niet meer dan 10% wordt overschreden en dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 sub b een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing met een groter bebouwd oppervlak, mits het aangeduide bebouwingspercentage met niet meer dan 10 procentpunt wordt overschreden.
  • c. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 sub c een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing met een andere dakhelling, mits de dakhelling niet meer bedraagt dan 80 graden.
  • d. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 sub d een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing met een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens, mits de grens van het bouwperceel tevens de grens met het openbaar gebied is.
  • e. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 sub l een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing voor een hogere bouwhoogte, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid 2

Burgermeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' met ten hoogste 3 meter te verhogen ten behoeve van een stedenbouwkundig accent, mits uit akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.