Artikel 42 Algemene aanduidingsregels
42.1 ehs - natuur
-
a. Ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
-
b. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
-
3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
-
4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
-
5. het aanleggen van landschapselementen;
-
6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
-
7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
-
8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
-
9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
-
c. Het verbod als bedoeld in sub b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b mag alleen worden verleend indien:
-
1. uit onderzoek is gebleken dat door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
-
2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.
42.2 weidevogelgebied
-
a. Ter plaatse van de aanduiding 'weidevogelgebied' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
-
b. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'weidevogelgebied', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
-
3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
-
4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
-
5. het aanleggen van landschapselementen;
-
6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
-
7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
-
8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
-
9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
-
c. Het verbod als bedoeld in sub b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b mag alleen worden verleend indien:
-
1. uit onderzoek is gebleken dat door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
-
2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.
42.3 geluidzone - industrie
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht indien de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. Met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
42.4 veiligheidszone - betuwelijn
-
a. Ter plaaste van de aanduiding 'veiligheidszone - betuwelijn' zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van:
-
1. bestaande gebouwen welke aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
2. gebouwen welke zijn toegestaan op basis van Artikel 19 Verkeer - Railverkeer;
-
b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het realiseren van gebouwen welke zijn toegestaan op basis van de overige regels van dit plan, met dien verstande dat:
-
1. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
-
2. voorzien wordt in verschillende aanrijdroutes;
-
3. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
-
4. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting of ontsluiting van de openbare ruimte;
-
5. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de brandweer.
42.5 veiligheidszone - bevi
-
a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
Wijzigingsbevoegdheid
-
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan wijzigen door de aanduiding 'veiligheidszone - bevi geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien de risicovolle inrichting wordt verwijderd, danwel indien door het nemen van technische maatregelen en / of het wijzigen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving blijkt dat de tot de risicovolle inrichting aan te houden afstand kan worden verkleind.
42.6 vrijwaringszone - molenbiotoop
-
a. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:
-
1. binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen;
-
2. binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
H = X/n + c·z
Waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
n = de ruwheidcoëfficiënt volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa:
140 voor open gebied;
75 voor een ruw gebied;
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
z = de askophoogte van de molen. Deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
Adres
|
Plaats
|
Askophoogte
|
Zeek 5
|
Hellouw
|
14 m
|
Provincialeweg 2
|
Leerdam
|
13 m
|
-
b. Bestaande bouwwerken waarvan de bouwhoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub a zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde in sub a.
Afwijken
-
c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de andere bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
-
d. Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
2. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
-
3. het aanleggen van landschapselementen.
-
e. Het in sub d vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
-
1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
-
2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.
-
f. Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in sub d, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.